Vijgen na Pasen

De wereld als een kunstwerk zien

Maand: maart, 2021

Homo en hetero

  

Begin maart werd in het holst van de nacht, op een afgelegen plek van een park in Beveren-Waas een homosexuele man vermoord door drie jongeren. De volgende dagen stonden de kranten vol met verontwaardigde reacties die de homohaat in ons land aanklaagden. Volkomen begrijpelijk natuurlijk, ware het niet dat die reacties evenzovele valse beschuldigingen waren aan het adres van blanke hetero-mannen. Want die hebben in 95 procent van de gevallen niks te maken met geweld tegen homo’s. Dat geweld moet bijna volledig op rekening worden geschreven van moslimjongeren. Zij zijn de reden waarom homo’s zich niet meer veilig voelen in Vlaanderen. Maar daar wordt met geen woord over gerept in al die heilige media-verontwaardiging, met als gevolg dat – voor de zoveelste keer – de indruk wordt gewekt dat Vlamingen rabiate homohaters zijn. Dit beschuldigende stilzwijgen is zo lafhartig dat het best wel eens de reden zou kunnen zijn voor die overige 5 procent gay-bashing.

Iedereen weet waarom homo’s het woord ‘moslim’ niet over de lippen krijgen: ze willen niet voor racistisch doorgaan, ze willen politiek correct blijven. Toch weten ze heel goed dat de politiek correcte wereld nooit een vinger zal uitsteken naar de moslimgemeenschap en dat alle verontwaardiging over gay-bashing daar niks zal aan veranderen. Integendeel, doordat ze telkens weer buiten schot blijven, zullen moslimjongeren zich nog meer gerechtigd voelen homo’s in elkaar te slaan. Vlamingen van hun kant die telkens weer valselijk beschuldigd worden, zullen in geval van gay-bashing steeds meer geneigd zijn te denken: eigen schuld, dikke bult! Als homo’s de politiek-correcte kaart blijven trekken, zullen ze binnen afzienbare tijd weer in de kast moeten kruipen, puur uit lijfsbehoud. Nu reeds kunnen ze ’s nachts niet meer veilig op straat komen. Zelfs overdag lopen ze het risico aangevallen te worden terwijl de politie er staat op te kijken. En tragisch genoeg zijn ze daar zelf medeverantwoordelijk voor. 

Waarom doen ze er dan niks aan? Waarom blijven ze voor de politiek-correctheid kiezen ook al gaat dat ten koste van hun eigen veiligheid? De reden ligt voor de hand: ze willen zich profileren als onderdrukte minderheidsgroep in de hoop daardoor meer respect te krijgen. Dat zou een begrijpelijke keuze zijn als daar niet de moslims waren, die net hetzelfde doen: ook zij profileren zich als een minderheidsgroep om daardoor meer respect te krijgen. Het gevolg is dat homo’s respect moeten opbrengen voor moslims die hen haten. En inderdaad: ze weigeren halsstarrig om moslims de schuld te geven van het gay bashen. In plaats daarvan werpen ze de schuld op de schouders van de politiek niet-correcte Vlamingen, want die verdienen blijkbaar geen respect. Maar deze ‘verachtelijke’ Vlamingen zijn wel de enigen die hen tegen de moslim-agressie zouden willen verdedigen. Homo’s zagen met andere woorden de enige tak af waarop ze zouden kunnen zitten. Hun politieke correcte keuze is zelfvernietigend. 

Het ziet er niet naar uit dat ze gauw van mening zullen veranderen. Na de moord op David Polfliet konden we in de krant lezen: ‘Laat het voor eens en voor altijd duidelijk zijn: zulke extreemrechtse en fascistoïde partijen en bewegingen zijn in essentie homofoob en géén bondgenoten van lgbt’s. Ze zijn dat nooit geweest en ze zullen dat niet zijn. Meer nog, ze vormen een bedreiging voor elke minderheid in ons land.’ Het komt er dus op neer dat homo’s zich liever dood laten slaan dan hun extreemlinkse politieke keuze in vraag te stellen. Alles liever dan gelieerd te worden aan fascistisch rechts. Dat zou bewonderenswaardig kunnen zijn, ware het niet dat ze hun martelaarschap als wapen gebruiken om onschuldigen aan de schandpaal te nagelen. In plaats van de ware schuldigen aan te wijzen, beschuldigen ze mannelijke Vlamingen. En daarin staan ze helaas niet alleen. Het infame gedrag van de homogemeenschap maakt deel uit van een wereldwijde kruistocht tegen de ‘bange, blanke man’. 

Homo’s, lesbo’s, transgenders, feministen, antiracisten, social justice warriors, woke people, Black Lives Matter activisten, dekolonisatoren, ja zelfs klimaatactivisten: allemaal hebben ze het gemunt op de blanke (intussen witte) man. Politieke correctheid is als een virus dat voortdurend muteert en telkens andere gedaanten en benamingen aanneemt. Maar het blijft steeds hetzelfde doel nastreven: het in beschuldiging stellen van de blanke man en datgene waar hij voor staat. Dat laatste zou dan de toxic masculinity zijn. Daarbij heeft men het niet over een bepaald soort mannelijkheid, maar over de mannelijkheid zelf. Want er wordt nooit gesproken over toxic femininity, alsof er geen kwaadaardige vrouwelijkheid zou bestaan, alsof kwaadaardigheid per definitie mannelijk is en blank. Feministen laten er geen twijfel over bestaan: de wereld zou beter af zijn zonder (blanke) mannen. Homo’s gaan nog een stukje verder: bij hen is die overtuiging een lichamelijke eigenschap geworden, een tweede natuur.  

Homo’s zijn – net als lesbo’s, transgenders, queers, non-binairen en wat er nog allemaal bestaat – ‘gemengde’ mensen: ze zijn mannelijk én vrouwelijk. Deze mengvormen doen relatief weinig afbreuk aan het vrouwelijke – je kunt vrouwelijk zijn in mannenkleren – maar ze zijn vernietigend voor het mannelijke – je kunt niet mannelijk zijn in vrouwenkleren. Het hele unisex-gebeuren, waarbij man en vrouw er hetzelfde proberen uit te zien, is in feite een regressie, een verlangen naar het evolutionaire stadium waarin de scheiding der geslachten nog niet heeft plaatsgevonden en ieder mens nog ‘vrouwelijk’ is. Vijftig jaar geleden was dat nog een uiterlijke mode, maar vandaag is het veel dieper doorgedrongen in de mens. Het verlangen naar ‘heelheid’ is als het ware vlees geworden. Homo’s worden als homo geboren en transgenders zouden zich niet al die verbouwingsproblemen op de hals halen als van geslacht veranderen voor hen niet (veel) meer was dan een mode of een verlangen.

Antroposofisch gesproken is een astraal verlangen hier doorgedrongen in de etherische en vandaar in de fysieke sfeer. Anders gezegd: iets geestelijks is gematerialiseerd. Omdat het niet werd opgenomen in het bewustzijn zag het zich verplicht een omweg te maken via de materie en zich als een fysiek beeld aan ons te tonen. De hele genderproblematiek drukt ons met onze neus op iets dat we niet onder ogen willen of kunnen zien: de geestelijke dimensie van ons bestaan. Nu we met z’n allen over de drempel gaan, wil die dimensie erkend worden. Dat plaatst ons voor een keuze: ofwel nemen we de geest vrijwillig op via ons bewuste Ik, ofwel dringt hij via ons onderbewuste door tot in ons lichaam waar hij ons dan voor voldongen feiten plaatst. De recente ‘explosie’ van de genderproblematiek toont aan dat de geest geen bewuste toegang vindt in onze moderne beschaving en zich dan maar onbewust – via de materie – aan ons opdringt. Alles wijst erop dat hij dat zal blijven doen tot onze ogen opengaan. 

Wat we zien bij mensen die tot de zogenaamde lgtb-gemeenschap behoren, is dat een luciferisch verlangen – het verlangen naar de paradijselijke mens die nog man én vrouw was – zich verbindt met de ahrimaanse sfeer van de materie. Die verbinding is uitdrukking van een streven naar spiritualisering, naar vergeestelijking van de materie. Homo’s zijn dan ook vaak ‘spirituele’ mensen, veel verfijnder en kunstzinniger dan de doorsnee hetero. Het probleem is echter dat hun spirituele streven het Ik-bewustzijn omzeilt en rechtstreeks in de materie onderduikt van waaruit het dan verschijnt als een instinctieve, lichamelijke en collectieve drift. Het resultaat is een spiritueel materialisme dat nog fanatieker en gevaarlijker is dan het gewone materialisme. Het is beslist geen toeval dat dit gemengde – luciferisch-ahrimaanse – streven zich richt tegen de blanke hetero-man, want die is de vertegenwoordiger bij uitstek van het scherpe onderscheidingsvermogen dat de vrijheid van de mens waarborgt en uitdrukking is van Ik-kracht. 

