Vijgen na Pasen

De wereld als een kunstwerk zien

Maand: juni, 2013

Wat een renner lijden kan!

20130630-185912.jpg

Wat doet die geniepige man rechts daar achter de rug van Jantje Bakelants???

Vive le vélo!

20130630-082808.jpg

De Tour de France is weer begonnen!
Om u in de stemming te brengen: een kleine introductie van de hand van Koen Meulenaere, ex-sportjournalist.

“Om maar te zeggen dat vandaag de Ronde van Frankrijk begint, het jaarlijkse hoogfeest van leugen en bedrog. Die bloedmachine gezien waarmee de Rabobank-ploeg de dopingcontroles omzeilde? Ongelooflijk. Die moet ineen geknutseld zijn door professor Gobelijn en professor Barabas. Geholpen door professor Vermeersch. Een stalen constructie van twee meter hoog, vol tandwielen en radertjes, transformatoren en dynamo’s, buizen en katrollen, kabels en koorden, vloeistofreservoirs en plastieken darmen, uitmondend in een schrikwekkende injectiespuit. Midden in dat mechanisme hing dan een zak bloed van de broer van Michael Boogerd, en daarmee werd iedereen ingespoten. Fluitend door de controle.
Nu ook Jan Ullrich toegeeft dat hij op epo reed en dat dus ook zijn eindzege van de lijst moet worden geschrapt, en in afwachting dat de dwaze mythe van Team Sky wordt doorgeprikt, deze quizvraag: ‘Wie won de jongste 25 jaar de Tour de France?’ Antwoord: Greg LeMond.
Met dat wielerwereldje is maar één ding te doen: arresteer eenieder die de voorbije twintig jaar als renner, ploegleider, ploegdokter of verzorger aan de start van een koers heeft gestaan, plus Michel Wuyts, en sluit hen op in een herbronningskamp in Noord- Korea. Risico op juridische dwaling: nihil.
Als er onder de kopers van De Tijd nog één naïeve duif zou schuilen die gelooft dat er bij de eerste honderd in de algemene rangschikking ook maar één enkele coureur is die rijdt zonder verboden middelen, dan zeggen wij onmiddellijk diens abonnement op. Ja, het omgekeerde is gebruikelijker, maar wij wensen bij deze krant geen domme lezers. Voor hen is er nu Het Mediahuis.
Maar laat dat u niet afschrikken: veel plezier met de Ronde.
Dat de volst gespotene moge winnen.”

Koen Meulenaere is geen sportjournalist meer en dat betekent dat hij zijn mond niet meer moet houden.

Zijn Nederlandse collega Mark Smeets is wel nog sportjournalist. Hij zegt het volgende:

“Neem van mij aan dat doping onlosmakelijk is verbonden met topsport. Ik had dit aan moeten tonen, vindt men. Zeg mij hoe ik dat had moeten doen. Ik doe aan reflectie. Ik ben tekortgeschoten. Maar met mij iedereen. Alle Belgen, alle Fransen, alle Amerikanen. Geen enkele sportjournalist kreeg iets boven water. Moreel gezien zijn wij ook verliezers.”

Tijdens een televisie-interview over zijn jongste boek ‘Gepakt’ werd hij een beetje in de hoek gedrumd en gaf uiteindelijk toe: ‘natuurlijk is er niks veranderd.’ Hij bedoelde: er wordt nog net zoveel geslikt en gespoten als vroeger. Geen enkele renner is clean. Wat ze ook beweren.

De Tour de France dus.

Ik heb hem ooit één keer met eigen ogen gezien. Hier te lande ergens, want de Tour de France wordt stap voor stap een Tour du Monde.
Vol verwachting sta je langs de weg, ‘midden de mensen’ zou Yves Leterme zeggen.
Het duurt een eeuwigheid, maar dan ontstaat er beroering: ze zijn daar, ze zijn daar!
En ja, daar komt de eerste al aan: een reclamewagen die grote haast heeft.
Daarna volgt er nog een reclamewagen, en nog een, en nog een.
Een uur lang passeert er een défilé van reclamewagens in alle mogelijke kleuren en formaten.
Af en toe regent het vlaggetjes, snoep, ballonnetjes, balpennen en ander promotiemateriaal.
Er komt maar geen eind aan.
En dan, onverwachts, zijn de renners daar.
Zoef, zoef, zoef, zoef.
Je weet niet wat je ziet, je herkent geen mens, en ze zijn voorbij voor je ’t beseft.
Verdwaasd staar je naar de auto’s die de karavaan sluiten.
Een rode vlag. En dat was het dan.
De Tour de France.
Een circus op doortocht.
Aan een razende snelheid.
Zoef, zoef, zoef, zoef.

Ik begreep het niet.
Wat had je daar nu aan?
Maar iedereen stond op straat om te kijken.
Misschien was het dát wel: iedereen kwam op straat.
As in the good old days.
Je weet wel: zonnetje schijnt, stoelen buiten, en kijken naar wie passeert.
Ik heb dat zelf nog gedaan, hier op de Dendermondesteenweg.
Er werd meer naar mij gekeken, dan omgekeerd.
Maar het gaf me wel een kick: buiten zitten in plaats van binnen.
Zou dat ook de kick van het wielrennen zijn: er gebeurt iets op straat, we gaan kijken?

Zowat alle moderne sporten spelen zich af op een afgebakend terrein. Moderne voetbalstadia (AA. Gent!) zien er zelfs uit als gigantische space shuttles. Als je daarin zit, bevind je je niet meer op aarde.
De koers daarentegen, die speelt zich gewoon … op straat af!
Als een overblijfsel uit het stenen tijdperk.
Als een uitgestoken middenvinger naar het moderne tijdperk.
Het heeft dan ook iets heroïsch: met de fiets op straat rijden!
Je trotseert het Moderne Monster, the King of the Street: de Auto!
Vooral hier in Vlaanderen is daar ware doodsverachting voor nodig.
Iedere fietser riskeert hier zijn leven.
Er wordt er dan ook gemiddeld één per week van de weg gemaaid.
Overal waar men gaat langs Vlaamse wegen, komt men kruisjes met bloemen tegen: kleine herdenkingsmonumentjes voor een Gevallen Fietser, gestorven op het veld van oneer.

Ja, er is ongemerkt een enorme strijd aan de gang op onze wegen: de strijd tussen David en Goliath, de strijd tussen fietser en auto, tussen Joris en de draak.
Tot voor kort had die strijd nog iets ludieks.
De auto was de reus, de onbetwiste heerser op de wegen. Maar af en toe organiseerde men een wielerkoers, en voor één dag kreeg de fiets het voor het zeggen. Een beetje zoals op carnaval, of op die oude feesten waar de rollen werden omgedraaid en de meester de knecht moest gehoorzamen.
Ik vraag me trouwens af: wat was er het eerst, de fiets of de auto?
Heeft de auto de fietser verdreven of is men juist wielerwedstrijden beginnen organiseren om de auto, al was het maar voor één dag, te verdrijven?
Daar zou men eens onderzoek moeten naar doen!
Mijn hypothese is alvast dat wielerwedstrijden een uitdrukking zijn van de spanning tussen oud en nieuw, tussen mens en machine, tussen volk en elite.
Want coureurs zijn volks, o ja!
Ik herinner me nog legendarische interviews, vlak na de aankomst van een loodzware koers:

Eddy, wat is er nu eigenlijk gebeurd?
Goh Fred, kweetekekdannie (rochel, rochel), hodverdoemme (snuif, snuif), kaakekkeplattetube!
Wat ging er door uw hoofd Eddy, toen gij de meet zaagt naderen?
Nietn, Fred, geeltegans nietn! Kostekekkollangeniemmeepijzn!

