Vijgen na Pasen

De wereld als een kunstwerk zien

Maand: februari, 2023

Transgender (5)

  

Tot nog toe is het in eigen land vrij rustig gebleven op het transgenderfront. We worden voorlopig gespaard van toestanden zoals die in Amerika en Engeland heersen, maar daar kan snel verandering in komen. Nederland heeft alvast de spits afgebeten, want daar is onlangs grote heisa ontstaan rond Pim Lammers, schrijver van ‘Het Lammetje dat een Varken is’, het eerste transgender-prentenboek voor kinderen. De nog zeer jonge auteur werd uitgekozen om het gedicht voor de Kinderboekenweek te schrijven, en toen gingen de poppen aan het dansen. Op de sociale media verscheen een passage uit één van zijn andere boeken waarin hij een sexuele relatie tussen een volwassene en een kind in detail beschrijft. Dat resulteerde in een storm van protest die uitmondde in doodsbedreigingen, wat op zijn beurt een storm van verontwaardiging ontketende in de culturele wereld. Kunstenaars die met de dood bedreigd worden? Dat kan niet, dat is volstrekt onaanvaardbaar! 

Toen Salman Rushdie destijds (echt) met de dood werd bedreigd, was de verontwaardiging lang niet zo groot. Had de man het niet zelf gezocht? Ook toen cartoonist Kurt Westergaard moest onderduiken, vonden verschillende collega’s dat hij er zelf schuld aan had. Niet zo met Pim Lammers. De hele Nederlandse schrijverswereld staat pal achter hem. In de kranten verscheen een paginagrote advertentie, ondertekend door 2000 auteurs en uitgevers die de bedreigde schrijver hun steun toezeggen. Het doet een beetje denken aan het geval Ruth Lammers, de Antwerpse stadsdichter die een van haar gedichten geweigerd zag door het stadsbestuur. Meteen verklaarde de hele Vlaamse cultuurwereld zich solidair met de gewraakte dichter en nam vol vuur de verdediging van de vrije kunst op zich. Dat het ‘vrije kunstwerk’ in kwestie een onversneden politiek pamflet was – reden trouwens voor de afwijzing – werd gemakshalve onder de mat geveegd. 

Ook bij Pim Lammers hebben we te maken met een troebele vermenging van kunst en ideologie. Lammers is een man met een missie: hij wil het transgenderfenomeen bespreekbaar maken voor kinderen. Toen hij merkte dat er voor vier- en vijfjarigen nog geen prentenboek bestond over het onderwerp, besloot hij er prompt zelf een te schrijven. Want, zei hij, kinderen zijn daar op die leeftijd heel erg mee bezig. Dat laatste kan misschien wel waar zijn voor typische genderdysforische kinderen – die een heel kleine minderheid vormen – maar het is zeker niet waar voor de meerderheid van de kinderen. En daar wil Pim Lammers verandering in brengen: hij wil het probleem van enkele kinderen tot het probleem van alle kinderen maken. Met kunst heeft dat nog maar weinig te maken, met politiek des te meer. Niet alleen kinderen worden hier misbruikt, de kunst zelf wordt misbruikt. Ze wordt ten dienste gesteld van een ideologie, ze wordt gebruikt om de boodschap van de transgenderideologie te verspreiden. 

Dat zulks verontwaardiging wekt, is niet meer dan begrijpelijk. Het is een smalle grens tussen pedofilie en het verspreiden van de transgenderboodschap: in beide gevallen wordt een kind veel te vroeg geconfronteerd met zijn geslachtelijkheid. Ideologen zoals Pim Lammers willen daar de regel van maken. Door middel van kinderboeken willen ze zoveel mogelijk kinderen al op heel jonge leeftijd doen nadenken over hun gender. Dat is een verdoken vorm van pedofilie. Telkens weer bezondigen transgenderactivisten zich aan dit grensoverschrijdend gedrag: ze dringen hun eigen problemen aan anderen op, meer bepaald aan de allerzwaksten, de kinderen. Dergelijk gedrag is des te kwalijker wanneer het komt van iemand als Pim Lammers, die niet alleen leuke verhaaltjes vertelt maar zelf ook nog eens een aaibare jongen is met een krullebol, blozende wangen en grote reeënogen. Niemand is erop bedacht dat in zoveel onschuld een gevaar zou kunnen schuilen voor de kleinsten.

