Over de drempel (3)
De afgelopen 2000 jaar heeft zich in de etherische sfeer van de aarde een kind ontwikkeld dat vandaag in ieder mens geboren wil worden.
Deze ‘zwangerschap’ is een kosmisch proces waar we geen enkele greep op hebben.
Het enige wat we kunnen doen, is proberen ons bewust te worden van het feit dat we deel hebben aan die zwangerschap en dat er een kind zit aan te komen. Want dat maakt een wereld van verschil wanneer de bevalling inzet.
De mensheid wordt sinds het begin van de 20ste eeuw geteisterd door weeën die pijnlijker zijn dan alles wat we ooit hebben meegemaakt.
Uiterlijk gezien herstellen we ons na iedere wee, maar innerlijk worden we steeds radelozer, want we hebben geen idee wat er met de wereld aan de hand is.
Dat die weeën het gevolg zijn van iets dat zich diep in onszelf afspeelt, van een ‘etherisch kind’ dat geboren wil worden, is het verst van onze gedachten.
Het is dan ook ontzettend moeilijk om toegang te krijgen tot het baarmoederlijke gebied waar dit kind zich bevindt.
En toch is dat precies waar alles om draait op dit Keerpunt der Tijden: we moeten de drempel van de etherische wereld met ons (astrale) bewustzijn overschrijden.
De etherische wereld – de wereld van de levens- en vormkrachten – is een alomvattende wereld die zowel ons fysieke lichaam als ons astrale bewustzijn draagt.
We zwemmen erin rond als vissen in het water, maar dat maakt het juist zo moeilijk om er ons bewust van te worden: vissen weten niet wat water is.
Als we ons bewustzijn naar buiten richten, dan nemen we de fysieke wereld waar.
Richten we het naar binnen, dan nemen we de astrale wereld waar, de wereld van de gedachten en de gevoelens.
Maar de etherische wereld zien we niet, die onttrekt zich aan ons bewustzijn.
We kunnen hem enkel leren kennen, wanneer we erin slagen ons bewustzijn zowel naar buiten als naar binnen te richten.
En dat laatste is maar mogelijk wanneer we de fysieke wereld zien als een spiegelbeeld van ons (astrale) bewustzijn.
Als we willen begrijpen wat er vandaag met de wereld aan de hand is, dan moeten we die wereld als een kunstwerk leren zien.
Een kunstwerk is immers zowel een afbeelding van de uiterlijke werkelijkheid als een uitbeelding van de innerlijke werkelijkheid van de kunstenaar.
Uiterlijk en innerlijk worden in de kunst tot één beeld, een ‘etherisch’ beeld waar we kunnen naar kijken.
We zien een innerlijke werkelijkheid ALSOF het een uiterlijke werkelijkheid was.
Maar daar staan we (met ons verstand) niet bij stil. We beleven het etherische mysterie van de eenwording van materie en geest in ons gevoel.
En daar krijgen we nooit genoeg van: a thing of beauty is a joy forever.
Wanneer we nu de werkelijkheid zelf als een kunstwerk willen zien, volstaat het niet langer om ons gevoelsmatig over te geven aan haar schoonheid.
De wereld ligt immers halfnaakt te kreunen op de bevallingstafel en daar is niks moois aan, integendeel.
Als we ons daar gevoelsmatig aan overgeven zoals we dat doen met een kunstwerk, dan wordt ons (astrale) bewustzijn als het ware verscheurd: het is niet bestand tegen het gewelddadige geboortetafereel.
Wat daar de gevolgen van zijn, zien we in de Hedendaagse kunst.
Zij is het werk van kunstenaars die de werkelijkheid op de oude, gevoelsmatige manier benaderen, een benadering die een verwoestend effect heeft op hun innerlijk.
Willen we vandaag nog schoonheid zien in de wereld, dan moeten we haar op een nieuwe manier benaderen. We moeten door haar ‘moederlijke’ uiterlijk heen leren kijken en doordringen tot het kind dat geboren wil worden. Want dat kind is de verborgen schoonheid van de moderne werkelijkheid.