Ja, die interviews met smerige, rochelende, vloekende coureurs, door Fredje de Bruyne, zelf ex-coureur! Dat waren leuke dingen voor de mens!
Men heeft Fredje dan ook ontslagen. Hij deed zijn werk uitstekend, maar hij had geen diploma, hij was een coureur, hij was veel te volks.
Men heeft hem dan vervangen door Michel Wuyts, de meest onuitstaanbare leuteraar in ons melkwegstelsel. Máár: Michel had een diploma, hij had gestudeerd, hij was geen coureur.

Ja, op alle niveaus is er in de wielrennerij een hevige strijd gaande.

20130630-113714.jpg

Tot nog toe speelde die strijd zich hoofdzakelijk achter de schermen af.
Maar sinds de eenentwintigste eeuw is aangebroken, zijn die schermen weggevallen.
De echte strijd is nu zichtbaar geworden.
En die strijd wordt niet tussen de wielrenners onderling gestreden.
Hij wordt gestreden tussen wielrenners en dopingjagers.

20130630-115708.jpg

Het spannende aan de Tour is niet: wie gaat hem winnen?
Het spannende is: wie gaat er gepakt worden?

Wie gepakt wordt, verliest.
Wie niet gepakt wordt, wint.

Iedereen weet het: zonder doping win je geen Tour.
Vraag het Lance Armstrong maar.
Hij was jarenlang een onbeduidende wielrenner. Maar toen won hij opeens, out of the blue, zeven keer na elkaar de Tour de France.
De vraag was niet meer: wie wint de Tour de France?
De vraag was: wie wordt tweede?
Maar dat waren natuurlijk nepvragen, om het publiek bezig te houden.
De echte vraag, dat wist iedereen achter de schermen, was:
Hoelang zal Armstrong het winnen van de dopingjagers?

20130630-120340.jpg

Hij verloor er zelf de tel bij. Winnen was zo gewoon, een fluitje van een cent.
In werkelijkheid was het een spuitje van meer dan één cent.
Armstrong won omdat hij meer geld investeerde in doping.
Hij was geen sportman, hij was een businessman.
Een vrije ondernemer die probeerde de belastinginspecteurs te slim af te zijn.
En hoe meer geld je hebt, des te beter dat werkt.
Armstrong kon niet alleen betere doping kopen, hij kon ook de inspecteurs kopen.
En zo won hij zeven keer op rij de Tour de France.
De Tour de Finance eigenlijk.
Want alles draait om geld.
Een uur lang reclame en dan zoef, zoef, zoef, een paar coureurs.
Dát is de Tour anno 2013.

Waar is de tijd dat je als coureur onderweg nog kon afstappen, een café binnengaan en daar een frisse pint drinken, om vervolgens welgezind weer op de fiets te kruipen?
Het gebeurde wel eens dat de anderen je voor waren geweest en dat al het bier op was. Dan maakte je maar een fles wijn soldaat en ging een uiltje knappen onder een plataan.
Dat is nu allemaal voorbij.
Nu is ’t van zoef, zoef, zoef.
Al die wielrenners staan stijf van de stimulerende middelen. Zelfs als ze zouden willen, kunnen ze niet meer afstappen. Dat zie je aan de eindmeet: wielrenners stappen niet af als ze de aankomst bereikt hebben. Ze rijden gewoon door, recht in de armen van hun verzorger, die hen van de fiets sleurt, een autobus binnen. Daar krijgen ze dan direct een bloedtransfusie, zodat ze weer mens worden.

De moderne coureur is geen sportman meer, hij is een machine vol brandstof.

20130630-122058.jpg

De strijd gaat dan ook niet tussen de wielrenners en de dopingjagers.
De strijd gaat tussen de vrije markt (die steeds betere machines en steeds betere brandstof maakt) en de staat (die alles aan haar regels wil onderwerpen).
Dié strijd is het die in de Tour de France wordt gestreden.
En hij wordt uitgevochten over de hoofden van wielrenners en wielerliefhebbers heen.

Twee gigantische machtsblokken gaan ieder jaar de strijd aan.
En ieder jaar winnen ze die strijd.
De bedrijven maken ieder jaar meer winst, de staat maakt ieder jaar meer regels.
En de grote verliezers zijn: de wielrenners en de supporters.
De wielrenners worden slechter behandeld dan melkkoeien.
Ze kunnen op gelijk welk moment ’s nachts uit hun bed gehaald worden om in hun blootje in een potje te pissen onder het toeziend oog van de dopingjagers.
Als ze het huis verlaten, al was het maar om naar de bakker te gaan, moeten ze de dopingjagers daarvan op de hoogte stellen. Want die moeten hen te allen tijde de broek kunnen afstropen.
Het is ongelooflijk beschamend om vandaag wielrenner te zijn.
Je bent doodgewoon een proefkonijn.
Als je geluk hebt, word je een rijk proefkonijn.
Heb je geen geluk, dan mag je blij zijn dat je ’t overleeft.
(Ik herinner me nog de beelden van Tom Simpson die in prime time dood van zijn fiets viel op de Mont Ventoux)
En de supporters?
Die worden bedrogen dat het niet mooi meer is.
Ook zij zijn proefkonijnen.
Laten we eens kijken hoever we kunnen gaan voor het vee begint te loeien, denken de staatslieden. Want de supporters staan met duizenden langs de weg te kijken als koeien naar een trein. Urenlang staan ze in de zon, ja ze kamperen zelfs ter plekke. Allemaal om dat zoef, zoef, zoef te kunnen meemaken. Het is de natte droom van iedere moderne staatsman.

20130630-124158.jpg

Wat moet een mens nu doen als hij dat allemaal weet?
Hoe kun je nog plezier beleven aan die Tour de Farce?
Wel, dat is heel eenvoudig:
Je schakelt een versnelling hoger.
Je bekijkt het hele circus als een metafoor, als een beeld van wat overal ter wereld gaande is:
The Clash of Civilisations.
De botsing tussen de cultuur van de Vrijheid en de cultuur van de Regels.
En het zijn niet die twee culturen die averij oplopen bij die frontale botsing. Integendeel, ze worden er alleen maar sterker en harder van.
Het grote slachtoffer, dat tussen die twee Reuzen wordt platgedrukt, is de cultuur van het Spel.
De Spieltrieb, zoals Schiller het noemde.
Dat is de ware menselijke cultuur.
Een mens is maar echt mens wanneer hij speelt.

Als we niet helemaal gedeprimeerd willen raken door het schouwspel van de verpletterde mens, dan moeten we de Tour de France weer als een spel leren zien.
Geen op zichzelf staand spel, dat zich afspeelt op een afgebakend terrein.
Maar een spel dat zich ‘op straat’ afspeelt, een spel dat met de hele wereld verbonden is.
Wanneer we naar de Tour de France kijken, dan zien we veel meer dan alleen een paar coureurs die – zoef, zoef, zoef – om ter snelst rijden.
We zien een spiegel waarin de hele wereld weerspiegeld wordt.
We zien een beeld, een metafoor.
We zien een kunstwerk.

Maar dat kunstwerk is niet af. Er ontbreekt iets aan, iets essentieels.
Er ontbreekt een kijker die het als een kunstwerk ziet!
Dat klinkt misschien onnozel, maar wat is een boek als het niet gelezen wordt?
Wat is een schilderij als het enkel gezien wordt als wat verf die op een doek gesmeerd is?
Wat is een fuga van Bach als we er niet naar luisteren?

