Vijgen na Pasen

De wereld als een kunstwerk zien

Categorie: poëzie

Mascha Kaléko

  

Mein schönstes Gedicht?

Ich schrieb es nicht.

Aus tiefsten Tiefen stieg es.

Ich schwieg es.

Ik weet niet wat ik zing tot het gezongen is

  
Je lichaam vast in slaap, de rest vloog weg.

Een hand ligt naast je met gekrulde vingers.

Doe ik mijn hand erin, de jouwe sluit zich,

neemt die van mij en legt hem op je hart,

je andere eroverheen. Wat heet

liefde. Zomaar zing ik iets

zonder dat ik het merk, een lied dat niet

bedacht wordt maar bestaat, ik weet van niks,

ik merk dat ik het zing terwijl ik fiets,

een trap afloop, blad hark, ik weet

niet wat ik zing tot het gezongen is.

(Eva Gerlach)
 

Hubert van Herreweghen (1920-2016)

  

TOESTAND

Alles, alles is gedicht,

waar we slapen, staan en lopen.

Als het scheel wordt opgelicht

valt er licht op ons gezicht,

even gaat de toestand open

om wat brood en wijn te kopen.

Dan wordt alles weer gedicht.

Nobele Bob

  

ZIJNE BOBHEID

Al gaat het slechts om wie een prijsje wint

van ooit een springstoffabrikant uit Zweden

– Bob Dylan, meldde men een week geleden –

is onbekend wat Zijne Bobheid vindt.

De juiste keuze, voor wie eensgezind

de ruimte van de dichtkunst wil verbreden,

zo dat het lied niet meer is afgesneden,

dat op de bodem van één bron begint.

Ook tegenstanders namen daarvan nota:

‘Demente hippies, met prostaatproblemen,

zien jaren-zestig-liedjes als poëmen!’

Maar van de bard uit Duluth, Minnesota,

mochten we nog geen tittel en geen jota,

een week na de bekendmaking, vernemen.

(Jan Kal)

De cirkel en zijn middelpunt

  

We dance round in a ring and suppose, 

but the Secret sits in the middle and knows. 

(Robert Frost)

Goede Vrijdag (3)

  

I see his blood upon the rose

And in the stars the glory of his eyes,

His body gleams amid eternal snows,

His tears fall from the skies.

I see his face in every flower;

The thunder and the singing of the birds

Are but his voice – and carven by his power

Rocks are his written words.

All pathways by his feet are worn,

His strong heart stirs the ever-beating sea,

His crown of thorns is twined with every thorn,

His cross is every tree.

(Joseph Mary Plunkett)

Goede Vrijdag (2)

  

SIMON THE CYRENIAN SPEAKS

He never spoke a word to me,

And yet He called my name;

He never gave a sign to me,

And yet I knew and came. 

At first I said, “I will not bear

His cross upon my back;

He only seeks to place it there

Because my skin is black.”

But He was dying for a dream,

And He was very meek,

And in His eyes there shone a gleam

Men journey far to seek.

It was Himself my pity bought;

I did for Christ alone

What all of Rome could not have wrought

With bruise of lash or stone. 

(Countee Cullen)

Goede Vrijdag (1)

  

Toen Judas Jezus had verraden, 

vond hij geen uitweg dan de strop; 

waar alle poorten der genade 

gesloten zijn, – en hing zich op.

Toen Petrus driemaal had gelogen 

tussen soldaten en een vrouw, 

ging hij naar buiten, in zijn ogen 

de hete tranen van berouw.

En ik? Ik zou hun rechter zijn? 

Ik schonk de beker met venijn;

ik bood voor minder nog Uw leven,

maar heb het geld niet teruggegeven, 

en mengde edik in de wijn. 

Ik heb U honderdmaal bedrogen, 

mijn gal in uw gelaat gespogen, 

en duldde dat men U verried; 

maar ging weer slapen, zonder zorgen, 

de hanen kraaiden elke morgen: 

en niettemin, ik weende niet.

(Harry Prenen)

Torga

  
Het universele is het lokale, maar dan zonder de muren. (Miguel Torga)

De snuiftabaksdoos

DIE SCHNUPFTABAKDOSE

Es war eine Schnupftabakdose,
Die hatte Friedrich der Große
Sich selbst geschnitzelt aus Nußbaumholz.
Und darauf war sie natürlich stolz.

Da kam ein Holzwurm gekrochen.
Der hatte Nußbaum gerochen.
Die Dose erzählte ihm lang und breit
Von Friedrich dem Großen und seiner Zeit.

Sie nannte den alten Fritz generös.
Da aber wurde der Holzwurm nervös
Und sagte, indem er zu bohren begann:
»Was geht mich Friedrich der Große an!«

Joachim Ringelnatz (1883-1934)

20140206-143254.jpg

Er was eens een snuiftabaksdoos
Die Frederik – hij was sehr gross,
Zelf uit notenhout had gesneden.
Hij was daarover zeer tevreden.

Daar kwam een houtworm gekropen,
Die notenhout had geroken.
De doos vertelde hem lang en uitgebreid
Over Frederik de Grote en zijn tijd.

Ze noemde de oude Frits genereus,
Maar dat maakte de houtworm nerveus.
En hij zei, terwijl hij begon te boren,
Ik wil over Frederik de Grote niks meer horen!