Vijgen na Pasen

De wereld als een kunstwerk zien

Maand: december, 2015

Intellectuelen met een korte broek

  

Onlangs las ik ergens de zin: ‘onze intellectuelen hebben een korte broek aan’. Wat daar precies mee bedoeld werd weet ik niet, maar het deed me denken aan de tijd toen ik zelf nog in korte broek rondliep. Dat is héél lang geleden, want vandaag dragen zelfs kleine kinderen geen korte broek meer. Je zou daar een beeld kunnen in zien van het al te vroege volwassen worden van moderne kinderen. Ze krijgen nauwelijks nog de kans om buiten te spelen en zich vuil te maken. Men wil er zo vlug mogelijk kleine (en propere) intellectuelen van maken. Vooral de 2de zevenjaarsperiode schiet daarbij in. Dat is niet alleen de periode van het buiten spelen met andere kinderen, het is volgens de steinerpedagogie ook de periode dat kinderen in contact moeten komen met schoonheid. In de eerste 7 levensjaren leren ze de goedheid kennen, en in de derde 7-jaarsperiode gaan ze aan de slag met de waarheid. Dat is de normale volgorde: eerst goedheid (religie), dan schoonheid (kunst) en vervolgens waarheid (wetenschap).

Een scholier kwam me ooit om hulp vragen voor, meen ik, het vak Frans. Ze moest een dik boek bespreken en ze zag er geen gat aan. Nadat ik een paar bladzijden in dat boek had gelezen, adviseerde ik haar om naar de juf te gaan en haar – namens mij – te zeggen dat dit geen opgave was voor een humaniora-leerling. Ik herinnerde me dat soort opgaven namelijk maar al te goed uit mijn eigen studententijd. Het was universitaire kost en de juf had die – uit luiheid? – gewoon overgeplaatst naar haar eigen klas. Gelukkig zag ze dat in en gaf haar leerlinge een meer aangepaste taak. Ik realiseerde me toen voor het eerst in welke mate de volwassen wereld zich opdringt aan de kinderwereld: de universiteit dringt de middelbare school binnen, de middelbare school dringt de lagere school binnen, de lagere school dringt de kindertijd binnen, en je zou zelfs kunnen zeggen dat de kindertijd de voorgeboortelijke wereld binnendringt (en zo kleine autisten vormt). 

De kindertijd wordt teruggedrongen door de volwassenheid, maar dat blijft niet zonder gevolgen voor die volwassenheid. Die wordt namelijk ‘geïnfecteerd’ door de kindertijd waaraan ze zich vergrijpt en dat levert intellectuelen-met-een-korte-broek op, dat wil zeggen: intellectuelen die zich gedragen zoals jongens van 7 tot 14 jaar oud. En wat doen dergelijke jongens? Of wat deden ze in de tijd toen ze nog een korte broek droegen? Ze spelen cowboy en indiaantje. En dat is precies wat de moderne intellectuelen ook doen. Alleen heten de cowboys nu ‘de linksen’ en de indianen ‘de rechtsen’. De namen zijn veranderd, het principe is hetzelfde gebleven: de ‘goeden’ bevechten de ‘slechten’. Maar terwijl spelende kinderen heel goed weten dat hun gevecht niet echt is (ook al resulteert het soms in builen, bloedneuzen en blauwe ogen), weten de intellectuelen-in-korte-broek dat niet. Ze missen de verbeeldingskracht van het kind en denken dat de strijd tegen de ‘slechte indianen’ werkelijk moet gewonnen worden. 

Zo blijven de intellectuelen-met-een-korte-broek dezer dagen inhakken op Bart De Wever, want Bart De Wever is de indiaan van dienst. Dat zal hij ook blijven, want in het volwassen indianenverhaal worden de grenzen een stuk scherper getrokken dan in de boeken van Karl May. Old Shatterhand zou vandaag nooit de bloedsbroeder kunnen worden van Winnetou. Stel je voor: Yves Desmet die de hand reikt aan Bart De Wever! Zelfs in deze kersttijd, nu iedereen de mond vol heeft van vrede en verdraagzaamheid, willen de good guys niets te maken hebben met de bad guys. Iedere linkse cowboy die gemene zaak zou maken met een indiaan van rechts, wordt meteen ‘gelyncht’. Onder geen beding mag de grens tussen (linkse) beschaving en (rechtse) barbarij overschreden worden. Nee, de weggedrukte kindertijd verdwijnt geenszins. Hij dringt ongemerkt de wereld van de volwassenen binnen, vermengt er zich mee en maakt hem tot een kinderachtige wereld, een wereld van intellectuelen met een korte broek. 

Stoute jongens

  

Zoals te voorspellen was, is ‘alle boeren zijn homo’s’ een hit geworden op de Vlaamse voetbalvelden. En daar gaat de Jupiler Pro League (!) hard tegen optreden. Tijdens de play offs zal het volgende systeem in voege treden: in geval van ongepaste spreekkoren zal de stadionomroeper de supporters aanmanen om ermee te stoppen. Heeft dat geen effect dan zal de wedstrijd worden stilgelegd. En blijven de supporters volharden in de boosheid, dan wordt de wedstrijd gewoon afgelast. Kwamen de ‘gezangen’ uit één kamp dan verliest die ploeg de match, kwamen ze uit twee kampen dan verliezen beide ploegen de match en krijgt niemand punten. 

Er is dus een regelrechte strijd losgebarsten tussen de supporters en de Jupiler Pro League. Benieuwd wie die gaat winnen. Alleszins het voetbal niet. Supporters krijgen nu immers de macht om voetbalwedstrijden rechtstreeks te beïnvloeden. Ze hoeven zich alleen te vermommen als supporters van de tegenpartij en luid ‘alle boeren zijn homo’s’ te roepen. Op die manier kunnen ze een ploeg die 3 – 0 achter staat alsnog de wedstrijd doen winnen. Of zouden ze zover niet durven gaan? Dat is een beetje dezelfde vraag als: hoever durven de bobo’s van de Pro League gaan met hun belachelijke maatregelen? Wat bezielt die mensen trouwens? Het voorval met Benito Raman heeft aangetoond hoe groot de invloed van een voetballer is, beweert CEO Pierre Francois. Maar dat is natuurlijk onzin. Het is niet Benito Raman die ervoor gezorgd heeft dat ‘alle boeren zijn homo’s’ momenteel zo populair is. Dat hebben de journalisten gedaan die van een mug een olifant hebben gemaakt. 