Een kunstwerk wordt maar kunst als het als zodanig gezien wordt, als de kijker die inspanning opbrengt.
Het kost ons geen moeite om een boek te lezen, of naar een schilderij te kijken, of naar muziek te luisteren. Maar dat is omdat we het (spelenderwijze) geleerd hebben.
We zijn echter in een nieuw tijdperk beland.
De kunst van onze tijd speelt zich niet langer af in musea, bibliotheken en concertzalen.
Ze speelt zich af op straat.
De straten van de Tour de France bijvoorbeeld.
De grens tussen kunst en werkelijkheid is weggevallen.
En om zowel die nieuwe kunst als die nieuwe werkelijkheid – die in feite één zijn – te kunnen waarnemen, moeten we ze als een kunst leren zien.
Om van dat spektakel te kunnen genieten, zoals we dat met kunst doen, moeten we de wereld als een kunstwerk leren zien.

En dat heeft zijn tijd nodig.
Ars longa, vita brevis.
We konden de schilderijen van de impressionisten eerst ook niet smaken.
We vonden het een afschuwelijke Clash of Civilisations. De Nieuwen tegen de Ouden.
Maar zie: vandaag is het impressionisme de populairste schilderkunst ooit.
En ze was ook een Tour de France.

Als we ons dus over de schok kunnen heen zetten, en de huidige Tour de France niet langer alleen zien als een ( zeer bedenkelijke) werkelijkheid, maar ook als een kunst, dan kunnen we er weer enthousiast over worden. Dan kunnen we zien hoe hier een kunstenaar aan het werk is die ons een spiegel toont van de wereld waarin we leven. Een enigszins karikaturale spiegel, maar je kunt er tenminste om lachen.
Als we erin slagen deze Tour de France als een metafoor te zien – en dat zullen we spelenderwijs moeten leren – dan zullen er twee dingen gebeuren:

Eén: we zullen tot onze grote verbazing oog krijgen voor de ‘kunstenaar’ die achter de schermen bezig is, en die het grootste Miskende Genie is van onze tijd. Alleen al het herkennen van zijn hand zal ons moed geven.
Twee: ons enthousiasme zal de Tour zoals hij nu is doen veranderen. Wij zullen geen machteloze toeschouwers meer zijn, maar medescheppers. Het zal steeds meer ook ónze Tour worden, een Tour waar we niet alleen naar kijken, maar die we in zekere zin ook meerijden.

Want stelt u zich eens voor wat er zal gebeuren als we de Tour de France als een metafoor, als een kunstwerk gaan zien!
Ons enthousiasme zal de wielrenners en hun entourage zeker ter ore komen. Spelers luisteren graag naar applaus. Ze zullen blij zijn met zoveel onvervalste geestdrift, zeker na al die cynische en spottende verhalen over billen en spuiten.

20130630-132446.jpg

Maar dan zullen ze de reden van die geestdrift vernemen, namelijk dat we hen zien als metaforen.
Ze zullen vernemen dat we hen zien als proefkonijnen, als vliegen die verpletterd worden tussen de Vrije Markt en de Strenge Staat.
Het zal hen ter ore komen dat we hen eigenlijk zien als toneelspelers die een rol spelen die iemand anders geschreven heeft. Ze zullen doorkrijgen dat we hen niet als mensen zien, maar als personages.
En dat zal niet het ergste zijn, want dat zullen ze allemaal al wel eens gelezen hebben in kritische krantenartikels.
Het ergste zal zijn dat we er allemachtig veel plezier aan beleven, dat we hartelijk lachen om dat hele circus, om die hele schijnvertoning.
En dat lachen zal pijn doen.
Ze zullen er niks kunnen tegen doen, want ze kunnen toch niet ook nog eens oorlog gaan voeren tegen hun eigen supporters!
Ze zullen geen andere keuze hebben dan beginnen nadenken.
Nadenken over hun eigen rol in dat circus.
Nadenken over het feit dat ze gebruikt worden.

Niemand vindt het leuk te beseffen dat hij maar een rol speelt, dat hij niet zelf zijn leven bepaalt, dat hij niet vrij is. En vrijheid is juist de essentie van ieder spel, van iedere sport.
Waarom begint iemand te koersen?
Toch niet omdat het moet!
Hij begint te koersen omdat hij daar vreugde aan beleeft.
En die vreugde, zal hij beseffen, is nu weg.
Ze is vervangen door geld, adrenaline en epo.

Ja, zo zie ik het gebeuren.
Als we erin slagen om de Tour de France als een metafoor te zien en daar vreugde aan te beleven, dan zal onze vreugde de wielrenners herinneren aan de vreugd die ook hen ooit bezielde, de vreugde die ze nu kwijt zijn en die vervangen is door het genot om de sterkste te zijn, een genot dat ze betalen met schaamte.
En ze zullen niet meer op de oude voet verder willen gaan.
Ze zullen ‘anders’ willen koersen.
Ze zullen de Tour van binnenuit willen veranderen.
Ze zullen de handschoen opnemen tegen de reuzen die hen verpletteren.

En zo zal er, na veel strijd en na veel tijd, misschien een nieuwe Tour ontstaan.
Een Eco-Tour!
Biologisch wielrennen!
Zonder cyclociden!
Zonder genetische manipulatie!
Met mensen!

20130630-135359.jpg

De revolutie van de vreugde.
De Kracht van Verandering door Kunst.
Het is de enige revolutie waarin ik geloof, de enige kracht van verandering.
Alle andere zijn lood om oud ijzer.
En die Nieuwe Tour zal merkwaardig genoeg lijken op de Oude Tour,
toen renners niet alleen na afloop, maar ook onderweg feestjes bouwden.
Maar dit keer zullen de Mannen Weten Waarom.
Het zullen BW’s zijn, bewuste wielrenners.
Ze zullen geen doping nemen, niet omdat het niet mag, maar omdat ze weten dat het hen herleidt tot verklede apen in een circus.
Ze zullen weten dat ze met de ernstigste job ter wereld bezig zijn:
Het scheppen van vreugde.
Het spel dat mensen tot mens maakt.

En nu ga ik naar de Tour kijken.
Eens zien of er al wat te lachen valt.

20130630-140708.jpg

Kind tussen hamer en aambeeld

Vandaag kreeg ik een mail met het verzoek een petitie te tekenen.
Heb ik onmiddellijk gedaan.
Nochtans teken ik niet gauw een petitie. Zelfs niet als ik er de wereld kan mee redden.
Zo gemakkelijk krijgen ze mijn handtekening niet.
Maar dit keer heb ik geen seconde geaarzeld.
Geen seconde.
Waarover ging het dan wel?
Dat zou ik eerlijk gezegd eens moeten nakijken.
Ik herinner het mij niet precies meer.
Maar het ging om moeders die hun kind van zich afkeren als ze met de buggy gaan wandelen.

Als ik dáár kan tegen protesteren: onmiddellijk!
Ze mogen mij elke dag een petitie sturen. Ik zal ze allemaal ondertekenen.
Want ik begrijp dat niet.
Ik begrijp niet hoe moeders met hun kind kunnen gaan wandelen zonder dat ze dat kind kunnen zien.
Ik begrijp veel. En als ik een glas op heb, begrijp ik bijna alles.
Maar DAT begrijp ik niet.
Dat gaat mijn petje compleet te boven.
Moeders die hun kind uit het raam gooien of verzuipen in de toiletpot: ik kan dat begrijpen.
Ik heb zelf kinderen gehad.
Maar dat je uit vrije wil, zonder enige aanleiding, je kind van je afkeert alsof je het niet meer wil zien? Nee, daar kan ik niet bij.

Daarnet zag ik er weer eentje.
Keurige mevrouwtje. Bon chic bon genre. Kersverse moeder. Want het was geen buggy die ze voortduwde, maar een wiegje, net groot genoeg om een boreling te bevatten.
Heel modern wiegje. Zag eruit als een barbecue-op-wielen, u weet wel, zo’n bol op een stokje.
En aan de kant van de moeder was die bol gesloten.
Aan de andere kant keek het kind de wijde wereld in.
Die prachtige, heerlijke, moderne wereld van ons.
Moest dat kind helemaal alleen verhapstukken.
Moedertjelief?
In geen velden of wegen te bekennen!
Was ze er nog wel?
Hallo, moedertje, waar ben je?