Nochtans heeft deze wollige jongen een kinderboek geschreven met als titel: ‘Het Lammetje dat een Varken is’. Ook uit andere boeken blijkt dat hij graag het varken uithangt en zich met plezier wentelt in sexuele modder. Ja maar, zegt men, dat is allemaal fictie, dat moet je onderscheiden van de werkelijkheid: daarin ligt juist de vrijheid van de kunst. Dat is ongetwijfeld waar, maar die vrijheid veronderstelt wel dat de lezer dat onderscheid kan maken, en dat is hier niet het geval. Kinderen kunnen geen onderscheid maken tussen het fictieve verhaaltje en de ideologische werkelijkheid die erin verborgen zit. Van vrijheid is hier geen sprake, zeker niet wanneer de sympathieke schrijver zijn verhaaltjes ook nog eens zelf komt vertellen in de kleuterklas. Hoe zouden vier- en vijfjarigen ooit kunnen begrijpen dat een activist hen komt besmetten met een ideologisch virus? Nee, dit heeft met vrije kunst niks te maken, dit heeft alles te maken met het misbruik van zowel kunst als kinderen. 

Geen wonder dat de Nederlandse schrijvers als één man achter Pim Lammers gingen staan: ze zijn in hetzelfde bedje ziek. Kunst is al lang ideologie geworden. Iedere schrijver weet heel goed wat hij mag schrijven en wat niet. Overtreedt hij de ongeschreven regels, dan is het afgelopen met zijn literaire carrière. Als zelfs beroemde schrijvers zoals J.K.Rowling het risico lopen niet meer uitgegeven te worden als ze tegen de heersende ideologie ingaan, hoeveel te meer moeten kleine garnalen dan niet op hun tellen letten! Uiteraard zal iedere schrijver of kunstenaar ontkennen dat hij zich onderwerpt aan bepaalde ideeën en beklemtonen dat hij volkomen vrij is, ja dat hij dwars tegen de stroom in gaat. Ideologische gehoorzaamheid is in de kunst zo’n vanzelfsprekendheid geworden dat niemand er zich nog van bewust is. Tijdens de coronacrisis kon iedereen zien hoe slaafs en onderworpen de ‘rebelse’ kunstwereld zich gedroeg, hoe ze luidkeels haar trouw aan het regime verkondigde. 

De solidariteit van de Nederlandse schrijverswereld met Pim Lammers was een gelijkaardige uiting van blinde volgzaamheid, een proeve van onderwerping aan de nieuwe transgenderideologie. In podcasts en praatprogramma’s draafden ze op, de schrijvers en scribenten, om lucht te geven aan hun verontwaardiging over de ‘ongehoorzamen’, het zootje ongeregeld dat het lef had gehad een kunstenaar te bedreigen. Uiteraard kwamen deze ‘onverlaten’ zelf nergens aan het woord. Ze werden afgeschilderd als extreemrechtse conservatievelingen en godsdienstfanatici die geen stem in het openbare debat verdienden. Iedereen vond het volkomen vanzelfsprekend dat deze haatdragende transfoben de mond werden gesnoerd. Hoe weinig de kunstwereld zich bewust is van de ideeën waaraan ze zichzelf onderworpen heeft, blijkt uit het feit dat deze cultuurbarbaren, deze vijanden van de kunst, niets anders waren dan … ouders die hun kinderen wilden beschermen tegen varkens die zich voordoen als lammetjes.

De kunst is in haar diepste wezen zelf een lam. Ze is een kind dat volkomen weerloos is tegen het ideologische geweld dat de kunstwereld nu al meer dan 100 jaar teistert. In het begin van de 20ste eeuw drong in deze wereld de idee binnen dat het wezen van de kunst bestaat uit dienstbaarheid aan … de idee. De kunst, die nog nooit had nagedacht over zichzelf, geloofde dat en werd gekoloniseerd door deze gedachte. Haar eigenheid werd uitgewist en vervangen door slaafse onderdanigheid aan de nieuwe heerser. Kinderlijk naïef als de kunst was, dacht ze dat dit de nieuwe tijd was en dat ze moest volgen of hopeloos achterop raken. De gevolgen lieten niet op zich wachten: al vlug bleef er niks meer over van haar oude schoonheid en had ze de lelijkheid van de koloniserende ideologie tot de hare gemaakt. Vandaag is de kunstenaar trots op zijn slavenbestaan in dienst van de idee en kijkt hij met grote minachting neer op de ‘achterlijken’ die het kinderlijke wezen van de kunst willen beschermen.