Je zou denken dat verstandige mensen dat inzien. En toch maken ze groot misbaar. Ze gaan nu zelfs sancties opleggen, hoewel ze weten dat het geen – of een averechts – effect zal hebben. Zijn die verstandige mensen dan zo dom of … weten ze juist heel goed wat ze doen? Ik denk dat het allebei is. De ‘verantwoordelijken’ zijn er echt van overtuigd dat ze de barbaarse supporters (en voetballers) moeten beschaven. Tegelijk doen ze er alles aan om de barbaarsheid aan te wakkeren. Want dat is wat gebeurt als je vrije mensen aan banden wilt leggen: ze verzetten zich, ze laten zich niet temmen. Hoe meer ze aan banden worden gelegd des te ‘wilder’ gaan ze zich gedragen. Voetbalsupporters zingen dezer dagen niet massaal van ‘alle boeren zijn homo’s’ omdat het in hun (dierlijke) aard ligt, maar omdat ze als kleine kinderen behandeld worden die geen verschil zien tussen spel en werkelijkheid. Daarin ligt volgens mij trouwens ook de oorsprong van het scheldwoord ‘homo’. Dat is geen uiting van gevaarlijke homofobie, maar een verzet tegen het betuttelende en agressieve gedrag van homo-organisaties en intelligentsia in het algemeen. 

Degenen die een eind willen maken aan de ‘homofobe’ spreekkoren zijn ook degenen die ze in het leven hebben geroepen en ze steeds luider doen weerklinken. Ik ga ervan uit dat ze zich niet bewust zijn van hun tegenstrijdige gedrag. Nochtans is het echt niet zo moeilijk om dit mechanisme, deze vicieuze cirkel in te zien. Althans niet wanneer men de zaken met de nodige distantie kan benaderen. En waarschijnlijk ligt dáár het probleem: beide tegengestelde motieven – het beschavende en het wildmakende – zijn vandaag zo sterk dat ze de mens als het ware meezuigen en hem beletten afstand te nemen van zichzelf. Lucifer maakt de moderne mens buitengewoon idealistisch en overgevoelig voor onvolmaaktheden, Ahriman maakt hem buitengewoon materialistisch en ongevoelig voor idealen, en beide jutten elkaar op. Maar Ahriman is de sterkste van de twee en met de hulp van Lucifer bindt hij de mens steeds sterker aan de materie, waardoor hij steeds meer een gespleten wezen wordt dat steeds minder in staat is om zijn gespleten aard onder ogen te zien. 

Ik maak mij sterk dat voetbalsupporters daar beter toe in staat zijn dan voetbalofficials, want voor hen is voetbal nog altijd in de eerste plaats een spel. Tijdens de week leven ze in de werkelijkheid, en in het weekend duiken ze onder in de fictieve wereld van het voetbal. Daar ‘spelen’ ze alsof ze de supporters van de tegenpartij te lijf willen gaan, alsof ze voetballers een kopje kleiner willen maken, alsof ze alle boeren homo’s vinden. Maar ze menen het niet echt. Ofschoon ze dat spel met evenveel inzet en overgave spelen als de voetballers zelf, blijven ze zich altijd bewust van het onderscheid tussen spel en werkelijkheid. Dat onderscheid is er niet meer bij de voetbalofficials. Voor hen is het allemaal bloedige ernst. Het spelelement is verdwenen. Zij kunnen geen afstand nemen en eens goed lachen met ‘alle boeren zijn homo’s’. Anders zouden ze die spreekkoren niet zo ongelooflijk dom aanpakken. Of moet ik zeggen: ongelooflijk intelligent? Want van het standpunt van Ahriman bekeken zijn de nieuwste maatregelen van de Jupiler Pro Ligue natuurlijk de beste manier om de zaken te doen escaleren. 

The spirit of Christmas present

  

Kerstlol

  

Voetbal is een spel, en zoals ieder spel kan het een kunst worden – geen grote kunst natuurlijk, maar kleine kunst, volkskunst. Dat was dit jaar een beetje het geval met AA Gent. Eerst werden ze kampioen, daarna schakelden ze Lyon en Valencia uit in de Champions League en momenteel staan ze aan de leiding in de Jupiler League, naar verluidt met heel knap voetbal. Zoals het past in de volkskunst eindigde het jaar voor AA Gent met een komische noot. Meerdere komische noten eigenlijk. De eerste kwam van voetballer Benito Raman, die tijdens de rituele begroeting van de supporters na de (gewonnen) wedstrijd tegen Kortrijk, de microfoon greep en begon te zingen: ‘alle boeren zijn homo’s!’ Dat is een bekend voetballied en de Gentse supporters vielen dan ook meteen in. Ter informatie: met ‘boeren’ wordt gerefereerd naar de supporters van Club Brugge en ‘homo’ is een klassiek scheldwoord in de mannenwereld van het voetbal. Het betekent: mietje, zacht eitje, onnozelaar. 

Niks aan de hand dus, gewoon een geintje. Maar dat was zonder de politieke correcte waard gerekend. Hij schreeuwde moord en brand in de sociale en de minder sociale media. Schande, riep hij, ontoelaatbaar! Een vlek op het blazoen van AA Gent! Voor dergelijke figuren is er geen plaats op onze voetbalvelden! Blijkbaar had hij aan het eind van het jaar nog enkele blikken verontwaardiging over en die trok hij nu allemaal open. Benito verscheen in alle kranten en werd nog net niet de Mussolini van het Belgisch voetbal genoemd. Dat was (opnieuw) lachen geblazen! In een mum van tijd hadden de onkreukbaren van een mug een olifant gemaakt. Terreurdreiging, klimaatdreiging, vluchtelingendreiging: ze waren op slag vergeten. Maar het werd nóg komischer. De volgende dag verscheen in dezelfde kranten namelijk een persmededeling van AA Gent. De club verontschuldigde zich uitgebreid bij de holebigemeenschap én bij de … landbouwgemeenschap. Van een giller gesproken!

