Indrukwekkend zichtbaar
In Antroposofie Vandaag – altijd goed voor enige verbazing – lees ik van de hand van Matthias Girke de volgende zinsnede: ‘… de levenskracht van de antroposofie, die in de afgelopen jaren zo indrukwekkend zichtbaar was en het culturele en maatschappelijke leven heeft veranderd …’ Het is bekend dat antroposofen positieve mensen zijn die always look at the bright side of life, maar dat ze zó positief waren, nee dat had ik toch niet voor mogelijk gehouden. Van die ‘indrukwekkende zichtbaarheid’ van de antroposofie heb ik namelijk niks gemerkt. Ik mag dan wel (nog heel even) in Scheldewindeke wonen, maar ik volg wat er in de wereld gebeurt en daar kwam de antroposofie – zoals gewoonlijk – niet in voor. Wat ik wel heb gezien, zijn de culturele en maatschappelijke veranderingen die de afgelopen jaren zichtbaar zijn geworden. Om er maar een paar te noemen: massa-immigratie, terrorisme, klimaatactivisme, corona-lockdown, BlackLivesMatter. En dat zou allemaal het werk zijn geweest van de antroposofie?
Als je maandenlang opgesloten zit in je kot, zeggen zelfs de meest verstandigen onder ons wel eens dingen die ze beter niet hadden gezegd. Toch blijft het vreemd bovenstaande uitspraak te zien staan in een artikel over de verantwoordelijkheid van de antroposofie – en meer bepaald de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap – tegenover de wereld. Je zou verwachten dat mensen die, zoals Matthias Girke, deel uitmaken van deze Hogeschool, twee of zelfs drie keer nadenken voor ze in het openbaar een dergelijke uitspraak doen. Maar daar staat ze, zwart op wit, in Antroposofie Vandaag. Wat moet een mens daarvan denken? Misschien kan hij maar beter helemaal niets denken, dat is veiliger in de huidige ‘veranderende’ wereld. Gewoon op de like-knop drukken. Er is al genoeg kritiek, haat en verzuring. Laten antroposofen daar maar eens een uitzondering op vormen en ongeremd trots zijn op hun indrukwekkende zichtbaarheid en wereldtransformerende krachten.
Maar heeft de waarheid niet ook haar rechten? Ik zie hoe zowat de hele mensheid opgesloten wordt ‘in haar kot’ omwille van een griepvirus, ik zie hoe bejaarden in mensonterende omstandigheden sterven, ik zie hoe kleine zelfstandigen failliet gaan, ik zie hoe jongeren wanhopig en depressief worden, ik zie hoe mensen tegen elkaar worden opgezet, ik zie hoe er een nieuwe normaal ontstaat waarin de overheid schier onbeperkte macht heeft, ik zie hoe er met grote haast gewerkt wordt aan een dubieus vaccin dat waarschijnlijk verplicht zal worden, ik zie hoe de mensheid langzaam tot waanzin wordt gedreven, ik zie hoe ze haar eigen verleden aan het uitwissen is, ik zie hoe standbeelden worden vernield, boeken verboden, piano’s op straat gegooid, enzovoort, enzovoort. Tenzij de media dat allemaal verzonnen hebben, zijn het harde feiten, indrukwekkend zichtbare feiten in een snel veranderende wereld. En daar eist de antroposofie de verantwoordelijkheid voor op?
Nee, dat kan niet zijn. Matthias Girke moet iets anders bedoelen. Maar wat dan wel? Welke andere veranderingen in het culturele en maatschappelijke leven van de jongste jaren kunnen op rekening van de antroposofie en haar Hogeschool worden geschreven? Ik zie ze niet. Van die ‘indrukwekkende zichtbaarheid’ van de antroposofie zie ik nog veel minder. En dan woon ik nog in een land waar de antroposofie redelijk aanwezig is, wat van veel andere landen niet gezegd kan worden. Het vermoeden rijst dat de antroposofie waar Matthias Girke het over heeft, alleen in zijn verbeelding bestaat. En dat fenomeen ken ik. Veertig jaar geleden was ik een overtuigd makrobiotieker. Ik leefde in de enthousiaste overtuiging dat makrobiotiek de wereld aan het veroveren was en voelde me gedragen door een wereldwijde golf van bewustwording die steeds hoger steeg. The sky was the limit. Gelukkig werd ik ouder en wijzer, en toen ik uit de beweging groeide, hield ze plotseling op te bestaan.
Zolang ik deel uitmaakte van het makrobiotische wereldje, voordrachten volgde en deelnam aan praktische activiteiten, kwam de makrobiotiek me voor als ‘indrukwekkend zichtbaar’: ik zag ze overal. Ze was de wereld langzaam maar zeker aan het veranderen, daar twijfelde ik niet aan. Maar toen ik uit die ‘bubbel’ stapte, spatte de makrobiotiek als een zeepbel uit elkaar. Ze werd op slag onzichtbaar. Jaren later, toen het internet zijn intrede had gedaan, vroeg ik me af: zou ze nog bestaan, de makrobiotiek? Ik tikte het woord in, en ja hoor: de winkels, de restaurants, de tijdschriften, de voordrachten, het was er nog allemaal. Alleen zag ik de zaak nu in zijn ware proporties en die waren lachwekkend klein. Ik heb nooit spijt gehad dat ik mij heb laten meeslepen door deze luciferische illusie: het was een spannende tijd en ik lust nog altijd tahin. Maar ik ben ook blij dat ik eruit ben gegroeid. De makrobiotiek heeft goede dingen gedaan, maar mede dankzij de antroposofie heb ik haar beperktheid en eenzijdigheid leren inzien.
