Vijgen na Pasen

De wereld als een kunstwerk zien

Maand: augustus, 2022

Metamorfose (10)

  

Basic Instinct vormt – letterlijk en figuurlijk – het midden van mijn leven. Net als het midden van mijn karmaonderzoek in Scheldewindeke was het een moment waarop tijd en ruimte in elkaar overgingen. In het duister van de bioscoop zag ik een beeld verschijnen dat mijn hele leven samenvatte – niet in uiterlijke zin (zo spannend en opwindend is mijn bestaan heus niet) maar in de zin van mijn diepste streven: het overbruggen van de kloof tussen kunst en wetenschap. Tot dan was dat streven louter karmisch geweest, het werd gestuurd door de omstandigheden. Uit mezelf zou ik nooit de stap van kunst naar wetenschap hebben gezet. Het was mijn karma dat me dwong die paradijselijke droomwereld te verlaten om erover na te denken. Met Basic Instinct veranderde dat: voor het eerst begon ik uit vrije wil na te denken over kunst, voor het eerst beleefde ik daar ook vreugde aan. Het was mijn liefde voor de kunst – en voor één kunstwerk in het bijzonder – die van mij een wetenschapper maakte. 

Uiteraard stelde mijn ‘wetenschap’ nog niks voor. Het was slechts een kiem, maar hij was wel levenskrachtig. De volgende veertien jaar zou ik niks anders doen dan nadenken, eerst over Basic Instinct, dan over het zielenthema. Tekenen en schilderen verdwenen naar de achtergrond, want kunst en wetenschap lieten zich niet combineren. Ze waren als water en vuur. In de loop der eeuwen had de wetenschap zich ver verwijderd van haar kunstzinnige moeder. In de astrologie kon je nog zien dat ze ooit één waren geweest, maar de zoon had die eenheid verbroken en was zijn eigen weg gegaan. Nog altijd kun je wetenschappers op stang jagen door astrologie ter sprake te brengen: ze willen niets meer van hun moeder weten. De moeder van haar kant herkent haar eigen zoon niet meer. Met die wederzijdse vervreemding werd ik reeds als kind geconfronteerd: er gaapte een diepe kloof tussen school en academie. Toch lagen ze aan dezelfde straat, vlak tegenover elkaar. 

Het is de wederkomst van Christus die moeder en zoon weer bij elkaar brengt. Wat Christus bij zijn eerste komst teweegbracht tussen de twee Jezuskinderen, brengt hij vandaag teweeg tussen datgene wat ze belichaamden: de scheppende krachten van de kunst en de oordeelskrachten van de wetenschap. Maar terwijl het verhaal van de Jezuskinderen leest als een sprookje, beleven we vandaag de intense dramatiek van hun toenadering. We herkennen ze echter niet, want dit keer speelt ze zich af in de etherische wereld, die zich weliswaar afdrukt in de fysieke werkelijkheid maar zelf onzichtbaar blijft. We kunnen deze wereld alleen benaderen door Alles Vergängliche als ein Gleichnis te zien, als een beeld, een metafoor. Dat vermogen hebben we echter verloren, we slagen er zelfs niet meer in om de kunst als een beeld te zien. We zien haar als een kopie van ofwel de materiële wereld (film) ofwel de ideeënwereld (hedendaagse kunst), maar niet als een beeld van wat beide verbindt. We zijn blind geworden voor de etherische wereld.