Deze uiterlijke vijandschap verbergt een innerlijke nood. Want zonder dit scherp onderscheidende verstand – het typische vermogen van de verketterde ‘witte man’ – hebben homo’s geen verweer tegen het moslimgeweld en zullen ze gedwongen worden weer in de kast te kruipen. Dat ze desondanks voor de politieke correctheid blijven kiezen, toont aan dat ze dit verstand niet gebruiken. Ze zijn blijkbaar niet in staat tegenover zichzelf te gaan staan en hun eigen irrationele gedrag onder ogen te zien. En dat is nu juist wat de ‘witte man’ wél kan. Hij wordt beschuldigd van alle kwaad in de wereld, maar in plaats van verontwaardigd en ‘gekwetst’ te zijn, erkent hij zijn fouten. Geen homo, feminist of BLM-er is daartoe in staat. Niemand spreekt over toxic femininity, of over toxic homosexuality, of over toxic blackness, ofschoon die net zo goed bestaan als toxic masculinity. De verguisde blanke man is een rationeel wezen dat overal afstand kan van nemen, zelfs van zichzelf. Dat is zijn unieke kracht.

Maar het is ook zijn zwakheid, want hij heeft zoveel afstand genomen van de werkelijkheid (en van zichzelf) dat hij blind is geworden voor de geestelijke dimensie van beide. Zijn rationaliteit heeft van hem de materialist par excellence gemaakt. Meer dan wie ook staat hij voor de opgave om zich weer te verbinden met de geest. Op zich is dat geen probleem: we gaan allemaal over de drempel en verbinden ons vanzelf met de geest. We hoeven er niet eens iets voor te doen, het volstaat dat we ons laten meedrijven met de stroom. Veel moeilijker is het echter om die verbinding bewust en vrijwillig aan te gaan en via ons Ik contact te maken met de geest in plaats van via ons onderbewuste. Dat vereist een voortdurend zoeken naar het gulden midden tussen Lucifer en Ahriman, tussen gevoel en verstand, tussen beeld en woord, kortom tussen de tegenpolen. De grote vijand van dat gulden midden zijn niet de tegenpolen, want zonder hen zou er geen gulden midden zijn. De grote vijand is hun vermenging: het valse gulden midden.

De drempeloverschrijding plaatst ons voor de keuze: ofwel houden we Lucifer en Ahriman uit elkaar, ofwel vermengen ze zich en raken we in hun greep. Want zij zijn de geestelijke dimensie waarmee we contact maken wanneer we onbewust over de drempel gaan. Deze tegenmachten geven geen zier om onze vrijheid, ze werken als driften, ze dwingen en verleiden ons. De enige geest die dat niet doet en onze vrijheid respecteert, is de geest die wij met ons Ik benaderen, de geest van het gulden midden. We worden hem pas gewaar wanneer wij Lucifer en Ahriman onderscheiden. Dan ontstaat de ruimte waarin we Christus kunnen waarnemen, het echte gulden midden. Paradoxaal genoeg is het ons verlangen naar Christus dat ons in de armen van de Antichrist drijft, de geest van het valse gulden midden. Dat verlangen is zo groot dat het ons onderscheidingsvermogen uitschakelt en ons blind maakt voor de Antichrist, die geboren wordt wanneer les extrêmes se touchent en Lucifer en Ahriman zich verenigen. 

Tegen deze pseudo-Christus hebben we maar één wapen: ons (michaëlische) onderscheidingsvermogen. Daarom is de blanke man de kop van jut: hij heeft dit Ik-vermogen het sterkst onwikkeld, het is voor hem tot een tweede natuur geworden. Het zijn dan ook geen individuele mensen die tegen hem opkomen maar groepen, organisaties, collectieven die als een pseudo-Ik optreden. De antiracisten zijn de sterkste groep, zij hebben zowat iedereen besmet. Maar op de tweede plaats komen de lgtb-ers. Dat zij (als groep) samen met de moslims deel uitmaken van de politieke correctheid toont aan hoe sterk hun verstand beïnvloed wordt door hun onbewuste streven naar vervrouwelijking. Die vervrouwelijking opent weliswaar hun ogen voor de geestelijke dimensie van de werkelijkheid, maar maakt hen ook blind voor de Antichrist en drijft hen tot zelfvernietiging. Homo’s hebben dus vóór alles behoefte aan het mannelijke onderscheidingsvermogen van de blanke, van degene die zij de schuld geven van hun ellende.

Homo’s en hetero’s hebben elkaar nodig, maar ze beseffen het niet. De eersten bezitten het streven naar Christus, de laatsten het vermogen om Christus te onderscheiden van zijn tegenpool. Maar in plaats van elkaar te helpen, zien ze elkaar als de vijand. Die vijandschap gaat vooral uit van de homo’s, want de blanke hetero is doorgaans verdraagzaam tegenover homo’s. Maar langzaam krijgt hij er weer een hekel aan omdat ze zich zo onredelijk gedragen. Ze dagen hem voortdurend uit, ze dwingen hem als het ware om in de kast te kruipen en zijn geaardheid als een afwijking te beschouwen. Maar tot die hetero-geaardheid behoort het onderscheidingsvermogen dat ons enige wapen is in de strijd tegen de Antichrist. De zelfvernietiging waartoe hij ons wil brengen, zien we op exemplarische wijze in beeld gebracht door de groeiende vijandschap tussen homo’s en hetero’s. De homo’s voelen deze zelfvernietiging het sterkst aan, daarom drijven ze hun relatie met de hetero’s op de spits.

Wie ooit al eens een buizerd uit een klem heeft bevrijd, weet dat hij niet begroet wordt als een verlosser: de vogel weert zich als een duivel in een wijwatervat en probeert hem de ogen uit te pikken. Het is aan de bevrijder om de vogel zijn agressieve gedrag niet kwalijk te nemen (maar het ook niet te onderschatten). De buizerd is – net als de homo – een beeld van de geest die gevangen zit in de fysieke materie. En die (onbewuste) geest heeft de (bewust onderscheidende) mens net zo nodig als de mens de geest nodig heeft. De hetero heeft de homo net zo nodig als de homo hem nodig heeft. Hij helpt deze laatste echter niet door hem naar de mond te praten en overal regenboogvlaggen op te hangen. Wat hij nodig heeft – wat beiden nodig hebben – is een onderscheidingsvermogen dat de afstand met de werkelijkheid verkleint en deze weer als een samenhangend – en betekenisvol – beeld gaat zien. Want het is de geest die zich uitspreekt in beelden, en hoe minder hij de mens kan bereiken, des te ‘sprekender’ zullen zijn beelden worden. 

Complotdenken

  

In Duitsland hebben enkele oudleerlingen een open brief geschreven waarin ze de steinerscholen oproepen om afstand te nemen van complotdenken en samenzweringstheorieën. Het is niet de eerste keer dat zoiets gebeurt. Enkele jaren geleden circuleerde in de antroposofische wereld ook al een open brief waarin werd gewaarschuwd voor complotdenken. Ik herinner me nog dat ik me afvroeg: waar mag dát wel over gaan? Ik wist van geen complottheorieën in de antroposofische wereld, noch van problemen die zij zouden veroorzaken. Na lezing van de bewuste brief was ik niks wijzer geworden. Het bleef allemaal heel vaag, alsof iedereen wel wist wat bedoeld werd met complotdenken. Maar ik wist het niet. Pas nu ik die recente open brief heb gelezen, gaat mij een licht op. In Duitsland wordt namelijk stevig betoogd tegen de coronamaatregelen en daarbij laten de antroposofen zich niet onbetuigd. Maar in die betogingen loopt ook extreemrechts mee, en daar ligt het kalf gebonden. 

Antroposofen willen niet geassocieerd worden met extreemrechts. Begrijpelijk natuurlijk. Rudolf Steiner wordt er regelmatig van beticht een racist te zijn, een antisemiet, en zelfs een nazi. Ook occultisme en esoterie worden vaak in verband gebracht met het nazisme. Geen goede reclame dus voor de antroposofie. Daarom willen de open-briefschrijvers dat steinerscholen zich nadrukkelijk distantiëren van complotdenken, van het in twijfel trekken van de corona-maatregelen, van het afwijzen van vaccinaties. Want dat geldt vandaag allemaal als rechts en egoïstisch, terwijl het geloven in de wetenschap, het instemmen met de corona-maatregelen en het verwelkomen van het vaccin als links en solidair wordt beschouwd. Waarom? Joost mag het weten. Maar zo is de perceptie nu eenmaal. Aangezien antroposofen bekend staan als anti-vaxxers is het sommetje vlug gemaakt: antroposofen zijn rechts. Geloven ze trouwens ook niet in rassenonderscheiden en volkszielen? Welaan dan.

In politiek-correcte tijden als de onze is iedere associatie met rechts problematisch en antroposofen maken er zich dan ook grote zorgen over. Maar wat kunnen ze doen? Erop wijzen dat de nazi’s de antroposofie vijandig gezind waren? Ze kunnen echter niet ontkennen dat Rudolf Steiner ‘foute’ gedachten had over rassen en volkeren, en dat hij al meer dan eens het mikpunt was van antiracisten. Door de coronacrisis dreigt dat allemaal weer opgerakeld te worden. Is het daarom dat antroposofen zich willen distantiëren van het complotdenken: om de aandacht af te leiden van nog kwalijker aantijgingen? Ik weet het niet. De antroposofische preoccupatie met complotdenken blijft hoe dan ook vreemd. Antroposofen zijn weliswaar geneigd om van alles achter de dingen te zoeken – geestelijke wezens met name – maar dat is nog geen complotdenken. Tenzij het om Ahriman gaat, want dat is de complotteur bij uitstek. Maar laat hij nu uitgerekend degene zijn waarover antroposofen verrassend weinig spreken in deze corona-tijden. 

