Vijgen na Pasen

De wereld als een kunstwerk zien

Maand: juli, 2020

Indrukwekkend zichtbaar

  

In Antroposofie Vandaag – altijd goed voor enige verbazing – lees ik van de hand van Matthias Girke de volgende zinsnede: ‘… de levenskracht van de antroposofie, die in de afgelopen jaren zo indrukwekkend zichtbaar was en het culturele en maatschappelijke leven heeft veranderd …’ Het is bekend dat antroposofen positieve mensen zijn die always look at the bright side of life, maar dat ze zó positief waren, nee dat had ik toch niet voor mogelijk gehouden. Van die ‘indrukwekkende zichtbaarheid’ van de antroposofie heb ik namelijk niks gemerkt. Ik mag dan wel (nog heel even) in Scheldewindeke wonen, maar ik volg wat er in de wereld gebeurt en daar kwam de antroposofie – zoals gewoonlijk – niet in voor. Wat ik wel heb gezien, zijn de culturele en maatschappelijke veranderingen die de afgelopen jaren zichtbaar zijn geworden. Om er maar een paar te noemen: massa-immigratie, terrorisme, klimaatactivisme, corona-lockdown, BlackLivesMatter. En dat zou allemaal het werk zijn geweest van de antroposofie? 

Als je maandenlang opgesloten zit in je kot, zeggen zelfs de meest verstandigen onder ons wel eens dingen die ze beter niet hadden gezegd. Toch blijft het vreemd bovenstaande uitspraak te zien staan in een artikel over de verantwoordelijkheid van de antroposofie – en meer bepaald de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap – tegenover de wereld. Je zou verwachten dat mensen die, zoals Matthias Girke, deel uitmaken van deze Hogeschool, twee of zelfs drie keer nadenken voor ze in het openbaar een dergelijke uitspraak doen. Maar daar staat ze, zwart op wit, in Antroposofie Vandaag. Wat moet een mens daarvan denken? Misschien kan hij maar beter helemaal niets denken, dat is veiliger in de huidige ‘veranderende’ wereld. Gewoon op de like-knop drukken. Er is al genoeg kritiek, haat en verzuring. Laten antroposofen daar maar eens een uitzondering op vormen en ongeremd trots zijn op hun indrukwekkende zichtbaarheid en wereldtransformerende krachten. 

Maar heeft de waarheid niet ook haar rechten? Ik zie hoe zowat de hele mensheid opgesloten wordt ‘in haar kot’ omwille van een griepvirus, ik zie hoe bejaarden in mensonterende omstandigheden sterven, ik zie hoe kleine zelfstandigen failliet gaan, ik zie hoe jongeren wanhopig en depressief worden, ik zie hoe mensen tegen elkaar worden opgezet, ik zie hoe er een nieuwe normaal ontstaat waarin de overheid schier onbeperkte macht heeft, ik zie hoe er met grote haast gewerkt wordt aan een dubieus vaccin dat waarschijnlijk verplicht zal worden, ik zie hoe de mensheid langzaam tot waanzin wordt gedreven, ik zie hoe ze haar eigen verleden aan het uitwissen is, ik zie hoe standbeelden worden vernield, boeken verboden, piano’s op straat gegooid, enzovoort, enzovoort. Tenzij de media dat allemaal verzonnen hebben, zijn het harde feiten, indrukwekkend zichtbare feiten in een snel veranderende wereld. En daar eist de antroposofie de verantwoordelijkheid voor op?

Nee, dat kan niet zijn. Matthias Girke moet iets anders bedoelen. Maar wat dan wel? Welke andere veranderingen in het culturele en maatschappelijke leven van de jongste jaren kunnen op rekening van de antroposofie en haar Hogeschool worden geschreven? Ik zie ze niet. Van die ‘indrukwekkende zichtbaarheid’ van de antroposofie zie ik nog veel minder. En dan woon ik nog in een land waar de antroposofie redelijk aanwezig is, wat van veel andere landen niet gezegd kan worden. Het vermoeden rijst dat de antroposofie waar Matthias Girke het over heeft, alleen in zijn verbeelding bestaat. En dat fenomeen ken ik. Veertig jaar geleden was ik een overtuigd makrobiotieker. Ik leefde in de enthousiaste overtuiging dat makrobiotiek de wereld aan het veroveren was en voelde me gedragen door een wereldwijde golf van bewustwording die steeds hoger steeg. The sky was the limit. Gelukkig werd ik ouder en wijzer, en toen ik uit de beweging groeide, hield ze plotseling op te bestaan.

Zolang ik deel uitmaakte van het makrobiotische wereldje, voordrachten volgde en deelnam aan praktische activiteiten, kwam de makrobiotiek me voor als ‘indrukwekkend zichtbaar’: ik zag ze overal. Ze was de wereld langzaam maar zeker aan het veranderen, daar twijfelde ik niet aan. Maar toen ik uit die ‘bubbel’ stapte, spatte de makrobiotiek als een zeepbel uit elkaar. Ze werd op slag onzichtbaar. Jaren later, toen het internet zijn intrede had gedaan, vroeg ik me af: zou ze nog bestaan, de makrobiotiek? Ik tikte het woord in, en ja hoor: de winkels, de restaurants, de tijdschriften, de voordrachten, het was er nog allemaal. Alleen zag ik de zaak nu in zijn ware proporties en die waren lachwekkend klein. Ik heb nooit spijt gehad dat ik mij heb laten meeslepen door deze luciferische illusie: het was een spannende tijd en ik lust nog altijd tahin. Maar ik ben ook blij dat ik eruit ben gegroeid. De makrobiotiek heeft goede dingen gedaan, maar mede dankzij de antroposofie heb ik haar beperktheid en eenzijdigheid leren inzien.

Vandaag herken ik diezelfde beperktheid en eenzijdigheid in het antroposofische wereldje zelf. Ik lees Antroposofie Vandaag en tref daar mijn makrobiotische enthousiasme van weleer aan. Het staat weliswaar op een hoger niveau, maar het heeft hetzelfde illusoire karakter. Indrukwekkende zichtbaarheid? Zoiets kan alleen gezegd worden door mensen die nooit afstand hebben genomen van de antroposofische wereld, die hem alleen van binnenuit kennen en beleven. Net als de makrobiotiek destijds, is de antroposofie een boeiende, spannende, leerrijke wereld waar je idealistische mensen ontmoet die iets anders willen dan gewoon meedraaien in de grote materialistische mallemolen. Ik heb dus – opnieuw – geen spijt dat ik die wereld heb leren kennen, wel integendeel. Hij maakt onlosmakelijk deel uit van mijn karma, zoals alle werelden die ik heb leren kennen in mijn leven. Maar net als die andere werelden is ook de antroposofische wereld mij te eng. Ik kan er niet vrij ademen.

Het is gek. Vandaag komt de jeugd overal op straat, skanderend I can’t breathe, en dat is exact het gevoel dat ik had toen ik als jongmens de antroposofische wereld leerde kennen: ik kreeg er geen adem. Meer dan eens heb ik tijdens een antroposofische voordracht de aanvechting gevoeld om op te staan, mijn stoel door het raam te keilen en te roepen: het is hier om te stikken, er is hier geen lucht! Ook bij andere gelegenheden moest ik moeite doen om niet baldadig te worden en vandaag is dat opnieuw het geval. Bij het lezen van de woorden van Matthias Girke moet ik me inhouden om niet mijn meest sarcastische pen boven te halen. Gelukkig heb ik in de loop der jaren geleerd dat sarcasme te bedwingen en om te zetten in inzicht. Op die manier ben ik dan toch aan de benodigde zuurstof geraakt en dat wil ik ook nu weer proberen. In plaats van de draak te steken met de uitspraak van Mattias Girke wil ik proberen te begrijpen waarom hij zo’n groteske dingen zegt.