Anders gezegd, kindermisbruik is de regel in de hedendaagse kunstwereld. Het wordt toegejuicht door iedereen die zichzelf beschouwt als een ontwikkeld en beschaafd mens. De inconvenient truth van onze moderne beschaving is dan ook dat ze berust op – geestelijk – kindermisbruik. De ideologie die de kunst verkracht heeft, is de materialistische ideologie van de moderne wetenschap. De filosoof Francis Bacon drukte ze ooit als volgt uit: we moeten de natuur op de pijnbank leggen om haar te dwingen haar geheimen prijs te geven. Zo luidt de basisgedachte van de materialistische wetenschap die vandaag de wereld beheerst. In welke mate deze gewelddadige ideologie deel van ons wezen is geworden, konden we vaststellen tijdens de coronacrisis. Toen de wetenschap de hele bevolking op de pijnbank legde, kwam daar zo goed als geen verzet tegen. De onderworpenheid was zelfs zo groot dat talloze mensen bereid bleken hun kinderen op te offeren aan dit ‘experimenterende’ monster. 

Voor wie zijn geschiedenis kent, kwam dat niet eens als een verrassing. Dertig jaar geleden was het in progressieve kringen bon ton om pedofilie voor te stellen als een manier om de mensheid te bevrijden van haar kluisters. Wie daar bezwaren tegen had, werd afgedaan als een oude sok. Maar toen kwam Dutroux. De ontdekking van de kinderen die hij vermoord had, wekte een storm van verontwaardiging. Op de eerste rij stonden degenen die kort tevoren sex met kinderen nog hadden opgehemeld. Het werd snel duidelijk dat Dutroux deel uitmaakte van een netwerk dat tot in de hoogste kringen reikte. Als om dat te bevestigen, werd het onderzoek gedwarsboomd, getuigen verdwenen, sporen liepen dood. De volkswoede barstte los: honderdduizenden mensen trokken tijdens de Witte Mars door Brussel om gerechtigheid te eisen. Het mocht niet baten, de beerput bleef gesloten. Vanuit de cultuurwereld klonken algauw weer smalende stemmen, niet over de doofpotoperatie, maar over … de ouders van de vermoorde kinderen. 

Vandaag is alles weer bij het oude. Opnieuw keert de cultuurwereld zich tegen ouders die hun kinderen willen beschermen, opnieuw propageert ze kindermisbruik. Pim Lammers is geen uitzondering, hij is de regel. De moderne kunstenaar is een varken dat zich vermomd heeft als lam, een kindermisbruiker die zich voordoet als kindervriend. En hij staat niet alleen. Op de laatste dag van 2022 stierf Joseph Ratzinger, de voormalige paus Benedictus die tijdens zijn bewind geconfronteerd werd met het grote pedofilieschandaal in de kerk. Toen hij zijn ambt neerlegde – zogezegd om gezondheidsredenen – sloeg de bliksem in het Vaticaan. Velen zagen daar een teken in. Maar waarvan? Misschien ligt het antwoord in wat gebeurde onmiddellijk na zijn overlijden. Benedictus was nog niet goed en wel begraven of in Engeland verscheen father Bingo, de eerste queer priester, een dikke man met rood gestifte lippen en rose oogschaduw die het als zijn taak ziet … kinderen warm te maken voor de kerk. 

Dit keer sloeg er nergens een bliksem in, wel integendeel. Bingo Allison werd met open armen ontvangen, kreeg volop media-aandacht en kon op veel begrip rekenen. Het contrast met de pas gestorven Benedictus kon niet groter zijn. Toen Ratzinger – een kinderlijke man met een warm hart en een scherp intellect – tot paus werd verkozen, werd hij meteen het voorwerp van een genadeloze smeercampagne in de media. Hij werd afgeschilderd als de kwade genius van de kerk en er zelfs van beschuldigd het kindermisbruik toe te dekken dat hij juist – als eerste – probeerde aan te pakken. Misschien is dat laatste hem wel fataal geworden en kwam hij in conflict met de ‘hogere kringen’ die hun beerput gesloten wilden houden. Benedictus – een zeldzaam christelijk mens – was waarschijnlijk de eerste paus die gecanceld werd omdat hij (op meer dan één gebied trouwens) inging tegen de heersende ideologie van deze tijd, een ideologie die gebaseerd is op het misbruik van ‘het kind’. 