Er zal die dag wat afgelachen zijn bij de boeren van Gent en omstreken. En ook bij de supporters van Club Brugge want die kregen eveneens verontschuldigingen aangeboden. Dat we dat nog mogen meemaken: een voetbalclub die zich in de pers verontschuldigt omdat haar supporters de supporters van een concurrerende club uitgelachen hebben! Vermoed mag worden dat de slogan ‘alle boeren zijn homo’s!’ populair zal worden op de Vlaamse voetbalvelden. Zo gaat dat nu eenmaal met slogans die geroepen of gezongen worden om de tegenstander uit te dagen: hoe heviger erop gereageerd wordt, des te groter het plezier. En inderdaad, een paar dagen later werd er op Anderlecht al vrolijk gezongen van ‘alle boeren zijn homo’s!’ Inmiddels heeft ook de Belgische Voetbalbond gereageerd: Benito de Boosdoener zal op het matje worden geroepen en hij riskeert 5 wedstrijden schorsing en 20.000 euro boete. Dat is natuurlijk al heel wat minder om te lachen.

Wat is hier eigenlijk aan de hand? Dat is steeds weer de vraag wanneer de politieke correctheid in het spel is. Wat voor geest is hier werkzaam? Eén ding is zeker: het is een volslagen humorloze geest, een geest die niet in staat is zichzelf te relativeren en met zichzelf te lachen. De politieke correctheid streeft zeer hoge idealen na, onbereikbare idealen eigenlijk. Want een wereld waarin iedereen vrij is, gelijk, verdraagzaam, niet-discriminerend, liefdevol, vreedzaam, van goede wil, enzovoort, dat is een wereld zonder kwaad. Zo’n wereld is een schijnwereld, een droom, en dat zal hij nog heel lang blijven, want uitgerekend in onze tijd woedt het kwaad heviger dan ooit. Het is weliswaar heel belangrijk dat we die droom levendig houden, want juist het geloof in die ideale wereld geeft ons de moed om het kwaad te bevechten. Maar als we het contact met de realiteit niet willen verliezen, dan moet dat geloof verbonden worden met humor, met het liefdevolle besef van de diepe kloof die gaapt tussen schijn en werkelijkheid, tussen ideaal en realiteit. 

Humor is een bij uitstek menselijk vermogen dat ons in staat stelt die tegenstelling onder ogen te zien. Ze relativeert zowel de harde werkelijkheid als de zachte droomwereld. Zelf behoort ze tot de wereld van de schijn, maar ze bezit het unieke – en in wezen christelijke – vermogen om diep in de werkelijkheid door te dringen. Toen Thomas Morus, de schrijver van Utopia, zijn hoofd op het schavot legde, schoof hij zorgvuldig zijn lange (gevangenis)baard opzij met de woorden: ‘hij is onschuldig, want hij was er nog niet toen ik veroordeeld werd’. Doorgaans vergaat mensen het lachen in dergelijke situaties en het is een teken van grote moed en een sterk geloof om in het aangezicht van de dood nog grapjes te maken. Het ontbreekt de utopisten van de politieke correctheid in hoge mate aan moed en geloof. Zij worden geregeerd door de angst, de angst dat het kwaad de werkelijkheid helemaal in zijn greep zal krijgen. Daarom vluchten ze in de droomwereld van de grote idealen en sluiten de ogen voor de kloof tussen schijn en werkelijkheid. Daarom zijn ze niet in staat tot humor en zelfrelativering. 

Humor is een kunst, het is een poging om ideaal en werkelijkheid met elkaar te verzoenen. Het verzacht de grimmige ernst van de werkelijkheid, maar ook de strenge ernst van de idealen. Het probeert het midden te houden tussen Lucifer en Ahriman, allebei zeer ernstig en niet in staat om met zichzelf te lachen. Daarom is humor, net als kunst, altijd een poging om de gulden middenweg te vinden. De poging van Benito Raman was niet bijster geslaagd en iedereen heeft het recht om hem dat duidelijk te maken. Niemand is verplicht om te lachen met een flauwe grap, niemand is verplicht om slechte kunst goed te vinden. Maar wanneer men een kunstenaar gaat straffen omdat zijn poging niet geslaagd is, dan overschrijdt men een grens. Dan dringt de grimmige ernst van Lucifer en Ahriman binnen in het ‘christelijke’ middengebied waarin ook de humor thuishoort. En er is al veel te veel van die grimmige ernst doorgedrongen in de wereld van sport en spel. Alle pogingen tot humor die er nog te vinden zijn, zouden aangemoedigd moeten worden, niet bestraft.

Je moedigt een kunstenaar niet aan door te dreigen met zware boetes en schorsingen na een mislukte poging. Integendeel, je toont hem hoe het moet, je geeft het goede voorbeeld. Op een flauwe grap repliceer je met een betere grap. Zoals het bestuur van AA Gent dat deed toen het zich verontschuldigde bij de landbouwgemeenschap. Tenminste, dat zou een goede grap zijn geweest, ware het niet dat AA Gent het (hoogstwaarschijnlijk) ernstig bedoelde. De holebi-federatie stelde dan weer voor om ‘homo’ als scheldwoord te vervangen door ‘klootzak’, maar ook dat was alweer ernstig bedoeld. Al die ernst was eigenlijk lach wekkend. De hele zaak was lachwekkend: Benito Raman was lachwekkend, de verontwaardigden waren lachwekkend, het bestuur van AA Gent was lachwekkend, de holebi-federatie was lachwekkend, en gelukkig heeft de Boerenbond niet gereageerd of het zou nóg lachwekkender zijn geweest. Maar humoristisch was het absoluut niet, daarvoor was de onkunstzinnigheid van het hele geval veel te schrijnend. 