Het is nochtans voor onze tijd dat Rudolf Steiner de komst van Ahriman heeft voorspeld. Alles wijst op zijn nabijheid: de wereldwijde golf van angst, de haat, het wantrouwen, het divide et impera, de verpletterende invloed van computers en technologie, de wereldleiders die als uit één mond spreken, het gebruik van formules en modellen, The Great Reset. Het draagt allemaal Ahrimans handtekening. Je zou dus verwachten dat de antroposofische wereld in rep en roer staat en dat er over niets anders meer wordt gesproken dan over de nakende incarnatie van Ahriman. Maar dat blijkt nu juist niet het geval te zijn. In plaats daarvan maken antroposofen zich druk over … complotdenken. Het lijkt bijna of ze bang zijn dat iemand op de gedachte zou kunnen komen dat Ahriman een complot aan het beramen is. Onzin natuurlijk. Waarom zouden antroposofen bang zijn om na te denken over Ahriman en zijn plannen? Toch blijft het vreemd: enerzijds dat stilzwijgen over Ahriman, en anderzijds dat waarschuwen voor complotdenkers. 

Het is niet moeilijk om in te zien dat het om één en dezelfde zaak gaat. Als Ahriman inderdaad een complotteur is, dan heeft hij er alle belang bij dat zijn complotten geheim blijven en dat niemand ze gaat onderzoeken. Hoe kan hij dat doel beter bereiken dan door het denken over complotten belachelijk te maken en voor te stellen als fantasterij? De term ‘complotdenken’ is ongetwijfeld door hem bedacht. Het woord kwam in voege na 9/11 toen geruchten de ronde deden dat de aanslag op de twin towers niet was wat hij leek te zijn. Sindsdien verschijnen in de kranten met de regelmaat van een klok artikels over complotdenken, ook wanneer de actualiteit daar helemaal niet om vraagt. Het verschijnsel wordt voorgesteld als een nieuwe vorm van irrationaliteit en uitvoerig besproken door psychologen, sociologen en andere experts, die het één van de vele afwijkingen (om niet te zeggen geestesziekten) noemen waarmee de mensheid vandaag af te rekenen krijgt: het conspiracytheorysyndrome

De oorsprong van het begrip ‘complotdenken’ ligt naar verluidt in 1967 toen de CIA opdracht gaf om iedere ondermijning van het officiële rapport over de moord op president Kennedy te brandmerken als een complottheorie. Misschien is dat op zich ook weer een complottheorie, maar feit is dat het woord ‘complotdenken’ inmiddels zodanig ingeburgerd is dat niemand het nog waagt over complotten te spreken uit schrik uitgelachen te worden of ontoerekeningsvatbaar verklaard. Als dat het werk is van Ahriman, dan is het een geniale zet. De grootste complotteur van allemaal is er – met één enkel welgekozen woord – in geslaagd de overtuiging te doen postvatten dat complotteurs niet bestaan en dat complotten fictie zijn. En dát in een tijd dat iedereen in verontwaardiging ontsteekt als iemand het waagt de Holocaust te ontkennen, het grootste complot van de 20ste eeuw! Je moet het maar kunnen: mensen tegelijk dwingen en verbieden om in complotten te geloven! 

George Orwell noemde dat fenomeen doublethink. Het is een techniek waarmee de overheid probeert controle te krijgen over de bevolking. Het houdt in dat je mensen ertoe brengt twee tegenovergestelde overtuigingen te koesteren zonder daar graten in te zien. Zo is het vandaag volkomen vanzelfsprekend geworden om complotten belachelijke onzin te vinden en tegelijk het Holocaust-complot als een heilige waarheid te vereren. Niemand lijkt zich van dit ‘dubbeldenken’ bewust te zijn. Wie de corona-crisis een complot durft te noemen, afficheert zichzelf als een idioot, een barbaar, een halve nazi. Maar wie durft te ontkennen dat er ooit een complot bestond om de joden uit te roeien, afficheert zichzelf … eveneens als een idioot, een barbaar, een halve nazi. Doublethink is met andere woorden een vorm van mindfucking: je saboteert iemands denken zonder dat hij het merkt. Dat is wat vandaag op grote schaal gebeurt en waar de hele intellectuele wereld ijverig aan meedoet. 

Dat roept herinneringen op aan één van de ergste vormen van totalitarisme, want het waren de Duitse intellectuelen die als eersten bezweken voor het nazisme. Ook onder antroposofen waren er nogal wat aanhangers van het nazisme. Dat is geen aangename waarheid, maar nog veel onaangenamer is de waarheid dat deze geschiedenis zich vandaag dreigt te herhalen. In de antroposofische wereld lopen – net als overal – de emoties tussen complotdenkers en anti-complotdenkers hoog op. Corona verdeelt de antroposofen op dezelfde manier als het nazisme dat honderd jaar geleden deed. Het gaat hard tegen hard in de Duitse steinerscholen. Ouders staan er tegenover leerkrachten, leerkrachten tegenover directies, ouders tegenover ouders, leerkrachten tegenover leerkrachten, leerkrachten tegenover leerlingen, leerlingen tegenover elkaar. Er is zelfs een geval bekend van een steinerschoolleerling die de politie belde om zijn leerkracht aan te geven …

Leerlingen die hun leerkrachten aangeven bij de politie? Je zou toch denken dat zoiets sinds het nazisme niet meer mogelijk is. Niet in Duitsland. Niet in steinerscholen. Daar zouden ze hun lesje toch geleerd moeten hebben. Is het in de steinerpedagogie trouwens niet van essentieel belang dat leerlingen hun leerkrachten liefhebben? Hoort het niet volstrekt ondenkbaar te zijn dat steinerschoolleerlingen hun leerkrachten aangeven bij de politie? Dat zoiets anno 2020 toch gebeurt, kan ik niet anders zien dan als een fiasco voor de steinerpedagogie. Er moet iets grondig verkeerd zijn gegaan dat dergelijk gedrag überhaupt mogelijk is in het steineronderwijs. En het gebeurt niet alleen in Duitsland, het gebeurt ook bij ons. Ook in eigen land is de politie al opgebeld om tussenbeide te komen in een steinerschool. Ergens hoopt een mens toch dat de antroposofie het verschil kan maken, dat ze de zaken anders aanpakt, dat ze Ahriman onder controle kan houden. Maar dat blijkt ijdele hoop te zijn.

De antroposofische verdeeldheid die vandaag door de corona-crisis aan het licht komt, dateert niet van gisteren. Zolang ik me kan herinneren, heb ik ze telkens weer zien opduiken op crisismomenten. Ze kon dan onwaarschijnlijke afmetingen aannemen, een steinerschool tot op het bot verdelen, mensen onherkenbaar maken en het kwaad bijna tastbaar aanwezig doen zijn. Het was zo erg dat er achteraf nooit meer over gesproken werd. Dat is niet onbegrijpelijk want de dagelijkse werking van een school laat nauwelijks ruimte voor het verwerken van zo’n trauma. En dus werd het verdrongen. Dreigde de verdeeldheid later opnieuw de kop op te steken, dan werd alles in het werk gesteld om een herhaling van de onverkwikkelijke geschiedenis te voorkomen. Anders gezegd, de hele zaak werd nog meer verdrongen, tot ze uiteindelijk helemaal opgesloten zat in de kelder. Daardoor werd de school niet alleen beroofd van haar heilige vuur, ze werd ook opgezadeld met een onderliggende ziekte.

Deze verdeeldheid maakt deel uit van de antroposofische wereld. Ze behoort tot haar wezen. Ze heeft het Goetheanum in vlammen doen opgaan, ze heeft de vroegtijdige dood van Rudolf Steiner veroorzaakt, ze heeft na zijn dood de hele antroposofische beweging in twee gescheurd en ze dreigt dat vandaag opnieuw te doen. Deze beproevingen zijn evenzovele oproepen om wakker te worden voor het wezen van de antroposofie, dat – net als de mens – een dubbelwezen is: het is zowel christelijk als michaëlisch. Het bestaat enerzijds uit een christelijke kern en anderzijds uit het michaëlische bewustzijn ervan. Die dubbelheid wordt gespiegeld door het feit dat de antroposofische beweging uit twee soorten zielen bestaat: de Christuszoekers en de Michaëldienaars, de oude en de jonge zielen. Voor het eerst in de geschiedenis komen deze zeer verschillend geaarde zielen samen in één beweging – de antroposofische – en dat veroorzaakt de spanningen die regelmatig tot ontlading komen.

Deze zielendualiteit vormt de kracht en de zwakheid van de antroposofische beweging. Mochten beide zielengroepen samenwerken, dan zou de antroposofie incontournable worden. Maar om te kunnen samenwerken, moeten ze zich bewust worden van hun tegenstrijdigheid anders zullen ze daar steeds weer over struikelen. Geen wonder dat de tegenmachten juist op deze bewustwording hun scherpste pijlen richten, want zonder samenwerking tussen oude en jonge zielen kan Christus niet ‘in hun midden zijn’ en hebben ze geen verweer tegen de aanvallen van de tegenmachten. Deze aanvallen zijn gericht tegen het (christelijke) Ik van de mens en alleen (michaëlisch) onderscheidingsvermogen kan ze afslaan. In de antroposofische context betekent dat in de eerste plaats: het vermogen om beide zielengroepen van elkaar te onderscheiden. Alleen uit de Steigerung van hun tegengestelde krachten kan de ware antroposofie geboren worden, de antroposofie die de wereld zo dringend nodig heeft. 