Ik krijg daarbij onverwacht de hulp van Rudolf Steiner. In de voordracht van 1 februari 1919 (GA 188) zegt hij iets heel merkwaardigs. Als schuldig aan de eerste wereldoorlog noemt hij twee factoren: het kapitalisme en … de antroposofie. Jawel, zo staat het er: samen met het kapitalisme is de geesteswetenschap verantwoordelijk voor de grootste ramp van de 20ste eeuw, een ramp die wij ons nog altijd bezuren. Natuurlijk bedoelt Rudolf Steiner niet de antroposofie op zich, maar een specifiek soort antroposofie, een antroposofie die zich, zoals hij het uitdrukt, niks aantrekt van Ahriman en niet probeert ‘de alledaagse werkelijkheid te doordringen met een doortastend denken’. Hij heeft het met andere woorden over een luciferische antroposofie, een antroposofie die zich terugplooit op zichzelf en zich alleen bezig houdt met abstracte spirituele inhouden. En deze in een ‘bubbel’ levende antroposofie acht hij even schuldig aan de eerste wereldoorlog als het kapitalisme. 

Wie Antroposofie Vandaag (her)leest met deze woorden in gedachten, beseft opeens dat Matthias Girke … gelijk heeft. De antroposofie is de afgelopen jaren inderdaad ‘indrukwekkend zichtbaar’ geworden: wat we vandaag overal om ons heen zien gebeuren, het is mede mogelijk gemaakt door de antroposofie. Aan de ene kant trekken duizenden – vooral jonge – mensen de straat op, schreeuwend om drastische maatregelen tegen de opwarming van de aarde en luidkeels protesterend tegen het alomtegenwoordige racisme. Het lijkt wel een kruistocht tegen de ‘witte mannen’, gepaard gaand met het nodige geweld. Aan de andere kant zien we een soort wereldregering aan de oppervlakte komen, een deep state die de mensheid door middel van technologie wil controleren en robotiseren. Deze twee snel groeiende bewegingen – een spiritueel-luciferische en een onderaards-ahrimaanse – verpletteren het midden en vermengen zich met elkaar tot wat je ‘omgekeerde antroposofie’ zou kunnen noemen.

De jonge kruisvaarders worden bezield door louter christelijke idealen: vrijheid, gelijkheid, solidariteit, verdraagzaamheid, mensenliefde, respect voor de aarde en de natuur, noem maar op. Het zijn dezelfde mensheidsidealen die ook de antroposofie bezielen. Daartegenover staat de deep state, de ondergrondse organisatie van de nieuwe wereldheerser Ahriman die volgens het aloude principe ‘verdeel en heers’ de macht wil grijpen. Het is een indrukwekkend beeld: de scharen van Michaël trekken ten strijde tegen de draak. Antroposofie in actie dus. Maar als we wat nauwer kijken, dan zien we dat de drastische maatregelen waar de social justice warriors om schreeuwen, alleen maar opgelegd kunnen worden door een oppermachtige overheid, een overheid zoals we die momenteel aan het werk zien tijdens de corona-crisis. Met andere woorden, de door christelijke, antroposofische idealen bezielde activisten staan helemaal niet in oppositie met de ahrimaanse wereldregering, ze vormen er een … conjunctie mee.

Deze kwaadaardige conjunctie kan alleen plaatsvinden omdat het christelijke, antroposofische midden ontbreekt. Een werkelijk levenskrachtige en ‘indrukwekkend zichtbare’ antroposofie had kunnen beletten dat Lucifer en Ahriman de handen in elkaar sloegen en zich vandaag voordoen als het nieuwe midden, dat wil zeggen als de wedergekomen Christus. Maar die antroposofie is er niet, tenzij in de verbeelding van antroposofen zoals Matthias Girke. En bij gebrek aan dat inspirerende midden is er in de zielen van de jonge mensen van vandaag een kwellende leegte ontstaan die in toenemende mate gevuld wordt met ‘omgekeerde antroposofie’: de idealen die zoveel hedendaagse jongeren bezielen – en die vervat zitten in het beeld van Michaël en de draak – keren door gebrek aan levende inzichten in hun tegendeel en worden vernietigende krachten. Omdat er geen zichtbare en levenskrachtige antroposofie is, valt er opnieuw een generatie ten prooi aan de tegenmachten. 

Tijdens de eerste wereldoorlog trokken duizenden idealistische jongeren zingend naar het front. Met name degenen die de driegeledingsbeweging hadden moeten ontwikkelen, sneuvelden op de slagvelden van Vlaanderen. Tijdens de tweede wereldoorlog gebeurde hetzelfde: talloze jongeren die bestemd waren voor de antroposofie raakten in de greep van de nazi’s en kwamen roemloos aan hun eind. En de antroposofen? Die waren zich van geen kwaad bewust. Het is bekend dat er in Das Goetheanum – de Dornachse tegenhanger van Antroposofie Vandaag – vier jaar lang met geen woord gerept werd over de aan de gang zijnde wereldoorlog. Men deed alsof hij niet bestond. Als ik Antroposofie Vandaag lees, stel ik vast dat er nog niet veel veranderd is. Er wordt vol enthousiasme gesproken over de zoveelste internationale conferentie in Dornach, maar de buitenwereld, waar voor de derde keer ontelbare jongeren in hun ongeluk lopen, wordt slechts terloops een blik gegund.

De reden valt niet ver te zoeken: die buitenwereld is een spiegel. Er speelt zich precies hetzelfde af als in de antroposofische wereld. Bij gebrek aan ‘ademend’ midden raken mensen opgesloten in twee kampen waartussen geen gesprek meer mogelijk is. In de buitenwereld noemt men ze links en rechts, in de antroposofische wereld oude en jonge zielen, maar het gaat in wezen om dezelfde polariteit. Het verschil is dat deze fundamentele tweedeling in de buitenwereld ‘indrukwekkend zichtbaar’ is, terwijl er in de antroposofische wereld met geen woord over gerept wordt, ondanks de dringende woorden van Rudolf Steiner aan het eind van zijn leven. De legendarische ruzie die uitbrak na zijn dood en die de antroposofische vereniging in twee scheurde, is waarschijnlijk niet vreemd aan dat stilzwijgen. Men wil voorkomen dat deze onverkwikkelijke geschiedenis zich herhaalt en denkt dat te bereiken door de tweedeling te negeren, door geen aandacht te besteden aan het feit dat de antroposofische beweging bestaat uit twee groepen van zielen.

Volgens Rudolf Steiner was er een verband tussen de (luciferische) antroposofie en de eerste wereldoorlog. Volgens Ita Wegman was er een verband tussen de grote ruzie in de antroposofische wereld en de opkomst van Hitler. De vraag rijst of er niet ook een verband is tussen het negeren van de antroposofische oer-tegenstelling en de ‘indrukwekkende zichtbaarheid’ ervan in de wereld van vandaag. Anders gezegd, heerst er niet zoveel onenigheid in de buitenwereld omdat er zoveel tevredenheid heerst in de antroposofische wereld, omdat de – geestelijke – strijd tussen beide zielengroepen er angstvallig uit de weg wordt gegaan? Wie oud wordt, stelt vast dat hij niet zozeer spijt heeft van de dingen die hij gedaan heeft, dan wel van de dingen die hij niet gedaan heeft. Antroposofen mogen gerust trots zijn op wat ze gerealiseerd hebben, maar als die trots hen belet om te zien wat ze verzuimd hebben en nog altijd verzuimen, dan heeft Ahriman hen te pakken.  

