Adriaen Brouwer (16)
De Adriaen-Brouwertentoonstelling in Oudenaarde heeft inmiddels de deuren gesloten. De schilderijen zijn teruggekeerd naar hun respectievelijke musea, en het wordt stilaan tijd om deze beschouwingen af te ronden. Dat wil ik doen door een blik te werpen op de geboortehoroscoop die Brouwer in zijn zelfportret De Rokers heeft verwerkt. Sinds Jos Verhulst – wie anders – die horoscoop ontdekte, weten we dat Adriaen Brouwer geboren is in 1603 en niet in 1604 of 1605. Hij kwam ter wereld op 14 februari om kwart over één ’s nachts. De sleutel tot die ontdekking was een klein detail. In het venster rechtsboven op het schilderij zien we een koppeltje zitten waarvan de man zijn arm om de schouder van de vrouw heeft geslagen. De hand van de man maakt een eigenaardige indruk, alsof het meer een tang is dan een menselijke hand. Aangezien Brouwer voortreffelijk handen kon schilderen, is het weinig waarschijnlijk dat hij hier een steek heeft laten vallen.
Het vermoeden rees dat die ‘misvormde’ hand wel eens een van die details kon zijn waarmee schilders de kijker attent willen maken op de verborgen dimensie van hun werk. Bovendien staan er op De Rokers zeven figuren, waarvan de twee voornaamste, Adriaen Brouwer en Jan de Heem, door hun grootte, kledij en houding gemakkelijk als Zon en Maan te identificeren zijn. De gedachte aan de zeven planeten drong zich op. Brouwer was geboren omstreeks 1604, het jaar waarin de beroemde Stella Nova van Johannes Kepler – de conjunctie van Jupiter en Saturnus – aan de hemel verscheen. Als de schilder inderdaad een horoscoop had verwerkt in zijn zelfportret dan moest die constellatie erin terug te vinden zijn. Wat kwam daarvoor meer in aanmerking dan het koppeltje in het venster? Het bood tevens een verklaring voor de tangvormige hand van de man: Jupiter stond immers in Schorpioen. En aangezien man en vrouw omhoog keken naar een glorend licht, bevonden Jupiter en Saturnus zich waarschijnlijk niet ver onder de Ascendant.
Na enig zoekwerk aan de hand van deze elementen kwam de horoscoop van 14 februari 1603 uit de bus. De planeten staan hier precies zoals aangegeven op De Rokers. Van links naar rechts zien we Jan Lievens als Mercurius, Adriaen Brouwer als de Zon, Joos Van Craesbeeck als Mars, Jan Cossiers als Venus, Jan de Heem als de Maan, en de man en de vrouw in het venster als Jupiter en Saturnus. De lichaamshouding van Brouwer en de Heem, de opwaarts gerichte blik van Joos Van Craesbeeck, de pijpenkoppen, de waterteil, het witte doekje: het klopte allemaal. Volgens Jos Verhulst kan er geen twijfel over bestaan: Adriaen Brouwer heeft zijn geboortehoroscoop verwerkt in De Rokers. Hij heeft er ook de – uiterst zeldzame – opeenvolging van Maantransit, Mercuriustransit en Venustransit in verwerkt die plaatsvond eind 1631, het jaar dat hij 28 werd en terugkeerde naar Vlaanderen. Mogelijk wilde hij daarmee aangeven in welk jaar het schilderij ontstaan was.