Het overweldigende karakter van wat zich vandaag in de etherische wereld afspeelt, wordt steeds zichtbaarder in de fysieke werkelijkheid, maar steeds onzichtbaarder in de astrale werkelijkheid van ons (wakkere) bewustzijn. Door alles in materiële zin te interpreteren, sluiten we ons af voor de wederkomst van Christus. Rudolf Steiner waarschuwde voor de gevolgen daarvan: er kon ons niets ergers overkomen dan dat we deze kapitale gebeurtenis zouden ‘verslapen’. Onze grote helper bij het ontwaken voor het etherische drama van onze tijd is de kunst: zij toont ons als in een spiegel wat er gaande is in de geestelijke dimensie die onmiddellijk grenst aan onze fysieke werkelijkheid. Wat in die spiegel verscheen heb ik altijd schokkend gevonden, maar nog schokkender vond ik het feit dat niemand ernaar wilde kijken. De schone kunsten vielen uiteen tot afval en iedereen deed alsof er niks aan de hand was. Dit niet-willen-zien was voor mij het grote raadsel van onze tijd.

Basic Instinct confronteerde me op exemplarische wijze met deze blindheid. Dat men de ogen sloot voor de vuilnisbelt van de hedendaagse kunst kon ik nog begrijpen: ze is letterlijk niet om aan te zien. Maar afgezien van twee moordscènes die slechts enkele seconden duren, valt er in Basic Instinct niks afschuwelijks te zien, wel integendeel. Men kan bedenkingen hebben bij het scenario of de erotische scènes, maar geen mens kan de kunstzinnigheid van deze film ontkennen. Toch is dat precies wat gebeurde: men ontkende de schoonheid van Basic Instinct, op dezelfde manier als men de lelijkheid van de hedendaagse kunst ontkende. Die (dubbele) ontkenning beperkte zich wel tot de intelligentsia, de kenners, de experts. Het grote publiek was laaiend enthousiast: Basic Instinct bleef een half jaar lang in de bioscopen draaien, en dat is lang, zeer lang. De reacties waren dus extreem: gevoelsmatig enthousiasme tegenover verstandelijke afkeer, een hevig kloppend hart tegenover een kil, doods hoofd. 

Het is deze kloof tussen hoofd en hart die de blindheid voor de etherische wereld veroorzaakt. De intellectuele elite was verontwaardigd over de film maar wist niet waarom, het grote publiek was enthousiast maar wist evenmin waarom. Het waren de tegenmachten die reageerden op Basic Instinct: Lucifer met blinde geestdrift, Ahriman met blinde afschuw. Zelf was ik vanaf het eerste moment in de wolken over de schoonheid van de filmbeelden, maar ik kreeg de gelegenheid niet om erin te zwelgen want het complexe en verwarrende scenario dwong me mijn gedachten erbij te houden. Hoofd en hart moesten samenwerken en zo drong ik uiteindelijk door tot het christelijke wezen van deze film. Die ervaring – die bij veel mensen hevige weerstand oproept – kende ik uit de klassieke kunst, maar dit keer was ze intenser dan ik ooit had meegemaakt. Dat kwam door het veel grotere aandeel van het denken. Ik dacht nooit (bewust) na als ik naar kunst keek, ik benaderde ze louter gevoelsmatig. Met Basic Instinct was dat echter niet mogelijk.

Deze film dwingt je van meet af aan om na te denken, anders kun je het verhaal niet volgen en beleef je er geen plezier aan. Maar ook na afloop spoort de film je nog aan tot nadenken, want hij eindigt met een groot vraagteken. Dit keer is er echter geen dwang meer, denken is nu een vrije keuze geworden en die keuze bepaalt het oordeel over Basic Instinct: een oppervlakkig stuk entertainment of een peilloos diep mysteriedrama. Het is meer dan duidelijk welke keuze de moderne kijker gemaakt heeft: hij verkiest niet na te denken over deze film, die dan ook nog altijd doorgaat voor een prul, een niemendal. Het wordt echter ook steeds duidelijker dat deze keuze de moderne houding tegenover het denken weerspiegelt. Denken wordt niet langer gezien als een middel om inzicht te verwerven, het is enkel nog een middel om plezier te beleven. Dat hebben we tijdens de coronacrisis kunnen zien: experts doen niet langer aan wetenschap maar aan machtsverwerving. En iemand als Marc Van Ranst beleeft daar onmiskenbaar plezier aan …