Vandaag herken ik diezelfde beperktheid en eenzijdigheid in het antroposofische wereldje zelf. Ik lees Antroposofie Vandaag en tref daar mijn makrobiotische enthousiasme van weleer aan. Het staat weliswaar op een hoger niveau, maar het heeft hetzelfde illusoire karakter. Indrukwekkende zichtbaarheid? Zoiets kan alleen gezegd worden door mensen die nooit afstand hebben genomen van de antroposofische wereld, die hem alleen van binnenuit kennen en beleven. Net als de makrobiotiek destijds, is de antroposofie een boeiende, spannende, leerrijke wereld waar je idealistische mensen ontmoet die iets anders willen dan gewoon meedraaien in de grote materialistische mallemolen. Ik heb dus – opnieuw – geen spijt dat ik die wereld heb leren kennen, wel integendeel. Hij maakt onlosmakelijk deel uit van mijn karma, zoals alle werelden die ik heb leren kennen in mijn leven. Maar net als die andere werelden is ook de antroposofische wereld mij te eng. Ik kan er niet vrij ademen.
Het is gek. Vandaag komt de jeugd overal op straat, skanderend I can’t breathe, en dat is exact het gevoel dat ik had toen ik als jongmens de antroposofische wereld leerde kennen: ik kreeg er geen adem. Meer dan eens heb ik tijdens een antroposofische voordracht de aanvechting gevoeld om op te staan, mijn stoel door het raam te keilen en te roepen: het is hier om te stikken, er is hier geen lucht! Ook bij andere gelegenheden moest ik moeite doen om niet baldadig te worden en vandaag is dat opnieuw het geval. Bij het lezen van de woorden van Matthias Girke moet ik me inhouden om niet mijn meest sarcastische pen boven te halen. Gelukkig heb ik in de loop der jaren geleerd dat sarcasme te bedwingen en om te zetten in inzicht. Op die manier ben ik dan toch aan de benodigde zuurstof geraakt en dat wil ik ook nu weer proberen. In plaats van de draak te steken met de uitspraak van Mattias Girke wil ik proberen te begrijpen waarom hij zo’n groteske dingen zegt.
Ik krijg daarbij onverwacht de hulp van Rudolf Steiner. In de voordracht van 1 februari 1919 (GA 188) zegt hij iets heel merkwaardigs. Als schuldig aan de eerste wereldoorlog noemt hij twee factoren: het kapitalisme en … de antroposofie. Jawel, zo staat het er: samen met het kapitalisme is de geesteswetenschap verantwoordelijk voor de grootste ramp van de 20ste eeuw, een ramp die wij ons nog altijd bezuren. Natuurlijk bedoelt Rudolf Steiner niet de antroposofie op zich, maar een specifiek soort antroposofie, een antroposofie die zich, zoals hij het uitdrukt, niks aantrekt van Ahriman en niet probeert ‘de alledaagse werkelijkheid te doordringen met een doortastend denken’. Hij heeft het met andere woorden over een luciferische antroposofie, een antroposofie die zich terugplooit op zichzelf en zich alleen bezig houdt met abstracte spirituele inhouden. En deze in een ‘bubbel’ levende antroposofie acht hij even schuldig aan de eerste wereldoorlog als het kapitalisme.
Wie Antroposofie Vandaag (her)leest met deze woorden in gedachten, beseft opeens dat Matthias Girke … gelijk heeft. De antroposofie is de afgelopen jaren inderdaad ‘indrukwekkend zichtbaar’ geworden: wat we vandaag overal om ons heen zien gebeuren, het is mede mogelijk gemaakt door de antroposofie. Aan de ene kant trekken duizenden – vooral jonge – mensen de straat op, schreeuwend om drastische maatregelen tegen de opwarming van de aarde en luidkeels protesterend tegen het alomtegenwoordige racisme. Het lijkt wel een kruistocht tegen de ‘witte mannen’, gepaard gaand met het nodige geweld. Aan de andere kant zien we een soort wereldregering aan de oppervlakte komen, een deep state die de mensheid door middel van technologie wil controleren en robotiseren. Deze twee snel groeiende bewegingen – een spiritueel-luciferische en een onderaards-ahrimaanse – verpletteren het midden en vermengen zich met elkaar tot wat je ‘omgekeerde antroposofie’ zou kunnen noemen.