Wat meteen opvalt aan de horoscoop van 14 februari 1603, is dat alle planeten (uitgezonderd één) onder de horizon staan. Mooier kan Brouwers neiging om zich te verbergen en onzichtbaar te blijven, niet geïllustreerd worden. Zon, Maan, Venus, Mars en Mercurius staan op een hoopje rond het Imum Coeli, het onderste punt van de horoscoop. Het geeft de constellatie het uitzicht van een schaal met hoog daarboven één enkele planeet, Neptunus, die er – bij wijze van spreken – zowel inspiratie als drank in giet. We herkennen in dit beeld de bevlogen kunstenaar en de zware drinker. Het Imum Coeli, tevens de hoek van het 4de huis – het huis van de eigen plek, de roots, de familie – staat in Vissen, het meest onstabiele teken van de hele dierenriem. Dat levert een artiste bohémien op, een thuisloze zwerver zonder kind of kraai. Bovendien prijkt pal op dat onderste punt de onruststoker Mars. Het maakt van Adriaen Brouwer een ontwortelde ziel, iemand die niet kon aarden en nooit lang op dezelfde plek kon blijven.
Dit ‘onaardse’ karakter wordt bevestigd door het feit dat er geen planeten in aardetekens staan, behalve Uranus en Neptunus, maar dat zijn sowieso onaardse planeten. Het is al lucht en water wat de klok slaat in deze horoscoop. Brouwer was een gevoelsmens die veel nadacht. Hij moet buitengewoon gevoelig zijn geweest (Maan, Venus en Mars in Vissen, Ascendant in Schorpioen): een introverte ziel die liefst van al zat te schilderen, alleen en van geen mens gestoord. Maar Neptunus en Vissen maakten hem ook rusteloos en ongedurig: na het intens geconcentreerde werk aan een schilderijtje zien we hem ontspanning zoeken in de kroeg, pratend en drinkend met vrienden en kennissen. Want hoe introvert Brouwer ook was, hij had grote behoefte aan sociaal contact (Zon en Mercurius in Waterman). Het was één van zijn vele tegenstrijdigheden: deze introverte zwerver hield ervan onder de mensen te zijn en met hen van gedachten te wisselen. En zonder drank lukte dat waarschijnlijk niet.
Als Brouwer eenmaal ‘los’ kwam, moet hij een joviale kerel zijn geweest, daarop wijst zijn Jupiter, die niet alleen pal op de Ascendant staat maar ook een driehoek vormt met Venus, het mooiste aspect uit de astrologie. Mede door zijn menselijkheid (Waterman) en gevoeligheid (Vissen) maakte die stand hem geliefd, zij het ook wel een beetje gevreesd, want de Ascendant staat in Schorpioen. De combinatie van Schorpioen en Waterman levert een mensenkenner zonder weerga op. Bovendien maakt de Zon een zeer nauw aspect met Pluto, de heerser van Schorpioen en de ‘ontmaskeraar’ bij uitstek. Brouwer had weinig geduld met mensen die een masker droegen en schepte er genoegen in dat af te rukken. We zien het ook in zijn schilderijen: hij zette mensen graag in hun hemd. Maar dat gebeurde zonder kwaadaardigheid. Brouwer was een 17de eeuwse Diogenes, voortdurend op zoek naar ‘de mens’. Wellicht vertoefde hij daarom zo graag in kroegen, ver weg van s’ werelds ydel goet.
Een eerste blik op deze horoscoop levert een beeld op dat zeer goed aansluit bij de Adriaen Brouwer die we hebben leren kennen uit zijn werk en uit commentaren van tijdgenoten. Het neemt de laatste twijfels weg: Brouwer heeft inderdaad zijn geboortehoroscoop verwerkt in zijn zelfportret. Dat doet de vraag rijzen: waarom deed hij dat? Waarom maakte hij van zijn zelfportret een groepsportret waarmee hij de zeven planeten kon voorstellen? Geen enkele andere kunstenaar heeft dat ooit gedaan. Rubens verwerkte zijn geboortehoroscoop wel eens in schilderijen, maar dat waren nooit zelfportretten. Er moest Brouwer dus veel aan gelegen zijn om de sterrenhemel te verbinden met zijn eigen persoon. Zijn zelfportret is onmiskenbaar een statement, een schilderij waarmee hij iets duidelijk wil maken. Het wijkt niet alleen af van alles wat andere schilders ooit deden, het wijkt ook af van wat hij zelf ooit deed, want in zijn andere schilderijen is die kosmische dimensie (zo te zien) niet aanwezig.