Het drama dat zich vandaag voor onze ogen afspeelt, is de moderne mens die verloochent wat hem groot heeft gemaakt, wat van hem een wetenschapper heeft gemaakt: het vrije denken. Het was deze trahison des clercs die ik herkende in de reacties op Basic Instinct: de intellectuele klasse dacht liever na over pispotten en conservenblikken dan over een film die miljoenen harten geraakt had. Met het eerste kon ze macht uitoefenen, voor het tweede moest ze zich inspannen. Toen ik zelf begon na te denken over deze film begreep ik waarom de intelligentsia dat weigert: Basic Instinct houdt haar een spiegel voor. Uiteraard weerspiegelt de film ook de lagere driften van de mens, maar dat is niet de echte reden voor zijn miskenning. Die ligt in het feit dat Basic Instinct het denken zelf weerspiegelt, het denken dat over de drempel gaat – en moet gaan als het vrij wil blijven. Voor die drempeloverschrijding deinsden de kunstkenners terug, zoals vandaag ook de wetenschappelijke experts terugdeinzen.

Toen ik Basic Instinct voor het eerst zag, gaf ik me eraan over als een kind en als een kind ging ik over de drempel: dromend, nabootsend, instinctief. De diepe vrede en vreugde die daardoor neerdaalden in mijn ziel gaven me de moed om in te gaan op de vraag waarmee de film eindigde. Daarvoor moest ik hem opnieuw bekijken, maar dit keer veel aandachtiger en kritischer. Ik moest met andere woorden als een volwassene over de drempel gaan: wakker en bewust denkend. Dat bleek een heel ander verhaal te zijn, of beter gezegd: het was precies hetzelfde verhaal. Bij het (eerste) bekijken van Basic Instinct had mijn gevoel de boventoon gevoerd, maar nu waren de rollen omgekeerd: mijn denken had de leiding. Tenminste, dat dacht ik. Want ik voelde me volkomen vrij: niemand dwong me om na te denken over deze Hollywoodfilm, niemand vertelde me ook hoe ik dat moest doen. Ik dacht na over Basic Instinct zoals ik hem bekeken had: als een kind dat zijn eigen zin doordrijft en zich door niets laat tegenhouden. 

Groot was dan ook mijn verbazing toen ik vaststelde dat ik precies hetzelfde deed wat in de film gebeurde. Basic Instinct gaat namelijk over een politieman die probeert het raadsel op te lossen van een moordzuchtige femme fatale (die zowel kunstenaar als wetenschapper is). Het reguliere onderzoek levert niets op en daarom begint hij een liefdesrelatie met de vrouw. That’s how I’ll catch my killer, vertelt hij haar. Maar ze is hem telkens een stap voor, alsof ze weet wat hij gaat doen, ja alsof ze het hem voorschrijft. Ze werkt namelijk aan een nieuw boek, over … een politieman die valt voor de verkeerde vrouw. Aanvankelijk lijkt het alsof de politieman (door zijn onderzoek) bepaalt wat er gebeurt en zij het alleen maar hoeft op te schrijven, maar algauw blijkt dat het omgekeerd is en dat politieman – zonder het te weten – het scenario volgt dat zij bedacht heeft. Dat was precies wat ook mij overkwam toen ik onderzoek deed naar Basic Instinct en vaststelde dat de film over … mijn onderzoek ging.  

Al tijdens de eerste scène – de moordscène – besefte ik naar een metafoor te kijken. Als in een spiegel herkende ik wat zich in de hedendaagse wereld afspeelde. Dat was al verrassend genoeg, maar nog veel verrassender was dat ik tijdens het nadenken over Basic Instinct niet alleen de wereld maar ook mezelf herkende in de film, niet mijn fysieke zelf (ik houd me verre van femmes fatales) maar mijn denkende zelf. Ik herkende mijn eigen – vrije – denken in een film die kant en klaar was toen ik hem zag en die me toonde waar dat denken zou op uitlopen. Daar stond mijn verstand bij stil. Hoe was zoiets mogelijk? Ik volgde een weg die nog niemand gegaan was, een weg die nog moest gebaand worden want ik was (bij mijn weten) de eerste die nadacht over deze film. En toch bleek die weg reeds te bestaan, het was de weg die door de film in beeld werd gebracht. Door na te denken over Basic Instinct kwam ik terecht in een vreemde wereld, een wereld waar tijd als ruimte verscheen en ruimte als tijd. 

