Voor ons moderne mensen is kerstmis enkel nog een esthetisch feest: we versieren onze huizen, onze straten, onze steden. De religieuze inhoud is helemaal verdwenen. Wie weet nog wat kerstmis oorspronkelijk betekende? De geboorte van het kindje Jezus? Maar wie kent dat verhaal nog? Het traditionele kerstverhaal is trouwens een vermenging van twee zeer verschillende geboorteverhalen, die op hun beurt weer een ander verhaal verbergen: dat van de intrede van Christus in de aardesfeer. Het is deze kosmische ‘geboorte’ die oorspronkelijk op 25 december gevierd werd. Ze werd gespiegeld in twee aardse geboorten – die van de twee Jezuskinderen – zodat we kunnen zeggen dat het volledige kerstverhaal in feite drieledig is. Het is het verhaal van de verbinding van hemel en aarde, waarbij de hemel vertegenwoordigd werd door Christus en de aarde door de twee Jezuskinderen. Het jongste kind (uit het Lucasevangelie) belichaamde de onbewust scheppende krachten van de mens, het oudste Jezuskind (uit het Mattheusevangelie) de bewust oordelende krachten. Ze stonden dus tegenover elkaar als een kunstenaar en een wetenschapper, en het is de kloof tussen beiden die Christus de mogelijkheid bood om op aarde te komen. De tegenstelling tussen beide Jezuskinderen was de aardse uitdrukking van de kloof die in de loop der tijden tussen hemel en aarde was ontstaan. De hemel wilde die kloof, ze probeerde niet om ze ongedaan te maken door de aarde weer op te nemen in haar ‘moederschoot’. Ze erkende haar ‘kind’ en deed net het tegenovergestelde: ze overbrugde zelf de afstand met de aarde, ze daalde af in de kloof die ontstaan was tussen de scheppende en de oordelende krachten van de mens. Als een liefhebbende moeder verbond ze zich met de aarde en tegelijk wekte ze ook de liefde tussen de ‘kunstenaar’ en de ‘wetenschapper’. De relatie tussen beide Jezuskinderen was uitdrukking van de relatie tussen hemel en aarde. Hun tegenstelling veranderde in (driegelede) eenheid, hun oorlog in vrede. Dat was het oorspronkelijke kerstmis, het oer-kerstmis.
Wanneer we vandaag kerstmis vieren, baseren we ons op de geboorte van de Lucas-Jezus. In vroegere tijden werd kerstmis evenwel op 6 januari gevierd. Men herdacht dan niet alleen de drie koningen uit het geboorteverhaal van Mattheus, maar ook de doop in de Jordaan toen de Christusgeest zich verbond met de Lucas-Jezus die voordien reeds het Ik van de Mattheus-Jezus in zich had opgenomen, zodat er een driegelede eenheid ontstond. In dat oude kerstfeest kwam nog het kosmische besef van het grote geheel tot uitdrukking: men vierde zowel de Mattheus-Jezus (de ‘wetenschapper’), de Lucas-Jezus (de ‘kunstenaar’), als de Christusgeest die beide met elkaar verbond. In ons huidige kerstfeest – met de stal, de kerstboom, de os en de ezel – is iedere verwijzing naar het (drieledig) geestelijke verdwenen. Het is eenzijdig aards geworden. We zouden kunnen zeggen dat de geboorte van Christus pas in onze tijd echt voltooid is. Zoals hij destijds afdaalde in één mens – en daarbij heel zijn kosmische ‘kleed’ aflegde – zo is hij nu afgedaald in ieder mens. Hij leeft nu in alle moderne ‘herders’, in de armen van geest die geen weet meer hebben van hun geestelijke oorsprong en zichzelf zien als louter aardse wezens, net als de bomen, de ossen en de ezels. Daardoor is ieder mens vandaag een onbewuste Christusdrager geworden die onbewust verlangt naar ‘de Vader’, dat wil zeggen naar zijn eigen kosmische, geestelijke wezen. Dat kunnen we niet alleen afleiden uit de vernieuwde belangstelling voor religie en spiritualiteit, maar ook uit de christelijke idealen – naastenliefde, verdraagzaamheid, gelijkheid, vrede, vrijheid – die in de moderne mens tot een tweede natuur zijn geworden. Het is alsof de hele mensheid onbewust streeft naar een nieuw kerstmis, een nieuwe verbinding tussen hemel en aarde, maar dan in omgekeerde zin. Was het 2000 jaar geleden de hemel die op aarde kwam, dan is het nu de aarde die weer naar de hemel streeft. De voltooiing van het oude kerstmis is tegelijk het begin van een nieuw kerstmis.