Het nieuwe kerstmis

  

Voor ons moderne mensen is kerstmis enkel nog een esthetisch feest: we versieren onze huizen, onze straten, onze steden. De religieuze inhoud is helemaal verdwenen. Wie weet nog wat kerstmis oorspronkelijk betekende? De geboorte van het kindje Jezus? Maar wie kent dat verhaal nog? Het traditionele kerstverhaal is trouwens een vermenging van twee zeer verschillende geboorteverhalen, die op hun beurt weer een ander verhaal verbergen: dat van de intrede van Christus in de aardesfeer. Het is deze kosmische ‘geboorte’ die oorspronkelijk op 25 december gevierd werd. Ze werd gespiegeld in twee aardse geboorten – die van de twee Jezuskinderen – zodat we kunnen zeggen dat het volledige kerstverhaal in feite drieledig is. Het is het verhaal van de verbinding van hemel en aarde, waarbij de hemel vertegenwoordigd werd door Christus en de aarde door de twee Jezuskinderen. Het jongste kind (uit het Lucasevangelie) belichaamde de onbewust scheppende krachten van de mens, het oudste Jezuskind (uit het Mattheusevangelie) de bewust oordelende krachten. Ze stonden dus tegenover elkaar als een kunstenaar en een wetenschapper, en het is de kloof tussen beiden die Christus de mogelijkheid bood om op aarde te komen. De tegenstelling tussen beide Jezuskinderen was de aardse uitdrukking van de kloof die in de loop der tijden tussen hemel en aarde was ontstaan. De hemel wilde die kloof, ze probeerde niet om ze ongedaan te maken door de aarde weer op te nemen in haar ‘moederschoot’. Ze erkende haar ‘kind’ en deed net het tegenovergestelde: ze overbrugde zelf de afstand met de aarde, ze daalde af in de kloof die ontstaan was tussen de scheppende en de oordelende krachten van de mens. Als een liefhebbende moeder verbond ze zich met de aarde en tegelijk wekte ze ook de liefde tussen de ‘kunstenaar’ en de ‘wetenschapper’. De relatie tussen beide Jezuskinderen was uitdrukking van de relatie tussen hemel en aarde. Hun tegenstelling veranderde in (driegelede) eenheid, hun oorlog in vrede. Dat was het oorspronkelijke kerstmis, het oer-kerstmis.  

Wanneer we vandaag kerstmis vieren, baseren we ons op de geboorte van de Lucas-Jezus. In vroegere tijden werd kerstmis evenwel op 6 januari gevierd. Men herdacht dan niet alleen de drie koningen uit het geboorteverhaal van Mattheus, maar ook de doop in de Jordaan toen de Christusgeest zich verbond met de Lucas-Jezus die voordien reeds het Ik van de Mattheus-Jezus in zich had opgenomen, zodat er een driegelede eenheid ontstond. In dat oude kerstfeest kwam nog het kosmische besef van het grote geheel tot uitdrukking: men vierde zowel de Mattheus-Jezus (de ‘wetenschapper’), de Lucas-Jezus (de ‘kunstenaar’), als de Christusgeest die beide met elkaar verbond. In ons huidige kerstfeest – met de stal, de kerstboom, de os en de ezel – is iedere verwijzing naar het (drieledig) geestelijke verdwenen. Het is eenzijdig aards geworden. We zouden kunnen zeggen dat de geboorte van Christus pas in onze tijd echt voltooid is. Zoals hij destijds afdaalde in één mens – en daarbij heel zijn kosmische ‘kleed’ aflegde – zo is hij nu afgedaald in ieder mens. Hij leeft nu in alle moderne ‘herders’, in de armen van geest die geen weet meer hebben van hun geestelijke oorsprong en zichzelf zien als louter aardse wezens, net als de bomen, de ossen en de ezels. Daardoor is ieder mens vandaag een onbewuste Christusdrager geworden die onbewust verlangt naar ‘de Vader’, dat wil zeggen naar zijn eigen kosmische, geestelijke wezen. Dat kunnen we niet alleen afleiden uit de vernieuwde belangstelling voor religie en spiritualiteit, maar ook uit de christelijke idealen – naastenliefde, verdraagzaamheid, gelijkheid, vrede, vrijheid – die in de moderne mens tot een tweede natuur zijn geworden. Het is alsof de hele mensheid onbewust streeft naar een nieuw kerstmis, een nieuwe verbinding tussen hemel en aarde, maar dan in omgekeerde zin. Was het 2000 jaar geleden de hemel die op aarde kwam, dan is het nu de aarde die weer naar de hemel streeft. De voltooiing van het oude kerstmis is tegelijk het begin van een nieuw kerstmis. 

Er duiken steeds meer berichten op van landen waar het vieren van kerstmis verboden wordt. Met de islam is er inderdaad een krachtige antichristelijke impuls ontwaakt en het is geen wonder dat die zich ook tegen kerstmis richt want de idee dat God naar de aarde zou komen en geboren worden als mens is voor moslims wellicht de grootste blasfemie die er is. Daarvan getuigen ook hun aanvallen op het Sinterklaasfeest. Dat is immers een kinderlijke prelude op kerstmis: de hemel daalt naar de aarde af, maar de Vader blijft boven, op het dak. Alleen de Zoon kruipt door de schoorsteen tot helemaal beneden in de mensenwereld om daar geschenken te leggen in het meest aardse kledingstuk van de mens, de schoen, zinnebeeld van het fysieke lichaam. Daarbij maakt Christus zich natuurlijk vuil: alle zonden van de wereld blijven aan hem kleven en maken hem zwart. Het Sinterklaasfeest is een schitterende kinderversie van kerstmis en wat het tot een doorn maakt in de ogen van moslims is niet het zogenaamd racistische karakter ervan, maar de diepe christelijke betekenis. De islamitische aanvallen op kerstmis en Sinterklaas zijn evenwel niet de oorzaak van de teloorgang van deze oerchristelijke feesten. Ze zijn er het gevolg van. De geestelijke leegte van de christelijke beelden trekt demonen aan. De inhoudsloze vormen zijn als onbewoonde huizen die gekraakt worden. Het hele christendom heeft het lot van kerstmis ondergaan: het is tot louter anekdotiek, tot lege esthetiek geworden. Wat ooit de schepping was van een levende geest die de gebeurtenissen op aarde inspireerde, is nu verstard tot een oud schilderij dat ons niets meer zegt omdat het geen verband meer houdt met onze moderne tijd. Door de macht der gewoonte zijn we er nog altijd aan gehecht, maar de band is zo los geworden dat er nog maar weinig nodig is om hem te verbreken. Sinterklaas is al geen lang leven meer beschoren, en kerstmis zal ongetwijfeld dezelfde weg opgaan. Daar moeten we ons geen illusies over maken. Lijken trekken nu eenmaal roofdieren aan.