I can’t breathe (6)

  

BlackLivesMatter is de jongste weken uitgegroeid tot de antiracistische slogan bij uitstek. De drie woorden betekenen letterlijk: zwarte levens doen ertoe, ze tellen mee, ze zijn belangrijk. Dat spreekt natuurlijk vanzelf. Niemand twijfelt er anno 2020 nog aan dat black lives matter. Het gaat dus op het eerste gezicht om een onschuldige slogan. Er wordt echt niet veel gevraagd, gewoon een beetje respect voor de zwarte medemens, meer niet. Maar als je begint na te denken over deze slogan, dan blijkt onder het wollige uiterlijk van BlackLivesMatter een wolf schuil te gaan. Juist de vanzelfsprekendheid van de drie woorden geeft ze een heel andere betekenis. Ze suggereert dat er nog altijd mensen zijn die vinden dat een zwart leven er niet toe doet. Gelet op de heftigheid en verontwaardiging waarmee de slogan geskandeerd wordt, zijn deze racisten zelfs zo talrijk dat ze een bedreiging vormen voor de zwarte mens. En dat maakt van BlackLivesMatter een zware beschuldiging.

Iedereen weet aan wie die beschuldiging gericht is: niet aan de Aziaten, niet aan de Indianen, zelfs niet aan de Arabieren, de spreekwoordelijke handelaars in zwarte slaven. Nee, het zijn de blanken die ervan beschuldigd worden racisten te zijn die geen waarde hechten aan een zwart leven. Dat was ook de betekenis die gegeven werd aan de dood van George Floyd: hij was het zoveelste zwarte slachtoffer van blank racisme. Het beeld van een zwarte man die in koelen bloede gewurgd wordt door een blanke man is in feite de inhoud van de BlackLivesMatter-slogan: de zwarte bevolking wordt zodanig gediscrimineerd en onderdrukt dat ze langzaam stikt. Of het nu onderwijs is, economie, justitie, gezondheidszorg of wat dan ook, nergens telt de zwarte mens mee, nergens doet zijn leven ertoe. Het wordt niet met zoveel woorden gezegd, maar het klinkt uit de woede en de wanhoop waarmee BlackLivesMatter wordt geschreeuwd: de blanken proberen de zwarten uit te roeien.

De BlackLivesMatter-beweging rechtvaardigt de gewelddadigheid van haar protesten door ze voor te stellen als een vorm van zelfverdediging: de zwarte bevolking vecht voor haar leven en dan kun je geen redelijkheid verwachten. BlackLivesMatter zou dan ook vertaald kunnen worden als: Stop de Uitroeiing van de Zwarten. De blanken worden er met andere woorden van beschuldigd nazi’s te zijn die een tweede holocaust voorbereiden. Dat is de werkelijke betekenis van BlackLivesMatter, de betekenis die zich verbergt onder de schaapsvacht van Show me some Respect. Door de slogan in zijn concrete context te zien – en niet als een in de lucht zwevende abstractie – verandert de vanzelfsprekende mededeling in de zwaarst mogelijke beschuldiging: de blanken proberen het zwarte ras uit te roeien. Het is precies dezelfde beschuldiging die we ook horen uit de mond van moslims: blanken maken moslims het leven onmogelijk. Daarom zijn moslims verplicht een nietsontziende overlevingsstrijd te voeren: de jihad. 

BlackLivesMatter is niet alleen de zwaarst mogelijke beschuldiging, het is tevens de grootst mogelijke leugen. Verre van de zwarten te willen uitroeien, zijn het in Amerika juist de blanken die vaak het slachtoffer zijn van zwart geweld. Hetzelfde geldt voor de relatie tussen blanken en moslims. Hoeveel blanke aanslagen worden er op moslims gepleegd? Hun aantal verzinkt in het niets vergeleken bij het aantal moslimaanslagen op blanken. Bovendien gaat het meestal om represailles voor het niet aflatende moslimgeweld. Men kan zich zelfs de vraag stellen of het politiegeweld in Amerika geen vorm van zelfverdediging is, want politieagenten zijn er vaak het mikpunt van (vooral zwart) geweld. In Europa zien we hetzelfde: dagelijks belanden politieagenten in het ziekenhuis omdat ze worden aangevallen door moslims. Geen wonder dat de houding van de politie verhardt en dat er brutaliteit optreedt. Met racisme heeft dat niets te maken, met de agressie van de zogenaamde slachtoffers des te meer. 

BlackLivesMatter keert de zaken dus gewoon om: daders worden voorgesteld als slachtoffers, slachtoffers als daders. Deze schijnbaar antiracistische slogan is in werkelijkheid de meest racistische slogan die men kan bedenken: een welbepaald ras – het blanke – wordt ervan beschuldigd een ander ras – de people of color – te willen uitroeien, niet om hen te beroven van hun materiële of geestelijke rijkdom, maar uit puur en onversneden racisme, uit blinde rassenhaat. Die rassenhaat, zo wordt steeds weer betoogd, is zo diep geworteld in het blanke ras dat de blanken er zich niet bewust van zijn. Racisme is voor hen zo vanzelfsprekend als ademen. Het kenmerkt al hun gewoonten, al hun gebruiken, al hun instellingen. De blanke beschaving – daar kan volgens antiracisten niet genoeg op gewezen worden – is in wezen racistisch. Racisme is haar fundament, het is wat deze beschaving zo machtig heeft gemaakt: het onderdrukken en uitroeien van andere rassen.

BlackLivesMatter is een zo groteske leugen dat niemand kan geloven dat mensen zoiets zouden beweren als het niet waar was. En dus begint men te zoeken naar voorbeelden van dit blanke racisme. Uiteraard vindt men die, want racisme is van alle tijden en alle volkeren, en ofschoon het uitgerekend in het blanke ras duidelijk op de terugweg is, blijven er overal nog resten over. Gaat men het begrip racisme dan ook nog eens uitbreiden tot ver voorbij de oorspronkelijke betekenis en verkettert men de meest onschuldige zaken, dan wordt de indruk gewekt dat de leugen inderdaad waar is. Zo hebben de nazi’s het ook met de joden gedaan: kleine verschillen en karaktertrekken werden zodanig uitvergroot dat de Duitsers uiteindelijk gingen geloven dat het waar was wat Hitler zei: de joden probeerden het Duitse volk te vernietigen. En dat gaf de Duitsers natuurlijk het recht om zich met alle mogelijke middelen te verdedigen tegen die kwaadaardige joden. 

Hitler wist het al: hoe groter de leugen, des te gemakkelijker wordt hij geloofd. Want niemand kan geloven dat mensen zo kwaadaardig kunnen zijn dat ze dergelijke leugens verspreiden. Juist dat ongeloof stelde hem in staat bijna een heel volk uit te roeien. Om dezelfde reden geloven mensen vandaag de groteske leugen van BlackLivesMatter: omdat ze niet kunnen geloven dat mensen zo kwaadaardig kunnen zijn. Ze verspreiden die leugen verder, omdat ze het als hun morele plicht zien (wat zij als) de waarheid (beschouwen) te verdedigen. Het is dus hun eigen goede inborst die hen ertoe brengt de kwaadaardigste beschuldigingen te uiten. Dat is het perverse effect van de BlackLivesMatter-leugen: hij keert niet alleen de waarheid in zijn tegendeel, hij verandert ook goedheid in kwaadaardigheid. Mensen worden leugenaars omdat ze de waarheid liefhebben, ze worden kwaadaardig omdat ze goed zijn. Dat is de tragedie van de antiracisten: bezield met de beste bedoelingen en de hoogste morele normen, plaveien ze de weg naar de hel.

