De drempel in de kunst

De mensheid gaat in onze tijd over de drempel, maar ze weet het niet.
De kunst brengt die drempeloverschrijding in beeld, maar niemand kijkt.
De kunst valt uiteen in twee stukken, maar niemand ziet het.
Het ‘klassieke’ stuk leeft voort, maar niemand spreekt erover.
Het ‘hedendaagse’ stuk spreekt zichzelf tegen, maar niemand merkt het.
In feite is de kunst van onze tijd onzichtbaar.
Nochtans, art is everywhere.
Je kunt er eenvoudig niet naast kijken.
En toch is dat precies wat we doen: we kijken naast de kunst.
Of we nu luid applaudisseren of luid boe roepen, het maakt niet uit.
Het resultaat is in beide gevallen hetzelfde: we kijken niet.
We kijken alleen met ons hoofd, niet met ons hart.
En daarom zien we de kunst van onze tijd niet.
On ne voit l’art qu’avec le coeur.

Waarom hebben we opeens opgehouden met ons hart te kijken?
Waarom kijken we alleen nog met ons hoofd?
Omdat we niet willen zien wat de kunst ons toont.
Omdat we de drempeloverschrijding niet willen zien.
Wat is daar dan zo afschrikwekkend aan?
Wat IS die drempel eigenlijk?

De theorie kennen we: het is de drempel van de geestelijke wereld.
Het overschrijden van die drempel is iets wat zich diep in ons bewustzijn afspeelt, een ingrijpende bewustzijnsverandering die zichtbaar wordt in de enorme veranderingen die de wereld sinds het aanbreken van de 20ste eeuw heeft ondergaan.
Die veranderingen zijn echter zo dramatisch, overweldigend en verwarrend dat het onbegonnen werk is om er helder in te zien.
Hoe zouden we dat ook kunnen?
We ontkennen het bestaan van een geestelijke wereld, en dus ook van de drempel van die wereld.
En hoe kun je iets onderzoeken waarvan je het bestaan ontkent!
Gelukkig hebben we de kunst.
Zij maakt zichtbaar wat onzichtbaar is.
Zij is de spiegel die ons bewustzijn zichzelf voorhoudt.
Maar we moeten natuurlijk wel willen kijken.
We moeten met ons hart willen kijken.
Want alleen met ons hart kunnen we kunst zien.
Alleen met ons hart kunnen we de drempel zien.

Het eerste wat we zien als we met ons hart kijken, is dat de kunst van onze tijd zwaargewond is.
Een diepe wonde splijt haar in twee.
Aan de ene kant zien we de ‘klassieke’ kunst.
Aan de andere kant de ‘hedendaagse kunst’.
En allebei ontkennen ze het bestaan van de ander.
Allebei ontkennen ze het bestaan van de wonde.
Ze doen alsof er niks aan de hand is, alsof de kunst gezond en wel is.
En wij, de kunstliefhebbers die tegenover die gespleten wereld staan, wij doen hetzelfde.
Wij zien de kloof niet die dwars door de kunstwereld loopt.
Want ze weerspiegelt de kloof die ons eigen bewustzijn in twee deelt.
De gespleten kunst weerspiegelt ons gespleten bewustzijn.
Ze weerspiegelt de wonde die er het hart van is.

Voor een gespleten bewustzijn is het buitengewoon moeilijk om zich bewust te worden van zijn eigen gespletenheid.
Daarvoor moeten we een standpunt buiten ons bewustzijn innemen, en dat heeft tot gevolg dat we het bewustzijn verliezen.
Dat is inderdaad wat er gebeurt als we de drempel van de geestelijke wereld bereiken: ons bewustzijn wordt uitgeschakeld en we gaan over de drempel zonder het te weten.
We vallen bij wijze van spreken in slaap.
Eigenlijk maken we dat iedere avond mee: als we in slaap vallen, gaan we zonder het te weten over de drempel van de geestelijke wereld.
Als we ’s morgens ontwaken, gaan we opnieuw over die drempel maar dan in omgekeerde richting.
En in geen van beide gevallen hebben we daar enige herinnering aan.
Met ons huidige gespleten, dualistische bewustzijn kunnen we niet over de drempel gaan en de wereld van de geest leren kennen.
We moeten het achterlaten, we kunnen alleen onbewust over de drempel gaan.