De enige manier om kerstmis te redden, is door zijn geestelijke betekenis weer tot leven te wekken. Het nieuwe kerstmis zal geboren worden uit de dood en bewustwording van het oude. Eigenlijk is ons huidige kerstfeest een Sinterklaasversie van het oorspronkelijke ‘kosmische’ kerstfeest dat nog deel uitmaakte van het grote drieledige geheel dat zich uitstrekte over de 12 heilige nachten. Ons ‘verkinderlijkte’ Lucas-kerstmis is als het ware uit dat levende kosmische verband gevallen en verdord tot een louter materieel en betekenisloos beeld. Als we het nieuw leven willen inblazen dan moeten we het opnieuw verbinden – religare – met het grote geheel en die ‘religieuze’ herverbinding begint paradoxaal genoeg met het ‘wetenschappelijk’ onderscheiden van beide kerstmissen: het Lucas-kerstmis en het Mattheus-kerstmis. Want de verdorring van het kerstfeest is een gevolg van het feit dat we de – nochtans duidelijke – verschillen tussen beide geboorteverhalen niet meer zien. In ons bewustzijn zijn ze samengesmolten tot één geheel dat enkel nog het gevoel aanspreekt, en dan nog de laagste, meest aardse regionen van dat gevoel: de gezelligheid, de fysieke voldoening, de esthetiek. Dat is ten koste gegaan van de dramatiek, het heldere bewustzijn, het gevaar en het geweld van het Mattheus-geboorteverhaal. Dat is er helemaal bij ingeschoten. Maar daardoor is ook het Lucas-verhaal geamputeerd, want de stal waarin het Jezuskind geboren werd, bevond zich in een grot waar de Herodes uit het Mattheusverhaal de zwarte magie had beoefend en opdracht had gegeven tot rituele kindermoorden. Pas wanneer we beide geboorteverhalen duidelijk van elkaar onderscheiden, zien we hoe nauw ze met elkaar verbonden zijn. De weg naar de verbinding, naar de religie loopt voortaan dus via de wetenschap. Het nieuwe kerstmis ontstaat uit het (onder)scheiden van het oude. Wat van nature een ‘dodelijk’ karakter heeft – het in twee delen, het bewust worden, de tegenstelling – wordt paradoxaal genoeg levenwekkend. 

Wanneer we een duidelijk onderscheid maken tussen het kinderlijke, gevoelsmatige Lucas-geboorteverhaal en het koninklijke, zelfbewuste Mattheusverhaal, ontstaat er inderdaad vanzelf een verbinding, niet alleen in de ruimte – tussen beide verhalen onderling – maar ook in de tijd – tussen toen en nu. Dit jaar werden er in Parijs – het hart van het (eertijds) christelijke Europa – twee terroristische aanslagen gepleegd door moslims. De eerste vond plaats op 7 januari, vlak voor Driekoningen (en dus verwijzend naar de Mattheus-Jezus), de tweede op 13 november, anderhalve maand voor ons traditionele kerstmis (en dus verwijzend naar de Lucas-Jezus). De slachtoffers waren in dit laatste geval onschuldige jonge mensen die zich amuseerden, in het eerste geval daarentegen waren het oudere mensen met een ongenadig scherp oordeel over de wereld. Herders en koningen dus. Toeval? Misschien. Maar als je er rekening mee houdt dat de moslimterroristen bezield worden door een antichristelijke geest die het gemunt heeft op de ‘aanbidders van het kruis’, dan mag je ervan uitgaan dat deze geest het christendom beter kent dan de ‘aanbidders’ zelf, die in de meeste gevallen niet eens weten dát ze het kruis aanbidden, laat staan waarom. Ook hier weer kun je de tegenstelling tussen de oude en de jonge Jezusziel herkennen. Want de Westerlingen zijn jonge zielen, onbewuste Christusdragers, terwijl de moslims oude zielen zijn, onbewuste Christuszoekers. De laatsten voelen zich instinctief aangetrokken tot de eersten, maar zetten er zich met hun bewustzijn scherp tegen af. De ‘jonge’ Westerlingen zijn het bewustzijn van Christus verloren, de ‘oude’ moslims hebben dat bewustzijn nog niet gevonden. Hun wederzijdse toenadering gaat uit van de aantrekkingskracht van het ‘jonge’ Westen, maar wat eraan ontbreekt is het ontwaken van het ‘oude’ bewustzijn dat er niet toe komt om de ‘draden’ te onderscheiden die in tijd en ruimte gesponnen worden. Terwijl het oude kerstmis teloorgaat, wordt het nieuwe kerstmis geboren, maar dat wordt – net als toen – niet opgemerkt. 