Zowel in de religie, de kunst als wetenschap zien we deze kind-vijandige ideologie aan het werk. Ze verschijnt vandaag in wat (voorlopig) haar meest extreme en meest gevaarlijke vorm is: de transgenderideologie. Het wezen van de kind-vijandigheid wordt hier zichtbaar: het is een vermenging van het (onbewuste) luciferische streven naar de geest met het (al even onbewuste) ahrimaanse materialisme. Er kan weinig twijfel over bestaan dat het transgenderfenomeen voortkomt uit het verlangen om zich te bevrijden uit de gebondenheid aan de materie. Dit in wezen spirituele verlangen zal nog toenemen, maar verre van tot vergeestelijking of bevrijding te leiden, bindt het de mens meer dan ooit aan zijn fysieke lichaam. Wie van geslacht verandert, kan zijn lichaam nooit meer vergeten. Hij wordt er voortdurend aan herinnerd door de littekens van de transitie en de blijvende zorg die het nodig heeft. En dat lot treft steeds meer mensen op steeds jongere leeftijd. 

Kinderen worden niet alleen fysiek onvruchtbaar gemaakt, ook hun geestelijke verlangen wordt gefnuikt. Het wordt omgebogen tot het verlangen om de transgenderideologie te verspreiden en zoveel mogelijk (andere) kinderen te infecteren met dit zelfvernietigende gedachtengoed. Nergens wordt het dodelijke karakter – naar ziel en lichaam – van de heersende wereldideologie duidelijker zichtbaar dan in het transgenderisme. Kinderen worden hier massaal opgeofferd aan een afgod die luid wordt toegejuicht door de ‘hogere kringen’. Het geeft een idee van de mate waarin we slapen dat we niet eens beseffen dat het onze eigen toekomst is die stelselmatig vernietigd wordt. In ons spirituele, progressieve verlangen naar die toekomst laten we ons om de tuin leiden door de schaapsvacht waarin de moderne Moloch zich hult en leveren we onze kinderen uit aan dit varken. We moeten dringend wakker worden en het bedrieglijke monster ontmaskeren dat zich in het hart van onze beschaving verbergt. 

Transgender (4)

  

We leven in een wereldhistorische adventstijd. We zijn, zonder het te beseffen, in verwachting van een kind – ons betere zelf – dat de wereld moet redden. Dat laatste is dringend nodig want het gaat snel bergaf met de menselijke beschaving. Haar innerlijke licht wordt steeds zwakker zoals dat ook het geval is met het uiterlijke licht van de zon wanneer aan het eind van het jaar midwinter nadert. De wereld ligt er dan grauw en verlaten bij, de doodskrachten overheersen, de duisternis rukt op. In deze tijd van het jaar moeten we ons inspannen om de moed erin te houden. We moeten zelf licht ontsteken in deze duisternis, anders is de somberte van dit seizoen niet uit te houden. Zonder het vooruitzicht van kerstmis zou ons dat niet lukken, want de lente is nog veel te ver weg. Ook vandaag hebben we een kerstmis nodig, een nieuw geboortefeest dat ons helpt om de neergang van onze beschaving vol te houden en de brug te slaan naar een betere wereld die nog lang niet in zicht is.

Volgens Rudolf Steiner beleven we in onze tijd de wederkomst van Christus. Diens eerste komst vond tweeduizend jaar geleden plaats. Op 25 december drong hij de sfeer van de aarde binnen, als een zaadcel de baarmoeder. Het was een onzichtbaar, esoterisch gebeuren dat een exoterische tegenhanger had in de geboorte van de twee Jezuskinderen. Na enige tijd verenigden deze twee polair tegengestelde zielen zich en vormden de menselijke eicel waarin Christus tijdens de doop in de Jordaan kon binnendringen. De bijbel vertelt dit verhaal in spaarzame woorden, maar ze vormen wel een oerbeeld dat in onze tijd opnieuw gestalte aanneemt. Alleen gebeurt het dit keer in omgekeerde zin: ging het initiatief de eerste keer uit van Christus en verliep alles ‘zoals het geschreven stond’, dan moet het initiatief nu van de mens uitgaan. Zonder diens medewerking kan het Christuskind niet geboren worden en kan er geen nieuw kerstmis plaatsvinden.

