De scheiding der geslachten (2)

  

Het begon allemaal veelbelovend. God schiep de wereld en zag dat het goed was. Daarna schiep hij de mens en zag dat het heel goed was. Maar toen ging het mis. Om de een of andere reden moest de mens opnieuw geschapen worden en dit keer zag God dat het niet goed was. Hij probeerde er nog iets aan te doen door de mens in twee geslachten te scheiden, maar het ging van kwaad tot erger. Eva at van de verboden vrucht, sleurde Adam mee in de zondeval en beiden werden verdreven uit het paradijs. Aan de uitgang stond een engel met een vlammend zwaard: terugkeren was geen optie. Sindsdien is het leven geen pretje meer. We kijken vandaag naar wat er van de wereld geworden is en zien dat het niet goed is. Luidkeels roepen we om drastische maatregelen die een katastrofe moeten afwenden. Vooral jongeren zijn wanhopig, ze zien geen toekomst meer en beginnen zichzelf te verminken. Nee, we kunnen niet zeggen dat de schepping een groot succes is geworden. 

Genesis lijkt zich te herhalen. De Eva’s dezer wereld doen opnieuw hun eigen zin: ze trekken zich niets aan van de mannen, voelen zich superieur, eisen het recht op hun kinderen te doden, keren zich zelfs tegen hun eigen vrouw-zijn. Alsof ze hun oor te luisteren leggen bij een slang die hen influistert dat ze als God kunnen worden. Onzin natuurlijk. Of toch niet? Volgens Rudolf Steiner kunnen we de gebeurtenissen uit Genesis nog altijd terugvinden in de huidige tijd, op voorwaarde dat we de opeenvolgende ontwikkelingen uit elkaar kunnen houden. Bovendien doorlopen we tijdens onze slaap telkens weer al onze vorige levens, tot helemaal aan het begin. Genesis bestaat dus nog altijd, meer zelfs: het is brandend actueel. En in het centrum van die actualiteit staat de scheiding der geslachten, daarvan getuigt het transgenderfenomeen. Maar we negeren het. Net als destijds in het Aards Paradijs worden we overvallen door een diepe slaap. We willen liever niet zien wat er gaande is in de wereld.

Nochtans gunt de herhaling van het bijbelse scheppingsverhaal ons een blik achter de schermen. Opnieuw bevinden we ons in een alomvattende crisis, onze ontwikkeling heeft een dieptepunt bereikt: in de transgender is de mens verworden tot een karikatuur die ons het lachen doet vergaan. Maar karikaturen hebben de eigenschap dat ze, door iemands uiterlijk te vervormen, iets zichtbaar maken van zijn individualiteit, van zijn geestelijke wezen. Transgenders mogen er dan wel uitzien als een kwalijke grap, ze brengen iets aan het licht waar we anders overheen kijken. Dat geldt trouwens voor de hele moderne werkelijkheid: hoe karikaturaler ze wordt, des te meer komt haar geestelijke dimensie naar de oppervlakte. We moeten ze natuurlijk wel willen zien. Onze tijd is – net als Genesis – een esoterisch boek dat gelezen en begrepen wil worden. Om zijn verborgen inhoud te ontdekken moeten we ons echter inspannen, we mogen de ogen niet sluiten voor de karikaturale vormen die nu overal opduiken. 

De gebeurtenissen die zich vandaag herhalen, spelen zich in Genesis af tussen twee cruciale momenten: de intrede van Adam in de stoffelijke wereld en de verdrijving van Adam en Eva uit het Aards Paradijs. Zonder veel moeite kunnen we daar een beeld van conceptie en geboorte in herkennen. Genesis vertelt een verhaal dat zich vandaag nog altijd afspeelt in de baarmoeder, maar dat tegelijk op het wereldtoneel verschijnt. Alsof de wereld één grote baarmoeder is geworden waarin een onzichtbaar kind groeit, een geestelijk kind dat in ieder van ons geboren wil worden. Enerzijds is dat verheugend nieuws, want de geboorte van een kind is altijd iets dat ons met hoop en vreugde vervult. Maar anderzijds is het ook angstaanjagend nieuws, want een geboorte is steevast een pijnlijke aangelegenheid. Wat het nog erger maakt, is dat we geen idee hebben wat ons te wachten staat: we kunnen ons geen voorstelling maken van de geestelijke geboorte die ophanden is. 

Intussen volgen de weeën elkaar op. Er kan weinig twijfel over bestaan: de geboorte is ingezet. De wereldproblemen stapelen zich op en stevenen op een climax af. Het moment nadert waarop we moeten beginnen ‘persen’, want zonder medewerking van de moeder komt geen kind ter wereld. We voelen instinctief dat we iets moeten doen, maar we weten niet wat, en in onze onwetendheid doen we precies het omgekeerde van wat er moet gebeuren. In plaats van rustig te blijven en mee te werken, raken we in paniek en werken de geboorte tegen: we interpreteren de zwangerschap als een levensbedreigende ziekte die uit alle macht bestreden moet worden. We doen er met andere woorden alles aan om te verhinderen dat ons geestelijke kind geboren wordt, we beschouwen het als onze grootste vijand. Dat is de tragiek van onze tijd: we keren ons tegen het enige wat ons uit de crisis kan verlossen. De echte vijand is onze onwetendheid omtrent het kind en zijn nakende geboorte.  