Hoe kunnen we deze zielendualiteit herkennen in de corona-crisis? Enerzijds wordt er een enorme druk gelegd op het dagelijkse leven van de mens, anderzijds wordt er nagedacht als nooit tevoren. Dat zijn de twee belangrijkste aspecten van deze crisis: denken en doen. In het doen zijn we zo goed als machteloos. Tegen de dictatoriale maatregelen kunnen we ons alleen verzetten wanneer we eensgezind zijn en dat zijn we nu juist niet. We zijn veel te individualistisch geworden om nog tot gezamenlijke actie in staat te zijn. Ahriman toont ons (ongewild) wat het wezen is van die sociale onmacht door de samenleving in twee groepen te verdelen: de believers en de non-believers. De eersten doen hun uiterste best om de corona-maatregelen na te leven en zetten daarvoor hun verstand op nul. De laatsten gebruiken hun verstand wel, maar komen daardoor diametraal tegenover de believers te staan. Het zijn dus de denkers die verdelen, maar het zijn ook de denkers die de verdeeldheid kunnen opheffen door er zich bewust van te worden. 

De kloof tussen de twee groepen zal alleen maar groter worden en uiteindelijk zullen de denkers – de non-believers – worden uitgeschakeld zodat alleen de believers overblijven. Die zullen dan alles doen wat hen wordt opgelegd, ook al betekent dat de herhaling van een gruwelijk verleden. Dit doemscenario wordt nu reeds zichtbaar, zelfs in de antroposofische wereld, en het kan alleen verhinderd worden wanneer de Christuszoekers en de Michaëldienaars zich bewust worden van hun gezamenlijke opgave. Die bewustwording vereist reeds een samenwerking, want zonder de dagelijkse arbeid van de jonge zielen kunnen de oude zielen niet nadenken en zonder het denken van de oude zielen dreigt alle arbeid slavenarbeid te worden. Deze samenwerking tussen oude en jonge zielen is in feite een … complot, een openbaar complot tegen Ahriman. Het is het enige wat we tegenover zijn complot kunnen plaatsen. We moeten ons dus niet verzetten tegen het complotdenken, we moeten doordringen tot de kern ervan. 

Het mondmasker

  

Het meest zichtbare symptoom van de coronacrisis is ontegenzeggelijk het mondmasker. Wie geen kranten leest of niet naar televisie kijkt, zou niet eens weten dat er in de wereld iets aan de hand is als hij niet voortdurend geconfronteerd werd met gemaskerde mensen. Want ze zijn overal. Zelfs op de meest afgelegen plekken kom je ze tegen, zelfs wanneer ze alleen in de auto zitten dragen sommigen nog een masker. Er valt gewoon niet naast te kijken. Het mondmasker is de meest opvallende verandering die de coronacrisis heeft teweeggebracht. Fenomenologisch gezien – dat wil zeggen, enkel afgaande op datgene wat we kunnen waarnemen – is het zonder twijfel het centrale beeld van het hele gebeuren, het beeld dat kan dienen als pars pro toto. Als we gaan speuren naar de geestelijke dimensie van de coronacrisis, dan moeten we ons in de eerste plaats concentreren op dat mondmasker, want daarin komt de ‘coronageest’ het duidelijkst tot uitdrukking.

Die geest dwingt mensen niet alleen om een masker te dragen, hij draagt er ook zelf een. Dat kunnen we aflezen aan het feit dat zo’n mondmasker geen enkele bescherming biedt tegen het virus (dat veel te klein is om door een masker te worden tegengehouden). Er bestaan geen wetenschappelijke bewijzen voor het nut van een mondmasker. Dat gaven de experts aanvankelijk ook toe, maar later hebben ze hun standpunt gewijzigd. Waarom? Dat lieten ze zich op een onbewaakt moment wel eens ontvallen: het mondmasker diende voor gedragsmanipulatie. Het moest de bevolking enerzijds een beschermd gevoel geven en er haar anderzijds aan herinneren dat ze de regels nauwgezet moest volgen. Het mondmasker is dus een dubbelbeeld: enerzijds geeft het te verstaan dat we onze mond moeten houden en de experts gehoorzamen, anderzijds verraadt het dat die experts zelf ‘gemaskerd’ zijn: ze doen alsof ze onze gezondheid willen beschermen, maar in werkelijkheid willen ze ons enkel onderwerpen.

De coronageest, die zich verbergt achter een masker van wetenschappelijkheid en medemenselijkheid, is een kwaadaardige geest, want in plaats van onze gezondheid te beschermen, schaadt het mondmasker onze gezondheid. Je hoeft echt geen arts te zijn of wetenschappelijke artikels te lezen om dat te begrijpen. Een mondmasker belemmert de ademhaling en vermindert de zuurstoftoevoer. Voor volwassenen vormt dat misschien geen groot probleem – het maakt hen alleen wat suffer – maar voor kinderen en jonge mensen wier (zuurstofbehoeftige) hersenen nog niet volgroeid zijn, kan het langdurig dragen van zo’n masker blijvende gevolgen hebben. Een mondmasker maakt ons bewustzijn hoe dan ook minder helder en het maakt ons ook volgzamer door de angst voor het virus levendig te houden. Dat kan aardig kloppen met wat Rudolf Steiner zegt over Ahriman, de geest die zich momenteel opmaakt om te incarneren en wiens invloed met de dag voelbaarder wordt. 

Ahriman is een gemaskerde geest, een geest die zich verbergt. Hij moet wel, want hij wil mensen doen geloven dat geesten niet bestaan. Anders dan zijn partner in crime Lucifer, die in de schijnwerpers wil staan, werkt Ahriman achter de schermen. Het is hem enkel om de macht te doen. Hij wil mensen als puppets on a string laten dansen en daarvoor is het noodzakelijk dat de puppermaster zich niet laat zien, want zodra mensen doorkrijgen dat iemand hen bespeelt, gaan ze zich verzetten. Vóór Ahriman incarneert – en dus zichtbaar wordt – moet hij de mensheid zodanig bewerken dat hij geen risico meer loopt gezien te worden. Dat doet hij door mensen te dwingen een masker te dragen (en minder wakker te zijn) maar ook door er zelf een te dragen (en minder zichtbaar te zijn). Het verschijnen van het mondmasker is dus een indicatie dat Ahriman op het punt staat te incarneren. Hij neemt daarmee een risico, vandaar de noodzaak van de maskerade.

We herkennen de kille, berekenende Ahriman in de experts die op grond van cijfers en computermodellen drastische maatregelen voorstaan waarbij ze zich niks aantrekken van de gevolgen voor de bevolking. Wanneer die bevolking na een jaar van vaak absurde coronaregels en -regeltjes begint te morren, reageert Erika Vlieghe geïrriteerd: jullie moeten wat minder zeuren! Zoveel arrogantie en ongevoeligheid schiet natuurlijk bij heel wat mensen in het verkeerde keelgat, en de virologe haast zich om een luciferisch masker op te zetten: ik heb het zo niet bedoeld, ik heb alle begrip voor het lijden van de mensen, ik heb het zelf ook moeilijk met de maatregelen, maar we moeten moedig zijn en volhouden, we moeten aan elkaar denken want samen kunnen we ons hierdoor slaan, enzovoort, enzovoort – het soort sentimentele peptalk dus dat we nu al een jaar lang moeten horen uit de mond van dezelfde experts en politici die de nietsontziende maatregelen hebben uitgevaardigd.

Om te kunnen incarneren heeft Ahriman de hulp van Lucifer nodig. Zonder luciferische vermomming loopt hij het risico iedereen tegen zich in het harnas te jagen met zijn onmenselijke gedrag. Vandaar het ‘idealistische’ gezicht van de experts dat in geuren en kleuren afgeschilderd wordt in de media: mensen die zich belangeloos inzetten voor anderen. Af en toe laten ze hun luciferische masker echter zakken en dan wordt een ahrimaanse arrogantie zichtbaar die ons met verstomming slaat. Iemand als Frank Vandenbroucke kan de grijnslach zelfs niet meer van zijn gezicht vegen. Er circuleert ook een filmpje waarop Marc van Ranst met zichtbaar genoegen beschrijft hoe hij de publieke opinie bespeelt. Allemaal laten ze af en toe hun ware gezicht zien en daaruit kunnen we opmaken dat Ahriman evenveel last heeft van zijn Lucifer-masker als wij van ons mondmasker. Dat doet dan weer het vermoeden rijzen dat er nog een derde geest in het spel is die beide tegenmachten tegen hun zin tot samenwerking dwingt. 

Waar dit kwaadaardige trio het op gemunt heeft, kunnen we opmaken uit het mondmasker. Het snoert ons – figuurlijk gezien – de mond. Dat die metafoor klopt, lijdt geen twijfel. Wie kritiek heeft op de experten wordt brutaal het zwijgen opgelegd. Dit lamleggen van het debat is al erg genoeg, maar het gaat verder dan dat. Het mondmasker doet meer dan alleen de mond bedekken, het bedekt ook de neus. Het is eigenlijk een gezichtsmasker en alleen al de misleidende benaming wijst erop dat er iets verborgen wordt gehouden: het werkelijke doel van dit masker. De neus staat voor de ademhaling, hij vertegenwoordigt in het gezicht het ritmische middengebied van de mens, en daarop hebben niet alleen het coronavirus maar ook de coronamaatregelen het gemunt. Die maatregelen treffen namelijk vooral de maatschappelijke sectoren die het menselijke middengebied vertegenwoordigen: de horeca (de ontmoeting, het gesprek) en de kunstsector (de verzoening van de tegenpolen). 