Wat deze medewerking inhoudt, kunnen we aflezen aan het verhaal van de twee Jezuskinderen. Zij belichamen de polariteit van de menselijke ziel: de ene Jezus is een denker, een ‘wetenschapper’, een oude ziel. De andere Jezus is een dromer, een ‘kunstenaar’, een jonge ziel. Als de grootst mogelijke tegenstelling staan zij tegenover elkaar en toch verenigen ze zich. Het is deze vereniging die Christus in staat stelt om mens te worden. Goethe verwoordt het als volgt: wie kunst heeft en wie wetenschap heeft, die heeft ook religie. Uit de verbinding van kunst en wetenschap moet de religieuze sfeer ontstaan waarin het betere zelf van de mens geboren kan worden. Hoever we van die adventsfeer af staan, toont onze gepolariseerde tijd. Overal heersen de grootste tegenstellingen en in plaats van zich met elkaar te verenigen, proberen de tegenpolen elkaar te vernietigen. Op alle mogelijke manieren wordt de geboorte van het Christuskind tegengewerkt. 

Maar evenmin als een fysieke geboorte valt deze geestelijke geboorte tegen te houden. Dat kunnen we opmaken uit de verborgen keerzijde van de polarisatie: de vermenging van de tegenpolen. Wat de mens niet bewust en vrijwillig tot stand brengt, gebeurt zonder dat hij het beseft en zonder dat hij er wat kan aan doen: les extrêmes se touchent. De coronacrisis toonde ons daar een fraai staaltje van: de ‘wetenschappelijke’ aanpak van de epidemie was een verkapte poging om de wereld te ‘verbeteren’. In plaats van beterschap riep dit troebele mengsel echter het laagste in de mens wakker. Het keerde de wederkomst van Christus in zijn tegendeel: de komst van de draak. Dat resulteerde in dierlijk gedrag: slaafse onderdanigheid, het dragen van muilkorven, het verklikken en uitstoten van medemensen. Zolang de mens het heft niet in eigen handen neemt en zelf doet wat de draak nu in zijn plaats doet – de tegenpolen met elkaar verenigen – zal deze verdierlijking steeds erger worden.

Het transgenderfenomeen is daar een voorbeeld van. Het is een pervertering van het oerbeeld van de twee Jezuskinderen. Wat op zielegebied tot stand moet worden gebracht – de verbinding van het ‘mannelijke’ oordelen en het ‘vrouwelijke’ scheppen – gebeurt nu door een fysieke vermenging van het mannelijke en het vrouwelijke (want daar komt een zogenaamde geslachtsverandering uiteindelijk op neer). Ontstaat de zielevereniging uit inzicht en liefde, dan is de lichamelijke vermenging een product van haat en geweld. Transgenders hebben weliswaar de mond vol van one love maar ze worden gedreven door haat: haat tegen het eigen lichaam, haat tegen de scheiding der geslachten, haat tegen de hele natuurlijke orde. Die haat wordt pas echt zichtbaar wanneer kinderen er het slachtoffer van worden. Dan werpt de wolf zijn schaapsvacht af en zien we dat hij het gemunt heeft op wat de geestelijke coniunctio oppositorum mogelijk moet maken: de geboorte van het Christuskind in de ziel van de mens.  

In de transgenderbeweging lijkt het verzet tegen de wederkomst van Christus een hoogtepunt te bereiken: het neemt hier de vorm aan van een mens, een ‘gemengde’ mens die het op kinderen gemunt heeft. Deze transgendermens – man en vrouw tegelijk – weet niet wat hij doet, hij is zelf een kind dat slachtoffer is geworden van de draak. Dat hij zijn daden zo goed kan rationaliseren, wijst er alleen maar op dat zijn rationele vermogens misbruikt worden door zijn scheppende vermogens en omgekeerd. Hij is een levende waarschuwing voor het feit dat de tegenpolen op twee verschillende manieren met elkaar verbonden kunnen worden: een manier die leidt tot de geboorte van ons betere zelf, en een manier die leidt tot de geboorte van ‘het beest’. Wie geen willoos slachtoffer wil worden van de draak moet die twee manieren leren onderscheiden. Alleen dan kan hij (bewust) meewerken aan de geboorte van het kind in plaats van die geboorte (onbewust) tegen te werken. 

