Vijgen na Pasen

De wereld als een kunstwerk zien

Kerstmis in Gaza

Wie deze blog volgt, zal het al wel gemerkt hebben: de werkzaamheden liggen stil. Dit keer is de reden niet van fysieke aard. Geheel onverwacht werd ik overvallen door een gevoel van zinloosheid: a quoi ca sert, waartoe dient het allemaal? Niet toevallig gebeurde dat tijdens het nadenken over Basic Instinct, de film die zoveel voor me betekend heeft en waar eigenlijk alles in vervat zit waarmee ik me de afgelopen dertig jaar heb beziggehouden. Dit moderne mysteriedrama heeft me destijds aan het schrijven gezet en blijkbaar doet het er mij nu ook mee ophouden. Ofschoon mijn enthousiasme voor dit (hedendaagse) kunstwerk nog altijd even groot is, geldt dat ook voor het onbegrip dat het ten deel valt: er is gewoon geen doorkomen aan. Soms denk ik: ik had harder moeten proberen. Maar zou dat enig verschil hebben gemaakt? Er is meer nodig dan enthousiasme om mensen te overtuigen, en dat ‘meer’ heb ik nooit gevonden, het is zelfs verder weg dan ooit.

Toevallig (of niet) valt mijn persoonlijke impasse samen met een veel grotere, mondiale impasse: de oorlog in Gaza. Aanvankelijk stond ik daar niet bij stil, maar hoe meer ik erover ging nadenken, hoe meer ik tot de conclusie kwam dat het in beide gevallen om hetzelfde probleem ging. Dat heeft me doen besluiten nog een laatste keer in de (digitale) pen te kruipen. Wat zich vandaag in Palestina afspeelt is, net als Basic Instinct, een hedendaags mysteriedrama dat niet herkend en begrepen wordt. Het is een oerbeeld, een spiegel van het conflict dat zich afspeelt in de ziel van ieder mens en zolang we niet in die spiegel durven kijken, zal er ook geen vrede komen. De oorlog in Gaza is eenieders zaak. Ieder mens van goede wil kan er zichzelf in herkennen, niet in de laatste plaats de Europese mens, de bewoner van het ‘midden’ van de wereld, de plek waar Oost en West samenkomen. Meer dan wie ook is hij ertoe geroepen de gebeurtenissen in het Heilig Land terug te vinden in zijn eigen ziel en daar vrede te stichten.

Zwei Seelen wonen ach in meiner Brust, schreef Goethe, de Europeaan bij uitstek. Die twee zielen zouden we vandaag ‘de jood’ en ’de palestijn’ kunnen noemen. Ze belichamen een oerpolariteit: joden en palestijnen zijn in oorsprong broers, afstammelingen van de twee zonen van Abraham, Isaak en Ismaël. Ze werden destijds uit elkaar gedreven maar komen vandaag weer samen, alsof de cirkel rond is. Hun hereniging is echter geen vreugdevol weerzien, het is een broedertwist geworden die model kan staan voor alle broedertwisten ter wereld. De joden vormen in zekere zin de speerpunt van het Westen: ze zijn hoog ontwikkeld, bijzonder verstandig en zeer ondernemend. De palestijnen van hun kant zijn moslims, ze vormen de speerpunt van het Oosten en zijn in zowat alles het tegenovergestelde van de joden: laag ontwikkeld, armoedig en fatalistisch. Het lot heeft deze tegenpolen vandaag samengebracht en dwingt hen voor het eerst in hun bestaan om samen te leven.

Dit gedwongen samenleven maakt Palestina tot een spiegelbeeld van de wereld, want daar vindt precies hetzelfde plaats. Door (onder meer) kolonisatie is het Westen doorgedrongen in het Oosten en door (onder meer) moslimmigratie is het Oosten doorgedrongen in het Westen. Beide wereldsferen, tot voor kort zorgvuldig gescheiden, kunnen elkaar niet langer ontlopen: de wereld is een dorp geworden. In Palestina heeft dat tot een militaire konfrontatie geleid: de oorlog in Gaza. In Europa wordt die oorlog gespiegeld door het ideologische conflict tussen links en rechts. Het gaat in beide gevallen om dezelfde dualiteit: links staat voor een vrouwelijk-oosterse benadering van de werkelijkheid en kiest logischerwijs partij voor de palestijnen, rechts vertegenwoordigt de mannelijk-westerse benadering en is bijgevolg pro-Israël. De ideologische strijd is even verbeten als de militaire strijd en heeft ook hetzelfde stadium bereikt: dat van de pat-stelling. Zowel fysiek als geestelijk zit alles muurvast.