Maar de verborgen, onzichtbare kern van dat middengebied is het menselijke Ik. En dat is het ware doel van de gecoördineerde aanval die de coronacrisis is. Die aanval is gericht tegen de geestelijke wezenskern van de mens. Het mondmasker toont ons precies waar het de tegenmachten om te doen is: ze willen ons blind maken voor het Ik van de mens, ze willen ons geestelijke oog sluiten. Ze willen ons met andere woorden ont-geestelijken, ont-menselijken, verdierlijken. En dat doen ze door ons te beletten anderen te herkennen. Want het zogenaamde mondmasker bedekt ook de neus, die een cruciale rol speelt in het herkennen van mensen. Men moet het ondervonden hebben om het te kunnen geloven, maar het volstaat een valse neus op te zetten om onherkenbaar te worden. Meer is niet nodig. Als morgen iedereen een valse neus zou opzetten, was niemand nog in staat zijn kennissen, vrienden of familieleden te herkennen. Raar maar waar.

Het corona-masker vervalst de neus weliswaar niet, maar het bedekt hem wel en bemoeilijkt op die manier in aanzienlijke mate de herkenning. Ons herkenningsvermogen is – naast ons denkvermogen – het belangrijkste vermogen dat we bezitten, want het is het vermogen om de geest te herkennen in de materie. Dat lukt ons vandaag enkel nog met mensen. We zijn volkomen blind geworden voor de geest behalve op één gebied: het Ik van de mens. Die (individuele) geest herkennen we nog in een spontane helderziende waarneming. Het herkennen van een mens is een waarneming van een Ik door een Ik. Als we dat geestelijke waarnemingsvermogen kwijtraken, zijn we helemaal afgesneden van de geest en kunnen de tegenmachten met ons doen wat ze willen. Niet alleen zullen we ons dan niet meer kunnen verzetten, we zullen het ook niet meer willen, want we zullen niet meer weten dat er iets ernstigs aan de hand is. We zullen dieren zijn geworden en dieren weten niet dat ze dieren zijn, want ze bezitten geen Ik. 

Als we in de natuur wandelen en we komen een andere wandelaar tegen die in een grote boog om ons heen loopt of verschrikt een mondmasker opzet als hij ons ziet naderen, dan kunnen we daar nog om lachen. Maar in wezen is het een dierlijke reactie en ze kan vlug omslaan in agressie. Dat hebben we al op vele manieren kunnen ondervinden. Er zijn de scheldpartijen tegen mensen die geen masker dragen, er is het ongewoon brutale gedrag van de politie, er is het voor geen rede vatbare gedrag van de experts, er zijn de mensen die hun buren verklikken, er zijn de bejaarden die zonder toestemming worden ingeënt, enzovoort, enzovoort. Wat Ahriman kan bereiken door angstige en agressieve diermensen te creëren, zien we wellicht nergens beter dan in Israël, waar het vaccineren reeds ver gevorderd is en dat daarom door heel wat autoriteiten als na te volgen voorbeeld wordt gesteld. Uitgerekend in het land waar holocaustslachtoffers veilig dachten te zijn, worden ze opnieuw geconfronteerd met het verleden.

Of hoe moet je het noemen als joden die geen vaccinatiepaspoort bezitten, gereduceerd worden tot tweederangsburgers die uitgesloten worden van tal van maatschappelijke activiteiten? Hoe moet je het noemen als reizigers in luchthavens geselecteerd worden en de ‘besmetten’ onder politiebegeleiding worden weggevoerd en opgesloten in gore hotels? Hoe moet je het noemen als de welgestelden in plaats daarvan een dure enkelband kunnen kopen en thuis hun gevangenschap uitzitten? Zou iemand dat een jaar geleden voor mogelijk hebben gehouden? Zelfs een thrillerauteur zou zo’n scenario niet hebben durven bedenken. En toch is het vandaag realiteit, een realiteit die zorgvuldig gemaskeerd wordt door de media. Maar we maskeren die realiteit ook zelf,  want als er door experts openlijk gesproken wordt over het invoeren van dit soort nazi-praktijken (die voorgesteld worden als een absolute noodzaak om ons te kunnen verdedigen tegen de vijand) dan reageren we niet eens.

Men kan zich de vraag stellen wat de experts bedoelen wanneer zij het hebben over ‘de derde golf’. Hebben zij het werkelijk over het virus of laat Ahriman hier in zijn kaarten kijken? Het is alleszins merkwaardig dat de hedendaagse machthebbers hun plannen niet lijken te verbergen. Klaus Schwab (met zijn hondengezicht) publiceert The Great Reset, Bill Gates (met zijn reptielengezicht) maakt er geen geheim van dat hij de hele wereld wil vaccineren om daar nóg meer geld mee te verdienen, en er circuleren officiële documenten die zo huiveringwekkend zijn dat er weinig twijfel kan over bestaan: we gaan apocalyptische tijden tegemoet. Maar telkens weer worden deze ahrimaanse plannen overgoten met een luciferisch sausje, niet alleen door de media maar ook door onszelf. We willen zo graag geloven wat Lucifer ons voorhoudt dat we onze ogen sluiten voor Ahriman. Het mondmasker waarmee we rondlopen is een uiterlijk beeld van het innerlijke masker dat we opzetten wanneer Ahriman verschijnt. Hij is onzichtbaar omdat we hem niet willen zien.

Apocalyptische tijden zijn tijden van openbaring. Veel van wat vroeger verborgen bleef, komt nu aan het licht. Met name de geestelijke dimensie der dingen wordt nu zichtbaar, want de mensheid gaat over de drempel. Maar dat wil nog niet zeggen dat we die geestelijke dimensie ook werkelijk zien. We kijken immers met ‘gemaskerde’ ogen, met ogen die zonder het te beseffen allerlei (abstracte, luciferische) ideeën op de werkelijkheid projecteren en haar daardoor onzichtbaar maken. Anders gezegd: we zien niet wat er te zien is, maar wat we denken te zien. Het mondmasker is daar een schoolvoorbeeld van: we denken een mondmasker te zien, maar in werkelijkheid zien we een gezichtsmasker. Dat beseffen we echter niet, want onze ideeën zijn veel sterker dan onze waarneming. Het zijn echter onze ideeën niet, want we hebben ze niet zelf uit de waarneming van de werkelijkheid afgeleid. Het zijn Ahrimans ideeën die ons door de experts worden ingelepeld en die we gehoorzaam slikken.  

De coronawerkelijkheid die we vandaag zien, is de werkelijkheid die Ahriman wil dat we zien. Hij legt ons zijn wil op door ons ideeën voor te schotelen die we klakkeloos overnemen en vervolgens op de werkelijkheid projecteren. De macht die hij over ons uitoefent, is een macht die wij hem geven telkens wij een woord, een begrip of een idee gebruiken dat niet overeenkomt met onze waarneming. Iedere keer dat wij spreken over een mondmasker voegen wij een leugen toe aan het gigantische arsenaal waarmee Ahriman de werkelijkheid maskeert. Eigenlijk wil hij dat we overal alleen nog maar hemzelf zien: de geest die ontkent dat hij een geest is. Hij wil dat we ervan overtuigd raken dat hij de werkelijkheid is waarin we leven: een geestloze, dierlijke werkelijkheid waarin we voortdurend in angst moeten leven voor andere diermensen. Die werkelijkheid doemt vandaag in al zijn grauwheid en grimmigheid op, omdat we niet zelf kijken, omdat we onze ogen niet de kost geven, omdat we in gedachten leven die niet de onze zijn. 

Het Coronaraadsel (5)

  

Op zaterdag 20 februari ging acteur Stany Crets met zijn kinderen naar de markt in Antwerpen om bloemen te kopen. Het was stralend weer en veel mensen waren buiten gekomen om te genieten van de zon. Alle reden om opgewekt te zijn, maar niet voor Stany Crets. Hij raakte … in shock. Want niemand droeg mondmaskers, niemand hield afstand, niemand respecteerde de regels. Hij zag duizenden mensen die het niet kon schelen dat oude en zwakke mensen opgesloten zaten, duizenden mensen die er geen zier om gaven dat door hun schuld de horeca, de evenementensector en de podia nog wat langer gesloten bleven. Hij zag ook hoe een bijzonder groot deel van de maatschappij hem uitlachte. Stany Crets keek die dag in onverschillige ogen, ontkennende ogen, zich onaantastbaar wanende ogen, ogen that couldn’t care less. Solidariteit? Nul komma nul. Zijn tirade op Facebook leverde hem een artikel op in de krant, met een foto van de acteur zittend in het interieur van een riante herenwoning. 

