Michaël 2015  (6)

door lievendebrouwere

  

De wereld staat op zijn kop. Wie wil weten hoe de zaken er echt voorstaan, moet luisteren naar wat iedereen denkt en dat vervolgens … omkeren. Bijvoorbeeld: iedereen is het erover eens dat de moslims op 9/11 het Westen hebben aangevallen, maar in werkelijkheid was het omgekeerd. Iedereen is ervan overtuigd dat Fort Europa zich barricadeert, maar in werkelijkheid zet het zijn deuren wagenwijd open. Iedereen is ervan overtuigd dat de Hedendaagse kunst de kunst van onze tijd is, maar in werkelijkheid is ze precies het omgekeerde. Enzovoort. Het principe kan overal op toegepast worden. Toen Rudolf Steiner het verwijt kreeg dat hij de wereld op zijn kop zette, antwoordde hij: de wereld stáát reeds op zijn kop, ik doe niks anders dan hem weer recht zetten. Een bekende journalist drukte het weer anders uit: wil je weten waar de lamp brandt, kijk dan in dezelfde richting als iedereen en … draai je om. 

Dat omkeringsprincipe wil ik toepassen op mijn recente Michaëlervaringen. In mijn beleving waren onverdiende slagen van het noodlot, maar in werkelijkheid zouden het dus helpende handen geweest zijn. Laat ik dat eens onderzoeken, te beginnen met de ‘slagen’ van dit jaar. Eerst was er Helena die haar afspraak niet nakwam waardoor mijn plan om afscheid te nemen van Brugge in het water viel. Ook plan B – een dagje aan zee – mislukte, dit keer door toedoen van duizenden hondenliefhebbers die het strand van De Haan inpalmden. Een week later voerde ik alsnog plan A uit, maar ook dat werd geen succes. Om te beginnen was het weer lang niet zo stralend als de zondag ervoor. Ik kreeg al meteen bezoek van Johan Lootens die me vertelde dat zijn schilderijen als zoete broodjes van de hand gingen. Zelf zou ik die dag – alweer – niks verkopen. ’s Avonds muisde ik er dan ook stilletjes van onder. 

Maar de laatste klap was – net als vorig jaar – de zwaarste. Toen bleek dat mijn bijdrage voor Antroposofie Vandaag geweigerd was, kwam dat niet echt als een verrassing. Als je de vinger op een wonde legt kun je niet verwachten dat mensen in lachen uitbarsten. Maar het trof me pijnlijk dat ze het gesprek weigerden. Het trof me nóg pijnlijker dat ze dat deden in naam van de antroposofie. En helemaal moeilijk kreeg ik het toen ze tegelijk een pleidooi hielden voor openheid en betoogden dat er in de Antroposofische Vereniging geen gedachtenpolitie was. Toen voelde ik weer die oude, diepe teleurstelling: dat de Antroposofische Vereniging geen thuis voor me is, wel integendeel. 

Een niet nagekomen afspraak, een hondenwandeling aan zee, een vergeefse marktdag en een antroposofische deur die in m’n gezicht wordt dichtgeslagen: het leek wel mijn leven in het klein. Hoe kon deze opeenvolging van mislukkingen een succes zijn? Hoe kun je in deze vloeken een zegen zien? Hoe moet je daarin de hand van Michaël herkennen? 

Ik begin met Helena die haar afspraak niet nakomt. Ze weet dat ik daar een hekel aan heb, en toch doet ze het. Ze doet het niet alleen op een dag die heel speciaal voor me is, ze doet het ook nog eens ostentatief door niet minder dan drie uur te laat te komen. Genoeg om de hele zaak te moeten afblazen en er zwaar de pest in te hebben. Maar ik ruik onraad. Zouden ze hierboven misschien … niet willen dat ik naar Brugge ga? Ik besluit me niet kwaad te maken en van de nood een deugd te maken: een dagje aan zee is een mooi alternatief. An is ‘toevallig’ vrij – dat gebeurt ook niet vaak – dus dat komt goed uit. Maar de duivel is ermee gemoeid: het strand loopt vol mensen-met-honden. Voor de tweede keer in twee dagen wordt m’n plan zo ostentatief doorkruist dat ik vergeet me te ergeren. Blijkbaar wilden ‘ze’ me dit schouwspel laten zien en daarom hebben ze me verhinderd om naar Brugge te gaan. Maar waarom? Wat willen ze me vertellen met die hondenwandeling? Wat heeft dat beeld te betekenen?