Moedertje antwoordt niet.
Moedertje is bezig modern te wezen.
Moedertje is bezig te doen zoals iedereen.
Moedertje is bezig met duizend en één zaken.
Moedertje heeft even geen tijd voor haar kind.

Ik had zin om naar haar toe te stappen en te vragen:
Mag ik eens naar uw kind kijken? Is het werkelijk zo lelijk?
U weet wel: een gesprek op gang brengen.
Meneer!!! Hoe durft u!
Ik weet niet wat u bedoelt, mevrouw.
Waarom zegt u dat mijn kind lelijk is?
Wel, ik dacht, u wilt het niet zien, wat zou daar de reden kunnen van zijn?
En ik dacht: aan de moeder kan het niet liggen, want een moeder ziet haar kind maar al te graag. Dus moet het aan het kind liggen. En aangezien het kind niet huilde, dacht ik: waarschijnlijk is het mismaakt of zo, u weet wel, met hoorntjes en hoektanden. Een duivelskind, zeg maar.
Wat zou ik anders moeten denken, mevrouw?
U, u, u bent een monster, meneer! U moet helemaal niet denken, u moet mij met rust laten!
Neemt u me niet kwalijk, mevrouw.
Ik zal het nooit meer doen.
Ik zal niet meer denken.
Net als u.

Maar beleefd als ik ben, doe ik dat natuurlijk niet.
Ik zou verdorie nooit meer thuis raken.
Je ziet vandaag geen andere moeders meer.
Soms, heel soms zie ik nog eens een moeder die haar kind naar zich toegekeerd houdt.
Ik heb dan zin om haar te gaan feliciteren.
Maar dat doe ik niet.
Hoe belachelijk is het niet een moeder te feliciteren omdat ze … moedert!
Dat is toch de normaalste zaak van de wereld!
Of dat zou het toch moeten zijn.
Maar dat is het natuurlijk niet.
Niets is nog vanzelfsprekend vandaag.

Ik heb het altijd vanzelfsprekend gevonden dat je geen sex had met kinderen.
Ik vond dat de normaalste zaak van de wereld.
Maar niet iedereen vond dat.
Progressieve intellectuelen bijvoorbeeld, vonden me bekrompen en kleinburgerlijk.
Denk toch eens na, zeiden ze.
Maar ik wilde niet.
Zieke geesten, dacht ik.
En zij vonden van mij precies hetzelfde.

Een aantal Belgische kinderen moest een vreselijk lot ondergaan om het vanzelfsprekende in ere te herstellen.
Ik vraag me af wat kinderen niet nog allemaal moeten ondergaan voordat hun ouders het normale weer vanzelfsprekend zullen gaan vinden.
Heel veel, vrees ik.
Hun lot gaat mij aan het hart.
Telkens ik zo’n kind moederziel alleen in z’n buggy zie zitten, heb ik medelijden.
En hoe kleiner het is, des te groter is m’n medelijden.

Maar helemaal erg wordt het als ik zo’n baby in een draagzakje zie, hulpeloos aan de borst van zijn moeder of vader hangend, de beentjes bungelend in de lucht.
Afschuwelijk, vind ik dat.
En volstrekt ondraaglijk (sic) wordt het als dat kind dan ook nog eens met zijn gezichtje naar buiten gekeerd is.
Dan krijg ik moordneigingen.
Dan zou ik die modernistische ouders een ongeluk willen aandoen.
Maar ik doe het niet.
Want dat kind hangt daar.

Is dát wellicht waarom moderne ouders hun kind van zich afkeren en het voor zich uit duwen of dragen?
Omdat ze bang zijn?
Houden ze hun kind voor zich uit als een schild?
Omdat ze de wereld rechtstreeks niet meer aankunnen?

Het is alvast een beeld om eens over na te denken.

Maar er is nog een ander beeld dat bij me door die draagzakmoeders wordt opgeroepen.
Lang geleden, ik was zelf nog een kind, bracht ik met mijn ouders eens een bezoek aan een of andere Sea World. U weet wel, zo’n verzameling aquariums waarin vissen rondzwemmen. Ik meen dat het in Oostende was, aan ’t Traptje, bij de vissershaven.
Waarschijnlijk was het zo’n zomer als dit jaar.
Ik keek zonder al te veel enthousiasme naar al die vissen.
Ik loop niet echt warm voor vissen. Behalve om ze op te eten.
En zo stond ik een beetje suffig te kijken naar een rog die plat op zijn buik in het zand lag.
Hij was nauwelijks van de bodem te onderscheiden.
Niemand mocht hem zien.
De rog is waarschijnlijk de autist onder de vissen.
Heb ik tegen het venster getikt om hem tot enige activiteit aan te porren?
Ik weet het niet.
Maar opeens schoot hij omhoog en toonde mij even zijn onbeschermde buik.
En toen kreeg ik een van de grote schokken uit mijn leven.
Ik was er compleet door van de kook.
Wat ik toen zag, heeft mij nog jaren achtervolgd.
Ik ben het in ieder geval nooit vergeten.
Onder aan die bleke buik van de rog, zag ik een klein wezentje hangen, met armen en benen.
En het zag eruit als een kind!
Sommige roggen kunnen je naar verluidt een electrische schok bezorgen.
Wel, er zat een dikke laag glas tussen mij en die rog, maar hij bezorgde me niettemin een schok die tot diep in mijn ziel doordrong.
Dat primitieve beest droeg een klein mensje op zijn buik!

Vreselijk vond ik dat: de gedachte dat een mens, een kind, zijn leven moest doorbrengen, geketend aan de buik van een dier, platgedrukt tussen dat dier en de zeebodem.
Geterroriseerd was ik door die gedachte.
En ik raakte ze maar niet kwijt.

Nu begin ik te denken dat ik toen als kind een blik in de toekomst wierp, een toekomst waarin mensen zodanig verdierlijken dat ze hun kinderen op de buik beginnen dragen, met hun gezicht naar de wereld gekeerd, zodat ze (innerlijk) platgedrukt worden tussen die wereld en hun moeder.

Ja, misschien moet ik die twee beelden, van angst en verdierlijking, eens samenvoegen. Misschien vormen ze wel één beeld, een beeld dat nog met andere beelden kan vervolledigd worden, en dat mij misschien kan vertellen wat moderne moeders bezielt als ze hun kind van zich afkeren, of zich afkeren van hun kind.

Maar dat is voor een andere keer.
Want buiten schijnt de zon.
Daar moet ik van profiteren.
Want een vakantie platgedrukt tussen moeder aarde en de grijze wolken, hoe overleef je dat?

De petitie kunt u tekenen op volgend adres: http://www.fuerkinder.org/unterschriften/
Het is een Duitse site. Dat merkt u aan de bevelen: Anklicken! Unterschreiben! Abschicken!!!
So einfach kann ‘Einfluss nehmen’ sein!
Laten we er een Blitzkrieg van maken.

20130629-211005.jpg

Zij die niet weten welke vragen ze moeten stellen

Ruim een jaar geleden publiceerde Goldman Sachs bankier Greg Smith een vlammende ontslagbrief op de opiniepagina van The New York Times: ‘Waarom ik Goldman Sachs verlaat.’ Smith legde uit hoe op de werkvloer van Goldman Sachs openlijk werd gepraat over het belazeren van klanten, aangeduid als ‘muppets’, Londense ‘slang’ voor sufferds. Smith stuk sloeg in als een bom, want Goldman Sachs geldt als de machtigste megabank op aarde, met een weergaloos netwerk van ex-werknemers en ‘speciale adviseurs’ in politiek en bedrijfsleven. Maar wie waren die muppets? Het antwoord kwam van Greg Smith: ‘Zij Die Niet Weten Welke Vragen Ze Moeten Stellen’.