Ik leerde Stany Crets voor het eerst kennen tijdens een try out in het Gentse NTG, zo’n 20 jaar geleden. De toegang was gratis en vermoedelijk had iemand me meegelokt, want ik ga zelden of nooit naar theater. Die dag ondervond ik waarom. Na afloop van het hedendaagse spektakel had ik barstende hoofdpijn en voelde ik me misselijk. Ik besloot ter plekke om nooit meer naar theater te gaan, een besluit waaraan ik me gehouden heb. De regisseur van dienst was die dag Stany Crets en hij zat tussen het publiek vanwaar hij regelmatig luidkeels riep: heel geestig, fantastisch, goeie scène! Hij was duidelijk heel tevreden met zijn werk en ik kreeg de indruk dat het hem niks kon schelen wat het – veel minder enthousiaste – publiek ervan vond. Dat publiek bestond dan ook uit simpele lieden zoals ikzelf die uiteraard niks begrepen van het hedendaagse, experimentele, maatschappijkritische avantgarde-toneel waarmee bevlogen kunstenaars such as Stany Crets zich bezighouden.

De toen nog zeer jonge Crets – die het desondanks reeds tot regisseur had geschopt – is zich later gaan profileren als een volksacteur die optrad in revues en populaire televisieprogramma’s. Ik vond die best vermakelijk, maar ik kon toch nooit die arrogante, zelfverzekerde regisseur vergeten die mij in het NTG misselijk had gemaakt met zijn experimentele toneelstuk. En kijk, zoveel jaren later is het zijn beurt om misselijk te worden bij het zien van een nochtans heel onschuldig toneel: mensen die van de zon willen genieten en daarbij even de knellende regels vergeten die ze al de hele winter moeten volgen. De modernistische kunstenaar van weleer, die de regels van het klassieke toneel aan zijn laars lapte om de petits bourgeois te choqueren, is nu zelf een petit bourgeois geworden die gechoqueerd is bij het zien van een toneel dat de coronaregels met de voeten treedt: mensen die wandelen in de zon, ongemaskerd en zonder afstand te houden. Het is me de ommekeer wel: van avant-gardist tot petit bourgeois

Waar doet me dat aan denken? O ja, aan de extreemlinkse activisten uit mijn studententijd: de marxisten, leninisten, trotskisten en maoïsten die aan de alma (het studentenrestaurant) luidkeels hun blaadjes stonden te venten waarin ze hevig tekeer gingen tegen de bourgeois met zijn kapitalistische maatschappij. Ook zij zijn vandaag, net als Stany Crets, keurige burgers geworden die in mooie huizen wonen en de coronaregels angstvallig opvolgen. Op DeWereldMorgen bijvoorbeeld, een website van de communistische PVDA, las ik dat één van de grote hinderpalen voor een succesvolle vaccinatiecampagne (naast de onvermijdelijke anti-vaxxers) het gebrek aan vertrouwen is in het … establishment. Het establishment? Was dat niet altijd het geliefde scheldwoord van extreemlinks? En nu wordt dat verafschuwde establishment opeens voorgesteld als iets waar we vertrouwen moeten in hebben? Wat is er aan de hand met de extreemlinkse activisten? Het lijkt wel of ze – net als de kunstenaars – in hun tegendeel zijn gekeerd. 

Hebben we hier te maken met een jeugd die haar wilde haren heeft verloren en tot de jaren van verstand is gekomen? Met idealisten die de facts of life hebben leren kennen en realisten zijn geworden? Gaat het met andere woorden om een natuurlijk verouderingsproces? Als dat zo is, dan verloopt het wel buitengewoon snel, want tot voor kort was er nog niks te merken van die – we mogen wel zeggen extreme – verburgerlijking van zowel Stany Crets als DeWereldmorgen. En die twee zijn zeker geen uitzondering, integendeel. Ze kunnen model staan voor de hele artistieke en linkse wereld. Allebei zijn ze als vanzelfsprekend maatschappijkritisch, anti-kapitalistisch en anti-establishment. Maar allebei zijn ze ook als vanzelfsprekend voorstander van de coronamaatregelen. De epidemie heeft kunstenaars en extreemlinkse activisten een bocht van 180 graden doen maken. De onverbeterlijke woelwaters van weleer zijn opeens fervente verdedigers van het establishment en haar regels geworden.  

Is het de dreiging van ziekte en dood die zowel de linkse intellectuelen als de kunstenaars zo’n verbluffende gedaanteverandering heeft doen ondergaan? Heeft het coronavirus van kunstenaars petits bourgeois gemaakt en van links een steunpilaar van het establishment? Daar zullen ze het ongetwijfeld geen van beide mee eens zijn, wel integendeel. Kunstenaars kleinburgerlijk? Dat is het grootste affront dat men deze progressieve, vrijgevochten geesten kan aandoen, deze dwarsliggers die onvermoeibaar tegen de stroom in roeien en koppig hun eigen weg gaan. Kunst is immers synoniem met maatschappijkritiek: een kunstenaar moet tegen de schenen stampen van het establishment, hij moet de brave burger choqueren en wakker schudden, dat is zijn hoogste plicht. Wie daaraan durft te twijfelen – door bijvoorbeeld te opperen dat kunst iets met schoonheid (en dus met verleden en traditie) te maken heeft – haalt zich de verontwaardiging van de hele culturele wereld op de hals.

Nee, de kunstwereld is progressiever en avant-gardistischer dan ooit. Voor conservatisme of burgerlijkheid is er niet de minste plaats. Hetzelfde geldt voor links. Sinds extreemrechts als vanzelfsprekend uitgespuwd wordt door de intellectuele wereld, zijn de linkse partijen zich nog extremer gaan opstellen en zijn ze een ware oorlog begonnen tegen alles wat rechts is of er zelfs maar op lijkt. De vier jaar durende hetze tegen Donald Trump – waarbij geen middelen werden geschuwd – heeft een blik geboden op de ziedende haat die bij links leeft voor iedereen die anders is of denkt. Onafgebroken wordt er actie gevoerd tegen het ‘rechtse gevaar’ ofschoon dat nauwelijks zichtbaarder is dan het coronavirus en zelfs geen vuist kan maken als de helft van de Vlaamse bevolking rechts stemt. Nee, er is nog niks veranderd aan het vuur waarmee de communisten 100 jaar geleden opriepen tot de klassenstrijd. Het linkse idealisme is nog altijd even brandend als toen. 

Maar hoe valt het dan te verklaren dat links het vandaag opneemt voor het establishment en dat kunstenaars in shock raken als ze vaststellen dat de regels van de overheid niet nagevolgd worden? Het antwoord is even eenvoudig als ontluisterend: de coronacrisis heeft hen niet van gedaante doen veranderen, de coronacrisis heeft hen ontmaskerd. Wat we vandaag zien, is hun ware gezicht en dat is het gezicht van de macht. De hedendaagse kunstenaar en de linkse activist staan al lang niet meer aan de kant van het volk, al 100 jaar niet meer om precies te zijn. De kleine man is van meet af aan het grootste slachtoffer geweest van zowel de nieuwe kunst als nieuw links, en dat is hij nog altijd. De elite, de intellectuelen, de kunstenaars, het establishment: ze zijn allemaal links en ze kunnen hun minachting voor de gewone mens niet verbergen. Al meer dan 100 jaar vertegenwoordigt links de macht en het is een nietsontziende, totalitaire macht die vandaag haar masker laat vallen. 

Ook de reactie van Stany Crets was een ontmaskering. De man die het ijskoud kreeg bij het zien van gewone mensen die in de zon wandelden, was geen nieuwe Stany Crets, het was de oude Stany Crets, maar dan zonder masker. Het was dezelfde arrogante kerel die ik in het NTG leerde kennen, iemand die zich ver verheven voelde boven het gewone volk en er alles aan deed om het te choqueren en zijn minachting te betonen. Op de bloemenmarkt van Antwerpen werd opeens de ware aard van dit hoogmoedige beestje zichtbaar: een angstig wezen dat een baasje nodig heeft om te zeggen wat het moet doen. Het schokte hem dat de ongemaskerde mensen die hij zag lopen, niet bang waren, geen behoefte hadden aan absurde regels en – vooral – hem vierkant in zijn gezicht uitlachten. Opeens zag hij zichzelf door hun ogen: een slaafse hond die luid blaffend overal zijn vuiligheid deponeert en die door iedereen genegeerd en zelfs uitgelachen wordt. 

Stany Crets is nooit moedig geweest. Al heel vroeg in zijn leven koos hij voor de macht. In de kunstwereld wordt die bekleed door de ‘hedendaagsen’, de vertegenwoordigers van de nieuwe kunst die in hetzelfde jaar geboren werd als het communisme: 1917. Dat was toevallig ook het jaar waarin de Spaanse griep uitbrak, de epidemie die meer slachtoffers eiste dan de hele wereldoorlog. In dat rampzalige jaar kwam een nieuwe geest aan de macht die de hele wereld al 100 jaar in zijn greep houdt en vandaag de kroon (sic) op zijn werk lijkt te willen zetten. Het meest opvallende kenmerk van die machtige wereldgeest is dat hij … gemaskerd is. Hij laat zijn ware gezicht niet zien maar verbergt het achter zijn tegenpool. Stany Crets is een van die ontelbare ‘gemaskerde’ kunstenaars die zich een volks imago aanmeten, voortdurend met de vuist staan te zwaaien naar het establishment, maar in werkelijkheid zelf tot dat establishment behoren en er nauwzettend op toezien dat dissidenten geen kans krijgen.