Wat ons overkomt wanneer we in slaap vallen, overkomt ons ook wanneer we naar de kunst van onze tijd kijken: we gaan over de drempel en we weten het niet.
Deze kunst verandert ons bewustzijn, maar we beseffen het niet.
We kijken bijvoorbeeld naar een pispot en we reageren op dezelfde manier als wanneer we naar een klassiek kunstwerk zouden kijken: we worden beschouwelijk, nadenkend, meditatief.
Maar tezelfdertijd vergeten we dat we naar een pispot staan te kijken en dat een pispot iets totaal anders is dan bijvoorbeeld een impressionistisch schilderij.
Ons gewone dualistische bewustzijn, dat scherp onderscheid maakt tussen de dingen, is dus uitgeschakeld.
Wanneer we naar kunst kijken, nemen we een standpunt in buiten ons ‘gespleten’ bewustzijn en toch vallen we niet in slaap.
We gaan over de drempel zonder het bewustzijn te verliezen.

Wat we in gewone omstandigheden NIET kunnen, kunnen we in de wereld van de kunst WEL: over de drempel gaan zonder in slaap te vallen.
Maar het is geen echte drempeloverschrijding, het is een gespiegelde drempeloverschrijding: we zien buiten ons wat zich eigenlijk in onszelf afspeelt.
We zien bijvoorbeeld een schilderij, dat in feite uit niets anders bestaat dan een stuk doek dat bedekt is met een laagje verf, en toch worden we vervuld van vreugde en bewondering om zoveel schoonheid.
Wat we niet beseffen is dat we in onszelf de drempel van de geestelijke wereld overschrijden en de schoonheid van die wereld op het schilderij projecteren.
Kunstwerken zijn in feite magische voorwerpen die een geestelijke beleving in ons opwekken, die we vervolgens weer op die kunstwerken projecteren.
Kunstwerken zijn spiegels waarin we iets herkennen dat diep in onszelf leeft, namelijk het vermogen om ‘over de drempel’ te gaan.
De herkenning activeert dat vermogen en we betreden daadwerkelijk de geestelijke wereld.
Maar daar zijn we ons niet van bewust.
We vergeten dat we in een spiegel kijken.
We maken geen onderscheid tussen de spiegel en het spiegelbeeld.

Wanneer we naar kunst kijken, gaan we over de drempel zonder in slaap te vallen.
Maar we blijven ook niet echt wakker.
We beginnen te dromen.
We komen in een toestand tussen slapen en waken.
En in die toestand denken we dat wat we in onszelf beleven ook buiten ons gebeurt en dus werkelijkheid is.
Maar dat is niet zo.
Er gaapt een diepe kloof tussen onze innerlijke ervaring en de uiterlijke werkelijkheid van het kunstwerk.

In de klassieke kunst werden we daaraan herinnerd door de ruimte waarin het kunstwerk werd tentoongesteld.
Dat was een ‘gewijde’ ruimte: een tempel, een kerk, een museum of zelfs een gewone tentoonstellingszaal.
De sfeer die daar heerste was heel anders dan de sfeer daarbuiten.
Als je zo’n ruimte betrad, moest je de werkelijkheid achter je laten.
Je kon ze niet betreden met je gewone dagelijkse bewustzijn dat gericht was op the struggle for life, op nut en voordeel, op egoïsme, op wedijver enzovoort.
Het was heel duidelijk: je overschreed een grens.
Dat kon je onmogelijk vergeten.