Hoe begin je eraan om iets als een metafoor te zien, een zinnebeeld, een kunstwerk zeg maar? Want zo spreken goden tot mensen: door middel van betekenisvolle beelden, kunstzinnige beelden. Uiteraard was niet de hondenwandeling op zich het ‘kunstwerk’ – het idee alleen al! – maar het feit dat ze zich precies op deze dag aan mij voordeed. Al die elementen samen, de hele context, vormden het kunstwerk. En de kunst (sic) bestaat erin om erachter te komen wat je precies raakt in dat beeld. Waardoor word je getroffen, wat spreekt je aan? Soms is dat iets heel kleins en is het moeilijk om er de vinger op te leggen. Het beeld fluistert dan als het ware. Soms spreekt het veel luider. Maar het woelt dan zoveel in je ziel op dat moeilijk uit te maken valt wat nu precies de gevoelsreactie veroorzaakte. Om daarachter te komen moeten zowel het beeld als de reactie erop zorgvuldig onderzocht worden. 

Wat trof me in die hondenwandeling? Het beeld dat me voor de geest komt als ik eraan terugdenk, is dat van een lange zwarte slang die langs de kustlijn kruipt. Dat was de eerste indruk, nog vóór ik doorhad dat het om hondenliefhebbers ging. Door de lichtinval zagen ze er heel donker uit, vrijwel zwart. Geen kleuren, geen individuele kenmerken, alleen maar silhouetten die samen een slang vormden. Ze liepen langs het water, precies op de grens tussen land en zee, de plek die het kloppende hart van het strand is. Hier wordt gewandeld, hier spelen de kinderen, hier ruist de branding, hier komt en gaat de zee. Het is het middengebied bij uitstek, het betoverende ritmische systeem dat bemiddelt tussen water en land. Uitgerekend dit hart-gebied was bezet door de slang. Wie op het strand zat had geen vrij zicht meer op de zee, eventuele zwemmers zagen zich afgesloten van het strand, en wie zich tussen de wandelaars mengde, voelde zich aan alle kanten ingesloten. 

Het is een veelzeggend beeld: de kust was in het hart getroffen. Fysiek had je niet zoveel last van die slang, afgezien dan van de honden die er zich uit losmaakten om je te komen lastigvallen. Maar de vreugde die je voelt bij het zien en horen van de zee was grondig vergald. Er kroop een zwarte, lawaaierige slang dwars door het beeld. Ze deelde het hele uitzicht in twee, terwijl je juist naar zee gaat om de eenheid te beleven. In de zomer – als het vuur van de zon de andere elementen verwarmt – is de kust een paradijselijk oord waar eeuwigheid heerst, waar alles altijd hetzelfde blijft zonder dat het ooit verveelt. Om dat te kunnen beleven hebben tienduizenden mensen ieder weekend uren in de file over. Het was dan ook een schok om die ‘heelheid’ gebroken te zien, om door het paradijs een enorme slang te zien kronkelen. 