(Joris Luyendijk)

20130629-133637.jpg

Digitale dementie

Digitale dementie is de titel van een net verschenen boek van de Duitse hersenonderzoeker en psychiater Manfred Spitzer. In dit boek, dat momenteel in Duitsland een bestseller is, wordt op basis van 400 verschillende wetenschappelijke onderzoeken aangetoond dat het gebruik van computers en i-Pads bij kinderen in het onderwijs geen onverdeelde zegen is. Sterker nog, Spitzer beweert dat het IQ van kinderen de laatste jaren als gevolg van digitale media niet meer stijgt maar daalt. Verder dat bij kinderen de nog in ontwikkeling zijnde hersenen, door veelvuldig gebruik van deze digitale schoolmiddelen, beschadigd raken en verschrompelen. Vandaar de huiveringwekkende term digitale dementie.

Recent hersenonderzoek heeft aangetoond dat de hersenen nog uitgroeien tot ongeveer het 26e-27e jaar. Specifieke hersengebieden, die nodig zijn voor planning en morele afwegingen, komen pas het laatste aan bod. Populair is in dat verband de term Puberbrein, waarmee wordt aangeduid dat jonge hersenen anders zouden functioneren dan die van volwassenen.

Spitzer noemt nog andere gevaren. Zo zou deze elektronica voor kinderen eigenlijk een vorm van kindermishandeling zijn. Net als bij het gebruik van alcohol zou ook elektronische apparatuur een duidelijk leesbare sticker en bijsluiter moeten krijgen: “Gevaarlijk voor de kindergezondheid”! Niet alleen het te meten IQ gaat achteruit, maar de digitale media leiden ook tot ernstige aandoeningen als spraak- en leerproblemen, aandachtsstoornissen, stress en depressie, risico op verslaving en slechte schoolprestaties en vandaar de angstaanjagende term digitale dementie.

(Ruud Thelosen)

20130629-140030.jpg

Mens en mening

Ik zit nog wat te denken over de homeopathie-discussie waar ik het gisteren over had. Het gaat in zo’n discussie niet langer om de argumenten, maar om de manier waarop je argumenten gebruikt. In een ‘normale’ dicussie stuur je je argumenten de arena in, zoals hanen bij een hanengevecht. En zij vechten het uit terwijl je zelf toekijkt. In zo’n discussie is er afstand tussen de argumenten en de argumenteerder. Uiteraard kan deze laatste zich hevig staan opwinden, roepen en schreeuwen, maar hij blijft langs de lijn. Hij betreedt de arena niet. Het zijn de argumenten of de hanen die de strijd moeten leveren, niet hun baasjes.

In ‘moderne’ discussies lijkt die scheidslijn nauwelijks nog te bestaan. De argumenteerders stappen samen met hun argumenten de arena in en slaan de tegenstander ermee om de oren. De argumenten hebben – net als de rede die zij vertegenwoordigen – niets meer in de pap te brokken, zij zijn gereduceerd tot stokken waarmee de tegenstander rechtstreeks te lijf wordt gegaan.
In zo’n moderne discussie zijn argumenten dan ook van geen tel: wat maakt het uit met welk soort stok je de ander op zijn gezicht slaat?
Waar het om gaat, is dat je de tegenstander zoveel mogelijk raakt, zoals in het boksen. Onder de gordel slaan, wordt afgeraden (omdat de ander het dan ook begint te doen), maar verboden is het niet.
Wie ertegen protesteert, wordt al vlug afgedaan als een mietje of er zelf van beschuldigd dat hij onder de gordel slaat. ‘Ad hominem’ is daarbij een vaak gehoorde uitdrukking.
Hoed u voor mensen die deze uitdrukking gebruiken, want niet zelden zijn het degenen die hard onder de gordel slaan en tegelijk hard roepen dat de ander … onder de gordel slaat.

Anders gezegd: ze keren de zaken gewoon om.
De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.
De dief roept: houd de dief!

Ziedaar de kern van de moderne discussie.
Het is een ‘omgekeerde’ discussie.
Het zijn niet langer de argumenten die vechten.
Het zijn de argumenteerders die de ring in stappen.
En eerst gebruiken ze hun argumenten nog om de tegenstander om de oren te slaan.
Maar algauw gebruiken ze de blote vuisten en vloeit er bloed.
En de argumenten?
Die stappen uit de ring en kijken verbluft toe hoe hun baasjes elkaar afmaken.

Vanmorgen las ik in de krant dat Marc Van Peel hoopt dat Bart De Wever in 2014 ‘op zijn bek zal gaan’. Dat was de uitdrukking die hij gebruikte.
Voor mijn lezers in het buitenland (voorlopig alleen nog Nederland, Frankrijk en Finland, maar mijn legioenen, pardon vijgen, rukken op):
Marc Van Peel zit samen met Bart De Wever op ’t Schoon Verdiep in Antwerpen, dat wil zeggen, ze zitten samen in de gemeenteraad. De CD&V van Marc heeft een coalitie gevormd met de N-VA van Bart. De CD&V is de vroegere CVP, de grote Vlaamse katholieke partij van weleer. Daar blijft nu niet veel meer van over. Allemaal overgelopen naar de N-VA.
De tsjeven (pilaarbijters) staan vandaag bekend voor hun schijnheiligheid en totale beginselloosheid. Voor de verkiezingen vormden ze een coalitie met de SP (of SP.A of SP.a, het is niet meer te volgen met al die naamsveranderingen), hun aloude vijand. Het was een huwelijk voor het leven: ze hadden elkaar eeuwige trouw gezworen. Tot Bartje De Wever kwam en Marc binnen de kortste keren met hém het politieke bed deelde. O tempora o mores!
De tsjeven (katholieken) en de sossen (socialisten) hebben altijd elkaars bloed kunnen drinken. In figuurlijke zin dan. Want het was eertijds een bekend verschijnsel dat twee tegenstanders elkaar in de politieke arena heftig te lijf gingen, en na afloop samen een pint gingen drinken alsof ze de beste vrienden waren.

Mannen weten waarom.

Het is inderdaad een mannelijk verschijnsel.
Vrouwen kunnen bijvoorbeeld niet begrijpen dat twee boksers eerst elkaars gezicht tot pulp slaan, en vervolgens elkaar in de armen vallen en zeggen: goed gedaan, joh!
Dat vinden ze onbegrijpelijk barbaars.
Maar dat is het nu juist niet, of toch niet helemaal.
Die twee boksers zijn weliswaar brute vechtersbazen die iemand met één klap in een baan om de aarde kunnen sturen, maar dat barbaarse geweld wordt onderworpen aan strikte regels, waar de boksers zich zelfs in het heetst van de strijd aan houden. Er is er wel eens eentje die het oor van de ander afbijt, maar dat gebeurt slechts bij hoge uitzondering.

Wat zo ‘nobel’ is aan the art of boxing is juist dat onderscheid tussen mens en bruut geweld.
Boksen, dat is: twee lichamen die elkaar proberen te slopen, terwijl de ‘baasjes’ van die lichamen, de mensen die dat lichaam bewonen, de beste vriendjes blijven.
Zo was politiek vroeger ook: de politici maakten elkaar af met grove woorden, maar de ‘baasjes’, de mens-in-de-politicus, bleven daarbuiten. Ze wachtten tot het gevecht gedaan was en gingen dan moe maar tevreden op café een pint drinken.
Kijk, dié kwaliteit, die ‘mannelijke’ kwaliteit – het uitvechten van een meningsverschil in de arena (of het nu is met hanen, bokshandschoenen of argumenten) – is nagenoeg verdwenen.
Als mensen vandaag vechten, dan is het geen spel meer.
Ze doen niet meer alsof.
Ze menen het.