In onze tijd wordt die grens echter zoveel mogelijk uitgewist.
Zoals kerken geen heilige plaatsen meer zijn, maar nuttige ruimten waar goederen worden verkocht, concerten georganiseerd en vluchtelingen opgevangen, zo zijn ook musea drukke oorden geworden waar de tentoongestelde ‘waren’ luid worden aangeprezen door gidsen, kunsthistorici en andere kunstuitleggers.
De werkelijkheid is er met andere woorden binnengedrongen en deze ruimten fungeren niet langer als grens tussen droom en werkelijkheid. Andersom is ook de kunst diep doorgedrongen in de werkelijkheid – art is everywhere – waardoor het ‘grensbesef’ in onze tijd nagenoeg verdwenen is.
De moderne mens leeft eigenlijk in een droomwereld, in een mengeling van fictie en werkelijkheid, en hij weet het niet.
In feite is de moderne wereld één groot museum geworden waarin de mens dromend rondloopt.
Maar hij denkt wel dat hij klaarwakker is.
Meer zelfs, hij denkt dat hij wakkerder is dan ooit.

Zoals de kunstliefhebber zijn innerlijke (drempel)beleving projecteert op de kunstwerken, zo projecteert de moderne mens zijn half-wakkere bewustzijnstoestand op de wereld en noemt dat de echte werkelijkheid.
In dit onbewuste projecteren triomfeert het materialisme, want het zorgt ervoor dat onze innerlijke beleving van de geestelijke wereld (bij het overschrijden van de drempel) gezien wordt als iets wat zich enkel in de materiële wereld afspeelt.
Op die manier worden beschaafde mensen ertoe gebracht om in eerbiedige bewondering te staan voor een pispot of een blikje stront.
Hun half-slapende bewustzijn ziet geen verschil meer tussen die rommel en een schilderij de Vlaamse Primitieven.
Het is allemaal kunst voor hen.

Hoe bedenkelijk dit gebrek aan onderscheidingsvermogen is, wordt pas duidelijk wanneer we beseffen dat de kunst een spiegel is die de werkelijkheid steeds dichter nadert.
De grens tussen kunst en werkelijkheid wordt in toenemende mate overschreden.
De kunstenaars die de kunstwereld vullen met pispotten, blikjes stront en ander afval, in de overtuiging dat hun kunst geestelijk hoogstaander is dan die van hun voorgangers, zien we aan de andere kant van de grens optreden als wereldverbeteraars die de werkelijkheid vullen met weerzinwekkendheden in de overtuiging dat ze wereld op een hoger, geestelijk plan tillen.
Zo kijken we bijvoorbeeld geschokt naar de gruwelvideo’s van de onthoofdingen door de IS én naar het gejuich waarop die gruweldaden worden onthaald in (een deel van) de islamitische wereld.
Maar in al onze geschoktheid beseffen we niet dat we in een spiegel kijken.
We kijken naar gruweldaden die ook bij ons plaatsvinden en op gejuich worden onthaald.
Alleen vinden ze in de kunstwereld plaats en worden ze performances genoemd.
We zullen wellicht zeggen dat WIJ die performances niet toejuichen.
Maar we protesteren er ook niet tegen, evenmin als de moslimwereld protesteert tegen de misdaden die in haar naam worden gepleegd.

De moslimextremisten die in toenemende mate de wereld teisteren, zijn niets anders dan onze ‘hedendaagse’ kunstenaars die de grens tussen de kunstwereld en de werkelijkheid overschreden hebben.
De spiegel die de kunstwereld ons nu al 100 jaar voorhoudt en waarin we nog altijd niet willen of kunnen kijken, wordt ons nu voorgehouden door de werkelijkheid zelf.
De kunst is bij wijze van spreken geboren: ze heeft de baarmoeder van de kunstwereld verlaten en leeft nu verder in de werkelijkheid.
Ze is daar nog veel moeilijker te herkennen dan in haar eigen wereld.
Maar wie met zijn hart kijkt die herkent haar ook in de harde, hedendaagse werkelijkheid.
Hij herkent haar in de slacht-offers van IS die eveneens in twee stukken worden gesneden.
Hij herkent de klassieke kunst in het lichaam zonder hoofd.
En hij herkent de ‘hedendaagse’ kunst in het hoofd zonder lichaam.
Maar vooral herkent hij de bloedende wonde die de kunst onthoofd heeft.
En door de blik niet af te wenden en te proberen het afschuwelijke schouwspel te begrijpen, heelt hij langzaam de wonde in zijn eigen gespleten bewustzijn.