Een leugen als BlackLivesMatter kan zich als een lopend vuurtje verspreiden, niet omdat mensen kwaadaardig zijn, maar juist omdat ze goedaardig zijn. Vooral de blanke mens is vandaag zo idealistisch, zo bevlogen, zo spiritueel dat hij alles wat negatief en laag bij de gronds is verafschuwt. Zelfs gewone kritische opmerkingen betitelt hij als hate speech en hij maakt ze strafbaar. Alles wat maar enigszins kwetsend of onaangenaam zou kunnen zijn, wil hij verbieden. Hij wil met andere woorden het kwaad uitroeien. Wat hij echter niet weet is dat het kwaad twee tegengestelde kanten heeft. Hij beseft niet dat al zijn (luciferische) positiviteit van hem geen goed mens maakt, wel integendeel, ze roept juist het (ahrimaans) negatieve op. Want beide horen samen, beide maken deel uit van het kwaad. Hoe positiever een mens wordt, des te sterker wordt ook het negatieve in hem, en omgekeerd. Wanneer beide polen ten slotte een bepaalde graad van intensiteit bereiken, ontstaat er een Steigerung.

Dat is wat we vandaag meemaken: de Steigerung van het kwaad. Lucifer en Ahriman hebben elkaars werkzaamheid zodanig geïntensiveerd dat uit de spanning tussen beide een nieuw soort kwaad geboren is, een kwaad dat zowel extreem positief als extreem negatief is. Beide tegenpolen vallen samen en dat maakt het nieuwe kwaad zo verwarrend dat we er geen verhaal tegen hebben. Degenen die het bestrijden – in de vorm van racisme, terrorisme, fascisme, Global Warming, coronavirus of wat dan ook – zijn buitengewoon positieve mensen, die zichzelf vervuld weten van liefde. Ze willen een betere wereld en een betere mensheid maken. Maar tegelijk zijn het buitengewoon negatieve mensen die vervuld zijn van haat, die anderen onophoudelijk beschuldigen, die drastische maatregelen eisen en het uitstekend vinden dat de overheid de onwillige mensheid opsluit ‘in haar kot’. Wat deze wereldverbeteraars zo gevaarlijk maakt is dat hun negativiteit niet te onderscheiden is van hun positiviteit. 

Het nieuwe kwaad kan niet bestreden worden zoals het oude: door evenwicht te scheppen tussen de tegenpolen, door het gulden midden te zoeken tussen Lucifer en Ahriman. Want dat midden is verdwenen, de tegenpolen zijn samengevallen. Wie het kwaad bestrijdt zonder onderscheid te maken tussen zijn twee gezichten, wordt er als het ware door opgeslokt en verandert zonder het te beseffen in een bestrijder van het goede. Wie bijvoorbeeld ten strijde trekt tegen het rechtse (ahrimaanse) gevaar kiest automatisch partij voor (luciferisch) links, want een centrum is er niet meer. Omdat links samenvalt met rechts kiest hij partij voor beide kwaden en keert zich tegen het goede. Zolang niet wordt ingezien dat links en rechts kanten van dezelfde medaille zijn, betekent het kwaad bestrijden niets anders dan het goede bestrijden. Al die activisten die als paddestoelen uit de grond schieten, al die fanatieke wereldverbeteraars die schreeuwend door de straten trekken: ze zijn de stoottroepen van het nieuwe, geallieerde kwaad. 

Wie vandaag de draak wil bevechten, wie een echte Michaëliet wil zijn, moet in de allereerste plaats het kwaad leren onderscheiden. Hij moet onderscheid leren maken tussen de wolf en de schaapsvacht, tussen Ahriman en de luciferische idealen waarin hij zich hult. Het kwaad heeft een nieuw gezicht gekregen, een heel verleidelijk, onschuldig gezicht. Want Lucifer is niet langer de wilde fanaticus, die godsdienstoorlogen ontketent omdat God aan zijn kant staat. Nee, hij legt nu op een rustige, schijnbaar redelijke, ja zelfs wetenschappelijke manier uit waarom hij het gelijk aan zijn kant heeft. Hij heeft zich met andere woorden een ‘ahrimaanse stijl’ aangemeten. De tegenmachten spreken vandaag als door één mond: Lucifer levert de – christelijke – inhoud en Ahriman de – antichristelijke – vorm. Wie deze twee niet van elkaar onderscheidt, kan onmogelijk weerstand bieden aan de newspeak van het Nieuwe Kwaad. Daar ligt dan ook de echte michaëlische strijd: in het ontwikkelen van een nieuw onderscheidingsvermogen, een nieuw zintuig voor het kwaad. 

Dat zintuig is tegelijk ook een zintuig voor het goede, want door Lucifer en Ahriman uit elkaar te halen, maken we ook Christus weer zichtbaar. Met ons gewone morele zintuig kunnen we Hem niet meer waarnemen: Hij is als het ware opgeslokt door de wolf. Om het christelijke midden weer te kunnen waarnemen, moeten we het kwaad transparant maken, we moeten erdoorheen leren kijken. Dat is de Parsifalweg die naar Christus leidt: dwars doorheen de draak. We ontwikkelen pas een (nieuw) zintuig voor Christus als we onze ogen openen voor het (nieuwe) kwaad. Het een gaat niet zonder het ander. We moeten ‘het zwaard omgorden’ zoals de bijbel zegt, en dat is niet het oude, materiële zwaard, maar het geestelijke Michaëlszwaard van ons scherp onderscheidende denken. Blijven we het oude, gedachtenloze zwaard gebruiken, zoals de hedendaagse activisten dat doen, dan keert het zich tegen ons, dan wordt het tot een werktuig van de tegenmachten en zullen we erdoor vergaan.

Dit Michaëlszwaard moeten we zelf smeden, met behulp van ons denken, ons voelen en – vooral – ons willen. Want er is moed nodig om tegen de ‘wilde horden’ in te gaan. Iedereen juicht hen toe: de media, de overheid, het bedrijfsleven, de sportwereld, het onderwijs, ouders, grootouders, kinderen. Allemaal roepen ze enthousiast BlackLivesMatter en andere vergelijkbare slogans. Wie weigert mee te doen, betaalt een zware prijs. Wat zal er bijvoorbeeld gebeuren met de zeldzame sportlui die weigeren te knielen en de vuist in de lucht te steken voor aanvang van een wedstrijd? Hoe zullen zij door hun ploegmaats bekeken en behandeld worden? Welke maatregelen zal het bestuur van hun club tegen hen nemen, bang als het is dat sponsors zullen afhaken? Hun carrière kan in een oogwenk voorbij zijn, enkel en alleen omdat ze de moed hadden niet in te stemmen met de oproep tot geweld die BlackLivesMatter in wezen is. En dat geldt niet alleen voor sportlui, het geldt voor iedereen.

De draak bevechten is een gevaarlijke onderneming. Ze maakt alleen kans op slagen als we een nieuw bewustzijn ontwikkelen, een bewustzijn dat zich niet laat meeslepen door holle slogans en massa-bewegingen, maar dat er denkend doorheen kijkt en de wolf leert zien die zich in al die wolligheid verbergt. BlackLivesMatter is een voorbeeld van een onschuldig lijkende slogan die door eenvoudig, logisch te denken stap voor stap ontmaskerd kan worden. Dat vergt tijd en uithoudingsvermogen want er moet lang gehamerd worden om een michaëlszwaard te smeden dat scherp genoeg is om Lucifer en Ahriman te scheiden. Iedereen die wel eens een zeis heeft ‘gehamerd’ weet dat het geen kwestie van kracht is. Het is een kunst – net als het gebruik van de zeis – en kunst vereist de inzet van alle menselijke vermogens. Het michaëlszwaard wordt gesmeed door ons Ik, dat zich met dat zwaard verdedigt tegen het geallieerde kwaad dat het menselijke Ik probeert voor te stellen als de bron van alle kwaad. 