De afgelopen eeuwen is de wetenschap doorgedrongen in de geheimen van het (fysieke) geboorteproces. Dat heeft geleid tot een spectaculaire daling van het sterftecijfer. Stierven er vroeger veel vrouwen in het kraambed en lag ook de kindersterfte heel hoog, dan verloopt een geboorte vandaag vrijwel risicoloos. Dat kan echter niet gezegd worden van de geestelijke geboorte die nu begonnen is. Wat dat betreft, staan we nergens. Honderd jaar geleden heeft Rudolf Steiner de fundamenten gelegd van een wetenschap van de geest, maar de inzichten daarvan zijn niet doorgedrongen tot het algemene bewustzijn, laat staan dat er een wetenschap van de geestelijke geboorte is ontwikkeld. De tegenmachten hebben die ontwikkeling met groot geweld lam gelegd en doen dat nog altijd, al is het geweld nu veel subtieler geworden. De aanvankelijk zeer fysieke strijd is nu vooral een geestelijke strijd geworden, een culture war, een oorlog tegen het weten omtrent de geest. 

Het transgenderisme is in dit opzicht exemplarisch. De aanslagen die het pleegt op het menselijk lichaam zijn slechts symptomen van de veel ernstiger aanslag die het pleegt op de waarheid, op het denken, op de wetenschap. Hoe gewelddadig geslachtsveranderingen ook zijn, ze blijven beperkt tot een relatief klein aantal mensen. De geestelijke veranderingen daarentegen die de transgenderideologie wil doorvoeren, treffen de hele bevolking en dan vooral de toekomstige. Men voedt vandaag generaties op die zelfs in hun denken geen contact meer kunnen maken met de geest, voor wie rede, logica en waarheid er niet meer toe doen en vervangen worden door wilde driften en begeerten. Deze systematische ‘verdierlijking’ gebeurt op zeer geraffineerde wijze, door het denken tegen zichzelf te keren. De transgenderideologie schiet dan ook wortel aan de universiteiten waar zich de cancel culture ontwikkelt die een verbod op het denken wil installeren. 

Om te begrijpen hoe het zover is kunnen komen, moeten we terug naar Genesis. Hier wordt namelijk (op metaforische wijze) verteld hoe het menselijk denken is ontstaan. Toen de mens uit de schoot der goden geboren werd op aarde, verloor hij zijn alomvattende bewustzijn: hij viel bij wijze van spreken in slaap. God maakte hem daaruit wakker door de geslachten te scheiden: hij schonk de mens het vermogen om tegenover zichzelf te gaan staan. De kiem van het denkende zelfbewustzijn was gelegd en kwam tot leven toen Eva de eerste vrije – niet door God ingegeven, maar wel uitgelokte – daad stelde door van de boom van kennis van goed en kwaad te eten. De mens ontwaakte en zag dat hij naakt was. Voor het eerst bekeek hij de wereld van buitenaf: hij had het paradijs verlaten en kon niet meer terug. Voortaan was hij aangewezen op zijn nieuwe denkvermogen. Hoe meer hij dat gebruikte des te meer verwijderde hij zich van het paradijs en des te meer werd hij een vrij en zelfstandig wezen.

In dat bewustwordingsproces is nu een grens bereikt. De moderne mens heeft met zijn denken de hele materiële wereld doorgrond, maar God is uit zijn bewustzijn verdwenen. Vandaag groeien de eerste generaties op die niks meer afweten van de geest, die als kind zelfs nooit sprookjes, bijbelse verhalen of andere spirituele vertellingen hebben gehoord. De mens is geestelijk zo alleen geworden dat hij het niet langer kan verdragen. Op alle mogelijke manieren probeert hij zijn bewustzijn te verdoven: onbewust keert hij zich tegen het denken dat deze geestelijke eenzaamheid veroorzaakt heeft. Hij wil de werkelijkheid zelfs niet meer onder ogen zien en geeft zich over aan wilde dromen over een nieuw aards paradijs. In de transgender- en woke-beweging streeft hij naar een ideale wereld, een wereld van liefde, verbinding en inclusie. En dat doel wil hij bereiken door alle grenzen uit te wissen en de oorlog te verklaren aan de oude, binaire wereld, de wereld van na de scheiding der geslachten.