Het kerstmis dat we dit jaar gevierd hebben, was bij uitstek een ‘gemengd’ kerstfeest. Niet alleen hebben we het met gemengde gevoelens gevierd, maar het was ook een vermenging van beide geboorteverhalen. Enerzijds was het – met zijn uitbundige versieringen, zijn kerstmarkten, zijn muziek, zijn eet- en drankfestijnen – een karikatuur van het oude herdersverhaal: bewustzijn kwam er niet aan te pas, aardse genietingen des te meer, zonder enig besef van de kosmische dimensies van dit feest. Anderzijds werd kerstmis dit jaar gevierd met een verscherpt bewustzijn veroorzaakt door de terreurdreiging, de klimaatdreiging, de vluchtelingendreiging. Door de aanslagen in Parijs, die het leven kostten aan meer dan honderd onschuldige jonge mensen, heerste er overal een sfeer als ten tijde van de Herodiaanse kindermoord. Beide geboorteverhalen vielen als het ware samen en creërden een vreemde dubbelzinnige atmosfeer waarin de kerstvierders heen en weer geslingerd werden tussen zorgeloos plezier en angstige gekweldheid. De uiterlijke vermenging veroorzaakte een innerlijke verscheurdheid. In die zin was kerstmis dit jaar een pars pro toto van onze tijd. Op elk gebied vervaagt namelijk het onderscheid tussen de tegenpolen: man en vrouw, kunst en wetenschap, waarheid en leugen, Oost en West, christendom en islam, verstand en gevoel, hoge idealen en lage driften, schuld en onschuld. Alles loopt door elkaar, en dat veroorzaakt een diepe gespletenheid in de mens: zijn bewustzijn keert zich af van de realiteit en vlucht in een schijnwereld. Daardoor blijft het blind voor het nieuwe kerstmis dat ‘achter zijn rug’ geboren wordt, voor de talloze draden die vandaag opnieuw tussen hemel en aarde geweven worden. Die draden worden pas zichtbaar als het oude, oordelende bewustzijn zich ‘omkeert’ naar de werkelijkheid en daarin de kunstzinnige geest leert onderscheiden die erin aan het werk is, dezelfde geest die destijds de zo diepzinnige beelden van de twee bijbelse geboorteverhalen heeft geschapen. 

Rudolf Steiner zegt ergens dat we moeten proberen om de zichtbare werkelijkheid als een aangezicht te zien, een menselijk gelaat. De bedoeling is natuurlijk om de geest te herkennen die tot uitdrukking komt in dat gelaat, zoals we dat ook doen wanneer we een mens herkennen. Die herkenning is een helderziende waarneming van het Ik. Zij is niet het gevolg van een analyseren van het fysieke gelaat. En toch kunnen we zonder (de zintuiglijke waarneming van) dat gelaat geen geest herkennen, evenmin als we Christus kunnen herkennen zonder Michaël, zijn ‘aangezicht’. Als kind kunnen we dat nog wel. Een kind ziet het gezicht van zijn moeder niet, evenmin als een verliefde het gezicht van zijn geliefde ziet. Ze kijken er dwars doorheen. Een van liefde vervulde waarneming is per definitie een helderziende waarneming: ze maakt de materiële wereld transparant voor de geest die er zich in uitdrukt. Naarmate het kind opgroeit en de verliefdheid bekoelt, wordt het gelaat van de moeder of de geliefde ondoorzichtiger, materiëler: het verbergt de achterliggende geest. Op die manier verovert het kind, de geliefde, de mens zijn vrijheid tegenover de ander. Op die manier staat de moderne mens ook tegenover kerstmis: het feest is volkomen materieel en ondoorzichtig geworden, het verbergt de geest die er zich in uitdrukt. Maar we kunnen die evolutie omkeren. We kunnen kerstmis opnieuw leren zien als het aangezicht van Christus en hem er rechtstreeks in herkennen. Maar daarvoor moeten dat aangezicht weer ‘samenstellen’, we moeten het bewust reconstrueren zoals we doen wanneer we een portret tekenen. Daarvoor moeten we het concrete gezicht analyseren, en die analyse begint met een simpele tweedeling. Zo begint ieder portret, ook dat van kerstmis. Zo begon Christus destijds ook aan zijn zelfportret: door de aarde in twee te delen, door twee kinderen geboren te laten worden. De reconstructie van die tweedeling is het begin van het nieuwe kerstmis, het michaëlische kerstmis dat tot aangezicht van Christus wordt. 

Een gemengde kerstboodschap

  

Een Engelse televisiezender heeft de vader van Aylan Kurdi, het verdronken Syrische jongetje, gevraagd om een kerstboodschap in te spreken voor de camera. De Engelsen zullen op kerstdag dus niet alleen kunnen luisteren naar hun koningin maar ook naar de Syriër die zijn gezin opofferde voor een nieuw gebit. Dat laatste is men aan de overkant van het Kanaal blijkbaar al vergeten, wat niet verwonderlijk is voor een extreem politiek correct land als Engeland. Abdullah vraagt de wereld om zijn deuren te openen voor Syriërs. Dat klinkt natuurlijk heel kerstmis-achtig, maar we vergeten gemakkelijk dat er twee ‘kerstmissen’ zijn: het vredevolle kerstmis gebaseerd op het Lucas-evangelie en het kerstmis van de kindermoord gebaseerd op het Mattheus-evangelie. We kunnen de kerstboodschap van Abdullah dus op twee manieren interpreteren: ofwel als een smeekbede van onschuldige mensen om toegelaten te worden in ‘de herberg’, ofwel als de vraag om het land open te stellen voor kindermoordenaars. Of zijn Rotherham en Oxfordshire ook alweer vergeten? We moeten dus niet naïef zijn en het vredevolle kerstmis (laten) gebruiken om het gewelddadige kerstmis mogelijk te maken. Bedoel ik daarmee dat Abdullah kwade bedoelingen heeft? Nee, zover wil ik zeker niet gaan. Maar ik vind het toch wel smakeloos dat uitgerekend hij voor deze kerstboodschap gevraagd wordt, want hij is in feite beide tegelijk: een onschuldige vluchteling die onderdak zoekt en een kindermoordenaar. Dergelijke politiek correcte smakeloosheden moeten een aansporing zijn om wakker te zijn en onderscheid te maken. De tijd van het ene kerstmis en de ene Jezus is nu wel definitief voorbij … 

Gezocht: een nieuw hoofd

  