Als Marc Van Peel zegt dat hij Bart De Wever op zijn bek wil zien gaan, dan meent hij dat.
En dat is de omgekeerde wereld.
Vroeger zouden die twee elkaar in de politieke arena bevochten hebben als baarlijke duivels. En vervolgens zouden ze in de Boer van Tienen lachend vijf bollekes in hun kraag hebben gegoten.
Vandaag lopen arm in arm rond in de politieke arena, als waren ze de beste vrienden. Maar ze hebben hun eerste pint nog niet op of den tsjeef begint al kwaad te spreken van den (scheldwoord naar keuze).
Het is natuurlijk de vraag of hij dat écht meent, of het niet ook deel uitmaakt van het politieke spel.

Maar de politiek is nauwelijks nog een spel.
Het onderscheid tussen mens en overtuiging wordt slechts node nog gemaakt.
Mens en overtuiging vallen in toenemende mate samen.
Daar weten ze in Nederland alles van.
Andersdenkenden worden daar niet meer aangevallen in de politieke of filosofische arena – bij wijze van spel dus – ze worden gewoon afgeknald of neergeschoten in real life.
Vraag het Pim Fortuyn.
Vraag het Theo Van Gogh.
Vraag het Ayaan Hirsi Ali.
Vraag het Geert Wilders.

Allemaal mensen die hun leven verloren hebben of dreigen te verliezen omdat ze een andere mening zijn toegedaan. En dát in het land dat altijd prat is gegaan op zijn vrijheid van meningsuiting!

Wat op het grote politieke toneel zo pijnlijk tot uiting komt, gebeurt echter ook op het kleine dagelijkse toneel van de discussie tussen twee mensen die het ergens niet over eens zijn: er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen mens en mening.
Wordt de mening aangevallen, dan wordt ook de mens aangevallen.
Men ziet geen verschil meer tussen beide.
Als ik de homeopathie verdedig, dan ben ik geen mens die verschilt van mening, ik ben een mens die verschilt van huid en haar, van hart en ziel. Ik ben een in wezen verschillend mens, ik ben een totaal ander wezen. En aangezien de sceptici zichzelf zien als de incarnatie van redelijkheid en humaniteit, moet ik wel de incarnatie van het kwaad zijn. Een onmens, zeg maar.

Ik vermoed dat ik niet de enige ben die dit al gevoeld heeft in een discussie met andersdenken (zeker als het onderwerp de tegenstelling tussen geest en materie is).
Het wantrouwen dat je dan tegemoet straalt, is een wantrouwen ten aanzien van je mens-zijn. Men twijfelt eraan of je wel een mens bent.
Waarom krijg ik in een discussie over een toch relatief onbenullig en ongevaarlijk onderwerp als homeopathie scheldwoorden naar het hoofd geslingerd als: idioot, crimineel, weerzinwekkend, degoutant, fanatiek? Toch niet omdat ik een andere mening ben toegedaan!
Nee, ik word afgeblaft en uitgescholden omdat men eraan twijfelt of ik wel een mens ben.
Kan die vent eigenlijk wel denken, vraagt men zich af. Heeft hij gevoelens? Weet hij wat goed en kwaad is? Of ligt het gewoon in zijn natuur om zijn medemensen te misleiden, te bedriegen, zwart te maken en kwaad te doen?

Ik word er met andere woorden van verdacht geen mens maar een kwade geest te zijn. Ik word ervan verdacht bezeten te zijn door een of andere demon waarmee niet te spreken valt en waartegen men alleen kan schreeuwen en schelden.
Een beetje antroposoof weet dat dergelijke demonen bestaan en dat mensen er inderdaad door bezeten kunnen worden tot op het punt dat ze hun mens-zijn verliezen. Dat zijn geesteswetenschappelijke feiten. Het wonderlijke is evenwel dat mensen die niks van antroposofie afweten – en er ook niks van willen afweten – precies hetzelfde denken.
Alleen, ze weten het niet.
Ze zijn er zich niet van bewust dat ze diep in hun ziel die demonen waarnemen en ook zien wat ze met mensen (kunnen) doen. En ze zijn er zich ook niet van bewust dat ze die onbewuste waarneming (en de diepe angst die ze veroorzaakt) op anderen projecteren, op mensen die er … een andere mening op nahouden.

Volgens Rudolf Steiner gaat de hele mensheid vandaag ‘over de drempel’, dat wil zeggen: ze komt weer in contact met de geestelijke wereld, ze wordt weer helderziend. Dat is een kosmisch gebeuren dat hij ‘het keerpunt der tijden’ noemt en waar geen kruid tegen gewassen is.
Of de mens het nu wil of niet: het gebeurt.
De geest wordt weer in hem wakker.
De grote vraag is echter: wéét hij dat het gebeurt?
Heeft hij inzicht in datgene wat zich in de diepere lagen van zijn ziel afspeelt?
Of nog: maakt hij onderscheid tussen zijn bewuste zintuiglijke waarnemingen en zijn onbewuste bovenzintuiglijke waarnemingen? Of lopen die twee ongecontroleerd door elkaar?

De vraag stellen, is ze beantwoorden.
De reden waarom je als antroposoof geen redelijk gesprek meer kunt voeren met materialisten is niet omdat deze laatsten niet in geestelijke realiteiten geloven. De reden is dat ze er wél in geloven maar het niet weten. Ze geloven net zo goed in geestelijke realiteiten (zoals demonen die mensen kunnen ontmenselijken) als ik, maar ze vermengen dat geloof met hun rationele kijk op de wereld. En ze zijn zich daar totaal niet van bewust.

Ik heb, als overtuigd antroposoof, geen enkel probleem met materialisten en atheïsten, met échte materialisten en atheïsten dan. Ik kan er zelfs beter mee opschieten dan met veel mede-antroposofen.
Want zij maken onderscheid.
Zij maken onderscheid tussen de mens en zijn overtuiging, of die nu materialistisch is of spiritueel.
Zij zijn zich bewust van hun overtuiging en zij kunnen er tegenover gaan staan en er zelfs om lachen.

Hoed u voor mensen die niet kunnen lachen om hun eigen overtuiging!

Het grote probleem – en ik denk dat álle grote hedendaagse problemen daarop terug te voeren zijn – zijn de mengvormen: materialisten die niet weten dat ze in de geest geloven, spiritualisten die niet weten dat ze materialist zijn.
De waarheid is dat we vandaag allemáál materialist én spiritualist zijn.
Niemand ontsnapt aan het alomtegenwoordige, tot in het merg doordringende materialisme.
Maar niemand ontsnapt ook aan de Grote Drempeloverschrijding, aan het hernieuwde contact met de wereld van de geest.
Allemaal zijn we mensen die met één been in de materiële wereld staan en met het andere in de geestelijke wereld.
En zo hoort het ook.
Wat echter niet hoort, is dat we het niet weten.
Wat beneden onze waardigheid is, is dat we ons niet bewust zijn van die gespletenheid.
Wat beschamend is, is dat we denken mensen uit één stuk te zijn.
Wat ronduit akelig is, is dat we op grond van dat gebrek aan bewustzijn, de wereld beginnen te verdelen in enerzijds mensen uit één stuk (een materieel stuk of een spiritueel stuk, dat doet er niet toe) en anderzijds mensen die zo gespleten zijn dat we de bokkepoten van de duivel menen waar te nemen.