Het oerbeeld van de christelijke verbinding van de tegenpolen vinden we in het verhaal van de twee Jezuskinderen. We vinden het ook in wat Rudolf Steiner vertelt over oude en jonge zielen. Maar in zijn meest vertrouwde vorm treffen we het aan in de kunst, die van oudsher scheppende en oordelende krachten met elkaar verbindt. Bovendien treffen we daar ook de antichristelijke verbinding aan. Vandaag staan er immers twee totaal verschillende kunsten tegenover elkaar: de klassieke kunst en de hedendaagse kunst. Ze belichamen de twee tegengestelde manieren waarop de tegenpolen met elkaar verbonden kunnen worden: de bewuste en vrijwillige manier die tot de incarnatie van het Christuskind leidt, en de onbewuste, onvrijwillige manier die tot de incarnatie van de draak leidt. Hoe weinig verschil we zien tussen die twee manieren blijkt uit het feit dat we beide kunsten over dezelfde kam scheren met als resultaat dat we het allerlaagste vereren als was het het allerhoogste. 

We hebben vandaag de mond vol van verbinding en inclusie, maar geen moment vragen we ons af wat er precies verbonden moet worden, laat staan hoe dat moet gebeuren. Dit gebrek aan onderscheid heeft tot gevolg dat les extrêmes se touchent zonder ons toedoen, ja zelfs zonder ons medeweten. Het ontgaat ons volkomen dat de draak onze oordelende en scheppende krachten op zo’n manier met elkaar vermengt dat ze elkaar misbruiken, misvormen en vernietigen. Het resultaat daarvan wordt zichtbaar in de hedendaagse kunst, in de coronacrisis, in de transgenderbeweging en eigenlijk overal, maar we merken het niet. De onchristelijke vermenging van de tegenpolen is het oerbeeld van onze tijd, maar we blijven er blind voor. We hebben geen idee waarom de chaos blijft toenemen, en dat zal zo blijven zolang we geen onderscheid leren maken tussen de twee manieren waarop tegenpolen met elkaar verbonden kunnen worden. Het is ons blinde streven naar eenheid en verbinding dat ons recht in de klauwen van de draak drijft. 

De hedendaagse kunst heeft ons niet wakker kunnen schudden uit onze zelfvernietigende bewustzijnsslaap. Zal het transgenderfenomeen daar wel in slagen? We mogen hopen van wel, want de draak heeft de laatste grens overschreden. Zolang hij werkzaam was in de etherische wereld van de kunst, hadden we nog altijd de mogelijkheid te vluchten naar de fysieke wereld. Maar sinds de draak ook die wereld betreden heeft, kunnen we geen kant meer op: vluchten kan niet meer. Nu de draak zijn klauwen uitstrekt naar de kinderen worden we voor de keuze geplaatst: ofwel worden we wakker, ofwel verliezen we ons laatste restje menselijk zelfbewustzijn. We zakken dan onder het niveau van de dieren, want die beschermen tenminste nog hun jongen. Als we onze kinderen in handen van de draak laten en hem toestaan ze te verminken en onvruchtbaar te maken, dan beroven we onszelf van onze toekomst. Door ons onderscheidingsvermogen op te geven, geven we ook onze scheppingskrachten op. 

Natuurlijk komt het gevaar niet alleen van de transgenderbeweging, het komt van overal. Maar juist omdat het hier een menselijke gedaante aanneemt, wordt het transgenderfenomeen tot een pars pro toto, een beeld waarin alles samenkomt. Dat beeld toont ons een mens die zichzelf onvruchtbaar maakt door de geslachten met elkaar te ‘vermengen’: hij wordt zowel man als vrouw. Als gevolg daarvan kan hij geen gemeenschap meer kan hebben: hij heeft zichzelf gecastreerd. Zijn (scheppende) sexuele krachten verdwijnen echter niet: ze keren in hun tegendeel, ze worden vernietigende krachten. Onder zijn ‘genderneutrale’ schaapsvacht wordt de transgender een wolf die mensen verkracht, die de cultuur verkracht, die zelfs kinderen verkracht. Hij wordt een Klingsor, een roofdier dat jacht maakt op mensen en gedreven wordt door een blinde haat tegen datgene wat voortkomt uit de bewuste verbinding van scheppende en oordelende krachten: het kunstzinnige en het kinderlijke. 