Dit is Larycia Hawkins, professor politicologie aan Wheaton College, een christelijke universiteit in de Amerikaanse staat Illinois. Zelf christen zijnde, is ze een hijab beginnen dragen uit solidariteit met haar muslim sisters. Toch was dat niet de reden waarom ze geschorst werd. Ze had verklaard dat christenen en moslims dezelfde God aanbidden en dát vond de universiteit een brug te ver. Het zou lachwekkend zijn als het niet om te huilen was. Een christen die beweert dat christenen en moslims dezelfde God aanbidden, weet duidelijk niets af van het christendom. Dat is op zich niet zo erg, want geloof is in de eerste plaats een gevoelskwestie. Je kunt van gewone gelovigen niet verwachten dat ze theologisch onderlegd zijn. Maar van een hoogleraar aan een christelijke universiteit mag je toch verwachten dat ze op zijn minst onderscheid kan maken tussen de christelijke en de islamitische God. En helemaal erg wordt het natuurlijk als zelfs de paus van Rome dat niet meer kan, want de uitspraak dat christenen en moslims dezelfde God aanbidden is van hem afkomstig. 

Waarom is dat nu zo erg? Als zelfs de intellectuelen van het christendom – met de paus op kop – geen verschil meer zien tussen de christelijke en de islamitische God, dan betekent dat eigenlijk dat het moderne christendom een kip zonder kop is. Nu is het christendom altijd een kip met een bijzonder grote kop geweest. Geen enkele andere godsdienst bezit zo’n uitgebreide theologie. Van meet af aan heeft het christendom zich intens verbonden met de menselijke ratio. Daardoor heeft het ook de ontwikkeling van de moderne wetenschap mogelijk gemaakt. Dat het vandaag geen enkel contact meer lijkt te hebben met die indrukwekkende intellectuele erfenis is niets minder dan een … onthoofding. 

Maar het is meer dan een onthoofding alleen. Hoe waarschijnlijk is het dat de paus van Rome niet meer zou weten wat het verschil is tussen God en Allah? De vorige paus – Joseph Ratzinger – wist het maar al te goed. Tijdens zijn beruchte Regensburger-toespraak beklemtoonde hij de rationaliteit van de christelijke God en de irrationaliteit van de mohammedaanse God. Dat onderscheid is voor het christendom essentieel. Daarom heeft het christendom zich ook altijd uit alle macht verzet tegen de – zowel fysieke als geestelijke – aanvallen van de islam. Haar theologie bereikte zelfs een hoogtepunt in deze strijd. Thomas van Aquino, die geldt als de grootste van alle christelijke denkers, was tevens de grootste bestrijder van de islam. 

Je zou kunnen zeggen dat het christendom zichzelf heeft leren kennen in de strijd tegen de islam. Nu het die strijd opgegeven heeft en geen verschil meer ziet tussen de christelijke en de islamitische God, kent het ook zichzelf niet meer. En is dat niet de Grote Ziekte van het Westen: gebrek aan zelfkennis? Het Westen is blind geworden voor zijn eigen christelijke karakter, het maakt geen onderscheid meer met de islam en noemt dat, zoals Larycia Hawkins, ‘christelijk’ gedrag. Maar er bestaat niet zoiets als blind christelijk gedrag. De mens is niet van nature christelijk. Christelijk gedrag is juist een uiting van bewustwording. Wie die bewustwording teniet doet, wie geen onderscheid meer maakt, gedraagt zich antichristelijk.

Nu kan ik moeilijk geloven dat dit per ongeluk is gebeurd en dat de christelijk kip haar kop gewoon verloren heeft. Nee, die kop is eraf gehakt. Maar dat is niet alles, hij is ook nog eens vervangen door een andere kop, een antichristelijke kop. De christelijke kip rent niet rond zonder kop, ze rent rond met een andere kop, een islamitische kop. Men kan denken wat men wil van Joseph Ratzinger, maar hij was een christelijk hoofd van de kerk. Dat was hoogstwaarschijnlijk ook de reden waarom hij is moeten aftreden. Want de kerk is allang niet christelijk meer, zij is zelfs ronduit antichristelijk geworden. Die ‘omkering’ werd bezegeld door het aftreden van de scherp onderscheidende Ratzinger die vervangen werd door Franciscus die geen verschil meer ziet tussen de christelijke en de islamitische God. Op de katholieke kerk staat vandaag een islamitisch hoofd.

De universiteit van Wheaton heeft blijkbaar nog een christelijk hoofd. En dat had alle reden om professor Hawkins te schorsen. Wie zich antichristelijk gedraagt, moet geen les geven aan een christelijke universiteit. Maar Wheaton zal waarschijnlijk aan het kortste eind trekken, want professor Hawkins wordt niet alleen gesteund door haar muslim sisters en door heel politiek correct Amerika, maar ook door de paus van Rome. Daartegenover kan de universiteit alleen een ‘afgehakt’ christelijk hoofd plaatsen, een levenloos, bloedeloos christelijk bewustzijn. En dat zal niet volstaan. Het enige wat Wheaton – dat hier model kan staan voor de hele Westerse beschaving – kan redden, is een ‘nieuw hoofd’, een levend en warmbloedig bewustzijn van het christendom. En dat bewustzijn zal het moeten bevechten op het islamitische hoofd dat nu op haar schouders staat. 

 

Etnisch profileren

  

Dit is juf Magalie die er in juni 2013 van beschuldigd werd een van de (moslim)kleuters in haar klasje sexueel misbruikt te hebben. Dat leidde tot hysterisch schreeuwende moslima’s, doodsbedreigingen, het ontslag van Magalie en haar opname in een instelling. Na een onderzoek van twee jaar werd ze buiten beschuldiging gesteld, maar de ouders gingen in beroep. Dat beroep zou vandaag voorkomen, maar werd als gevolg van een bommelding uitgesteld tot volgend jaar. Het is inmiddels vrijwel zeker dat er helemaal niks gebeurd is in Magalies kleuterklas, maar dat neemt niet weg dat haar lijdensweg straks al bijna 3 jaar zal duren. 