Er duiken steeds meer berichten op van landen waar het vieren van kerstmis verboden wordt. Met de islam is er inderdaad een krachtige antichristelijke impuls ontwaakt en het is geen wonder dat die zich ook tegen kerstmis richt want de idee dat God naar de aarde zou komen en geboren worden als mens is voor moslims wellicht de grootste blasfemie die er is. Daarvan getuigen ook hun aanvallen op het Sinterklaasfeest. Dat is immers een kinderlijke prelude op kerstmis: de hemel daalt naar de aarde af, maar de Vader blijft boven, op het dak. Alleen de Zoon kruipt door de schoorsteen tot helemaal beneden in de mensenwereld om daar geschenken te leggen in het meest aardse kledingstuk van de mens, de schoen, zinnebeeld van het fysieke lichaam. Daarbij maakt Christus zich natuurlijk vuil: alle zonden van de wereld blijven aan hem kleven en maken hem zwart. Het Sinterklaasfeest is een schitterende kinderversie van kerstmis en wat het tot een doorn maakt in de ogen van moslims is niet het zogenaamd racistische karakter ervan, maar de diepe christelijke betekenis. De islamitische aanvallen op kerstmis en Sinterklaas zijn evenwel niet de oorzaak van de teloorgang van deze oerchristelijke feesten. Ze zijn er het gevolg van. De geestelijke leegte van de christelijke beelden trekt demonen aan. De inhoudsloze vormen zijn als onbewoonde huizen die gekraakt worden. Het hele christendom heeft het lot van kerstmis ondergaan: het is tot louter anekdotiek, tot lege esthetiek geworden. Wat ooit de schepping was van een levende geest die de gebeurtenissen op aarde inspireerde, is nu verstard tot een oud schilderij dat ons niets meer zegt omdat het geen verband meer houdt met onze moderne tijd. Door de macht der gewoonte zijn we er nog altijd aan gehecht, maar de band is zo los geworden dat er nog maar weinig nodig is om hem te verbreken. Sinterklaas is al geen lang leven meer beschoren, en kerstmis zal ongetwijfeld dezelfde weg opgaan. Daar moeten we ons geen illusies over maken. Lijken trekken nu eenmaal roofdieren aan.