Het is geen toeval dat het transgenderfenomeen opduikt op hetzelfde moment dat overal berichten verschijnen over satanische kinderoffers. Onder de regenboogvlag gaan zwartmagische krachten schuil die kinderen misbruiken om door te dringen tot het hart van de menselijke beschaving. Het is een zeer duister mysterie dat hier openbaar wordt: het mysterie van het kwaad. En het is niet het gebruikelijke luciferische of ahrimaanse kwaad, het is een nieuw soort kwaad dat de vermenging van Lucifer en Ahriman veroorzaakt. Juist deze vermenging van de tegenpolen maakt dit nieuwe kwaad zo bedrieglijk en verwarrend. We weten niet wat we moeten doen met deze combinatie van idealisme en gewelddadigheid, van vrolijke kleuren en duistere machten, van spiritualiteit en materialisme: moeten we het toejuichen of verafschuwen? Dit kwaad verlamt ons, het veroorzaakt kortsluiting in ons bewustzijn. En daarin schuilt het grote gevaar: dat we niet thuis geven wanneer de draak zich meester maakt van het kind-in-onszelf. 

We moeten dus wakker worden, we moeten ons onderscheidingsvermogen versterken. We moeten Lucifer en Ahriman leren onderscheiden, want hoe meer ze zich met elkaar vermengen, des te misleidender worden ze, des te groter hun bewustzijnsverdovende kracht. Dat ondervinden we in het transgenderfenomeen. Een geslachtsverandering draait altijd op een vermenging uit: een man die vrouw wordt maar desondanks toch man blijft, of een vrouw die man wordt en toch vrouw blijft. Van deze ‘vermenging’ gaat een dwingende, hypnotiserende kracht uit: we moeten er de ogen voor sluiten, we moeten respect hebben voor deze brutale ingreep, we moeten de ‘diversiteit van de liefde’ toejuichen. Door intimidatie en suggestie worden we verplicht deze vermenging van de tegenpolen te aanvaarden als de nieuwe waarheid, de waarheid die eeuwenlang onderdrukt werd maar zich vandaag van haar ketens bevrijdt en triomfeert over het binaire denken dat ons al veel te lang gevangen houdt. 

De transgenderbeweging voert strijd tegen Christus: tegen de weg, de waarheid en het leven. Die weg is de weg van de vrijheid, een weg die geopend wordt door het helder onderscheidende denken van de mens. Het is geen toeval dat de transgenderbeweging zich vooral manifesteert aan de universiteiten: ze richt haar pijlen tegen het denken zelf. Overal worden genderstudies ingericht en wee degene die de resultaten ervan niet overneemt. De oude wetenschap wordt helemaal ‘gedeconstrueerd’ tot uiteindelijk de waarheid zelf voor de bijl gaat. We zijn getuige van de zelfvernietiging van het denken, een denken dat tot aan de drempel van de geestelijke wereld is geraakt maar nu terugdeinst en rechtsomkeer maakt. Daarbij botst het op de scheppende krachten die oprukken en het wordt erdoor overweldigd. Het is dus niet zozeer de transgenderbeweging die de wetenschap aanvalt, het is de wetenschap zelf die niet over de drempel raakt en daardoor ten prooi valt aan blind scheppende krachten. 

Het enige wat we tegenover deze zelfvernietigende vermenging kunnen plaatsen is de bewuste verbinding van de tegenpolen. En die begint met het onderscheiden van die tegenpolen: wat niet gescheiden is, kan niet verbonden worden. Deze dubbele beweging – scheiden en verbinden – is een Ik-activiteit, het is de activiteit van ons denken. We zagen het al tijdens de coronacrisis: we verkeren in een crisis van het denken. Het licht gaat uit, we vinden de weg naar de waarheid niet meer. Ons denken is zo zwak geworden dat het meteen door de knieën gaat wanneer het de draak ontmoet, denken we maar aan de rode loper die de intellectuele wereld uitrolt voor de transgenderbeweging. We moeten ons denken dus versterken en dat doen we door bewust de twee polen ervan – het scheppende denken en het oordelende denken – met elkaar te verbinden, dezelfde twee polen die ons verzwakte denken onbewust en onvrijwillig met elkaar vermengt.