Magalie is niet de enige. Een paar maanden geleden beschuldigde een moslima een kleuterjuf ervan haar zoontje … opgehangen te hebben, als in opgehangen-met-een-touw-rond-zijn-nek. Die zaak is nu ook in onderzoek en we mogen ervan uitgaan dat ook hier weer het leven van een kleuterjuf nooit meer hetzelfde zal zijn. Naar verluidt was ze op het ogenblik van de feiten niet eens op school, maar moslims laten zich blijkbaar weinig gelegen aan feiten. Als ze denken dat ze tekortgedaan zijn, dan gedragen ze zich ook alsof ze tekortgedaan zijn.

Ik ken een schooljuf, een doodbraaf mens, die na jaren les te hebben gegeven in een concentratieschool en dagelijks het bloed vanonder haar nagels te zijn gepest, verklaarde: ik haat ze, die Marokkanen, ik haat ze uit de grond van mijn hart! Ze hadden haar plezier in het lesgeven helemaal vergald. Een andere schooljuf die ik ken, kreeg doodsbedreigingen nadat ze twee vechtende Marokkaanse meisjes uit elkaar had gehaald. Dat had ze beter niet gedaan want de volgende dag moest ze in haar eigen school voor een soort Marokkaanse rechtbank verschijnen. Ze ontsnapte slechts op het nippertje aan een ‘veroordeling’. 

Ik zou wel eens willen weten hoeveel leerkrachten op die manier geterroriseerd worden door moslimkinderen, moslimouders en moslimadvokaten. Ik zou ook wel eens willen weten of het onrustbarende ziekteverzuim in het onderwijs misschien iets te maken zou kunnen hebben met ‘moslimgedrag’. En ik zou ook wel eens willen weten welke invloed dat gedrag heeft op het denkvermogen van de jongere generaties. Hoe zei een hoogleraar het onlangs? Het volstaat dat er één moslima met een hoofddoek in de zaal komt zitten of het hele discours verandert. Nee, moslims hebben geen bommen en kalasjnikovs nodig om Europa grondig te veranderen. 

Het spreekt vanzelf dat ze dat niet kunnen zonder medewerking van de Europeanen, meer bepaald van de politiek correcte Europeanen. Toen een paar Bekende Moslims zich de afgelopen weken tekortgedaan voelden door de politie, regende het verontwaardigde artikels over ‘etnisch profileren’ en ‘polariseren’. De teneur was: dit is slechts het topje van de ijsberg, moslims worden voortdurend gepest door de politie. Ik wil het graag geloven. De vraag is echter: wie is er begonnen? Als politieagenten al tientallen jaren uitgelachen worden door moslimjongeren die ze aanhouden en die vervolgens door het gerecht weer op vrije voeten worden gesteld, tja dan kan ik me voorstellen dat ze op een andere manier hun gram proberen te halen of dat ze – zoals die brave juf – de ‘jongeren’ gaan haten uit de grond van hun hart.

Op die manier ontstaat er een vicieuze cirkel van haat en uitgerekend degenen die daar het heftigst voor waarschuwen – de politiek correcte schrijvelaars – houden die cirkel in stand, om niet te zeggen dat ze hem gecreëerd hebben. Zij zijn het die de moslims geleerd hebben dat misdaad (groot en klein) loont. Zij zijn het ook die blanke leerkrachten geleerd hebben dat ze op geen enkele steun kunnen rekenen in conflicten met moslims. Juist degenen die met de grootste verontwaardiging schrijven en spreken over racisme, hebben dat racisme in het leven geroepen en blijven het voeden. Zolang deze Radio Mille Collines niet zwijgt, zal het pesten niet ophouden, wel integendeel. 

Marilyn en Steiner

  

 

Enkele jaren voor haar dood in december 1964, verbleef de Engelse dichteres Edith Sitwell in Hollywood. Een maandblad had een ontmoeting geregeld met Marilyn Monroe in de hoop dat de combinatie van twee zo tegengestelde persoonlijkheden journalistieke gensters zou opleveren. Niemand had echter kunnen voorzien dat beide vrouwen onmiddellijk vrienden zouden worden, en nog minder dat hun gesprek zou gaan over Rudolf Steiner wiens autobiografie Marilyn Monroe toen aan het lezen was. In haar eigen autobiografie beschreef Edith Sitwell Marilyn Monroe als ‘rustig, met een grote natuurlijke waardigheid en uiterst intelligent’. ‘Tijdens onze ontmoeting’, schreef ze, ‘droeg Marilyn een groen kleed, en met haar blonde haar zag ze eruit als een vlinder. In rust had haar gezicht bij momenten iets vreemd tragisch, als het gezicht van een prachtige geest, een kleine lente-geest, een onschuldige vruchtbaarheidsgodin.’ Marilyn Monroe had Steiner leren kennen door haar favoriete toneelleraar Michaël Tsjechov, de neef van de schrijver. Ze zoog de antroposofie op als een spons, en Tsjechov voelde dat ze het niet deed om hem te behagen maar omdat het één van de zeldzame dingen in haar leven was die ze werkelijk vanuit zichzelf deed.

(Bron: anthropopper.wordpress.com)
 
  

De oude sleur

  

Mensen willen steeds maar weer geloven, dat alles zal verder gaan zoals het nu gaat. Maar dat zal niet gebeuren! Als er zo verder geleefd wordt, zonder impulsen uit de geestelijke wereld, dan kan de industrie blijven draaien, dan kunnen de banken blijven bestaan, dan kunnen de universiteiten wetenschap blijven onderwijzen, dan kunnen beroepen verder uitgeoefend worden, maar het zal allemaal naar decadentie leiden, naar barbarij, naar de ondergang van de beschaving. Wie de resultaten van de geesteswetenschap niet tot leven wil brengen, wil in feite geen vooruitgang maar achteruitgang. De meeste mensen willen vandaag achteruitgang en maken zichzelf wijs dat daaruit vooruitgang kan komen.

(Rudolf Steiner – GA 202 – Dornach, 26 december 1920)