Zoals de hedendaagse kunst zich verbergt achter een maatschappijkritisch masker maar in werkelijkheid de kunst van het establishment is, en zoals links zich verbergt achter een masker van solidariteit met de gewone mens maar in werkelijkheid de macht vertegenwoordigt, zo verbergen de corona-experts zich achter een medisch-wetenschappelijk masker maar vormen in werkelijkheid een gevaar voor de volksgezondheid. Het akeligste aspect van deze maskerade is dat de machthebbers kinderen als masker gebruiken. Dat zagen we reeds toen tienduizenden jongeren op straat kwamen die – geïnspireerd door klimaatexperts – drastische maatregelen eisten van de overheid, een overheid die de jongeren uiteraard met open armen ontving. Vandaag wordt dat kindermisbruik nog duidelijker: het is de jeugd die door de coronamaatregelen wordt opgeofferd, zowel letterlijk als figuurlijk. Al wat jong, levendig en mooi is, wordt opgeofferd aan een oude, verstarde en lelijke wereld die louter op macht en angst gebaseerd is.

We kunnen er niet naast kijken: tijdens de coronacrisis wordt de jeugd opgeofferd aan de ouderdom. Om oude en zieke mensen te beschermen, worden jonge en gezonde mensen massaal opgesloten. Inmiddels zijn die bejaarden grotendeels gevaccineerd – wat volgens de kranten reeds tot een spectaculaire daling in de ziekenhuisopnames geleid heeft – maar worden de maatregelen voor de jeugd opgeheven? Mogen ze weer samenkomen? Mogen ze hun mondmaskers afleggen? Kunnen ze weer doorgaan met hun leven? De vraag stellen, is ze beantwoorden. De jeugd wordt harder aangepakt dan ooit. Veertienjarigen die in een groepje staan te praten, worden opgesloten en moeten voor de rechter verschijnen als waren ze criminelen. Al maandenlang wordt er met een beschuldigende vinger naar de jongeren gewezen. Er wordt zelfs gesuggereerd dat ze verantwoordelijk zijn voor de dood van opa en oma. Kan het nog kwaadaardiger? Wat we vandaag meemaken is een gepolijste vorm van het oude, barbaarse kinderoffer. 

Het zijn echter niet alleen fysieke kinderen die worden opgeofferd, het is ook – en vooral – het kind-in-de-mens dat slachtoffer is van de coronageest. Dat komt al tot uiting in het feit de ouderen helemaal geen voordeel halen uit dit ‘kinderoffer’, wel integendeel. Kinderen en ouderen worden tegen elkaar opgezet. De liefde tussen grootouders en kleinkinderen is spreekwoordelijk. Het is een liefde die bevrijd is van alle materiële en praktische zorgen en die daarom geestelijk kan worden genoemd. Op deze ‘vergeestelijkte’ liefde heeft de coronageest het gemunt. Het is deze zuivere, belangeloze liefde die we ook aantreffen in de kunst en waarvoor kunstenaars vaak zware offers brengen. Dat maakt het geval van Stany Crets zo pijnlijk en veelzeggend. Zoals zovele kunstenaars van zijn generatie was hij niet bereid om offers te brengen voor het scheppende kind-in-de-mens. Heel jong al koos hij voor de macht en maakte zichzelf en zijn kunst tot een misleidend masker voor een totalitaire geest.

Toen Stany Crets op de Antwerpse markt al die ongemaskerde mensen zag, viel zijn masker af en werd zijn naakte ziel zichtbaar, een kleine, doodsbange ziel die in shock raakte bij het zien van een gewoon menselijk tafereel. In al zijn zelfingenomenheid besefte hij niet hoe ontluisterend het zelfportret was dat hij op zijn facebookpagina schilderde. Wat Stany Crets zag in al die ‘onverschillige, ontkennende en zichzelf onaantastbaar wanende ogen’ was niets anders dan zichzelf. Een ogenblik lang werd de wereld voor hem tot een spiegel en wat hij zag, schokte hem diep. Even zag hij wat er van hem – de kunstenaar – geworden was: een angstige, slaafse ziel die een machtige meester dient en nul komma nul solidariteit voelt met de gewone mens. Maar in die spiegel durfde hij niet kijken. Het symptomatische geval Stany Crets moet een aansporing zijn om deze waarheidsmomenten niet te verslapen en te beseffen dat de oude, verstarde wereld meer en meer tot een spiegel wordt waarin we onszelf kunnen zien. 

Het Coronaraadsel (4)

  

 

Onlangs verscheen in Humo een interview waarin acteurs Tine Reymers en Peter Van den Begin verklaarden zich niet te zullen laten vaccineren. Het was waarschijnlijk de eerste keer dat Bekende Vlamingen zich publiekelijk uitspraken tegen het vaccin en dat verwekte nogal wat opschudding. De reactie van viroloog Steven Van Gucht was klassiek. Enerzijds had hij begrip voor de vaccinweigeraars, hij vond dat we met hen moesten blijven praten en hen de juiste informatie geven zodat ze een verantwoorde beslissing konden nemen. Anderzijds was hij niet mals voor de Nederlandse vaccinoloog Theo Schetters, een van de inspiratiebronnen van Tine en Peter. Deze man verkoopt wetenschappelijke nonsens, aldus een verstoorde Van Gucht, hij is gevaarlijk en we moeten er ons over beraden hoe we zo’n pseudowetenschapper de mond kunnen snoeren. Het was de typische reactie van de wetenschappelijke experts op kritiek: zalven en slaan, praten en de mond snoeren.

Het lijkt een beetje op de good cop, bad cop methode – een samenwerking van de verleidelijke Lucifer en de keiharde Ahriman – maar het is in de eerste plaats leugenachtig gedrag. Want als er één ding is wat de experts nooit doen, dan is het praten met andersdenkenden. Het is één van de meest opvallende constanten in de hele coronacrisis: de wetenschappelijke experts gaan ieder debat uit de weg. Als ze beweren dat er gepraat moet worden, dan bedoelen ze: door henzelf, niet door anderen. Ze lopen zich het vuur uit de sloffen om zoveel mogelijk mensen te overtuigen van het belang van de corona-maatregelen, maar ze ontwijken systematisch datgene wat mensen écht zou kunnen overtuigen: een publiek debat waarin corona-experts de vloer aanvegen met corona-critici. Zeker als ze zijn van hun stuk, moet dat voor de experts een fluitje van een cent zijn. Maar ofschoon ze alomtegenwoordig zijn in de media en zelfs optreden in kinder- en spelprogramma’s hebben ze voor zo’n debat absoluut geen tijd. 

De experts liegen dus wanneer ze zeggen: we moeten praten met deze mensen. Want ze doen het nooit. Ze liegen ook wanneer ze zeggen dat ze pseudo-wetenschappers de mond willen snoeren. Want ook dat doen ze niet. Ze noemen Theo Schetters een bedrieger, een pseudo-wetenschapper, een fraudeur, een gevaarlijk man. Maar ze dienen geen klacht tegen hem in. Er is nochtans alle reden om gerechtelijke stappen te ondernemen tegen iemand die een gevaar is voor de volksgezondheid. Maar die stappen worden nooit gezet, hoewel mensen vandaag voor veel minder aangeklaagd worden. ‘Pseudowetenschappers’ zoals Theo Schetters overspoelen de sociale media, maar nooit wordt er eentje voor de rechter gedaagd. Zelfs in de vorm van een publiek debat worden ze nooit op het matje geroepen, terwijl het voor de topexperts toch een kleintje moet zijn om zo’n ‘amateur’ alle hoeken van de kamer te laten zien en hem voor de hele bevolking te kijk te stellen als een ordinaire bedrieger. 

Wat we hier aan het werk zien, is de veelgeroemde wetenschappelijke consensus. De experts waar het om gaat, spreken als uit één mond. Ze komen uit verschillende wetenschapstakken – de virologie, de epidemiologie, de immunologie, de vaccinologie, de microbiologie enzovoort – maar ze zijn het allemaal roerend met elkaar eens. Hun gezamenlijke stem weerklinkt niet alleen in eigen land of in Europa, ze weerklinkt over de hele wereld. Wat we tijdens de coronacrisis luid en onafgebroken horen, van Noord tot Zuid en van Oost tot West, is de stem van de wetenschappelijke consensus. En wordt die niet beschouwd als de stem van de rede, de stem van de waarheid? De hele mensheid luistert en handelt vandaag naar deze stem. Nooit eerder heeft ze zich zo eensgezind rond de Logos geschaard heeft en gaat ze onvervaard de strijd aan met het kwaad. Wat altijd een onbereikbare utopie was – de Verenigde Mensheid – is opeens werkelijkheid geworden.  

Wat we in 2020 hebben zien verschijnen is de Heerlijke Nieuwe Wereld, een wereld die één is en waar alle mensen zich laten leiden door het licht van de waarheid. Dat we dat nog mogen meemaken! Is dat niet wat de antroposofie altijd als doel voor ogen heeft gezweefd? Als alle mensen zich laten inspireren door de geestelijke wereld – met in het centrum Christus, het wezen van de Waarheid – dan kan de harmonie van die wereld ook op aarde ontstaan. Maar vreemd genoeg is van die harmonie vandaag niets te merken, wel integendeel. We zien precies het omgekeerde: mensen worden tegen elkaar opgezet, ze willen niet meer met elkaar praten, ze verklikken elkaar bij de politie, ze worden met andere woorden homo homini lupus. De Heerlijke Nieuwe Wereld waarin we nu al een jaar leven, is in werkelijkheid een verdeelde wereld, vol angst en wantrouwen, een wereld waaruit het menselijke langzaam maar zeker verdwijnt, een wereld waar steeds minder vreugde te beleven valt. 