I can’t breathe (5)

  

Na de dood van George Floyd kwamen overal in Amerika – zwarte zowel als blanke – mensen op straat om te protesteren tegen het gewelddadige optreden van de politie. Als slogan gebruikten ze de laatste woorden van het slachtoffer: I can’t breathe. Al snel werden de protesten gewelddadig en veranderden in rellen, brandstichtingen en plunderingen. Ook de slogan veranderde, het werd BlackLivesMatter en de woede richtte zich niet langer alleen tegen politiegeweld maar tegen racisme in het algemeen. Pas toen president Trump dreigde om het Amerikaanse leger in te schakelen, kwam er een eind aan het oproer, of beter gezegd: het veranderde van richting en viseerde nu … standbeelden. Overal werden beelden van echte of vermeende racisten en slavendrijvers beklad, beschadigd of zelfs neergehaald. De beeldenstorm sloeg over naar Europa en nam in eigen land de vorm aan van het vandaliseren van standbeelden van Leopold II, de kolonisator van Kongo.

De dood van George Floyd werd onmiddellijk in verband gebracht met het racisme van de blanke Amerikanen, hoewel daar geen concrete aanwijzingen voor bestonden. In eigen land wordt de dood van ‘miljoenen’ Kongolezen onder het koloniale bewind van Leopold II in verband wordt gebracht met het racisme van de Belgen. Maar wie racisme zegt in België, denkt automatisch aan de Vlamingen. In Franstalig België zijn immers geen rechtse of extreemrechtse partijen die openlijk ‘racistische’ overtuigingen aanhangen, terwijl ze in Vlaanderen de helft van de bevolking vertegenwoordigen. België bestaat uit rechtse, racistische Vlamingen en linkse, antiracistische Franstaligen: dat is zo’n beetje het beeld dat in Franstalig België leeft, en dat ook in Vlaanderen gretig wordt overgenomen door antiracisten en dekolonisators. Het wordt niet met zoveel woorden gezegd, maar het zijn in de eerste plaats de Vlamingen die zich moeten verantwoorden voor de ‘genocide’ van Leopold II.

Het zou interessant zijn om eens na te gaan of er in de Franstalig-Belgische media ook zoveel jonge, boze, zwarte intellectuelen aan het woord komen en of ze even ongeremd hun gal (mogen) spuwen op de Franstalige Belgen. Dat is weinig waarschijnlijk, want als het gaat om het erkennen van de eigen fouten staan de Franstaligen – in tegenstelling tot de Vlamingen – niet op de eerste rij. Hoe dan ook, in de Vlaamse pers draait de culpabiliseringsindustrie op volle toeren en wordt er onophoudelijk gehamerd op het racisme van de Vlamingen. Zoals een jonge Kongolees onlangs in de krant verklaarde: alle luxe en rijkdom die we hier genieten, alle kansen die ons geboden worden, wegen niet op tegen het racisme waarmee we dagelijks geconfronteerd worden. Vlamingen zijn een dankbaar mikpunt voor de zwarte woede, want ze verzetten zich niet, ze buigen het hoofd en slikken alle beschuldigingen. Dat kun je nu eenmaal verwachten van een volk dat al eeuwenlang wordt … gekoloniseerd.

De ironie wil inderdaad dat in ons land momenteel twee groepen tegenover elkaar staan die allebei nazaten zijn van mensen die op hetzelfde moment door dezelfde dwingeland – Leopold II, koning der Belgen – gekoloniseerd, vernederd en uitgebuit werden. De Vlaamse bevolking leefde aan het eind van de 19de eeuw in mensonwaardige omstandigheden. Mensen stierven aan de lopende band. ‘De Vlaamse ziekte’ was een uitdrukking die in heel Europa bekend was. Ze betekende: kreperen van honger en ellende. Daarom noemt men de Vlamingen wel eens ‘de negers van Europa’. In hartje Europa speelden zich dus vergelijkbare taferelen af als in hartje Afrika: twee volkeren – het ene blank, het andere zwart – werden op eenzelfde schandalige manier behandeld. Het is een dubbelbeeld waarover nooit gesproken wordt. Tegen de behandeling van het Kongolese volk werd en wordt luidop geprotesteerd, maar over de behandeling van het Vlaamse volk wordt nog altijd met geen woord gerept.

Sinds de dood van George Floyd duiken in de media overal jonge Kongolezen op die de Belgen – en dus vooral de Vlamingen – dringend aanmanen in het reine te komen met hun koloniale verleden. Het is een typisch voorbeeld van een verwarrende ahrimaanse omkering. In abstracto hebben deze zwarte intellectuelen overschot van gelijk: de Belgen en de Vlamingen moeten inderdaad leren hun (onderlinge) koloniale verleden onder ogen te zien en ophouden het debat daarover uit de weg te gaan. Maar in concreto vergissen de jonge zwarten zich zoals alleen jongeren dat kunnen: ze richten hun verwijten uitgerekend aan het volk dat – net als het hunne – slachtoffer was (en nog altijd is) van het Belgische kolonialisme. Ze willen een volk ‘dekoloniseren’ dat al eeuwenlang gekoloniseerd wordt en ook vandaag nog behandeld wordt als quantité negligeable. Enkele jaren geleden bestempelde een Franstalige Belgische minister de Vlamingen nog als ‘ongedierte’. Je kan net zo goed proberen de joden te denazificeren.

Deze zwarte intellectuelen beseffen niet dat Ahriman hen dingen laat zeggen waarvoor ze zich diep zouden schamen als ze er zich bewust van waren. Maar dat is juist het probleem: ze zijn niet woke, ze lijden aan de slaapziekte, net als hun blanke collega’s. Want de Vlaamse intellectuelen doen precies hetzelfde: ze beschuldigen een volk dat met de kolonisering van Kongo niets te maken had, behalve dan dat het missionarissen uitzond die in Kongo scholen bouwden en de bevolking leerden lezen en schrijven. Deze idealistische Vlamingen legden dus de basis voor de ontwikkeling van de zwarte intellectuelen die ons vandaag de huid vol komen schelden. Het doet onwillekeurig denken aan de paters en zusters die bij de ‘bevrijding’ van Kongo werden verkracht en vermoord door de kinderen die ze zelf hadden opgevoed. En nu komen de nakomelingen van die kinderen ons verwijten dat we moordenaars en verkrachters zijn. Het zou lachwekkend zijn als het niet zo beschamend was. 

Het dubbelbeeld van twee volkeren – een blank en een zwart – die allebei gekoloniseerd werden door België bestaat nog altijd. Vlaanderen, dat 100 jaar geleden enkel nog bestond uit een verzameling armoedige dorpen waar ongeletterden in primitieve omstandigheden probeerden te overleven (de rest van het land was volkomen verfranst) is vandaag een welvarend volk geworden dat er op eigen houtje voor zorgt dat het hele Belgische koninkrijk kan blijven bestaan. Maar dit rijke Vlaanderen wordt nog altijd onderdrukt, uitgebuit en vernederd alsof er niks veranderd is. Ook Kongo bestond honderd jaar geleden uit een verzameling primitieve stammen die in armoedige hutten woonden en voortdurend met elkaar vochten. Dankzij de kolonisatie werden ze een beschaafd en welstellend volk, maar ook zij worden vandaag nog altijd uitgebuit en gekoloniseerd, dit keer niet door Leopold II maar door hun eigen corrupte politici. En door de Chinezen natuurlijk (die heel wat racistischer zijn dan de blanken).

Daar hoor je de jonge Kongolese intellectuelen echter nooit over klagen. Ze richten hun pijlen liever op de Vlamingen: dat is zoveel gemakkelijker en zoveel veiliger en het brengt ook zoveel meer op. Want dankzij hun dekoloniserende ideologie kunnen zwarte academici hier vlot aan werk raken, boeken publiceren, in de media verschijnen, hoogleraar worden en zelfs politicus, allemaal zaken die in Kongo, dat intussen het armste land van de wereld is geworden, op zijn minst problematisch zijn. Bovendien hebben ze een concreet doel: geld. Ze willen herstelbetalingen afdwingen, nog méér herstelbetalingen, want België heeft in de loop der jaren al vele miljarden euro’s betaald aan Kongo, euro’s die hoofdzakelijk uit Vlaamse zakken kwamen en waarvan het zeer de vraag is of ze het Kongolese volk ooit bereikt hebben. De Rutazibwa’s, Nsayi’s en Etambala’s die ons onze koloniale geschiedenis ‘door de strot willen duwen’ zoals ze zelf zeggen, zijn geen haar beter dan de corrupte politici die Kongo weer tot de bedelstaf hebben gebracht.