Zoals het een spiegelbeeld past, is de verhouding tussen links en rechts het omgekeerde van de verhouding tussen palestijnen en Israëli’s. Deze laatsten beschikken over een verpletterende militaire overmacht en zijn in staat hun tegenstrevers op te sluiten in de openluchtgevangenis die Gaza is. Diezelfde overmacht treffen we ook aan op ideologisch vlak, echter niet bij (pro-Israëlisch) rechts, maar bij links dat vandaag zo sterk is geworden dat het rechts kan opsluiten achter een cordon sanitaire. De linkse overmacht komt tot uitdrukking in de vele pro-palestijnse betogingen die door de Europese en Westerse steden trekken en waarop slogans als from the river to the sea worden geskandeerd. 75 jaar na de concentratiekampen wordt er in Europa opnieuw opgeroepen om joden uit te roeien. En het blijft niet bij woorden: joden worden overal belaagd, ze voelen zich niet langer veilig in Europa. De geschiedenis herhaalt zich, maar dan wel op een bijzonder verwarrende manier.

Zo profileert links zich als de grote bestrijder van fascisme en nazisme, en beroept zich daarvoor in niet geringe mate op de holocaust: nie wieder, dit mag nooit meer gebeuren! Maar wanneer het dan toch weer gebeurt kiest links zonder verpinken partij voor de fascisten van dienst, iets wat we ook al zagen tijdens de coronacrisis. Het doet met andere woorden zelf wat het anderen voortdurend verwijt. Ook bij rechts vinden we die tegenstrijdigheid. Als onderdrukte ideologie kiest het de kant van de joden, de onderdrukten bij uitstek. Maar die ‘onderdrukten’ zijn intussen zelf onderdrukkers geworden: ze hebben de palestijnen opgesloten in een reusachtig concentratiekamp en behandelen hen op dezelfde manier als ze tijdens de tweede wereldoorlog zelf werden behandeld door de nazi’s. Joden die zich als nazi’s gedragen, links dat zich als rechts gedraagt: de verwarring is totaal. Europa zwalpt stuurloos heen en weer, haar morele kompas werkt niet meer.

In plaats van die onmacht onder ogen te zien, klampt het zich vast aan een links of een rechts standpunt en kiest daardoor voor een ideologische strijd die al even uitzichtloos is als de strijd in Palestina. Niemand kan die strijd winnen want beide partijen hebben gelijk en ongelijk. Links wijst Israël aan als hoofdschuldige en eist dat het ophoudt met bombarderen. Op het eerste gezicht valt daar weinig tegen in te brengen: het Israëlische geweld is buitensporig. Maar links verliest één factor uit het oog en dat is de islam. Israël staat niet enkel tegenover het palestijnse volk, het staat tegenover de hele moslimwereld, dat hebben de pro-palestijnse betogingen wel duidelijk gemaakt. Het beeld van de palestijnse David tegenover de Israëlische Goliath moet bijgesteld worden: in werkelijkheid gaat het om een strijd tussen twee reuzen – het islamitische Oosten en het joods-christelijke Westen – en geen van beide is van plan de wapens neer te leggen, wel integendeel. Vrede op aarde is verder weg dan ooit.