Om dat kind te vinden, moeten we echter ons verstand gebruiken en afstand nemen van die gekwelde, geteisterde en vernederde wereld.
We mogen dat echter niet op de oude ‘wetenschappelijke’ manier doen, want dan keren we ons af van ons gevoel, en met ons verstand alléén vinden we het kind nooit.
We moeten beiden samen leren zien: de lijdende moeder en haar kind.
Dat kunnen we alleen als we op een ‘kunstzinnige’ manier afstand nemen, als we de werkelijkheid benaderen zoals we ook een kunstwerk benaderen.
Wanneer we bijvoorbeeld een schilderij bekijken, doen we dat afwisselend van op een afstand en van dichtbij.
Die ritmische beweging is een instinctieve reactie op het etherische karakter van het kunstwerk: we pendelen heen en weer tussen twee standpunten die heel verschillend zijn, maar toch onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Bekijken we het schilderij van (heel) dichtbij, dan verdwijnen alle herkenbare vormen en zien we alleen nog betekenisloze kleurvlekken. De grenzen vervagen, ook die tussen ons en het schilderij: we gaan er als het ware in op, we versmelten ermee.
Stappen we vervolgens weer achteruit en scheppen we afstand tussen onszelf en het schilderij, dan verschijnen de grenzen weer: uit de (schijnbare) chaos duikt weer een herkenbare wereld op.
In geen van beide uitersten beleven we het schilderij echter als een kunstwerk.
Dat doen we alleen in de pendelbeweging tussen de twee polen.
Telkens we afstand nemen van het schilderij, zien we hoe er orde ontstaat in de chaos, en hoe een wereld als het ware uit het niets opduikt.
Het is op deze kunstzinnige manier dat we orde kunnen scheppen in de toenemende chaos waarin onze hedendaagse wereld herschapen wordt.
We maken inderdaad deel uit van een wereldwijd scheppingsproces dat zich aan ons voordoet als een groeiende chaos, als een ontsporing van de oude wereld.
Maar IN die chaos verbergt zich een kind dat oorzaak en reden van die (schijnbare) chaos is, en dat kind kunnen we alleen vinden als we onze ontsporende wereld – het barende moederlichaam – op een ‘etherische’ manier benaderen, dat wil zeggen ritmisch pendelend tussen verstand en gevoel.
Het grootste probleem daarbij is het afstand nemen.
We staan bij wijze van spreken met onze neus op de wereld geplakt en zien niets anders dan chaos.
Dat komt tot uitdrukking in de moderne wetenschap, die de wereld herleidt tot elementaire deeltjes. Het komt ook tot uidrukking in de moderne kunst, die uit louter brokstukken bestaat. En het komt tot uitdrukking in de tegenstelling tussen het (westerse) christendom en de (oosterse) islam, een tegenstelling die brokken máákt.
Die chaotisering van ons denken, voelen en willen is een gevolg van het materialisme dat ons bewustzijn als het ware vastplakt tegen de fysieke werkelijkheid en ons belet er afstand van te nemen.
Ons astrale bewustzijn, dat – zoals zijn naam het zegt – van de sterren afkomstig is, wordt zo sterk door de materie aangetrokken dat het er de vorm van aanneemt en een chaos wordt van botsende deeltjes. Er heerst in ons materialistisch geworden bewustzijn dan ook een ontzettende drukte, maar het is de drukte van de dood: in feite gebeurt er niks meer in ons bewustzijn, het is helemaal verstard.
Dat zien we in de moderne kunst, waar de afgelopen honderd jaar niks meer veranderd is. We zien het ook in de wetenschap, die na de quantummechanica geen stap verder meer is gekomen. En we zien het ten slotte in de religieuze wereld die helemaal vastgeklonken zit aan het verleden.
Ons bewustzijn zit opgesloten in ons hoofd, in de dode wereld van onze hersenen.
Maar het is niet ons verstand dat ons bindt aan de materie, het is ons gevoel.