Nog onverkwikkelijker is de waarheid dat hun jonge Vlaamse collega’s precies hetzelfde doen. In plaats dat ze hun volk helpen een eind te maken aan de reeds eeuwenlange kolonisatie door Franstalig België, doen ze net het tegenovergestelde: ze collaboreren met de kolonisator. Ze vervoegen het Franstalige scheldkoor en stemmen in met zijn grootste succesnummer: het beschuldigen van de Vlamingen van … collaboratie. Wee degene die tegen dit beschuldigingskoor durft in te gaan! Hij wordt terstond afgebeeld met nazi-uniform en Hitlersnor. Het is altijd weer hetzelfde beeld dat opduikt: de dief die roept ‘houdt de dief!’ nadat hij zijn slag heeft geslagen. De kolonisator beschuldigt de gekoloniseerde van kolonisatie, de collaborateur scheldt de gedupeerde uit voor collaborateur, de schuldige geeft de schuld aan de onschuldige: het zijn allemaal variaties op het thema dat zowel door de Kongolese als de Vlaamse intellectuelen bespeeld wordt: beschuldigen om niet beschuldigd te worden. 

Dat zwarte intellectuelen de Vlamingen komen beschuldigen van kolonialisme en racisme is een daad van agressie die met veel vertoon van geleerdheid en verontwaardiging gecamoufleerd wordt. Maar dat soort dingen zijn van alle tijden. De Europeanen deden net hetzelfde toen ze Afrika koloniseerden: onder de vlag van de beschaving der volkeren vielen ze gewoon een ander land binnen. De geschiedenis staat bol van daden van agressie. Meestal zijn ze echter gericht tegen andere landen, andere volkeren, andere rassen. Wat de agressie van de Vlaamse intellectuelen uniek maakt, is dat ze gericht is tegen het eigen volk. Er bestaat waarschijnlijk geen tweede voorbeeld van een intellectuele klasse die zich zo massaal en zo openlijk tegen haar eigen volk keert, ja die dat volk zonder meer haat. De Vlaamse intellectuelen die de media bevolken lijken – net als hun gekleurde collega’s – maar één levensmissie te hebben: het beschuldigen, kleineren en verdacht maken van het Vlaamse volk. 

Ze zullen dan ook nooit een woord van protest laten horen tegen de kolonialistische aanmatiging van de zwarte intellectuelen. Ze zullen nooit een vinger uitsteken om de rechten van de Vlamingen te verdedigen, of zelfs maar die van waarheid. Mensen als David Van Reybrouck zijn enthousiast over de recente spijtbetuigingen van koning Filip, ze noemen het een historische gebeurtenis hoewel ze heel goed weten dat die spijtbetuigingen een opstap zijn naar excuses en herstelbetalingen die zullen moeten worden opgehoest door de Vlamingen. De negertjes van Europa moeten maar een beetje harder werken, denkt Van Reybrouck waarschijnlijk. En zo denkt ook koning Filip, die daarmee in de voetsporen van zijn grootvader treedt. Zo blijft de geschiedenis zich herhalen, zo blijft het kolonialisme zich voortplanten. Nog altijd – en zelfs meer dan ooit – zijn er mensen die zichzelf zo superieur wanen dat ze het recht menen te hebben anderen – die ze als inferieur beschouwen – te beschuldigen, te onderdrukken en uit te buiten.

Er is met andere woorden niks veranderd, behalve dat de moderne kolonisators degenen die ze willen koloniseren ervan beschuldigen … kolonisators te zijn. Dat hebben de klassieke kolonisators nooit gedaan, het kwam geen moment in hen op de arme, ongeletterde Kongolezen kolonisators te noemen en hen ervan te beschuldigen zichzelf superieur te wanen aan de blanken. Dat zou wat al te belachelijk zijn geweest. Toch is dat precies wat de moderne kolonisators doen: ze keren de zaken helemaal om. En die omkering is hun wapen: ze koloniseren mensen door hen ervan te beschuldigen kolonisators te zijn en zichzelf voor te stellen als hun slachtoffers. Dat is een zo perfide leugen dat niemand weet hoe hij er zich tegen moet verweren. Ieder protest wordt immers gecounterd met de – verontwaardigde – uitroep: nu hebben de kolonisators ook nog eens het lef ons ervan te beschuldigen … kolonisators te zijn! Op die manier ontstaat er een spiegelpaleis waar iedereen tegen iedereen op botst en niemand nog de uitgang vindt.

De Rutazibwa’s, Nsayi’s en Etambala’s herkennen zichzelf in de Vlamingen. Ze herkennen een volk dat – net als het hunne – gekoloniseerd werd en nog altijd wordt. Die onbewuste herkenning is de motor van hun hele dekoloniseringsstreven. Ze willen een eind maken aan een dubbel onrecht dat maar blijft voortduren. Het is dus een nobel streven dat hen drijft en dat beide volkeren tot bondgenoten maakt in de strijd tegen kolonisering. Maar doordat de herkenning niet doordringt tot hun bewustzijn, keert dit bondgenootschap om tot vijandschap. Mensen die eenzelfde lot delen en elkaar dus zouden moeten begrijpen en steunen, worden tegen elkaar opgezet en gaan in toenemende mate zelf belichamen wat ze (menen te) bestrijden: de koloniale mentaliteit. Het is onmogelijk om in Vlaanderen te leven en je niet bewust te worden van het Franstalige kolonialisme dat de Vlamingen in de tang houdt. Maar de Kongolese intellectuelen onderdrukken die bewustwording omdat ze anders hun macht en hun privileges verliezen.

Dit onderdrukken van de bewustwording is ook het probleem van de Vlaamse intellectuelen. Het is het probleem van de moderne intellectuelen tout court. De geestelijke arbeid – waaraan zij zich ongestoord kunnen wijden dankzij de handenarbeid van de bevolking – opent hen de ogen voor de onderdrukking van die bevolking, een onderdrukking waaraan ze zelf meewerken. Ze worden met andere woorden geconfronteerd met hun eigen ‘kolonialisme’, hun eigen machtsstreven. En dat plaatst hen voor een morele keuze: ofwel diepen zij dit inzicht verder uit en worden ze zich bewust van de machtsrelatie tussen de bevolking en haar intellectuelen, ofwel onderdrukken ze die bewustwording en blijven daardoor ook de bevolking onderdrukken. Welke keuze ze maken, toont de beeldenstorm die nu aan de gang is. Het beeld van Derek Chauvin die George Floyd langzaam verstikt, is een spiegel waarin de intellectuele klasse zichzelf (onbewust) herkent. Daarom slaat ze nu alle spiegels stuk. Het is le trahison des clercs in actie: de weigering van de intellectuelen om in de spiegel te kijken.

De Laatste Oogst

  

Intellectuele prostitutie

  

“There is no such a thing in America as an independent press, unless it is out in country towns. You are all slaves. You know it, and I know it. There is not one of you who dares to express an honest opinion. If you expressed it, you would know beforehand that it would never appear in print. I am paid $150 for keeping honest opinions out of the paper I am connected with. Others of you are paid similar salaries for doing similar things. If I should allow honest opinions to be printed in one issue of my paper, I would be like Othello before twenty-four hours: my occupation would be gone. The man who would be so foolish as to write honest opinions would be out on the street hunting for another job. The business of a New York journalist is to distort the truth, to lie outright, to pervert, to villify, to fawn at the feet of Mammon, and to sell his country and his race for his daily bread, or for what is about the same — his salary. You know this, and I know it; and what foolery to be toasting an “Independent Press”! We are the tools and vassals of rich men behind the scenes. We are jumping-jacks. They pull the string and we dance. Our time, our talents, our lives, our possibilities, are all the property of other men. We are intellectual prostitutes.”