Hoe meer we nadenken over het palestijnse conflict, des te dichter komt het bij huis. De oorlog in Gaza zou niet mogelijk zijn zonder de steun die Israël krijgt van Amerika en de steun die de palestijnen krijgen van Iran en elders. Hun strijd is een wereldstrijd die een rechtstreekse erfenis is van een andere wereldstrijd, de tweede wereldoorlog. Zonder holocaust geen Israëlische staat, zonder Israëlische staat geen oorlog in Gaza. De palestijnse kwestie konfronteert Europa met het antisemitisme dat aan de basis lag van de holocaust en dat vandaag weer opleeft. Natuurlijk moet het hedendaagse antisemitisme vooral op rekening van moslims worden geschreven, maar het zijn lang niet alleen moslims die meelopen in de pro-palestijnse betogingen. Er wordt ook nauwelijks gereageerd tegen hun oproepen om de joden uit te roeien. Veel is er dus niet veranderd in de Europese houding tegenover de joden: ze worden nog altijd als vreemden gezien wier lot ons onverschillig laat.

Een en ander doet de vraag rijzen naar de oorzaak van het antisemitisme. Waarom wekken de joden zoveel wantrouwen en agressie op? Meer dan wie ook belichamen ze het intellectuele denken. Joden hebben het hoogste IQ van alle volkeren en zijn dan ook bijzonder succesvol in onze moderne, door het intellect geleide wereld. Geen wonder dat ze nog altijd in de overtuiging leven het uitverkoren volk te zijn. Het antisemitisme is een instinctieve buikreactie op deze zelfverheffing van het joodse ‘hoofd’ dat vanuit zijn ivoren toren neerkijkt op alles wat eronder ligt. Niet toevallig kwam die ‘buik’ tot uitbarsting op het moment dat het intellect zegevierde in Europa. Het antisemitisme was (en is nog altijd) een onbewuste – en daardoor zelfvernietigende – poging om het evenwicht te herstellen tussen ‘boven’ en ‘beneden’. In het moderne Palestina is het een vicieuze cirkel geworden: joden en palestijnen proberen elkaar te vernietigen en vergeten dat ze – net als hoofd en buik – van elkaar afhankelijk zijn.

De oorlog in Gaza is dan ook geen geïsoleerd probleem. Enerzijds is het een herhaling van de geschiedenis: zoals de joden destijds uit Egypte naar het Beloofde Land trokken, zo verlieten de joden in de 20ste eeuw Europa om zich in Israël te vestigen. Anderzijds is deze oorlog een spiegelbeeld van wat zich in ieder mens afspeelt: de strijd tussen instinct en intellect. Zoals de joden momenteel de palestijnen bombarderen, zo ‘bombardeert’ het intellect alles wat instinctief en gevoelsmatig is in de mens. Die oorlogsmodus inmiddels zo vanzelfsprekend geworden dat we er ons niet langer bewust van zijn. We hebben een oorlog als die in Gaza nodig om te beseffen hoe gewelddadig het intellect (en het daarop reagerende instinct) is geworden. Maar dan moeten we natuurlijk wel in die spiegel durven kijken en dat is alleen mogelijk door na te denken. Benaderen we de oorlog in Gaza louter gevoelsmatig, dan volgt er geen zelfherkenning, dan kiezen we hartstochtelijk partij en maken het probleem alleen maar groter.

De oorzaak van het probleem ligt in het intellect en daar moet het ook opgelost worden. Maar de oplossing ligt niet in de terugtrekking van het intellect, ze ligt in het tegendeel ervan: in een verdere ontwikkeling ervan. Het rationeel denkende ‘hoofd’ moet zich weer verbinden met de ‘buik’ waaruit het is voortgekomen. Het denken kan inderdaad gezien worden als een kind dat in onze tijd geboren is, dat zich heeft losgemaakt van zijn moeder en zelfstandig is geworden. Die – nog zeer prille – zelfstandigheid kan het kind echter alleen overleven als het zich weer verbindt met zijn moeder. Dat kan natuurlijk geen terugkeer zijn naar de oude onbewuste band van de zwangerschap. Het moet een nieuwe vorm van samenleven zijn, een bewust samenleven dat uit inzicht ontstaat, want alleen op die manier kan het ‘denkende kind’ zijn zelfstandigheid bewaren. De problematiek van onze tijd is dus eigenlijk een geboorteproblematiek. We leven met andere woorden in een kersttijd …

