Homo en hetero
Begin maart werd in het holst van de nacht, op een afgelegen plek van een park in Beveren-Waas een homosexuele man vermoord door drie jongeren. De volgende dagen stonden de kranten vol met verontwaardigde reacties die de homohaat in ons land aanklaagden. Volkomen begrijpelijk natuurlijk, ware het niet dat die reacties evenzovele valse beschuldigingen waren aan het adres van blanke hetero-mannen. Want die hebben in 95 procent van de gevallen niks te maken met geweld tegen homo’s. Dat geweld moet bijna volledig op rekening worden geschreven van moslimjongeren. Zij zijn de reden waarom homo’s zich niet meer veilig voelen in Vlaanderen. Maar daar wordt met geen woord over gerept in al die heilige media-verontwaardiging, met als gevolg dat – voor de zoveelste keer – de indruk wordt gewekt dat Vlamingen rabiate homohaters zijn. Dit beschuldigende stilzwijgen is zo lafhartig dat het best wel eens de reden zou kunnen zijn voor die overige 5 procent gay-bashing.
Iedereen weet waarom homo’s het woord ‘moslim’ niet over de lippen krijgen: ze willen niet voor racistisch doorgaan, ze willen politiek correct blijven. Toch weten ze heel goed dat de politiek correcte wereld nooit een vinger zal uitsteken naar de moslimgemeenschap en dat alle verontwaardiging over gay-bashing daar niks zal aan veranderen. Integendeel, doordat ze telkens weer buiten schot blijven, zullen moslimjongeren zich nog meer gerechtigd voelen homo’s in elkaar te slaan. Vlamingen van hun kant die telkens weer valselijk beschuldigd worden, zullen in geval van gay-bashing steeds meer geneigd zijn te denken: eigen schuld, dikke bult! Als homo’s de politiek-correcte kaart blijven trekken, zullen ze binnen afzienbare tijd weer in de kast moeten kruipen, puur uit lijfsbehoud. Nu reeds kunnen ze ’s nachts niet meer veilig op straat komen. Zelfs overdag lopen ze het risico aangevallen te worden terwijl de politie er staat op te kijken. En tragisch genoeg zijn ze daar zelf medeverantwoordelijk voor.
Waarom doen ze er dan niks aan? Waarom blijven ze voor de politiek-correctheid kiezen ook al gaat dat ten koste van hun eigen veiligheid? De reden ligt voor de hand: ze willen zich profileren als onderdrukte minderheidsgroep in de hoop daardoor meer respect te krijgen. Dat zou een begrijpelijke keuze zijn als daar niet de moslims waren, die net hetzelfde doen: ook zij profileren zich als een minderheidsgroep om daardoor meer respect te krijgen. Het gevolg is dat homo’s respect moeten opbrengen voor moslims die hen haten. En inderdaad: ze weigeren halsstarrig om moslims de schuld te geven van het gay bashen. In plaats daarvan werpen ze de schuld op de schouders van de politiek niet-correcte Vlamingen, want die verdienen blijkbaar geen respect. Maar deze ‘verachtelijke’ Vlamingen zijn wel de enigen die hen tegen de moslim-agressie zouden willen verdedigen. Homo’s zagen met andere woorden de enige tak af waarop ze zouden kunnen zitten. Hun politieke correcte keuze is zelfvernietigend.
Het ziet er niet naar uit dat ze gauw van mening zullen veranderen. Na de moord op David Polfliet konden we in de krant lezen: ‘Laat het voor eens en voor altijd duidelijk zijn: zulke extreemrechtse en fascistoïde partijen en bewegingen zijn in essentie homofoob en géén bondgenoten van lgbt’s. Ze zijn dat nooit geweest en ze zullen dat niet zijn. Meer nog, ze vormen een bedreiging voor elke minderheid in ons land.’ Het komt er dus op neer dat homo’s zich liever dood laten slaan dan hun extreemlinkse politieke keuze in vraag te stellen. Alles liever dan gelieerd te worden aan fascistisch rechts. Dat zou bewonderenswaardig kunnen zijn, ware het niet dat ze hun martelaarschap als wapen gebruiken om onschuldigen aan de schandpaal te nagelen. In plaats van de ware schuldigen aan te wijzen, beschuldigen ze mannelijke Vlamingen. En daarin staan ze helaas niet alleen. Het infame gedrag van de homogemeenschap maakt deel uit van een wereldwijde kruistocht tegen de ‘bange, blanke man’.