We beschikken over de verstandelijke vermogens om het materialisme te overwinnen, maar onze materiële ‘moeder’ is ons zo dierbaar geworden dat we haar niet meer kunnen loslaten.
Zeker nu het kind-in-ons geboren wil worden – het kind dat wij in wezen zelf zijn – klampen we ons in paniek vast aan het fysieke moederlichaam dat ons zolang tot woning is geweest.
Hoe beklemmend die behuizing ook is geworden en hoezeer we ook verlangen naar verlossing, het is een enorme stap om die zo vertrouwde wereld te verlaten voor een wereld die we niet kennen en waarvan we niet eens geloven dat hij bestaat.
Geboren worden in de geestelijke wereld – over de drempel gaan – is tegelijk een sterven in de materiële wereld, een gevoelsmatig zich losmaken van het moederlichaam.
En daarvoor hebben we de dodelijke, splijtende krachten van onze ratio nodig.
De rede moet ons als het ware geboren doen worden uit het materialisme, hij moet ons losrukken uit de greep van Ahriman.
Met ons gevoel lukt dat niet, want dan gooien we ons blindelings in de armen van Lucifer, onze surrogaatmoeder die ons opsluit in haar ‘spirituele baarmoeder’.
Nee, het is niet de bedoeling dat we de verbinding met de materiële wereld verbreken, wel integendeel.
Een kind maakt zich ook niet los uit de moederschoot omdat het niks meer met zijn moeder te maken wil hebben.
Het doet dat juist om zich des te inniger – want bewuster en vrijer – met zijn moeder te kunnen verbinden.
Het wil niet enkel haar ‘binnenkant’ maar ook haar ‘buitenkant’ leren kennen.
De binnenkant van de materiële wereld, de chaos van de elementaire deeltjes, is wat we nu kennen.
Wat we moeten leren kennen, is de buitenkant van die materiële wereld, want in haar uiterlijke vormen drukt de etherische wereld zichzelf af.
Als we deze vormenwereld alleen met ons gevoel benaderen, dan zien we een afdruk van de etherische wereld, maar niet de etherische wereld zelf.
Die krijgen we pas te zien als we de buitenkant van de materiële wereld ook met ons verstand benaderen en weer beweging krijgen in ons verstarde, krampachtige gevoel.
Maar dat doet pijn, ontzettend veel pijn.
Het is de pijn die we ook voelen wanneer het bloed weer begint te stromen in bevroren ledematen.
Het is de pijn die een moeder voelt, wanneer haar ongeboren kind in beweging komt en ‘de drempel’ wil overschrijden.
Maar het is niet de pijn die we ondergaan door de chaotisering van de wereld waarin we leven. Dat is een geboortepijn die we alleen maar kunnen ondergaan.
De pijn die we voelen wanneer we zoeken naar de oorzaak van de weeën die de wereld teisteren, is een pijn die we zelf, in alle vrijheid, veroorzaken.
Het is een astrale, geestelijke pijn die ontstaat doordat ons Ik in beweging komt en over de drempel wil gaan.
Het is een pijn die grotendeels angst is, de angst die we voelen wanneer we leren zwemmen en de vaste grond van de materie inruilen voor de houvastloosheid van het water.
De etherische wereld is immers een ‘waterige’ wereld, een wereld waarin ons verstarde, onbeweeglijke bewustzijn zinkt als een steen.
Alleen wanneer het leert ‘zwemmen’ en dus zelf in beweging komt, kan het hier het hoofd boven water houden.
Want er anders gebeurt, is dat we het bewustzijn verliezen wanneer we over de drempel van de etherische wereld gaan. We betreden die wereld dan blind en onbewust.
En we beseffen het niet.
We zijn als een moderne vader die de verloskamer binnenstapt en meent dat hij de bevalling van zijn kind bijwoont.
Maar in werkelijkheid doet hij net hetzelfde wat mannen in dat geval altijd gedaan hebben: hij valt in zwijm.
Hij doet het alleen niet uiterlijk, hij doet het innerlijk, zodat niemand het ziet, ook – en vooral – hijzelf niet.
(wordt vervolgd)