Als gevolg daarvan zakt hij langzaam weg in een droomtoestand en begint instinctief te handelen, zoals de dieren die geen afstand kunnen nemen van hun omgeving en van zichzelf. Die afstand, die fundamentele tweedeling tussen mens en wereld is de voorwaarde voor het denken. Zonder wisselwerking tussen tegenpolen is geen denken mogelijk. De poging om de scheiding tussen de tegenpolen op te heffen, leidt dan ook tot verlies van zelfbewustzijn. Dat kunnen we goed waarnemen bij de transgenderactivisten. Ze gaan (anders)denkenden als halve wilden te lijf, maar zijn ervan overtuigd een toonbeeld van liefde en humaniteit te zijn. Ze wanen zich moreel superieur, maar hun inferioriteit blijkt juist uit het feit dat ze niet beseffen wat ze doen: ze hebben het vermogen verloren om bewust tegenover zichzelf te gaan staan. In een wereld die steeds meer één wordt, is deze teloorgang van het menselijk zelfbewustzijn wel het meest verontrustende fenomeen.

Zelfbewustzijn is wat de mens van de dieren onderscheidt en het opgeven ervan doet hem niet terugkeren naar het paradijs maar werpt hem in de onderwereld. Deze (tweede) zondeval doet hem uiteenvallen in nieuwe ‘diersoorten’ die allemaal één ding gemeen hebben: ze haten de individuele mens. Ze identificeren zich met hun soort, hun groepsziel, hun community en kunnen niet verdragen dat iemand op zichzelf staat en zich identificeert met zijn eigen ik. Ze beschouwen dat ik als een sociale constructie, het resultaat van een verwerpelijke machtsstrijd die ze willen vervangen door een superdiverse samenleving. Deze ‘regenboogmensen’ vergeten echter de engel met het vlammende zwaard: door terug te keren in hun ontwikkeling maken ze geen contact met de wijsheid en schoonheid van de dierenwereld, maar raken ze in de greep van de intelligentie en de sluwheid van de onderwereld die de mens gevangen houdt in zijn aardse baarmoeder en hem belet geboren te worden in de geest. 

Het zelfbewustzijn van de mens, dat ontstond door de scheiding der geslachten, heeft van hem een zelfstandig wezen gemaakt. Maar het heeft hem ook opgesloten in een louter materiële wereld die vandaag een verstikkende baarmoeder is geworden. Daaruit moet hij geboren worden, anders komt zijn leven – en ook dat van moeder natuur – in gevaar. Dat is de beslissende opgave waarvoor hij staat. De natuurkrachten gaan aan het werk zoals bij een fysieke geboorte en de goddelijke krachten grijpen in zoals in Genesis, maar als de mens niet meewerkt, als hij niet ‘perst’, veroordeelt hij zichzelf tot de onderwereld. Hetzelfde denken dat hem heeft opgetild uit zijn dierlijke staat en hem gemaakt heeft tot de zelfbewuste mens die hij vandaag geworden is, moet hem nu ook verlossen uit een louter materiële wereld die steeds kwellender en ondraaglijker wordt. Niets kluistert hem meer aan de baarmoeder van de materie dan juist de uitschakeling van dat denken.

Wanneer een kind geboren wordt, verlaat het de materiële wereld niet, het betreedt alleen een andere dimensie van die wereld. Zolang het in de baarmoeder zit, is het in de materiële wereld een buitenstaander, het neemt er nog niet aan deel. Zijn bewustzijn is nog hemels, het bevindt zich in een aards paradijs. Wanneer het kind dat baarmoederlijke paradijs verlaat, verandert zijn bewustzijn helemaal: het wordt wakker en ziet een geheel nieuwe wereld waar het niks van begrijpt en die het stap voor stap moet leren kennen met behulp van zijn nieuwe denken. Het is wonderbaarlijk wat een kind op die manier allemaal weet te verwerven. Natuurlijk is dit kinderlijke denken veel levendiger en kunstzinniger dan het dode, abstracte denken dat we als volwassene hebben overgehouden en dat niet langer in staat is de wereld te begrijpen en zijn problemen op te lossen. Als we niet steeds hulpelozer willen worden, moeten we weer leren denken als een kind: ons denken moet opnieuw geboren worden.

Deze geestelijke geboorte moeten we zelf tot stand brengen door ons denken weer levend te maken. En dat begint met het onderscheiden van de tegenpolen die zich vandaag hebben vermengd tot een muur waar we niet meer doorheen raken. Dat is de geboorteweg die we ons moeten banen, de ruimte die we in ons eigen bewustzijn moeten scheppen. Niets bevestigt dat meer dan de enorme weerstand die we daarbij ontmoeten. Overal heerst een instinctieve en irrationele vijandigheid tegenover het denken in tegenstellingen. Het wordt beschouwd als polarisatie, als hate speech, als een poging om mensen tegen elkaar op te zetten. Transgenders gaan daarin het verst: ze noemen het een genocide. Ze vergelijken het denken dat weer in beweging komt en onderscheid durft te maken tussen de geslachten met de holocaust. Deze hysterische reactie maakt duidelijk wat de tegenmachten het meest vrezen: de mens die weer begint te denken als een kind, de mens die geestelijk geboren wordt.