Door Basic Instinct wetenschappelijk te benaderen, werd ik een personage in de film. Door afstand te nemen van de film, werd ik er deel van. Nooit eerder had ik mijn analyserende denken als een verbindende kracht ervaren. Nochtans was het hetzelfde droge, rationele denken dat ik op school had geleerd. Maar nu richtte ik het op iets waar ik – volgens de experts – niet hoorde over na te denken: een ordinaire Hollywoodfilm. Ik begreep ook waarom: ik dacht na over mijn eigen denken, ik zag het als in een spiegel aan het werk, en wat ik zag, was veel levendiger, spannender en opwindender dan alles wat ik ooit gezien had. Ons klassieke beeld van het denken is fysiek: we zien het als een dood en onpersoonlijk mechanisme. In Basic Instinct zag ik echter een etherisch beeld van het denken en dat beeld was vol kleur, dramatiek en persoonlijke betrokkenheid. Het levende, verbindende denken is een … erotische thriller, vol passie en hartstocht. Het is een denken uit liefde, het is ons … basic instinct

Het denken dat ik in Basic Instinct had herkend, was hetzelfde denken dat ik eerder in de Filosofie der Vrijheid had herkend. Het was een relatie tussen twee tegenpolen: waarnemen en denken in het ene geval, man en vrouw in het andere. Het beeld dat Rudolf Steiner in zijn basiswerk had opgehangen van het denken, kon ik met mijn verstand niet bevatten, het was me veel te abstract, veel te wetenschappelijk. Gelukkig leerde ik kort daarna het kunstzinnige verhaal van de twee Jezuskinderen kennen en dat was gefundenes Fressen voor mijn ziel. Het ging over hetzelfde maar dan in aanschouwelijke beelden in plaats van droge begrippen. Zeven jaar later herhaalde die geschiedenis zich toen ik Basic Instinct zag en niet lang daarna het zielenthema leerde kennen. Dit keer was de volgorde omgekeerd: eerst zag ik de zintuiglijke beelden van de film en pas daarna leerde ik de nuchtere begrippen kennen waarmee Hans Peter van Manen het thema van oude en jonge zielen uit de doeken deed.   

In het midden van mijn leven had ik dus een drievoudige ontmoeting met het denken: eerst in de Filosofie der Vrijheid, daarna in Basic Instinct, en vervolgens in het zielenthema. In drie verschillende gedaanten kwam het – volkomen onverwacht – op me toe: een wetenschappelijke, een kunstzinnige en karmische. Zonder het te beseffen herkende ik hetzelfde wezen, een wezen dat ik altijd al gekend had maar dat nu in een geheel nieuwe, gemetamorfoseerde vorm verscheen. Ik herkende het op fysiek vlak (in rationele begrippen), op etherisch vlak (in kunstzinnige beelden) en op astraal vlak (in de karmische relaties tussen mensen). Dat waren echter nog altijd lichamelijke herkenningen, geen directe, geestelijke ontmoeting. Die kan maar plaatsvinden als mijn denken werkelijk over de drempel gaat en dat blijkt een uiterst gecompliceerd verhaal te zijn. Het is het verhaal dat ik in Basic Instinct zag en dat ik nog altijd niet echt begrijp, evenmin als ik het verhaal van mijn eigen leven begrijp. Maar beide naderen elkaar …

Metamorfose (9)

  