(John Swinton, chief editorial writer of The New York Times, 1883)

I can’t breathe (4)

  

Vlaanderen heeft een lelijk racistisch gezicht, aldus de Albanees-Belgische filosoof en schrijver Bleri Leshi. Ik heb, voegt hij eraan toe, Vlaanderen gehaat met elke cel van mijn lichaam, en daar schaam ik me niet voor want ik had er alle reden toe. Gevraagd naar die redenen geeft de succesrijke auteur er twee: hij werd ooit eens de toegang geweigerd tot een danstent en tijdens een van zijn lezingen zei een toehoorder dat hij maar weer naar zijn eigen land moest gaan als het hier dan zo slecht was. Leshi, die Vredesambassadeur is van Pax Christi en Vlaanderen afreist om te spreken over liefde en solidariteit, komt blijkbaar steeds weer terug op dat grote, centrale probleem: het racistische Vlaanderen waarin hij leeft. Daarin verschilt hij niet van al die andere, glimlachende en liefde uitstralende immigranten die hun mening verkondigen in kranten, in tijdschriften, op televisie, in boeken, op scholen, aan universiteiten, kortom overal waar het hen belieft. Allemaal hebben ze de mond vol over het racistische Vlaanderen.

Ze kunnen en willen er niet over zwijgen. Het is alsof ze één grote missie hebben in het leven: de Vlamingen ervan overtuigen dat ze racisten zijn. Alsof ze naar hier gekomen zijn om dit achterlijke volk tot inzicht en beschaving te brengen. Ze gedragen zich met andere woorden als missionarissen die de arme witjes het ware geloof komen verkondigen. En die onwetende witte Vlamingen buigen het hoofd en zeggen: ja, bwana Leshi, vertel ons meer over de goede God, vertel ons over onze zonden en zeg ons hoe we onze ziel kunnen zuiveren zodat God ons weer in zijn armen sluit! Dat laten de Leshi’s, de Rutazibwa’s, de Nozizwe’s, de Nsayi’s en andere (de)kolonisators zich geen twee keer zeggen: al predikend trekken ze door het land in een poging zoveel mogelijk zieltjes te winnen voor hun antiracistische God. Geen van deze rondtrekkende boetepredikers beseft dat hij of zij het evangelie van de haat uitdraagt, en ook hun Vlaamse toehoorders beseffen niet dat ze naar de stem van Ahriman luisteren.

De missionerende en koloniserende people of color, die zich gedragen alsof ze tot een superieur volk en een superieure beschaving behoren, wekken natuurlijk de woede en de verontwaardiging van de Vlaming die hen met open armen ontvangen heeft, die hen opgenomen heeft in zijn samenleving, die hen alle kansen heeft gegeven die ook zijn eigen kinderen krijgen, die hen zelfs volop de gelegenheid geeft hun gal te spuwen op hun gastheren. Dergelijk gedrag doet zijn bloed koken, maar dat toont hij niet, want dan wordt hij ook nog eens uitgescholden door zijn eigen intellectuelen, door degenen die hij – door hard te werken – de gelegenheid heeft gegeven te studeren en een beter leven op te bouwen dan hijzelf heeft gehad. Ook die Vlaamse intellectuelen spreken met de stem van Ahriman en beschuldigen, verachten, intimideren en vernederen de gewone Vlaming aan één stuk door. Zoiets kan niet zonder gevolgen blijven: diep in de ziel van de Vlaming groeit de haat.

Het is onmogelijk om geen afkeer te voelen voor kolonisators die ons komen verwijten dat we kolonisators zijn. Het is onmogelijk om geen hekel te krijgen aan intellectuelen die Vlamingen continu afschilderen als een achterlijk, bekrompen, weerzinwekkend volk dat je alleen maar kunt haten. Het is onmogelijk om niet racistisch te worden als je uitgescholden wordt voor racist wanneer je een kleurling vraagt waar hij vandaan komt, wanneer je waarderend zegt dat hij goed Nederlands spreekt, wanneer je hem uitlegt dat Zwarte Piet een onschuldige traditie is waar zijn kinderen veel plezier aan beleven. Hoe braaf, volgzaam en verdraagzaam de Vlaming ook is, hij kan niet beletten dat hij langzaam wordt waar hij continu van beschuldigd wordt: een racist, iemand die een hekel heeft aan zwarte missionarissen die hier het evangelie van de wraak komen verkondigen en daar enthousiast bij geholpen worden door zijn eigen intellectuelen, ja zelfs door zijn eigen kinderen.

Op die manier creëert Ahriman een vicieuze cirkel van rassenhaat die er oorspronkelijk niet was maar die nu is uitgegroeid tot een reëel probleem. Dit nieuwe probleem wordt uiteraard hevig bestreden, met als gevolg dat de wederzijdse haat exponentieel toeneemt en de samenleving verdeelt in twee partijen – de boetepredikers en de zondaars, de antiracisten en de racisten, de superieuren en de inferieuren, de goeden en de slechten – die elkaars bloed wel kunnen drinken. Je hoeft echt niet helderziend te zijn om te beseffen dat dit verkeerd zal aflopen, dat de bom vroeg of laat zal barsten en dat de samenleving dan overspoeld zal worden met opgeklopte en opgekropte haat. Dat is precies wat Ahriman wil: dat mensen elkaar zodanig gaan haten dat ze elkaar de oorlog verklaren en proberen de ander te vernietigen. Maar dat is niet zijn uiteindelijke doel. Hij wil dat ze daarna ‘nooit meer oorlog’ zeggen en bereid zijn alles, maar dan ook alles te accepteren wat een herhaling van die oorlog onmogelijk moet maken. 

Ahriman wil dat we ons met huid en haar aan hem onderwerpen, dat we zijn slaven worden en ons eigen Ik uitwissen. Dat beeld verschijnt reeds in Amerika, waar blanken in een soort openbare boetedienst op de knieën gaan zitten voor zwarten, hen om vergiffenis vragen voor hun zonden, en vervolgens hun voeten wassen. Paus Franciscus heeft hen dat trouwens voorgedaan, aldus een christelijk oerbeeld perverterend tot een ahrimaans ritueel. Ahriman wil ons dwingen hetzelfde te doen als Christus, hij wil dat we zijn dienstknecht worden, dat we voor hem neerknielen, zijn voeten wassen en zeggen: niet mijn wil maar uw wil geschiede. En daarvoor gebruikt hij people of color die niet beter weten of dit is de enige manier waarop ze een beter leven kunnen krijgen: door de rollen om te keren, door de blanken op de knieën te dwingen en te koloniseren. Wat ze niet beseffen, is dat er op die manier niets zal veranderen en dat zij zelf het grootste slachtoffer zullen worden van deze ahrimaanse omkering.

De door Ahriman gecreëerde vicieuze cirkel van haat kan niet doorbroken worden met liefde, want liefde is juist wat de zwarte boetepredikers en de blanke antiracisten drijft: ze willen de mensheid redden en de wereld beter maken. Hun liefde is de motor van hun haat: die twee werken samen en hebben een duivelspact gesloten. Het enige wat hun vicieuze cirkel kan doorbreken, is inzicht in zijn werking en ontstaan. We moeten Ahriman leren kennen, zodat we zijn wapens tegen hem kunnen gebruiken. Die wapens zijn in de eerste plaats kenniswapens: Ahriman kent de mens door en door. Daarom is hij ook in staat hem te misleiden en hem ondanks al zijn intelligentie op te sluiten in een magische cirkel. Ahriman leren kennen, is de mens leren kennen. Onze tijd is daar bijzonder geschikt voor, want door te incarneren wordt Ahriman zichtbaar. Hij kan zichzelf niet meer verbergen en verschijnt overal in beeld. Het enige wat we moeten doen is die beelden leren lezen, zonder te luisteren naar de boodschap die erop wordt geplakt.