Door dat gebrek aan bewustzijn van onze eigen gespletenheid, onze eigen dubbele aard, zijn we bezig een scheiding der geesten door te voeren, een scheiding in goede mensen (wijzelf uiteraard) en slechte mensen (eenieder die onze mening niet deelt).

Dat is wat ik tijdens die homepathie-discussie gevoeld en beleefd heb, en wie weet was het een min of meer helderziende waarneming. Maar daarna ben ik er beginnen over nadenken, want ik vind het akelig als een gesprek een dovemansgesprek wordt en er een geest binnensluipt die mensen ertoe brengt te gaan twijfelen aan elkaars menszijn.
Daar ben ik altijd niet goed van.
Maar ik ben intussen oud genoeg om niet meer te geloven dat het de ander is die door die kwalijke geest geïnspireerd wordt, en dat ikzelf vrijuit ga. Want dat is nu net wat die geest mij wil doen geloven: dat ik niet ben zoals de anderen, dat ik beter ben, dat ik tot een superieur ras behoor.
En verdorie, als het lot me niet zo diep met mijn gezicht in de modder had geduwd, dan zou ik hem wellicht geloofd hebben. Want de drang om zich af te keren van alles wat laag, immoreel en onmenselijk is, is vandaag ongemeen sterk. Met name de meest begaafden voelen dat ze front moeten vormen tegen de geest-der-laagheid die alles naar beneden wil trekken, in de modder en de stront.
Ze voelen dat ze de wereld moeten redden.
En uitgerekend zij, uitgerekend deze elite van de mensheid, werkt met man en macht aan een rassenscheiding, een wereldwijde apartheid. Niet op fysiek vlak, o nee, dat is slechts een rookgordijn. Het werkelijke racisme heerst op een veel dieper niveau, het is een racisme dat mensen verdeelt in goeden en slechten, in mensen en onmensen. Het is een geestelijk racisme, een racisme dat een scheiding der geesten wil doorvoeren.

Dit racisme verspreidt zich via mensen die geen onderscheid meer maken tussen mens en mening, die denken dat een andere mening ook een andere mens betekent, een mens die zo totaal anders is dat je er niet meer kunt of wilt mee samenleven.
Dit racisme verspreidt zich via discussies zoals ik er net een gevoerd heb, discussies waarbij je zoveel wantrouwen tegenmoet komt dat je bijna niet anders kunt dan op je beurt de ander te gaan wantrouwen.
Wat voor mens is het immers die, louter op grond van een afwijkende mening, mijn menszijn in twijfel trekt?
Wat voor mens is het die zich zo bot en grof tegen me gedraagt dat ik wel een bijzonder weerzinwekkend, degoutant en fanatiek wezen moet zijn?
Is zo’n mens wel een mens?

En zo zijn we vertrokken voor een eindeloze, uitzichtloze discussie waarbij argumenten alleen maar dienen om de ander zoveel mogelijk te kwetsen en naar omlaag te halen, een discussie waarin het wederzijdse wantrouwen zich gaandeweg ontwikkelt tot pure walging en haat.
Zo voeden we een geest die mensen ertoe aanzet om elkaar uit te roeien, in naam van de rede en de menselijkheid.

Het is een geest die overal opduikt waar twee of meer in zijn naam aanwezig zijn.

Hoed u dus voor mensen die in naam van de rede en de mensheid spreken!
Want zij willen u een kopje kleiner maken.
Maar hoed u er nog meer voor om net hetzelfde te willen doen!
Want it takes two to tango.

Als deze geest opduikt, zijn er altijd twee die hem dienen.
En één ervan ben jezelf.

Dat is de harde les die ik moet leren uit die fameuze discussie: ik ben niet beter dan die ander.
Ik houd misschien wat meer mijn manieren, maar dat is slechts de buitenkant.
Van binnen voel ik net dezelfde geest opduiken die ik in de ander zo verafschuw.
Het is tegen die geest dat ik moet vechten, niet tegen de ander.
Want die is net zo goed slachtoffer als ikzelf.
Het enige verschil is dat hij het nog niet weet.

En dat weten, het weten omtrent de gevaarlijkste geest van onze tijd, de geest van blinde haat, van broedertwist en uitroeiing, dát weten moet ieder mens op zichzelf bevechten.
Als de strijd met de ander achter de rug is, begint de strijd met jezelf.
En eigenlijk is er geen verschil tussen beide.

Strijd met anderen is altijd een strijd met jezelf.

En zeggen dat ik alleen iets wilde schrijven over Marc Van Peel die hoopt dat Bart De Wever op zijn bek gaat …

20130629-125321.jpg

Marc den Tsjeef

20130629-125425.jpg

Het Verdriet van België (voor)

20130629-125552.jpg

Het Verdriet van België (tijdens)

20130629-125745.jpg

Het Verdriet van België (na de Kracht van Verandering)

Blaffende honden

Afgelopen week heb ik met een andere blogger (die ik persoonlijk van haar noch pluimen ken) een discussie gevoerd over homeopathie.
Het was het klassieke verhaal: homeopathie is duur water, boerenbedrog, volksverlakkerij.
Klassiek was ook: wat bezielde me om daartegenin te gaan, of daar op zijn minst enkele vraagtekens bij te zetten?
Want de uitkomst was als altijd: ik kreeg een karrevracht scheldwoorden naar mijn hoofd geslingerd (dit keer variërend van crimineel en degoutant tot idioot en fanatiek) en we kwamen geen stap, zelfs geen millimeter verder.

Twijfel is de moderne sceptici volkomen vreemd.

Ze zijn zo zeker van hun zaak dat iedereen die het met die zaak niet eens is, wel een mens van slechte wil moet zijn, een kwaadaardig wezen met als enig motief het bedriegen en misleiden van zijn medemens.
Niet eenvoudig om dan beleefd en rationeel te blijven, zeker niet als je merkt dat deze mensen zichzelf héél beleefd en héél rationeel vinden. Want eigenlijk zouden ze je met de botte bijl aan mootjes willen hakken. Eigenlijk is dát hun plicht als mens en beschermer van de zwakken: uitroeien dat gespuis!
Maar dat doen ze niet, nee, het zijn beschaafde mensen die niet met bijlen zwaaien.
Met een enorme krachtinspanning brengen ze zichzelf ertoe om alleen maar wat te schelden, te blaffen, te spotten en te honen. Ze overwinnen zichzelf, uit liefde voor de mensheid. Maar dacht u dat ze daar erkenning voor krijgen, laat staan dankbaarheid?
Nee, meneer. De ander voelt zich op zijn teentjes getrapt!
Hij vraagt waarom ze zo blaffen.
Terwijl de vraag zou moeten zijn waarom ze niet bijten.
Die alternativo’s zouden moeten uitgeroeid worden, en als de reguliero’s dat dan, uit de goedheid huns harten, niét doen en hen alleen bestraffend toespreken, zijn ze godbetert … beledigd!
Is dat niet om je bezinning te verliezen, meneer, om helemaal door het lint te gaan?
Al een geluk dat ik achter mijn computer zat … !

Dat is zo’n beetje de geest die ik in deze rationele, humane sceptici aan het werk voel.
En ik krijg het er koud van, want hij bestaat uit blinde woede en haat.
Maar achter die geest bespeur ik nog iets anders. Ik bespeur daar angst, diepe angst.
Want waarom zou je uit je dak gaan omdat er mensen zijn die duur water drinken en geloven dat ze daarvan genezen?
Tenslotte zijn er ook mensen die Perrier drinken en zich daardoor beter voelen.
Is dat een reden om woedend te worden?
Wat voor kwaad richten homeopathen aan? Dat ze terminale kankerpatiënten behandelen met zuiver water? Serieus, hoeveel zouden dat er zijn?
Nee, ik bespeur achter hun agressie geen humanistische idealen, ik bespeur angst, angst dat hun zekerheden hen zullen afgenomen worden.
En die zekerheden zijn de zekerheden van degenen die de macht hebben, de overheid, de rijken, de wetenschap, de farmaceutische industrie. Daar ontlenen deze moedige sceptici hun zekerheden aan, en wee degene die daaraan wil tornen!
Alsof die duurwaterdrinkers het voortbestaan van heel dat gigantische machtsapparaat bedreigen!

