Toen het half oktober net zo grijs en nat was als de afgelopen dagen, dacht ik: o jee, en november moet nog komen! Ik twijfelde er niet aan: als Scorpio in het land kwam, zouden de zieken vallen als herfstbladeren. Maar zover was het nog niet. Hoewel het uiterlijk reeds Allerheiligen leek, was het innerlijk nog altijd Weegschaal. Dat wil zeggen: hoe grijs en grauw de herfst ook was, ze bleef nog altijd buiten, ze kroop nog niet onder je vel zoals ze dat in Scorpio doet. Weegschaal is een luchtteken en dat impliceert afstand. Daarom is oktober als een schilderij: je kunt er rustig tegenover gaan staan en het bekijken. Scorpio daarentegen is een waterteken, en dat impliceert verbinding. November is geen schilderij dat je op je gemak kunt bekijken, het is een schilderij waar je middenin zit, en dat is een heel andere ervaring.
Het verschil hebben we dit jaar goed kunnen waarnemen omdat oktober en november als het ware van plaats hebben gewisseld. Oktober was onverwacht novemberachtig en toch moest je nog niet vechten tegen al die grijsheid en nattigheid zoals je dat in november wél moet doen. November was dan weer onverwacht oktoberachtig: de temperaturen waren zacht, de zon scheen en de kleuren waren adembenemend mooi. Kwam dat doordat Mars, Venus en Jupiter elkaars gezelschap opzochten aan de hemel? Best mogelijk: zo boven, zo beneden. De schoonheid van november was in ieder geval niet de Venus-schoonheid van oktober. Het was geen esthetische, aangename, schilderachtige schoonheid, maar een indringende, aangrijpende, mysterieuze schoonheid. Het was als het ware Venus en Mars in één.
Scorpio is dan ook een dubbelzinnig, paradoxaal teken. Ooit was het de majestueuze adelaar die hoog boven de wereld zweefde. Maar die is uit de hemel gevallen en een donkere schorpioen geworden die over de grond scharrelt. November is de maand waarin alles valt. De bladeren vallen: ze tuimelen als adelaars naar beneden en verdorren tot ritselende schorpioenen. De hemel valt: als de grijze wolken van november niet laag over de aarde scheren, hangen ze als een dichte mist roerloos boven de grond. En ook de mens moet vechten om niet te ‘vallen’. Hij moet zich innerlijk weren tegen de zwaartekracht die alles naar beneden trekt.
De ‘vallende hemel’ was de grootste angst van de oude Germanen. Dit Schorpioenenvolk was het meest beducht voor … Scorpio. Om hem te weerstaan richtten ze hun Irminsulzuil op. Maar het ‘vallen’ is niet het enige waartegen de mens zich tijdens het seizoen van Scorpio moet weren. Hij moet zich ook teweer stellen tegen het ‘opstijgen’ van de onderwereld. In november valt alles naar beneden: het verdort, verstijft en sterft. Maar tegelijk stijgt uit de aarde het kille vocht omhoog dat alles drassig en zompig maakt. Nooit is de aarde natter dan in november: wat uit de hemel valt neemt ze in zich op en verteert het. Geen wonder dat Scorpio het teken van de sexualiteit is. De hard geworden mannelijke hemel en de vochtig geworden vrouwelijke aarde dringen in elkaar door. Scorpio is star en onbuigzaam als Mars, maar tegelijk gevoelig en teder als Venus. Hij is kil en onbewogen als Ahriman en hartstochtelijk en fanatiek als Lucifer. Hij is grauw als het slijk der aarde en kleurrijk als de bladeren aan de bomen. Hij is één en al tegenstelling.
November is de maand waarin de mens strijd moet leveren met de draak. En de draak valt van twee kanten tegelijk aan: van boven én beneden, van buiten én van binnen, van links én van rechts. Scorpio doet de grenzen verdwijnen. In oktober verloren ze al hun Maagdelijke scherpte, maar in november lossen ze helemaal op. Alles gaat nu tot ontbinding over. November is de dodenmaand, alles keert terug tot de aarde. Niets is bestand tegen de doodskrachten van Scorpio. Als zijn seizoen begint, staat de natuur nog te stralen in haar Venus-kleed van oktober. Maar als het ten einde is, staat ze er naakt bij en liggen haar kleuren te rotten in het slijk. Scorpio is ontluisterend als de dood en opwindend als een strip-tease.