De jonge kruisvaarders worden bezield door louter christelijke idealen: vrijheid, gelijkheid, solidariteit, verdraagzaamheid, mensenliefde, respect voor de aarde en de natuur, noem maar op. Het zijn dezelfde mensheidsidealen die ook de antroposofie bezielen. Daartegenover staat de deep state, de ondergrondse organisatie van de nieuwe wereldheerser Ahriman die volgens het aloude principe ‘verdeel en heers’ de macht wil grijpen. Het is een indrukwekkend beeld: de scharen van Michaël trekken ten strijde tegen de draak. Antroposofie in actie dus. Maar als we wat nauwer kijken, dan zien we dat de drastische maatregelen waar de social justice warriors om schreeuwen, alleen maar opgelegd kunnen worden door een oppermachtige overheid, een overheid zoals we die momenteel aan het werk zien tijdens de corona-crisis. Met andere woorden, de door christelijke, antroposofische idealen bezielde activisten staan helemaal niet in oppositie met de ahrimaanse wereldregering, ze vormen er een … conjunctie mee.
Deze kwaadaardige conjunctie kan alleen plaatsvinden omdat het christelijke, antroposofische midden ontbreekt. Een werkelijk levenskrachtige en ‘indrukwekkend zichtbare’ antroposofie had kunnen beletten dat Lucifer en Ahriman de handen in elkaar sloegen en zich vandaag voordoen als het nieuwe midden, dat wil zeggen als de wedergekomen Christus. Maar die antroposofie is er niet, tenzij in de verbeelding van antroposofen zoals Matthias Girke. En bij gebrek aan dat inspirerende midden is er in de zielen van de jonge mensen van vandaag een kwellende leegte ontstaan die in toenemende mate gevuld wordt met ‘omgekeerde antroposofie’: de idealen die zoveel hedendaagse jongeren bezielen – en die vervat zitten in het beeld van Michaël en de draak – keren door gebrek aan levende inzichten in hun tegendeel en worden vernietigende krachten. Omdat er geen zichtbare en levenskrachtige antroposofie is, valt er opnieuw een generatie ten prooi aan de tegenmachten.
Tijdens de eerste wereldoorlog trokken duizenden idealistische jongeren zingend naar het front. Met name degenen die de driegeledingsbeweging hadden moeten ontwikkelen, sneuvelden op de slagvelden van Vlaanderen. Tijdens de tweede wereldoorlog gebeurde hetzelfde: talloze jongeren die bestemd waren voor de antroposofie raakten in de greep van de nazi’s en kwamen roemloos aan hun eind. En de antroposofen? Die waren zich van geen kwaad bewust. Het is bekend dat er in Das Goetheanum – de Dornachse tegenhanger van Antroposofie Vandaag – vier jaar lang met geen woord gerept werd over de aan de gang zijnde wereldoorlog. Men deed alsof hij niet bestond. Als ik Antroposofie Vandaag lees, stel ik vast dat er nog niet veel veranderd is. Er wordt vol enthousiasme gesproken over de zoveelste internationale conferentie in Dornach, maar de buitenwereld, waar voor de derde keer ontelbare jongeren in hun ongeluk lopen, wordt slechts terloops een blik gegund.
De reden valt niet ver te zoeken: die buitenwereld is een spiegel. Er speelt zich precies hetzelfde af als in de antroposofische wereld. Bij gebrek aan ‘ademend’ midden raken mensen opgesloten in twee kampen waartussen geen gesprek meer mogelijk is. In de buitenwereld noemt men ze links en rechts, in de antroposofische wereld oude en jonge zielen, maar het gaat in wezen om dezelfde polariteit. Het verschil is dat deze fundamentele tweedeling in de buitenwereld ‘indrukwekkend zichtbaar’ is, terwijl er in de antroposofische wereld met geen woord over gerept wordt, ondanks de dringende woorden van Rudolf Steiner aan het eind van zijn leven. De legendarische ruzie die uitbrak na zijn dood en die de antroposofische vereniging in twee scheurde, is waarschijnlijk niet vreemd aan dat stilzwijgen. Men wil voorkomen dat deze onverkwikkelijke geschiedenis zich herhaalt en denkt dat te bereiken door de tweedeling te negeren, door geen aandacht te besteden aan het feit dat de antroposofische beweging bestaat uit twee groepen van zielen.
Volgens Rudolf Steiner was er een verband tussen de (luciferische) antroposofie en de eerste wereldoorlog. Volgens Ita Wegman was er een verband tussen de grote ruzie in de antroposofische wereld en de opkomst van Hitler. De vraag rijst of er niet ook een verband is tussen het negeren van de antroposofische oer-tegenstelling en de ‘indrukwekkende zichtbaarheid’ ervan in de wereld van vandaag. Anders gezegd, heerst er niet zoveel onenigheid in de buitenwereld omdat er zoveel tevredenheid heerst in de antroposofische wereld, omdat de – geestelijke – strijd tussen beide zielengroepen er angstvallig uit de weg wordt gegaan? Wie oud wordt, stelt vast dat hij niet zozeer spijt heeft van de dingen die hij gedaan heeft, dan wel van de dingen die hij niet gedaan heeft. Antroposofen mogen gerust trots zijn op wat ze gerealiseerd hebben, maar als die trots hen belet om te zien wat ze verzuimd hebben en nog altijd verzuimen, dan heeft Ahriman hen te pakken.