Hoe is zoiets mogelijk? We laten ons toch leiden door de waarheid, door de wetenschap? In theorie wel natuurlijk. Wetenschap is het streven naar waarheid. Wetenschappers zijn mensen die zich helemaal ten dienste hebben gesteld van dat streven, die hun persoonlijke wensen en begeerten aan de kant hebben geschoven om een bovenpersoonlijke houding te ontwikkelen die de waarheid de kans geeft om in verschijning te treden. Niets kenmerkt een wetenschapper meer dan deze dienstbaarheid: hij wil alles doen voor datgene wat hij bovenal liefheeft en dat is de waarheid. Deze waarheidsliefde komt tot uiting in de bereidheid om de eigenliefde te overwinnen, om de eigen bevindingen (waar men aan gehecht is als een moeder aan haar kind) steeds weer ter discussie te stellen. Dat laatste gebeurt in debat met andere waarheidszoekers en dit debat – waarin meningen met elkaar botsen – vormt het hart van de wetenschap: du choc des idées jaillit la lumière

Wanneer we deze theorie echter vergelijken met de praktijk waarvan we nu al maanden lang getuige zijn, dan blijken die twee helemaal niet overeen te komen. Meer zelfs, ze spreken elkaar tegen. Waar is het debat dat het hart van de wetenschap zou moeten vormen? Het schittert door zijn afwezigheid. De wetenschappelijke experts die vandaag ons leven bepalen, gaan met niemand in debat, zelfs niet met hun collega’s. Hun critici doen ze af als losers, als ‘mislukte amateurs die zich in de belangstelling willen werken’ (sic). Het lijkt wel of de wetenschappelijke wereld bestaat uit nobele experts en deplorabele outlaws. En waar is de liefde voor de waarheid bij deze topexperts? Ze liegen erop los, alsof wetenschap politiek is en men gelijk wat kan vertellen als het maar bijdraagt tot het bereiken van het beoogde doel. Maar welk doel kan de wetenschap hebben dan het streven naar waarheid? En toch beschouwen we deze arrogante, leugenachtige experts als de stem van de wetenschap. 

Verre van dienstbaar en terughoudend te zijn, lijken de corona-experts ‘zot van glorie’. Ze worden het maar niet moe op televisie te verschijnen of geïnterviewd te worden in de kranten, hoewel ze niks nieuws te vertellen hebben. Integendeel, ze herhalen steeds weer dezelfde boodschap: er dreigt nog altijd gevaar, de drastische maatregelen kunnen niet afgebouwd worden, iedereen moet zich laten vaccineren. Ze zijn verstandig genoeg om te weten dat men niet houdt van boodschappers die slecht nieuws brengen, dat men een hekel aan ze krijgt en dat men ze op de duur niet meer wil horen. Toch blijven ze overal opduiken en uitentreuren hun onheilsberichten herhalen. De experts staan met andere woorden hun eigen boodschap in de weg, de boodschap die ze zo belangrijk (beweren te) vinden. Blijkbaar vinden ze hun eigen persoon nog belangrijker en moet het algemeen belang daarvoor wijken. Hun dienstbaarheid geldt dus niet zozeer de waarheid dan wel hun eigen ego.

Moeten we nog verder gaan? Moeten we het nog hebben over de vanzelfsprekendheid waarmee ze de bevolking adviezen geven die in feite bevelen zijn? Moeten we het nog hebben over de manier waarop ze iedereen angst aanjagen met waarschuwingen als: ‘ons land is een schuur vol buskruit en de Engelse variant is het vuur aan de lont’ (Erika Vlieghe)? Moeten we nog spreken over hun optreden als rechters en aanklagers: ‘iedere 14 minuten sterft er een mens omdat sommigen onder ons de maatregelen niet naleven’ (Dirk Devroey)? En wat moeten we denken van het cynisme van Marc Van Ranst, die als oplossing voor bedrijven die door de coronamaatregelen in financiële nood verkeren, adviseert: minder geld uitgeven? Het lijkt wel of deze experts genieten van hun macht. Marc Van Ranst geeft dat zelfs openlijk toe. Deze kleine Napoleon beleeft de tijd van zijn leven, onvermoeibaar leidt hij zijn troepen van de ene zege naar de andere. 

Maar wie zegeviert hier: de wetenschap of de experts? De dienstbaarheid of de machtswellust? De waarheid of de leugen? In theorie het eerste, in de praktijk het tweede. Over de wetenschap kunnen we als leken niet oordelen, maar over de wetenschappers wel. En dat oordeel valt zo negatief uit dat we ook hun wetenschap gaan wantrouwen. Hoort een wetenschapper – althans wanneer hij als wetenschapper spreekt – niet de ziel en de geest van de wetenschap uit te stralen? Moet hij zich niet omzichtig en nauwkeurig uitdrukken? Moet hij niet consequent zijn in zijn uitspraken en iedere onwaarheid, hoe klein ook, schuwen? Welnu, wat betekent het dan dat vaccinoloog Pierre Van Damme vandaag overal verkondigt dat het vaccin veilig is en dat we ons geen zorgen hoeven te maken, terwijl hij een maand of wat geleden nog toegaf dat de vaccinatie het grootste medische experiment in de geschiedenis is? Wat moeten we van zo’n wetenschapper en zijn wetenschap denken? 

Jullie moeten stoppen met zeuren, verkondigde Erika Vlieghe onlangs op televisie. Zij is een van de strengste stemmen in het expertenkoor, maar zij lijkt zich totaal niet bewust te zijn van de gevolgen van haar optreden. Mensen gaan failliet, mensen plegen zelfmoord, mensen verliezen hun levensvreugde, mensen leven in angst, mensen wantrouwen elkaar, maar volgens Vlieghe moeten ze niet zo zeuren. Er spreekt zoveel wereldvreemdheid, zoveel onverschilligheid, zoveel minachting uit haar woorden dat je je afvraagt: wat voor soort mensen zijn dit eigenlijk? Eén ding is duidelijk: ze leven in een andere wereld. Ze behoren tot de succesrijken, de welgestelden, de machthebbers, de elite. Maar ze behoren in de eerste plaats tot de wereld van de moderne wetenschap, de wetenschap van het oneindig kleine waar niks menselijks meer te bekennen is. Deze wetenschap heeft een enorme macht verworven die haar beoefenaars duidelijk naar het hoofd is gestegen en hen op hun wetenschap doet lijken. 

Juist omdat de wetenschap zich zover in de wereld van het oneindig kleine heeft gewaagd dat ze het contact met de mens verloren heeft, is het des te belangrijker dat haar beoefenaars hun menselijkheid onderhouden en versterken. Daar is vandaag echter niets van te merken, wel integendeel. Het zou overdreven zijn de experts onmensen te noemen, maar het zijn wel mensen die sterk in de greep zitten van de geest die de onderwereld beheerst: de duistere wereld van atomen, elementaire deeltjes, virussen en andere onzichtbaarheden. In deze wereld heersen immense krachten en als we die als mens niet onder controle kunnen houden, dan controleren ze ons, dan stijgt die hele onderwereld naar boven. En hij komt niet alleen van buiten op ons toe, via de experts en hun maatregelen, hij stijgt ook in onze eigen ziel naar de oppervlakte. Als we het over de experts hebben, moeten we het ook over onszelf hebben, en niet in de laatste plaats over ons geloof in de wetenschap. 

Dat plaatst ons voor een heel moeilijke keuze, want we zijn allemaal wetenschapsgelovigen geworden. Het geloof in de wetenschap – en in de autoriteit van de experts – is de grondslag van ons moderne leven. Waar kunnen we nog in geloven als de wetenschap faalt, als we de experts niet meer kunnen vertrouwen? Dan verdwijnt de grond onder onze voeten. Maar het is ons eigen waarheidsstreven dat ons dwingt om het machtsinstituut van de wetenschap in vraag te stellen. De coronacrisis plaatst ons met andere woorden in de schoenen van de ketters van weleer, die in verzet kwamen tegen het machtsstreven van de kerk en haar weer wilden terugvoeren naar haar oorspronkelijke taak. Deze dissidenten hadden het niet altijd bij het rechte eind, maar ze probeerden wel te voorkomen dat de kerk verstarde en tot de grootste vijand werd van datgene wat ze verkondigde. Ze probeerden de kerk en haar geloof te redden en betaalden daar vaak een zware prijs voor.

Ketters worden vandaag niet meer op de brandstapel gezet, althans niet letterlijk. Maar ze worden wel figuurlijk verbrand: ze worden belasterd, uitgesloten, gebroodroofd, bedreigd, enzovoort. Dat is de prijs die we moeten betalen als we de wetenschap willen redden. En daar gaat het uiteindelijk om. De wetenschap is in handen geraakt van experts, van mensen die macht belangrijker vinden dan waarheid. Ze weigeren hun inzichten nog langer bloot te stellen aan kritiek en worden daardoor tot vijanden van de wetenschap. Het is eerder gebeurd met de religie en met de kunst, en nu gebeurt het ook met de wetenschap: ze bezwijkt onder haar eigen gewicht. Wie de wetenschap wil redden, moet de strijd aangaan met de experts, want hun macht is veel te groot geworden. Maar hij moet zich in de eerste plaats zijn eigen geloof in hun autoriteit overwinnen. En dat betekent: zelf aan wetenschap beginnen doen. Want zoals Richard Feynman zei: science is the belief in the ignorance of experts