Het is zijn seizoen dat we nu beleven, in het groot en in het klein, in de natuur en in de cultuur. Het is zijn heerser – Pluto, de god van de onderwereld – die nu uit de aarde oprijst als het beest uit de apocalyps. De levende geest die ooit als een adelaar boven de aarde zweefde, ligt nu als een hoop dorre bladeren op de grond te vergaan. Het hele menselijke beschavingskleed wordt uitgetrokken en in de modder gegooid. Alleen de kale, naakte takken blijven over. We leven in het Scorpio-tijdperk van de geschiedenis, het tijdperk van de dood. Nu moeten we ons verzetten tegen de draak of ten onder gaan. Maar tegen zijn vernietigingskrachten zijn we niet opgewassen. Het enige wat we kunnen doen, is ze tegen hemzelf keren. Wanneer we een schorpioen vangen en hem naderen met een lichtbron, steekt hij zichzelf dood. Dat is het enige wat we tegenover de draak kunnen plaatsen: het licht van ons bewustzijn. Met de Schorpioen moeten we worstelen, niet om hem te vernietigen, want dan vernietigen we onszelf, maar om hem zijn wijsheid en inzicht te ontfutselen.
Het gif van de Schorpioen is de ‘gevallen’ wijsheid van de Adelaar. Het is die wijsheid die we moeten bevrijden uit haar dorre en dodelijke materialistische vormen. Dat is de michaëlische strijd die we met de draak moeten vechten: de strijd om zijn goud. Niemand kan ons méér leren dan hij, want hij is in het bezit van de kosmische intelligentie die ooit beheerd werd door Michaël. Daarom mogen we de ogen niet sluiten voor de draak, we moeten van hem leren. Dat kunnen we het best in oktober, wanneer hij nog luciferische schijn is en we tegenover hem kunnen gaan staan zonder bang te zijn dat hij ons opvreet zoals hij dat (in zijn ahrimanische gedaante) in november doet. Het gouden licht van oktober is het oplichtende goud van de draak. Het is het goud van de schilderijen van de oude meesters, want alle kunst wordt veroverd op de draak. Oktober is de maand van Michaël en de michaëlische strijd is een kunstzinnige strijd, een strijd om de kosmische intelligentie die de draak bewaakt. Nooit is dat goud zichtbaarder en stralender dan in november, maar dan moet de zon wel schijnen, niet alleen de uiterlijk zon, maar ook de innerlijke zon van ons onderscheidingsvermogen, het kunstzinnige onderscheidingsvermogen dat we in Weegschaal hebben verworven. Zonder de oktober-leerschool van Michaël zien we in november alleen maar de grauwe, dodelijke Schorpioen. En we merken niets van het goud dat hij verbergt.
Juist omdat november zich dit jaar vertoonde in de Venus-gedaante van oktober toonde, konden we dat prachtige goud ongestoord gadeslaan, niet gehinderd door kilte en nattigheid, door mist en grijze wolken. Dreigen deed de draak alleen in de kranten, met (onder meer) zijn onheilsberichten over een opwarmende aarde. Maar hoe zou de aarde niet kunnen opwarmen in dit meest erotische aller seizoenen nu hemel en aarde zich met elkaar verenigen en het kind verwekt wordt dat in december geboren zal worden! Wie het hoofd koel hield, kon dit jaar iets opvangen van dit kind. Het verscheen in een onwaarschijnlijke schoonheid, de gouden schoonheid van Scorpio. En het bijzondere van die schoonheid is dat ze begrepen wil worden. Wie er een zintuig voor ontwikkelt, kan in de herfst een stem horen die zegt: begrijp mij, leer mij kennen! Nooit klinkt die stem indringender dan wanneer Scorpio begint. In oktober wil de herfst kunstzinnig gekend worden, ze wil getekend en geschilderd worden. In november wil ze wetenschappelijk gekend worden, ze wil verstandelijk begrepen worden. Maar haar gouden schoonheid en wijsheid toont ze alleen aan een bewustzijn dat verstand en gevoel, kunst en wetenschap op michaëlische wijze in zich verenigt: het bewustzijn van de Schorpioen die als een feniks uit zijn assen verrijst en als een Adelaar weer opstijgt.