Op zoek naar het midden van mijn leven kwam ik terecht bij Basic Instinct. Een verrassing was dat niet want ik wist al lang dat deze film centraal staat in mijn leven. Maar het is één ding overtuigd te zijn van iets en een ander het ook te kunnen aantonen. Het eerste is geloof, het tweede wetenschap. Aan geloof in de kunst heeft het me nooit ontbroken (en dat was wel nodig in het geval van Basic Instinct), maar een wetenschap van de kunst … daar heb ik me altijd hevig tegen verzet. Kunst en wetenschap waren in mijn ogen twee verschillende werelden en zo moest het ook blijven. Het leverde alleen maar ellende op – voor allebei – als ze met elkaar in aanraking kwamen. Dat zag ik in de kunstwetenschap (die mijn tenen deed krullen) en ik zag het nog veel duidelijker in de hedendaagse kunst (die mijn maag deed keren). Basic Instinct was dan ook mijn Damascus-moment: de film brak mijn verzet en maakte van mij een kunstwetenschapper. Hij was het keerpunt in een leven dat eigenlijk één groot keerpunt is. 

Ik ben een tot de kunstwetenschap bekeerde kunstenaar wiens kunstbegrip zich stap voor stap heeft uitgebreid tot de hele werkelijkheid. Ik was er al veel langer van overtuigd dat kunst zich niet beperkte tot de kunstwereld, dat ze in wezen de hele wereld omvatte. Maar dat was slechts een geloof, ik kon het niet aantonen. Met Basic Instinct kwam daar verandering in: de film sloeg een brug tussen kunst en werkelijkheid. Hij opende mijn ogen voor de filmkunst, die de echte kunst van onze tijd is, en dat leidde tot de formulering van mijn levensmotto – de wereld als een kunstwerk zien – een motto dat ik vervolgens ook in de praktijk bracht. Ten slotte kreeg ik ook mijn eigen leven in het vizier, het laatste bastion dat ik als kunstwetenschapper moest veroveren. Dat ook dit zeer persoonlijke deel van de werkelijkheid als een kunstwerk kan gezien worden, was een geloof dat ik aan de antroposofische karmaleer dankte. In Scheldewindeke nam dat geloof vorm aan, in Zegelsem wordt het beproefd. Maar een wetenschap is het nog niet, de cirkel is nog niet rond. 

Mijn overgang van geloof naar weten zal pas voltooid zijn als ik kan bewijzen dat mijn leven een kunstwerk is. Dat bewijs ligt, zoals Rudolf Steiner zegt, niet in een of andere formule of vergelijking, maar in de ervaring. In mijn geval zal dat het ervaren van mijn eigen Ik zijn, de geestelijke schepper van mijn leven. Of ik erin zal slagen dat ‘bewijs’ te leveren, weet ik niet. De geest laat zich niet dwingen, hij komt wanneer hij wil, als een dief in de nacht. Zo kwam hij ook in het midden van mijn leven, toen ik Basic Instinct zag. Ik had zijn komst totaal niet verwacht en nog minder had ik verwacht dat hij in de gedaante van een Hollywoodfilm zou komen, een erotische thriller dan nog wel. Maar toen ik er begon over na te denken, werd de logica duidelijk. Het maakte allemaal deel uit van een oerbeeld dat ik intuïtief herkend had, net zoals ik zeven jaar eerder De Filosofie der Vrijheid herkend had, een al even onwaarschijnlijke manier om iemand als ik tot de (geestes)wetenschap te bekeren. Gods wegen zijn wonderlijk, maar niet ondoorgrondelijk.