Dat uitzonderingskarakter maakt van De Rokers een buitengewoon sterke Ik-affirmatie. Adriaen Brouwer toont zich hier iemand die de gebaande wegen verlaat en een geheel nieuwe richting inslaat. Die opvallende Ik-kracht komt al heel vroeg tot uiting in zijn leven. Als 11-jarig jongetje emigreert hij met zijn ouders van Vlaanderen naar Holland. Hij maakt zich los uit zijn geboorteland zoals een kind zich losmaakt uit de baarmoeder. Vijf jaar later volgt er weer een ‘geboorte’ als hij het ouderlijk huis verlaat en alleen de wereld in trekt. Zeven jaar later is hij beroemd als schilder van kroegtaferelen waarmee hij zich losmaakt uit de schilderkunst van zijn tijd. Tal van schilders treden in zijn voetsporen, hij beïnvloedt zelfs de grote Rubens. Het is alsof er met Adriaen Brouwer een nieuw tijdperk geboren wordt, een Ik-tijdperk waarin afkomst en sociale status geen rol meer spelen maar alles aankomt op eigen kracht en kunnen. Als geen ander belichaamt de jonge Vlaamse schilder het opkomende individualisme.
Maar hij belichaamt ook nog iets anders: gemeenschapszin. De vrienden en collega’s waarmee hij zichzelf afbeeldt op zijn zelfportret zijn geen anonieme figuranten in zijn geboortehoroscoop, het zijn echte vrienden en collega’s. Jan de Heem wordt heel nadrukkelijk als een concreet persoon geschilderd, en ook de anderen zijn identificeerbaar. Brouwer schildert voortdurend mensen die samen drinken, samen spelen, samen leven. Slechts bij uitzondering schildert hij een mens alleen, en als hij dat doet, hangt er altijd iets van somberheid, wrangheid of weemoed over het portret, alsof deze geïsoleerde mens de pijn van de Ik-vorming beleeft. Brouwers hele leven is trouwens een uitdrukking van de weëen waarmee de geboorte van het Ik gepaard gaat. Hij werd verscheurd door de zwei Seelen in zijn Brust, door de ziel die naar Ik-vorming streefde en de ziel die naar gemeenschap streefde. Dat innerlijke conflict maakte een gespleten mens van hem, een moderne ziel avant la lettre.
Op De Rokers beeldt hij ze allebei af: de zelfbewuste individualist en de gemeenschapsmens die niet zonder zijn vrienden kan. Maar, verborgen achter deze tegenstelling, beeldt hij ook nog een derde element af: de sterrenhemel, de wereld van de geest, die beide tegenpolen met elkaar verbindt. Het maakt van zijn zelfportret een soort credo, een beginselverklaring in olieverf. Alle Menschen werden Brüder, dat is waar hij in gelooft en waar hij van droomt: een gemeenschap van mensen die samenleven zonder dat ze hun individualiteit moeten opgeven. Maar hij lijkt te beseffen dat dit ideaal niet kan gerealiseerd worden zonder verbinding met de geest, vandaar de esoterische dimensie van zijn zelfportret. Die geest moet echter een nieuwe geest zijn, een geest die de individualisering van de mens mogelijk maakt, een christelijke geest. Die geest beeldt Brouwer af op zijn zelfportret, niet als een idee of een concept, maar als een realiteit, een ervaring, een waarneming.