Homo’s, lesbo’s, transgenders, feministen, antiracisten, social justice warriors, woke people, Black Lives Matter activisten, dekolonisatoren, ja zelfs klimaatactivisten: allemaal hebben ze het gemunt op de blanke (intussen witte) man. Politieke correctheid is als een virus dat voortdurend muteert en telkens andere gedaanten en benamingen aanneemt. Maar het blijft steeds hetzelfde doel nastreven: het in beschuldiging stellen van de blanke man en datgene waar hij voor staat. Dat laatste zou dan de toxic masculinity zijn. Daarbij heeft men het niet over een bepaald soort mannelijkheid, maar over de mannelijkheid zelf. Want er wordt nooit gesproken over toxic femininity, alsof er geen kwaadaardige vrouwelijkheid zou bestaan, alsof kwaadaardigheid per definitie mannelijk is en blank. Feministen laten er geen twijfel over bestaan: de wereld zou beter af zijn zonder (blanke) mannen. Homo’s gaan nog een stukje verder: bij hen is die overtuiging een lichamelijke eigenschap geworden, een tweede natuur.
Homo’s zijn – net als lesbo’s, transgenders, queers, non-binairen en wat er nog allemaal bestaat – ‘gemengde’ mensen: ze zijn mannelijk én vrouwelijk. Deze mengvormen doen relatief weinig afbreuk aan het vrouwelijke – je kunt vrouwelijk zijn in mannenkleren – maar ze zijn vernietigend voor het mannelijke – je kunt niet mannelijk zijn in vrouwenkleren. Het hele unisex-gebeuren, waarbij man en vrouw er hetzelfde proberen uit te zien, is in feite een regressie, een verlangen naar het evolutionaire stadium waarin de scheiding der geslachten nog niet heeft plaatsgevonden en ieder mens nog ‘vrouwelijk’ is. Vijftig jaar geleden was dat nog een uiterlijke mode, maar vandaag is het veel dieper doorgedrongen in de mens. Het verlangen naar ‘heelheid’ is als het ware vlees geworden. Homo’s worden als homo geboren en transgenders zouden zich niet al die verbouwingsproblemen op de hals halen als van geslacht veranderen voor hen niet (veel) meer was dan een mode of een verlangen.
Antroposofisch gesproken is een astraal verlangen hier doorgedrongen in de etherische en vandaar in de fysieke sfeer. Anders gezegd: iets geestelijks is gematerialiseerd. Omdat het niet werd opgenomen in het bewustzijn zag het zich verplicht een omweg te maken via de materie en zich als een fysiek beeld aan ons te tonen. De hele genderproblematiek drukt ons met onze neus op iets dat we niet onder ogen willen of kunnen zien: de geestelijke dimensie van ons bestaan. Nu we met z’n allen over de drempel gaan, wil die dimensie erkend worden. Dat plaatst ons voor een keuze: ofwel nemen we de geest vrijwillig op via ons bewuste Ik, ofwel dringt hij via ons onderbewuste door tot in ons lichaam waar hij ons dan voor voldongen feiten plaatst. De recente ‘explosie’ van de genderproblematiek toont aan dat de geest geen bewuste toegang vindt in onze moderne beschaving en zich dan maar onbewust – via de materie – aan ons opdringt. Alles wijst erop dat hij dat zal blijven doen tot onze ogen opengaan.