De enige manier om kerstmis te redden, is door zijn geestelijke betekenis weer tot leven te wekken. Het nieuwe kerstmis zal geboren worden uit de dood en bewustwording van het oude. Eigenlijk is ons huidige kerstfeest een Sinterklaasversie van het oorspronkelijke ‘kosmische’ kerstfeest dat nog deel uitmaakte van het grote drieledige geheel dat zich uitstrekte over de 12 heilige nachten. Ons ‘verkinderlijkte’ Lucas-kerstmis is als het ware uit dat levende kosmische verband gevallen en verdord tot een louter materieel en betekenisloos beeld. Als we het nieuw leven willen inblazen dan moeten we het opnieuw verbinden – religare – met het grote geheel en die ‘religieuze’ herverbinding begint paradoxaal genoeg met het ‘wetenschappelijk’ onderscheiden van beide kerstmissen: het Lucas-kerstmis en het Mattheus-kerstmis. Want de verdorring van het kerstfeest is een gevolg van het feit dat we de – nochtans duidelijke – verschillen tussen beide geboorteverhalen niet meer zien. In ons bewustzijn zijn ze samengesmolten tot één geheel dat enkel nog het gevoel aanspreekt, en dan nog de laagste, meest aardse regionen van dat gevoel: de gezelligheid, de fysieke voldoening, de esthetiek. Dat is ten koste gegaan van de dramatiek, het heldere bewustzijn, het gevaar en het geweld van het Mattheus-geboorteverhaal. Dat is er helemaal bij ingeschoten. Maar daardoor is ook het Lucas-verhaal geamputeerd, want de stal waarin het Jezuskind geboren werd, bevond zich in een grot waar de Herodes uit het Mattheusverhaal de zwarte magie had beoefend en opdracht had gegeven tot rituele kindermoorden. Pas wanneer we beide geboorteverhalen duidelijk van elkaar onderscheiden, zien we hoe nauw ze met elkaar verbonden zijn. De weg naar de verbinding, naar de religie loopt voortaan dus via de wetenschap. Het nieuwe kerstmis ontstaat uit het (onder)scheiden van het oude. Wat van nature een ‘dodelijk’ karakter heeft – het in twee delen, het bewust worden, de tegenstelling – wordt paradoxaal genoeg levenwekkend.
Wanneer we een duidelijk onderscheid maken tussen het kinderlijke, gevoelsmatige Lucas-geboorteverhaal en het koninklijke, zelfbewuste Mattheusverhaal, ontstaat er inderdaad vanzelf een verbinding, niet alleen in de ruimte – tussen beide verhalen onderling – maar ook in de tijd – tussen toen en nu. Dit jaar werden er in Parijs – het hart van het (eertijds) christelijke Europa – twee terroristische aanslagen gepleegd door moslims. De eerste vond plaats op 7 januari, vlak voor Driekoningen (en dus verwijzend naar de Mattheus-Jezus), de tweede op 13 november, anderhalve maand voor ons traditionele kerstmis (en dus verwijzend naar de Lucas-Jezus). De slachtoffers waren in dit laatste geval onschuldige jonge mensen die zich amuseerden, in het eerste geval daarentegen waren het oudere mensen met een ongenadig scherp oordeel over de wereld. Herders en koningen dus. Toeval? Misschien. Maar als je er rekening mee houdt dat de moslimterroristen bezield worden door een antichristelijke geest die het gemunt heeft op de ‘aanbidders van het kruis’, dan mag je ervan uitgaan dat deze geest het christendom beter kent dan de ‘aanbidders’ zelf, die in de meeste gevallen niet eens weten dát ze het kruis aanbidden, laat staan waarom. Ook hier weer kun je de tegenstelling tussen de oude en de jonge Jezusziel herkennen. Want de Westerlingen zijn jonge zielen, onbewuste Christusdragers, terwijl de moslims oude zielen zijn, onbewuste Christuszoekers. De laatsten voelen zich instinctief aangetrokken tot de eersten, maar zetten er zich met hun bewustzijn scherp tegen af. De ‘jonge’ Westerlingen zijn het bewustzijn van Christus verloren, de ‘oude’ moslims hebben dat bewustzijn nog niet gevonden. Hun wederzijdse toenadering gaat uit van de aantrekkingskracht van het ‘jonge’ Westen, maar wat eraan ontbreekt is het ontwaken van het ‘oude’ bewustzijn dat er niet toe komt om de ‘draden’ te onderscheiden die in tijd en ruimte gesponnen worden. Terwijl het oude kerstmis teloorgaat, wordt het nieuwe kerstmis geboren, maar dat wordt – net als toen – niet opgemerkt.