Verrek.

Misschien ís dat wel zo.

Misschien voelen deze sceptici dat heel dat machtige complex aan het wankelen is.
Degenen die ertegen vechten, voelen alleen zijn betonnen hardheid en onwrikbaarheid.
Maar degenen die aan de binnenkant verblijven, voelen misschien iets anders.
Ik weet het niet.
Ik vraag me alleen af waarom ze zo vreselijk tekeer gaan, zij, de leden van de zo machtige meerderheid, als een lid van die meelijwekkend softe minderheid aan hun mouw trekt en zegt: ja maar, meneer…

Als ik getuigen van Jehova aan de deur krijg, dan blijf ik altijd vriendelijk. Ik verontschuldig mij voor mijn gebrek aan interesse. En zij begrijpen dat. Ze dringen nooit aan en nemen steeds heel vriendelijk afscheid. Want zij kunnen mij niks maken. Ik voel me totaal niet bedreigd door die brave mensen en hun geloof in Jezus met zijn mooie baard. Ik heb met hen te doen, maar ik gun hen hun zekerheden. En ik kan dat omdat mijn zekerheid sterk genoeg is.
Maar al die branie, al dat gebrul van de ‘wetenschappelijken’, van zij-die-de-waarheid-in-pacht-hebben: het wijst er alleen maar op dat hun zekerheden wankelen en met man en macht verdedigd moeten worden.

Ik ontleen echter weinig genoegdoening aan die gedachte.
Het moderne machtssysteem is een monsterlijk monster.
En hoed u voor een monster dat gekwetst is en in gevaar verkeert!
Het wordt nog veel gevaarlijker.

Ach, hoe zielig zijn die zelfverklaarde helden van de Rede waarmee dit monster zich voedt!
Toen ik, beleefd en vriendelijk, een eind had gemaakt aan de uitzichtloze discussie, waren ze daar opeens, om lucht te geven aan hun woede en verontwaardiging over het bestaan van mensen such as myself.
Ik had me al afgevraagd waar ze bleven tijdens de schermutselingen.
Mijn opponent kon toch niet de enige zijn die homeopathie duur water vond!
Ik vreesde er zelfs een beetje voor dat ze me van alle kanten zouden beginnen aanvallen.
Maar ze bleven weg, gelukkig.
Ik had m’n rug echter nog niet gedraaid of daar waren ze: schuimbekkend van woede, en luidkeels de moed prijzend van mijn tegenstander, die erin geslaagd was zo beschaafd en rationeel te blijven tegenover een briesende Berserker zoals ik.

Ik kreeg voorwaar medelijden met hen.

Arme blaffende honden, verslaafd aan de ketting die hen de keel dichtsnoert, gretig likkend aan de hand die hen slaat.
Arme moderne mens, zo vol van zichzelf, en toch zo bang!

20130628-190706.jpg

De zomer is eindelijk begonnen!

20130628-163537.jpg

Den Beir aa gelaak: es de noëd et oëgst is, is de redding nobaa!

Ad fundum

20130628-093603.jpg

In het kader van de WWW (World Wide War) on Drugs heeft de regering, na het Rookverbod, nu het Alcoholplan voorgesteld.
Immers, naar schatting 800.000 tot één miljoen Belgen drinken te veel.
Dat is, zelfs het kleinste kind begrijpt dat, veel te veel.

Rekent u even mee.

Er zijn zo ongeveer 10 miljoen Belgen. Het steekt hier niet op een miljoen meer of minder, dat begrijpt u.
Zuigelingen, kleuters en peuters drinken tot nader order geen alcohol.
Dat is 2 miljoen Belgen minder.
Bejaarden drinken evenmin alcohol. Veels te gevaarlijk in combinatie met al die medicamenten die ze slikken! Ze riskeren dan dood te gaan en dat moet ten alle prijze vermeden worden.
Dat is 3 miljoen Belgen minder.
Moslims zijn eveneens geheelonthouders. Zeer wijs van de koran trouwens. Een mens mag er niet aan denken dat moslims alcohol zouden beginnen drinken. Ze exploderen nu al bij het minste.
Dat is weer 2 miljoen Belgen minder.
Dan de armen. Hebben gewoon geen geld om bier te kopen. Moeten het met kraantjeswater doen.
Opnieuw 2 miljoen Belgen eraf.

Blijven over …
Precies: 1 miljoen Belgen.

Wij, Vlaamse Belgen, staan ervoor bekend dat we ons voorzichtig uitdrukken, zeker als we in de regering zitten. Geen grote woorden, geen straffe uitspraken.
Daarom zeggen we: 800.000 tot 1 miljoen Belgen drinken te veel.
Maar de harde waarheid luidt: álle Belgen drinken te veel.
Belgen zijn zuipers!
Belg-zijn is een schande!

En. Daar. Moet. Iets. Aan. Gedaan. Worden.

Wat een geluk dat we een regering hebben!
Anders zouden we ons gewoon te pletter zuipen.
Herinnert u zich nog de taferelen tijdens de vorige regeringsvorming, toen België twee jaar lang zonder regering zat? Onvoorstelbaar! Je kon toen geen Belg tegenkomen of hij was poepeloere.
De schaamte! De schande! De wereld spreekt er nóg van.
Iedereen weet aan wie president Obama dacht toen hij zei: Yes, they can!
Maar de waarheid is dat we do not can.
Niet zonder regering.
Zonder regering we can do nothing at all.
Daarom zijn wij zo blij met het Alcoholplan.
Eindelijk wordt de kern van het Belgische Probleem aangepakt.
Het rookverbod was maar een schijnbeweging.
Het ging om de cafés.
Die moeten op termijn allemaal dicht.
Dat spreekt.
No more Gates to Hell!
Maar niet te vroeg gejuicht.
De Weg naar de Hemel is nog lang.

Want 800.000 tot één miljoen Belgen
Eten friet met mosselen en mayonaise
Hangen voor tv en kijken naar Thuis
Spreken Aantwaarps of Geintsch of Olsjters
Kunnen geen verkeersborden lezen
Kruipen dronken achter het stuur en nuchter in bed
Dragen een bril met glazen
Laten borsten en billen nooit onderzoeken
Slikken geen Ritalin
Pissen naast de pot
Zappen weg als de koning spreekt
Lachen zich een breuk als zijn moeder naar de coiffeur is geweest
Spreken geen Frans
Maken voorddurent dt foudten
Nemen deel aan discussiefora
Zijn racistisch, fascistisch en rechtsistisch
Hebben een buik
Plegen geen zelfmoord
Plegen wel zelfmoord
Lezen Vijgen na Pasen

En dat is (allemaal tesamen): véél te veel!

We zijn er dus nog niet.

Maar er is hoop.
We kunnen de toekomst met vertrouwen tegemoet zien.
Want:

De regering waakt!

En wij, wij slapen verder.

20130628-104914.jpg

De Van Beirendonck Code

20130628-091906.jpg

Ik denk dat ik er deze zomer zó ga bij lopen. Een mens moet toch iéts doen tegen de verzuring, het defaitisme, het doemdenken, Global Warming en zweetvoeten!

Bij de weg, mocht u zich afvragen hoe de modejongens het doen, dan hebt u nu het antwoord: ze doen het met hun voeten!

Het geeft een geheel nieuwe dimensie aan de uitdrukking: kick my ass!