Er valt veel voor te zeggen dat Adriaen Brouwer op De Rokers een soort Christuservaring afbeeldt, een ontmoeting met zijn ware Ik. Misschien verwerkt hij daarom ook de drie transits van 1631 in zijn schilderij: om aan te duiden dat het om een concrete ervaring gaat. De drie planeten die voor de zon passeren, doen onwillekeurig denken aan de drie koningen, een beeld dat wijst op een geboorte, net als de horoscoop, net als het bakerdoekje, net als het hele schilderij eigenlijk. Het zou ook een antwoord vormen op de initiële vraag: wat ziet Adriaen Brouwer? Dat is niet de kijker, althans niet in fysieke zin. Wat hij ziet, is wat kunstenaar en kijker gemeen hebben: hun ware Ik, het Christus-Ik. Waarschijnlijk vond deze ‘Christus-waarneming’ plaats in 1631 en maakte ze een ander mens van Brouwer: hij werd opnieuw geboren. Ze viel ook samen met de terugkeer naar zijn geboorteland. Anders dan zijn emigratie, maakte deze tweede geboorte Adriaen Brouwer niet los uit zijn vaderland, maar verbond er hem weer mee.
Uiterlijk verandert er niet veel, Brouwer blijft Brouwer. Maar over zijn werk lijkt nu een diepe weemoed te komen, een intens verlangen, alsof hij zich realiseert hoe diep de kloof is tussen zijn aardse ik en het grote kosmische Ik waarvan hij onverwachts een glimp heeft opgevangen. We zien het in De Dikke Man, maar ook in het Duinlandschap, waar we op de voorgrond twee figuren met elkaar in gesprek zien terwijl een derde, boven op de heuvel lijkt te wijzen naar iets wat beide anderen niet zien. Het is opnieuw hetzelfde beeld dat we in Brouwers geboortehoroscoop zagen: Neptunus, die hoog aan de hemel staat en contact maakt met een verre, kosmische wereld, en zijn gespleten ziel die zich beneden op aarde bevindt. Heel merkwaardig zijn ook de tekeningen op de ondergrond, die door de transparante verflagen heen schemeren, alsof Adriaen Brouwer een (geestelijke) wereld wil afbeelden die zich verbergt achter of onder de zichtbare, aardse werkelijkheid.
Deze mysterieuze tekeningen – het zijn visachtige vormen (Neptunus is de god van de zee) – kunnen model staan voor het werk van Adriaen Brouwer: ze zijn duidelijk zichtbaar maar ze worden niet waargenomen. De schilderijen van deze Vlaming zijn al 400 jaar bekend, ze hangen overal in musea, maar toch worden ze niet ‘gezien’. De reden daarvoor ligt waarschijnlijk in hun ‘christelijke’ karakter, in het volkomen samenvallen van hemel en aarde. We kunnen de zintuiglijk-artistieke kwaliteit van Brouwers werk niet zien zonder ook de bovenzintuiglijk-geestelijke kwaliteit te zien. In de 17de eeuw is dat nog geen probleem – vandaar het succes van Brouwer – maar dat verandert snel. Met het individualisme breekt ook het materialisme door en gaat men de geest ontkennen. In het geval van Brouwer is dat niet mogelijk zonder ook de materie te ontkennen, dat wil zeggen zonder blind te blijven voor zijn werk. En dat is ook wat men gedaan heeft en nog altijd doet: men negeert Adriaen Brouwer, men kijkt zonder te willen zien.
We beleven vandaag de wederkomst van Christus. De geestelijke dimensie van de werkelijkheid schemert steeds sterker door de materiële dimensie heen. We kunnen ze niet meer ontkennen zonder ook de gewone, aardse werkelijkheid te ontkennen, en dat is precies wat we doen: we sluiten de ogen voor de werkelijkheid, zoals we ook de ogen sluiten voor Adriaen Brouwer. Zijn werk staat model voor de wereld waarin we vandaag leven, het is als het ware gemaakt voor onze tijd. Wat men in de 17de eeuw nog waarnam met een laatste rest van de oude helderziendheid, moet vandaag worden waargenomen door aandachtig te kijken en zorgvuldig na te denken. Als geen andere schilder maakt Brouwer dat mogelijk. Het doet ons beseffen hoever deze kunstenaar zijn tijd vooruit was, en ook welke kans ons hier geboden wordt om in alle rust te oefenen wat we steeds dringender nodig hebben: het vermogen om de geest in de materie te zien, het vermogen om de etherische Christus waar te nemen.