Er ligt natuurlijk een wereld van verschil tussen het kerstfeest zoals we dat kennen en wat zich momenteel in Palestina afspeelt. Die twee verhouden zich tot elkaar als oorlog en vrede. Maar die voorstelling van zaken is louter gevoelsmatig van aard. Wanneer we kerstmis ook met ons verstand benaderen, dan ontdekken we onderscheid tussen de twee geboorteverhalen uit de bijbel. We zien dan dat in het ene verhaal (dat van Lukas) inderdaad vrede heerst, maar dat in het andere (dat van Mattheus) een kindermoord plaatsvindt. Die vaststelling maakt de kloof tussen kerstmis en de hedendaagse actualiteit al een heel stuk kleiner, want wat zich vandaag in Gaza afspeelt kan met recht en reden een kindermoord worden genoemd. Nu rest ons nog die twee zo verschillende kerstverhalen – het vredige en het gewelddadige – met elkaar te verbinden. In de bijbel gebeurt dat in de tempel van Jeruzalem waar het ik van de ene Jezus overgaat in de ziel van de andere Jezus en beiden één worden.

Deze eenwording van de twee Jezuskinderen was cruciaal voor de menswording van Christus. Hadden de joden dit geheim gekend, dan zouden ze Christus nooit aan het kruis hebben geslagen. Vandaag liggen de verhoudingen omgekeerd: als de joden dit geheim niet leren kennen, zullen ze de Christuswording van de mensheid – en daarmee de vrede op aarde – verhinderen. Met ‘de joden’ wordt hier in de eerste plaats de intellectueel denkende mens bedoeld en de antroposoof in het bijzonder. Want deze laatste is de enige die het geheim van de twee Jezuskinderen kent. De palestijnse kwestie komt nu wel heel dichtbij en dat des te meer wanneer we er ook het zielenthema bij betrekken, het geheim van de oude en de jonge zielen dat Rudolf Steiner onthulde na de Weihnachtstagung, de kerstbijeenkomst die in het teken stond van de verzoening tussen de tegenpolen, de vrede tussen de ‘joden’ en de ‘palestijnen’ binnen de antroposofische vereniging.

Het palestijnse conflict krijgt nu een persoonlijk karakter, want jarenlang heb ik vergeefs geprobeerd om het zielenthema op de antroposofische agenda te krijgen. Hetzelfde heb ik geprobeerd met Basic Instinct, de film die in mijn ogen een kunstzinnige versie is van het geesteswetenschappelijke zielenthema. Het mocht allemaal niet baten. Mijn hele volwassen leven heb ik besteed aan het begrijpen en begrijpelijk maken van dit drieledige geheim – het religieuze (de twee Jezuskinderen), het geesteswetenschappelijke (oude en jonge zielen) en het kunstzinnige (Basic Instinct) – maar het heeft niets opgeleverd. Die mislukking brak me op toen ook de oorlog in Gaza uitbrak en ik kwam tot de vaststelling dat het een het ander weerspiegelt: ook de oorlog in Gaza is het resultaat van een reeks mislukkingen die tot ver in de tijd teruggaan. Ik heb in mijn leven hetzelfde punt bereikt dat ook de wereld bereikt heeft in de palestijnse kwestie: rien ne va plus, niets werkt nog.

En daar sta ik dan: met lege handen. Ik heb het kerstkind dit jaar niks aan te bieden, behalve mijn mislukkingen, mijn falen en mijn onmacht. Maar misschien is het een begin, want een kind kan pas geboren worden wanneer we er plaats voor maken, wanneer er in onszelf een lege ruimte ontstaat. Daarvoor moeten we onszelf terughouden en juist dat is in onze tijd bijna onmogelijk geworden: we willen immers zoveel, ons egoïsme is zo groot geworden dat het onze ziel vervuld heeft van haat en strijdlust. Ons vermogen tot liefde en ons streven naar vrede zijn daar niet tegen opgewassen, integendeel, ze maken de zaken alleen maar erger. We zitten opgesloten in een vicieuze cirkel en alles wat we kunnen doen, is die harde waarheid onder ogen zien: we zijn machteloos als een pasgeboren kind. Misschien is dat wel de enige manier waarop we vandaag nog kerstmis kunnen vieren: door zelf een kind te worden, hulpeloos in het stro liggend, wachtend op zijn moeder …