De geesteswetenschap van Rudolf Steiner toont aan dat de tijd gekomen is om Gods wegen te doorgronden. Als een moderne Johannes de Doper kondigde deze roeper in de woestijn van het materialisme de wederkomst van Christus aan. God was al verschenen in de fysieke wereld, maar nu zou hij dat ook doen in de etherische wereld, de wereld van de levens- en vormkrachten. Voor de mens betekende dat de opgave zijn bewustzijn uit te breiden tot dit onzichtbare, geestelijke gebied. Niet toevallig waren kunstenaars de eersten die wederkomst van Christus bespeurden: de impressionisten verlieten hun atelier, trokken de natuur in en stelden zich bloot aan de zon en de elementen. Daardoor stelden ze zich echter ook bloot aan het oordeel van de voorbijganger, de criticus, de wetenschapper. En daar bleken ze niet tegen bestand. De kunst stierf onder de hamerslagen van de materialistische wetenschap, die geen enkel begrip kon opbrengen voor de geest van de kunst en hem ongenadig aan het kruis nagelde.  

Het was deze vreselijke kruisdood die me aan het denken zette, hij was – en is nog altijd – het grote centrale raadsel in mijn leven. Ik kon niet begrijpen hoe kunstenaars die millennia lang getekend en geschilderd hadden, opeens afval begonnen te produceren. Van de zonnebloemen van Van Gogh naar de pispot van Marcel Duchamp: het is een enorme stap. Wat ik nog veel minder begreep, was dat deze ‘afvalkunst’ toegejuicht werd door intellectuelen, door beschaafde en ontwikkelde lieden. Om kunstenaar te worden, moet je een beetje gek zijn. Niet alleen is de kans groot dat je in de armoede terechtkomt, maar de overgave die kunst vergt, houdt ook andere gevaren in: genie grenst aan waanzin. In een tijd dat de mensheid over de drempel gaat, valt het dan ook te begrijpen dat vooral kunstenaars ten prooi vallen aan drempelwaanzin. Maar intellectuelen, wetenschappers, mensen met maatschappelijk aanzien en kritisch verstand? Waar kwam hun enthousiasme voor de waanzin van de kunstenaars vandaan?

Om het antwoord op die vraag te vinden, moest ik zelf wetenschapper worden. Dat was een enorme stap die ik op eigen initiatief nooit gezet zou hebben. Als kunstenaar meed ik de wetenschap als de pest omdat ik wist hoe vernietigend het rationele denken inwerkt op de scheppingskrachten. Het moest dus karmisch gebeuren, en zo geschiedde: stap voor stap maakte ik – onwillig – de overgang van kunst naar wetenschap. Langzaam drong ik met mijn verstand door in de wereld van de kunst, en juist omdat ik zelf kunstenaar was, ondervond ik aan den lijve de verlammende pijn die het rationele denken daar veroorzaakt. Deze ‘zelfkruisiging’ maakte me niet alleen gedurende lange perioden artistiek onvruchtbaar – wat een diepe kwelling was – maar ze dwong me ook om anders te gaan denken, minder kwetsend en dodelijk, met meer liefde en respect. Ik ondervond dat de wetenschap over een drempel moest gaan als ze de kunst wilde begrijpen: ze moest leren zwemmen in haar etherische wateren … 

Als de coronacrisis één ding heeft aangetoond dan is het dat de moderne wetenschap niet bereid is om zich soepel op te stellen. Geconfronteerd met de drempelproblemen van onze tijd verstart ze helemaal en begint wild om zich heen te slaan. In plaats van de wereld te begrijpen, wil ze de wereld redden, meer zelfs: ze wil hem verbeteren, ze wil hem helemaal herscheppen. Met andere woorden: de wetenschap is een kunst geworden, net zoals de kunst een wetenschap is geworden. Deze omwisseling doet echter geen heerlijke, nieuwe wereld ontstaan, maar vernietigt systematisch de oude wereld. En dat komt omdat de ontmoeting tussen kunst en wetenschap – tussen de scheppende krachten van de etherische wereld en de oordelende krachten van de astrale wereld – onbewust, instinctief en onvrij plaatsvindt. De sleutel ligt dus bij het bewuste denken van de wetenschap: het slaagt er niet in over de drempel te gaan en wetenschap te blijven. Het verdrinkt in de etherische wereld …