Om beelden te kunnen lezen is er inlevingsvermogen nodig, dat de beelden zelf laat spreken in plaats van hen allerlei woorden in de mond te leggen. Dat inlevingsvermogen is iets heel anders dan de sentimentele empathie die vandaag alom gepropageerd wordt en waarvan de uitkomst reeds bij voorbaat vaststaat. We worden gedwongen ons in te leven in het lijden van onze zwarte medemens om op die manier tot de conclusie te komen dat we inderdaad racisten zijn. Dergelijke opgelegde empathie is natuurlijk een voorwendsel. Het is een voorbeeld van hoe Ahriman ons inlevingsvermogen manipuleert en misbruikt. Als we hem willen ontmaskeren en ontsnappen uit zijn duivelskring, dan moeten wij ons weer meester maken van ons inlevingsvermogen. We moeten het als het ware uit zijn handen rukken en zuiveren van alle a priori’s waarmee hij het vergiftigd heeft. Laten we dat eens proberen met het beeld van de angry black people dat hij ons voortdurend voorhoudt.  

Laten we ons eens inleven in de boze zwarte medemens. Laten we eens proberen erachter te komen waarom hij zo boos is, in plaats van zelf ook boos te worden en meegesleurd te worden in een vicieuze cirkel van boosheid. Laten we onze oren sluiten voor alles wat Ahriman ons influistert en enkel kijken naar het beeld dat hij ons voorhoudt. Wat bezielt die jonge, welvarende zwarte intellectuelen? Waarom kunnnen zij niet zorgeloos genieten van alle white privileges die ze hier krijgen en waar bovenop ook nog eens het black privilege komt blanken ongestraft te kunnen beschuldigen? Waarom maakt al die luxe hen niet gelukkig? Het antwoord laat niet lang op zich wachten: omdat hun zwarte brothers and sisters in Afrika niet kunnen meegenieten, omdat hun ouders, grootouders, ooms en tantes ginder in omstandigheden leven die beschamend zijn vergeleken met het leven dat ze hier leiden. Met andere woorden, ze zijn zo ontevreden, zo gefrustreerd, zo boos omdat ze zich schuldig voelen. 

Aan die kwelling zouden ze gemakkelijk een eind kunnen maken door terug te keren naar Afrika en te proberen het leven daar te verbeteren met de kennis en de kunde die ze hier opgedaan hebben. Maar dat doen ze niet, want ze kunnen de luxe, de privileges en de macht die ze hier genieten niet opgeven. Diep van binnen weten ze dat en het maakt hun schuldgevoel zo groot dat ze bezwijken voor de verleiding hun schuldlast af te wentelen op de rug van hun gastheren. Hebben die immers Afrika niet gekoloniseerd, hebben zij het zwarte continent niet leeggeroofd, zijn ze niet rijk geworden op de kap van de zwarte bevolking, hebben ze hun voorouders niet schandalig behandeld? De schuld van de blanken is onnoemelijk veel groter dan hun eigen schuld, vinden ze, ja ze is er zelfs de oorzaak van. De blanken hebben schuld aan het schuldgevoel van de zwarten en dus is het niet meer dan normaal dat de people of color hun schuldlast plaatsen waar die thuishoort en dat is niet op hun eigen schouders maar op die van de blanken. 

De jonge zwarte intellectuelen denken nu verlost te zijn van hun schuldgevoel, maar in werkelijkheid wordt het nog sterker, want ze maken nu schaamteloos misbruik van de verdraagzaamheid van de blanken. Ze weten heel goed dat deze mensen niet verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de fouten van hun voorouders. Ze kunnen zelfs niet verweten worden te profiteren van die fouten, want de winsten die in Kongo gemaakt werden, gingen zeker niet naar de Vlamingen. Om hun misbruik te rechtvaardigen, nemen de zwarte intellectuelen het – blanke – concept van le bon sauvage over, de nobele wilde wiens zuivere ziel door de blanke beschaving werd gecorrumpeerd. Als er vandaag in Kongo massaal vrouwen worden verkracht, dan is dat volgens hen de schuld van de blanken, want echte, ongerepte Afrikanen zouden zoiets nooit doen. Als zwarten vandaag bekend staan om hun gewelddadigheid en corruptie dan is dat omdat de blanken de zuivere Afrikaanse ziel vergiftigd hebben.

Natuurlijk weten zwarten beter dan wie ook dat die ongerepte Afrikaanse ziel een romantische fictie is. Voor de blanken naar Afrika kwamen, werden er ook al vrouwen verkracht, heersten er stammentwisten en werden zwarten door zwarten als slaven verhandeld. Het geweld dat vandaag in Afrika heerst, is niet de schuld van de blanken, maar de zwarte intellectuelen verkiezen om de leugen in stand te houden. Die leugen is inmiddels zo groot geworden dat ze niet meer terug kunnen – ze zouden dan helemaal bezwijken onder de schuldgevoelens – en daarom gebruiken ze de intellectuele vermogens die ze hier ontwikkeld hebben niet om de zwarten te helpen maar om de blanken onder druk te zetten en te intimideren. Wat ze de blanken verwijten doen ze dus zelf, en hoe meer energie ze daarin steken, des te schuldiger worden ze. Op die manier raken blank en zwart gevangen in een vicieuze cirkel van schuldgevoel die inmiddels zo sterk is geworden dat ze er niet meer kunnen uit ontsnappen.

Boze zwarte intellectuelen doen niets om hun familie, hun volk of hun ras te helpen. In plaats daarvan werken ze samen met boze blanke intellectuelen om een winstgevende schuldindustrie op poten te zetten die de Europese beschaving zwaar onder druk zet. Niet alleen eisen ze van de blanke bevolking constant verontschuldigingen, ze eigenen zich in toenemende mate ook het recht toe geweld te gebruiken en de volgende stap zal ongetwijfeld zijn om de blanken tot herstelbetalingen te dwingen. Waar dat kan toe leiden hebben we vorige eeuw in Duitsland gezien. Zwarte en blanke intellectuelen werken onophoudelijk aan het slopen van de beschaving waar ze alles aan te danken hebben. Dat slopingswerk wordt nu zichtbaar: na het neerhalen van racistische en kolonialistische standbeelden is het de beurt aan het verwijderen van foute films en foute boeken. De volgende stap zal wellicht de zuivering van onze musea zijn, want men weet wel waar de Grote Schoonmaak begint, maar niet waar hij eindigt. 

Het is niet alleen de kunst die eraan moet geloven, ook de wetenschap wordt gezuiverd. Nadat de klassieke kunst reeds eerder vervangen werd door een geheel nieuwe ‘eigentijdse’ kunst, is het nu de beurt aan de klassieke wetenschap: zij moet het veld ruimen voor een nieuwe wetenschap met vakken als genderstudies, queerstudies, feministische wiskunde, epistemologisch antiracisme, dekolonisatie, enzovoort. In plaats dat de oude kunst en wetenschap zich met elkaar verbinden zoals dat in de antroposofie gebeurt, zijn het de nieuwe kunst en de nieuwe wetenschap die zich met elkaar vermengen tot de haatdragende religie van het antiracisme, een religie die zich voedt met schuldgevoel. Wat zich vandaag voor onze ogen afspeelt en wat onophoudelijk in onze oren wordt geschreeuwd is omgekeerde antroposofie. De jeugdige, idealistische krachten die de geestelijke impuls van de antroposofie in de wereld hadden moeten uitdragen, worden omgekeerd tot vernietigingskrachten. Net als 100 jaar geleden.