Basic Instinct (8)

Bij zijn verschijnen in 1992 werd Basic Instinct aangekondigd als ‘de erotische thriller van het decennium’. Dat was een enigszins misleidende voorstelling van zaken want er is helemaal niks erotisch aan de film, hij is door en door sexueel. Eigenlijk is hij één langgerekte fuck of the century, die begint met een ‘penetratie’ waarna de spanning steeds hoger oploopt tot ze uitmondt in een explosie van geweld. Er volgt dan nog een korte epiloog waarin de film alle glans verliest en als het ware verschrompelt. Het kost weinig moeite om hierin de dynamiek van de mannelijke sexualiteit te herkennen. Het grensoverschrijdende karakter ervan wordt al meteen duidelijk in de eerste scène. Wat aanvankelijk alleen maar sex lijkt te zijn, blijkt in werkelijkheid een moord: de sex is enkel een middel om de moord te kunnen plegen. Maar we kunnen het ook omgekeerd zien: de moord is slechts een middel om de sex ten top te kunnen drijven: orgasme en moord vallen samen. Sex en geweld zijn twee zijden van dezelfde ‘mannelijke’ medaille.


Vreemd genoeg wordt deze mannelijke sexualiteit in de film belichaamd door … een vrouw. Alle moorden in Basic Instinct worden trouwens gepleegd door vrouwen. Tijdens het centrale gesprek neemt Catherine de ijspriem – fallisch symbool bij uitstek – over van Nick met de woorden: laat mij dat doen, ik kan dat beter! Dit beeld drukt uit wat vandaag steeds duidelijker aan de dag treedt: vrouwen nemen het heft over van mannen. In de loop van de vorige eeuw hebben ze zich geëmancipeerd en nu zijn ze op gelijke hoogte gekomen van de man. Op verschillende gebieden steken ze hem zelfs voorbij. Ze nemen langzaam maar zeker de leiding over, ook op sexueel vlak. Deze ‘vervrouwelijking’ van de samenleving wordt algemeen beschouwd als een goede zaak: na vele eeuwen van mannelijk geweld komt er eindelijk ruimte voor een vrouwelijker – en dus vredelievender – aanpak. Helaas wordt deze mooie theorie tegengesproken door de praktijk: er is nog nooit zoveel haat en geweld geweest als vandaag.

De verklaring lijkt voor de hand te liggen: (bange, blanke) mannen dreigen hun macht te verliezen en weren zich als duivels in een wijwatervat. Het is dus zaak de vervrouwelijking voort te zetten tot de mannelijke macht definitief gebroken is. Maar zal dat het geweld werkelijk doen ophouden? Het transgenderfenomeen vertelt alvast een ander verhaal. Nergens wordt de vervrouwelijking zo ver doorgevoerd: het is al liefde en verdraagzaamheid wat de klok slaat in de regenboogwereld. Maar achter de vrolijke kleuren gaat een grimmige haat schuil, niet alleen tegen mannen, maar ook tegen vrouwen en – last but not least – tegen kinderen. Terwijl de mannelijke agressie zich doorgaans beperkte tot fysiek geweld, zien we hier een geweld opdoemen dat ook geestelijk van aard is en veel verder gaat dan de gebruikelijke mannelijke wedijver: men wil niet alleen overheersen, men wil simpelweg vernietigen. Verre van het geweld te beteugelen, ontketenent de vervrouwelijking het juist.