De drempeloverschrijding is geen éénrichtingsverkeer, het is een ontmoeting tussen tegenpolen. De relatie tussen kunst en wetenschap is een beeld van de relatie tussen geest en materie. Sinds het einde van het Kali Yuga zoekt de hemel toenadering tot de aarde, want de geest wil gekend worden, hij wil geliefd worden. Op die ‘liefdesverklaring’ reageert de mens door zich ofwel (zoals de kunstenaar) blindelings in de armen van de geest te werpen ofwel (zoals de wetenschapper) hem hooghartig af te wijzen. Hij reageert met andere woorden luciferisch of ahrimaans. Uiteindelijk komt het op hetzelfde neer: geestelijke wezens hebben niks aan een mens die hen niet ziet staan, maar ze hebben evenmin iets aan een mens die zichzelf tot slaaf maakt in ruil voor wat geestelijk genot. Ze willen een vrije relatie, een christelijke relatie. De geest wil gekend en geliefd worden via Christus, zijn vertegenwoordiger op aarde, en Christus reikt ons de hand via de kunst, het enige gebied waarop we nog een relatie hebben met de (levende) geest. 

Op dit christelijke karakter van de kunst heeft Rudolf Steiner gewezen toen hij de moderne, wetenschappelijke visie op kunst verwierp. In deze visie is kunst de materialisering van de geest, terwijl ze in werkelijkheid het omgekeerde is: de vergeestelijking van de materie. Dit onderscheid valt voor het moderne intellect heel moeilijk te maken en dat is ook de reden waarom een door en door christelijke film als Basic Instinct niet begrepen wordt. Wat we hier zien is niet het zintuiglijk verschijnen van de geest, maar het zich verheffen van de zintuiglijke wereld tot de geest. Alles speelt zich af in de laagste regionen van de fysieke wereld, een wereld in de greep van sex en geweld. Maar deze zinnelijke wereld werkt zich stap voor stap omhoog tot ze uiteindelijk contact maakt met de geest. Deze ‘vergeestelijking’ wordt mogelijk gemaakt door Christus, de goddelijke geest die zich met de aarde verbonden heeft. En dat maakt van Basic Instinct een ‘portret’ van Christus die zich vanuit de fysieke wereld verheft tot de etherische wereld. 

Toen ik Basic Instinct zag, herkende ik onmiddellijk mijn geliefde kunst die ik gestorven waande. Zij voerde mij langs een ongelooflijke rollercoaster tot het moment waarop ik één werd met de film, alsof ik hem zelf gemaakt had en wist wat er zou komen. Er was geen subject en object meer, alleen het bewustzijn van een drama dat zich met onverbiddellijke wetmatigheid ontwikkelde en Shakespeariaans eindigde. Tot mijn verrassing volgde er nog een epiloog, in grauwe tinten en diepe treurnis. Uitgerekend in dit onverwachte slot werd de wet doorbroken en zegevierde de liefde over het kwaad, een liefde die ex tenebris kwam, die via de relatie tussen de twee protagonisten steeds bewuster werd en ten slotte uitmondde in het allerhoogste: het opofferen van het eigen leven uit liefde voor de ander. Dit zeer christelijke einde van een zeer heidens drama was een raadsel voor mijn verstand, maar niet voor mijn gevoel. Dat had de geest herkend waar ik – als oude ziel – al zolang naar zocht: de Christusgeest. 