Toch was het niet de eerste ‘schok’ die ik die dag kreeg. Als je naar de kust gaat, is er altijd dat langverwachte, magische moment waarop de zee verschijnt, als een adembenemend beeld van een andere wereld. De zee is dan ook een klassieke metafoor van de geestelijke wereld, de etherische wereld om precies te zijn. Eén van de dingen die me altijd weer treffen is hoeveel verschillende gezichten de zee wel heeft. Ze blijft altijd gelijk en toch is ze nooit hetzelfde. Dit keer was ze echter héél anders. Om te beginnen leek ze gekrompen, gestold als het ware. Ze had een eigenaardige bruine kleur, die ik nog nooit had gezien. Die vormde zo’n scherp contrast met de hemel dat de zee er een ogenblik lang uitzag als een enorme muur. In plaats van de blik te openen op de oneindigheid sloot ze de wereld helemaal af. Gelukkig ben ik nuchter genoeg om te weten dat de zee altijd plat ligt en nooit rechtop staat, anders zou het een schokkende ervaring zijn geweest. Je verwacht een eindeloze ruimte en in plaats daarvan bots je op een muur. Je verwacht bevrijd te worden en in plaats daarvan zit je gevangen. Je verwacht geest en in plaats daarvan krijg je materie. 

Was dat niet precies wat me verleden jaar overkwam toen ik in Brugge besloot om weer mensen te gaan tekenen? Ik was als iemand die opgewekt naar zee vertrekt, in de file terechtkomt en ten slotte niet meer vooruitraakt. Vol goede moed was ik aan m’n marktavontuur begonnen, maar na een veelbelovend begin begon het te slabakken en uiteindelijk liep het voor geen meter meer. Omdat ik helemaal niks meer verkocht, besloot ik weer portretten te gaan tekenen. Dat had vroeger altijd gewerkt, dat zou de file wel doen oplossen. Ik zou de ‘zee’ dan toch nog zien! En inderdaad, opeens ging het weer vooruit. Maar toen botste ik volkomen onverwachts op een dubbele muur. Eerst was er de totale desinteresse van de toeristen die als een … eindeloze slang voorbij kropen (niet zelden met een hond aan de lijn), daarna was er de boete van de RVA als een frontale botsing met een muur van bureaucratie, even hard als de muur van appartementsblokken die (als een stenen slang) de kust afsluit. 

Was dat ook niet wat me dit jaar overkwam? Eerst werd me de weg naar Brugge versperd, als om te zeggen: daar hoor je niet thuis! Die boodschap werd de week daarop alleen maar bevestigd: ik had daar niks meer te zoeken, de toeristen zagen me niet eens staan. Enkele dagen later werd me ook de weg naar Antroposofie Vandaag versperd, eveneens als om te zeggen: daar hoor je niet thuis, daar heb je niks meer te zoeken! Ik heb nog even met de gedachte gespeeld om het toch nog eens te proberen, maar hoogstwaarschijnlijk zou me hetzelfde overkomen als in Brugge: de afwijzing zou bevestigd worden, ze zouden me niet eens zien staan. Met andere woorden: ik botste dit jaar opnieuw op een dubbele muur, eerst een beweeglijk luciferische, dan een keihard ahrimanische

Dat beeld van de zee-als-een-muur is dus een samenvatting van de hele situatie waarin ik me momenteel bevind. Misschien is het zelfs een samenvatting van m’n hele leven. Het bevestigt alleszins de verborgen kunstzinnigheid van het bestaan: het deel weerspiegelt het geheel, in het detail herken je de grote lijnen. Maar daarmee heb ik nog altijd geen verklaring. Het is me nog altijd niet duidelijk waarom dat botsen-tegen-een-muur een zegen zou zijn. Het beeld is echter nog niet volledig. De zee zag er niet alleen uit als een muur, boven op die muur voeren er schepen. Er stond ook een woud van windmolens. Meestal zie je ze niet, maar nu was het windmolenpark heel duidelijk zichtbaar: het leken wel witte kruisen in de zon. Ik zou kunnen zeggen dat de zee ingeklemd zat tussen twee vormen van lelijkheid: de (beweeglijke) windmolens en de (onbeweeglijke) appartementsblokken. Maar zo zag het er niet uit. Het was een ‘etherisch’ beeld: het lag in één verticaal vlak, zonder enige diepte, zoals op kindertekeningen of schilderijen uit de tijd toen het perspectief nog niet was ontdekt. Niet alleen de inhoud van dit beeld (de zee) was dus etherisch, ook de vorm (tweedimensionaal) was het. 