Wat we zien bij mensen die tot de zogenaamde lgtb-gemeenschap behoren, is dat een luciferisch verlangen – het verlangen naar de paradijselijke mens die nog man én vrouw was – zich verbindt met de ahrimaanse sfeer van de materie. Die verbinding is uitdrukking van een streven naar spiritualisering, naar vergeestelijking van de materie. Homo’s zijn dan ook vaak ‘spirituele’ mensen, veel verfijnder en kunstzinniger dan de doorsnee hetero. Het probleem is echter dat hun spirituele streven het Ik-bewustzijn omzeilt en rechtstreeks in de materie onderduikt van waaruit het dan verschijnt als een instinctieve, lichamelijke en collectieve drift. Het resultaat is een spiritueel materialisme dat nog fanatieker en gevaarlijker is dan het gewone materialisme. Het is beslist geen toeval dat dit gemengde – luciferisch-ahrimaanse – streven zich richt tegen de blanke hetero-man, want die is de vertegenwoordiger bij uitstek van het scherpe onderscheidingsvermogen dat de vrijheid van de mens waarborgt en uitdrukking is van Ik-kracht.
Deze uiterlijke vijandschap verbergt een innerlijke nood. Want zonder dit scherp onderscheidende verstand – het typische vermogen van de verketterde ‘witte man’ – hebben homo’s geen verweer tegen het moslimgeweld en zullen ze gedwongen worden weer in de kast te kruipen. Dat ze desondanks voor de politieke correctheid blijven kiezen, toont aan dat ze dit verstand niet gebruiken. Ze zijn blijkbaar niet in staat tegenover zichzelf te gaan staan en hun eigen irrationele gedrag onder ogen te zien. En dat is nu juist wat de ‘witte man’ wél kan. Hij wordt beschuldigd van alle kwaad in de wereld, maar in plaats van verontwaardigd en ‘gekwetst’ te zijn, erkent hij zijn fouten. Geen homo, feminist of BLM-er is daartoe in staat. Niemand spreekt over toxic femininity, of over toxic homosexuality, of over toxic blackness, ofschoon die net zo goed bestaan als toxic masculinity. De verguisde blanke man is een rationeel wezen dat overal afstand kan van nemen, zelfs van zichzelf. Dat is zijn unieke kracht.
Maar het is ook zijn zwakheid, want hij heeft zoveel afstand genomen van de werkelijkheid (en van zichzelf) dat hij blind is geworden voor de geestelijke dimensie van beide. Zijn rationaliteit heeft van hem de materialist par excellence gemaakt. Meer dan wie ook staat hij voor de opgave om zich weer te verbinden met de geest. Op zich is dat geen probleem: we gaan allemaal over de drempel en verbinden ons vanzelf met de geest. We hoeven er niet eens iets voor te doen, het volstaat dat we ons laten meedrijven met de stroom. Veel moeilijker is het echter om die verbinding bewust en vrijwillig aan te gaan en via ons Ik contact te maken met de geest in plaats van via ons onderbewuste. Dat vereist een voortdurend zoeken naar het gulden midden tussen Lucifer en Ahriman, tussen gevoel en verstand, tussen beeld en woord, kortom tussen de tegenpolen. De grote vijand van dat gulden midden zijn niet de tegenpolen, want zonder hen zou er geen gulden midden zijn. De grote vijand is hun vermenging: het valse gulden midden.