Vijfentwintig jaar later zou ik diezelfde geest herkennen in Scheldewindeke, in de diepe rust en stilte die daar heerste, in de overweldigende levenskrachten van mijn ‘tuin van heden’. Eerst had ik hem in de kunst gevonden, nu vond ik hem in de werkelijkheid. Maar zoals hij zich in het midden van mijn leven na drie maanden had teruggetrokken, zo trok hij zich in Scheldewindeke na drie jaar terug. Net als toen volstond het niet dat ik hem herkend had en in mijn hart gesloten. Dat was nog altijd een instinctieve, heidense, luciferische reactie. Ze moest nog gezuiverd worden door het verstand, want zoals Albert Camus zei: le coeur n’est pas libre, surtout le coeur n’est pas libre. Ik stond als verliefde tegenover de Christusgeest, niet als vrij en bewust mens. Ik werd – om het met de woorden van Rudolf Steiner te zeggen – ‘geknecht door deze idee’. Daarom moest ik mijn paradijs verlaten, het kunstzinnige zowel als het reële: mijn liefde moest beproefd worden, ze moest gekruisigd worden door de doodskrachten van het verstand. 

Na het gevoelsmatige herkennen van Basic Instinct begon het verstandelijke begrijpen. Drie jaar lang dacht ik over niets anders na dan deze film. Het was een buitengewoon spannende en opwindende tijd, want ik betrad een wereld waarvan ik het bestaan nooit vermoed had: de etherische dimensie van de werkelijkheid. Ik geloofde, dankzij de antroposofie, wel in het bestaan ervan, maar dat was louter theorie. De praktijk zag er heel anders uit: veel levendiger, veel kleurrijker, veel dramatischer – maar ook veel pijnlijker. Want ik beleefde niet alleen de vreugde van het op eigen kracht ontdekken van deze wereld, ik beleefde ook het verdriet deze vreugde niet te kunnen delen: niemand had oog voor de verborgen dimensie van Basic Instinct. Daardoor bereikte ik de grenzen van mijn ‘kennende scheppingsvermogen’: ik slaagde er niet in mijn begrip van deze film helemaal helder te krijgen. Tot op een bepaald punt kon ik erin doordringen met mijn verstand, maar verder raakte ik niet. Ik had hulp nodig. 

Toen we verhuisden naar Destelbergen trof ik daar op een dag een vreemd boek aan op de keukentafel: Christussucher und Michaëldiener van Hans Peter van Manen. Ik kende geen letter Duits maar las het werk (met behulp van een woordenboek) in één ruk uit. Mijn enthousiasme was groot. Ik herkende me meteen in de Christuszoekers, de oude, platonische zielen die nog in (kunstzinnige) beelden dachten, terwijl de Michaëldienaars, de jonge, aristotelische zielen in (wetenschappelijke) begrippen dachten. Maar opnieuw werd de vreugde over deze ontdekking vermengd met verdriet: niemand deelde mijn vreugde. Van Basic Instinct kon ik dat nog begrijpen: de afstand tussen de geesteswetenschap en de (levende) kunst van onze tijd was heel groot, maar het boek van Hans Peter van Manen was geen kunst, het was zuivere, onvervalste geesteswetenschap. En toch had niemand er oren naar. Ondanks Rudolf Steiners aandringen, bleef de antroposofische wereld doof voor het zielenthema. 

Met Basic Instinct had ik aan den lijve ondervonden hoe onontbeerlijk de samenwerking tussen platonici en aristotelici was. Zoals Rudolf Steiner zei: om Christus te benaderen moet je met twee zijn. Christus is de enige die de wereld kan redden, maar niet zonder medewerking van de mens. Die medewerking veronderstelt op zijn beurt de samenwerking van oude en jonge zielen, van kunstenaars en wetenschappers. Het oerbeeld van deze samenwerking zijn de twee Jezuskinderen, en een eigentijdse, kunstzinnige vertaling ervan is Basic Instinct. Deze film brengt het oerdrama van onze tijd in beeld, het drama van twee tegengestelde werelden die zich moeten verenigen opdat de wereld gered zou kunnen worden. De intensiteit van dit drama wekt hevige emoties in ons op, maar wanneer we de blik niet afwenden en er met ons verstand in doordringen, dan wordt het een adembenemend kunstwerk, een bron van hoop en vreugde. Dat is de volgende stap die ik moet zetten: Basic Instinct herkennen in de huidige apocalyptische tijden.