Als ik nu beide beelden samenvoeg ontstaat een complex dubbel beeld. Onderaan is er het horizontale vlak dat in twee wordt gesneden door de slang, precies op de plaats waar zee en land elkaar raken. Dat is tevens de plaats waar het verticale vlak van de zee-muur oprijst. Het horizontale vlak is uiteraard een beeld van de door de draak gepolariseerde materiële wereld zoals we die kennen. Het verticale vlak is een beeld van de geestelijke, etherische wereld zoals we die leren kennen wanneer we de wereld als een kunstwerk zien. Ik zou dat vlak ook nog naar beneden kunnen doortrekken zodat twee grote vlakken elkaar snijden: een verticaal vlak dat verdeeld is in een bovenwereld en een onderwereld, en een horizontaal vlak dat verdeeld is in zee en vasteland. De snijlijn van beide vlakken wordt gevormd door de slang. Dat is dus min of meer het beeld dat Michaël me op zijn feestdag wilde laten zien. Het doet me denken aan het ‘droompje’ dat ik verleden jaar kreeg ter verklaring van wat me overkomen was. Dat leek eerst ook heel simpel, maar hoe meer ik erover nadacht des te ingewikkelder werd het. Dat is ook nu weer het geval. Het enige wat ik kan doen, is blijven proberen. Misschien gaat het wel om de inspanning en niet om de oplossing van het raadsel. Laat ons hopen.

Een verschil tussen beide raadsels is dat het eerste als het ware uit twee delen bestond: een materieel deel (de concrete gebeurtenissen rond Michaël) en een geestelijk-etherisch deel (de droom die ik ter verklaring kreeg). Het doet me onwillekeurig denken aan moderne kunst: ook daar krijg je het kunstwerk en de verklaring afzonderlijk. Het verband tussen beide moet je gewoon voor waar aannemen, want zelf kun je het niet vinden. Dat was ook in mijn geval zo: ik kon het raadsel niet oplossen en bleef gefrustreerd achter. Het tweede raadsel was een soort metamorfose van het eerste. Opnieuw twee delen: een materieel deel (de hondenwandeling op het strand) en een geestelijk-etherisch deel (de zee die de indruk van een verticale muur maakte). Maar dit keer traden beide samen overdag op. De indruk die ik  van de zee kreeg had weliswaar een dromerig karakter, maar ik was wel degelijk wakker. Het was, zou je kunnen zeggen, een kunstzinnige impressie, maar ze was heel reëel, want toen ik er An op wees, zag ze het ook. Ze is echter veel te nuchter om daar veel belang aan te hechten. 

Ik ben echter niet zo nuchter. Ik geloof in kunst, ook wanneer ze zich in de werkelijkheid voordoet. En dat deed ze. Ik zag voor mij een heel complex esoterisch beeld. De geestelijke wereld manifesteerde zich dus in de materiële wereld, niet ervan gescheiden door de grens tussen dag en nacht. De dag kreeg met andere woorden een nacht-karakter, en zoals Nietzsche al wist is de nacht veel dieper dan de dag. Wat ik op die zondagmiddag zag, was eigenlijk een beeld van de werkelijkheid waarin wij vandaag leven, een werkelijkheid waarin de geest steeds dieper doordringt en die daardoor steeds kunstzinniger en ‘esoterischer’ wordt. Maar dat zien we niet. We denken dat het omgekeerd is en dat de werkelijkheid steeds materiëler, steeds toevalliger, steeds zinlozer wordt. Zolang we alleen maar het ‘horizontale vlak bekijken, is dat natuurlijk ook zo. Maar dat horizontale vlak wordt vandaag in toenemende mate gesneden door een ‘verticaal vlak’ dat een uiterst complexe kunstzinnige structuur tot stand brengt die het geheel een diepe betekenis verleent.

(Wordt vervolgd)