De drempeloverschrijding plaatst ons voor de keuze: ofwel houden we Lucifer en Ahriman uit elkaar, ofwel vermengen ze zich en raken we in hun greep. Want zij zijn de geestelijke dimensie waarmee we contact maken wanneer we onbewust over de drempel gaan. Deze tegenmachten geven geen zier om onze vrijheid, ze werken als driften, ze dwingen en verleiden ons. De enige geest die dat niet doet en onze vrijheid respecteert, is de geest die wij met ons Ik benaderen, de geest van het gulden midden. We worden hem pas gewaar wanneer wij Lucifer en Ahriman onderscheiden. Dan ontstaat de ruimte waarin we Christus kunnen waarnemen, het echte gulden midden. Paradoxaal genoeg is het ons verlangen naar Christus dat ons in de armen van de Antichrist drijft, de geest van het valse gulden midden. Dat verlangen is zo groot dat het ons onderscheidingsvermogen uitschakelt en ons blind maakt voor de Antichrist, die geboren wordt wanneer les extrêmes se touchent en Lucifer en Ahriman zich verenigen.
Tegen deze pseudo-Christus hebben we maar één wapen: ons (michaëlische) onderscheidingsvermogen. Daarom is de blanke man de kop van jut: hij heeft dit Ik-vermogen het sterkst onwikkeld, het is voor hem tot een tweede natuur geworden. Het zijn dan ook geen individuele mensen die tegen hem opkomen maar groepen, organisaties, collectieven die als een pseudo-Ik optreden. De antiracisten zijn de sterkste groep, zij hebben zowat iedereen besmet. Maar op de tweede plaats komen de lgtb-ers. Dat zij (als groep) samen met de moslims deel uitmaken van de politieke correctheid toont aan hoe sterk hun verstand beïnvloed wordt door hun onbewuste streven naar vervrouwelijking. Die vervrouwelijking opent weliswaar hun ogen voor de geestelijke dimensie van de werkelijkheid, maar maakt hen ook blind voor de Antichrist en drijft hen tot zelfvernietiging. Homo’s hebben dus vóór alles behoefte aan het mannelijke onderscheidingsvermogen van de blanke, van degene die zij de schuld geven van hun ellende.
Homo’s en hetero’s hebben elkaar nodig, maar ze beseffen het niet. De eersten bezitten het streven naar Christus, de laatsten het vermogen om Christus te onderscheiden van zijn tegenpool. Maar in plaats van elkaar te helpen, zien ze elkaar als de vijand. Die vijandschap gaat vooral uit van de homo’s, want de blanke hetero is doorgaans verdraagzaam tegenover homo’s. Maar langzaam krijgt hij er weer een hekel aan omdat ze zich zo onredelijk gedragen. Ze dagen hem voortdurend uit, ze dwingen hem als het ware om in de kast te kruipen en zijn geaardheid als een afwijking te beschouwen. Maar tot die hetero-geaardheid behoort het onderscheidingsvermogen dat ons enige wapen is in de strijd tegen de Antichrist. De zelfvernietiging waartoe hij ons wil brengen, zien we op exemplarische wijze in beeld gebracht door de groeiende vijandschap tussen homo’s en hetero’s. De homo’s voelen deze zelfvernietiging het sterkst aan, daarom drijven ze hun relatie met de hetero’s op de spits.
Wie ooit al eens een buizerd uit een klem heeft bevrijd, weet dat hij niet begroet wordt als een verlosser: de vogel weert zich als een duivel in een wijwatervat en probeert hem de ogen uit te pikken. Het is aan de bevrijder om de vogel zijn agressieve gedrag niet kwalijk te nemen (maar het ook niet te onderschatten). De buizerd is – net als de homo – een beeld van de geest die gevangen zit in de fysieke materie. En die (onbewuste) geest heeft de (bewust onderscheidende) mens net zo nodig als de mens de geest nodig heeft. De hetero heeft de homo net zo nodig als de homo hem nodig heeft. Hij helpt deze laatste echter niet door hem naar de mond te praten en overal regenboogvlaggen op te hangen. Wat hij nodig heeft – wat beiden nodig hebben – is een onderscheidingsvermogen dat de afstand met de werkelijkheid verkleint en deze weer als een samenhangend – en betekenisvol – beeld gaat zien. Want het is de geest die zich uitspreekt in beelden, en hoe minder hij de mens kan bereiken, des te ‘sprekender’ zullen zijn beelden worden.