Het kerstmis dat we dit jaar gevierd hebben, was bij uitstek een ‘gemengd’ kerstfeest. Niet alleen hebben we het met gemengde gevoelens gevierd, maar het was ook een vermenging van beide geboorteverhalen. Enerzijds was het – met zijn uitbundige versieringen, zijn kerstmarkten, zijn muziek, zijn eet- en drankfestijnen – een karikatuur van het oude herdersverhaal: bewustzijn kwam er niet aan te pas, aardse genietingen des te meer, zonder enig besef van de kosmische dimensies van dit feest. Anderzijds werd kerstmis dit jaar gevierd met een verscherpt bewustzijn veroorzaakt door de terreurdreiging, de klimaatdreiging, de vluchtelingendreiging. Door de aanslagen in Parijs, die het leven kostten aan meer dan honderd onschuldige jonge mensen, heerste er overal een sfeer als ten tijde van de Herodiaanse kindermoord. Beide geboorteverhalen vielen als het ware samen en creërden een vreemde dubbelzinnige atmosfeer waarin de kerstvierders heen en weer geslingerd werden tussen zorgeloos plezier en angstige gekweldheid. De uiterlijke vermenging veroorzaakte een innerlijke verscheurdheid. In die zin was kerstmis dit jaar een pars pro toto van onze tijd. Op elk gebied vervaagt namelijk het onderscheid tussen de tegenpolen: man en vrouw, kunst en wetenschap, waarheid en leugen, Oost en West, christendom en islam, verstand en gevoel, hoge idealen en lage driften, schuld en onschuld. Alles loopt door elkaar, en dat veroorzaakt een diepe gespletenheid in de mens: zijn bewustzijn keert zich af van de realiteit en vlucht in een schijnwereld. Daardoor blijft het blind voor het nieuwe kerstmis dat ‘achter zijn rug’ geboren wordt, voor de talloze draden die vandaag opnieuw tussen hemel en aarde geweven worden. Die draden worden pas zichtbaar als het oude, oordelende bewustzijn zich ‘omkeert’ naar de werkelijkheid en daarin de kunstzinnige geest leert onderscheiden die erin aan het werk is, dezelfde geest die destijds de zo diepzinnige beelden van de twee bijbelse geboorteverhalen heeft geschapen.
Rudolf Steiner zegt ergens dat we moeten proberen om de zichtbare werkelijkheid als een aangezicht te zien, een menselijk gelaat. De bedoeling is natuurlijk om de geest te herkennen die tot uitdrukking komt in dat gelaat, zoals we dat ook doen wanneer we een mens herkennen. Die herkenning is een helderziende waarneming van het Ik. Zij is niet het gevolg van een analyseren van het fysieke gelaat. En toch kunnen we zonder (de zintuiglijke waarneming van) dat gelaat geen geest herkennen, evenmin als we Christus kunnen herkennen zonder Michaël, zijn ‘aangezicht’. Als kind kunnen we dat nog wel. Een kind ziet het gezicht van zijn moeder niet, evenmin als een verliefde het gezicht van zijn geliefde ziet. Ze kijken er dwars doorheen. Een van liefde vervulde waarneming is per definitie een helderziende waarneming: ze maakt de materiële wereld transparant voor de geest die er zich in uitdrukt. Naarmate het kind opgroeit en de verliefdheid bekoelt, wordt het gelaat van de moeder of de geliefde ondoorzichtiger, materiëler: het verbergt de achterliggende geest. Op die manier verovert het kind, de geliefde, de mens zijn vrijheid tegenover de ander. Op die manier staat de moderne mens ook tegenover kerstmis: het feest is volkomen materieel en ondoorzichtig geworden, het verbergt de geest die er zich in uitdrukt. Maar we kunnen die evolutie omkeren. We kunnen kerstmis opnieuw leren zien als het aangezicht van Christus en hem er rechtstreeks in herkennen. Maar daarvoor moeten dat aangezicht weer ‘samenstellen’, we moeten het bewust reconstrueren zoals we doen wanneer we een portret tekenen. Daarvoor moeten we het concrete gezicht analyseren, en die analyse begint met een simpele tweedeling. Zo begint ieder portret, ook dat van kerstmis. Zo begon Christus destijds ook aan zijn zelfportret: door de aarde in twee te delen, door twee kinderen geboren te laten worden. De reconstructie van die tweedeling is het begin van het nieuwe kerstmis, het michaëlische kerstmis dat tot aangezicht van Christus wordt.