Om dat te begrijpen, moeten we voorbij de woorden kijken. In concreto betekent de emancipatie van de vrouw niets anders dan dat ze hetzelfde gaat doen als man. Terwijl ze vroeger tegenwicht bood aan de man, gaat ze nu samen met hem aan één kant staan – zijn kant – en doet de weegschaal doorslaan. Sinds vrouwen zich geëmancipeerd hebben, is de wereld nog mannelijker geworden dan hij al was. Kwaliteiten die vroeger als vrouwelijk golden – zachtheid, mildheid, schoonheid, verdraagzaamheid, zorgzaamheid, aanpassingsvermogen, enzovoort – zijn zo goed als verdwenen. Nergens komt die teloorgang van het vrouwelijke beter tot uiting dan in het feit dat moeders hun kinderen niet meer zelf kunnen of willen opvoeden: ze hebben er de tijd en het geld niet voor, ze moeten gaan werken, net als de man. De zogenaamde ‘vervrouwelijking’ van de wereld blijkt in werkelijkheid een ‘vermannelijking’ te zijn. Ze gaat in de eerste plaats ten koste van de kinderen en krijgt daardoor een zelfvernietigend karakter.

De eerste scène van Basic Instinct brengt dit zelfvernietigende (mannelijk-vrouwelijk) geweld in beeld. De vrouw die de moord pleegt is onherkenbaar, ze is geen individueel wezen. Ze is slechts een verlengstuk van de man: een gigantische erectie die een eigen leven gaat leiden. Het is met andere woorden de mannelijke sexualiteit die in haar werkzaam is en die zich via haar tegen de man keert. Omgekeerd wordt die man – letterlijk en figuurlijk – bezeten door de vrouw. Het vrouwelijke is in hem werkzaam zoals het mannelijke werkzaam is in de vrouw: beide zijn samengevloeid tot één geheel. We zien in de eerste scène van Basic Instinct niet enkel de nog tweegeslachtelijke (aardse) mens uit Genesis, we zien ook de huidige mens die opnieuw ‘tweegeslachtelijk’ aan het worden is: vrouwen worden man(nelijk), mannen worden vrouw(elijk). De geslachten vermengen zich met elkaar en houden als het ware op te bestaan. Hier ligt de oorzaak van het zelfvernietigende geweld dat de wereld momenteel teistert.


De beginscène van Basic Instinct brengt niet enkel in beeld wat zich afspeelt tussen man en vrouw, ze toont ook wat zich afspeelt tussen het mannelijke en het vrouwelijke in ieder mens. Volgens Rudolf Steiner dragen we beide geslachten in ons: als man hebben we een vrouwelijk etherisch lichaam, als vrouw hebben we een mannelijk etherisch lichaam. Het verdwijnen van het onderscheid tussen de geslachten is een weerspiegeling van wat er in onszelf gebeurt: de grens tussen ons fysieke en ons etherische lichaam vervaagt, beide dringen in elkaar door. Wat daar de gevolgen van zijn, kunnen we aflezen aan wat er gebeurd is met kunst en wetenschap. Toen de wetenschap aan het begin van de 20ste eeuw de wereld van de kunst binnendrong, veroorzaakte ze daar een enorme chaos, zoals een zaadcel doet wanneer ze doordringt in een eicel. Maar deze culturele fuck of the century had ook gevolgen voor haarzelf: de wetenschap werd overweldigd door scheppende krachten en verloor haar ‘penetrerende’ kracht.


Dit in elkaar doordringen van kunst en wetenschap weerspiegelt het vervagen van de grens tussen het etherische en het fysieke lichaam van de mens, en dat weerspiegelt op zijn beurt het vervagen van de grens tussen de etherische en de fysieke sfeer van de aarde. Nadat het materialisme doordrong in de etherische sfeer – en daar een tweede kruisiging van Christus veroorzaakte – volgde er een tweede opstanding: de wederkomst van Christus. Sindsdien dringen nieuwe opstandingskrachten door in de fysieke sfeer van de aarde en brengen daar alles in beweging. Onze oude, vertrouwde wereld wankelt en we klampen er ons in paniek aan vast: we worden nog materialistischer dan we al waren. Zonder het te beseffen, verzetten we ons uit alle macht tegen de wederkomst van Christus. We doen er alles aan om de materiële en de geestelijke wereld van elkaar gescheiden te houden, maar les extrêmes se touchent: ze dringen met des te meer kracht in elkaar door.

De eerste scène van Basic Instinct brengt dat in beeld. Man en vrouw verenigen zich sexueel: het (mannelijk) fysieke lichaam en het (vrouwelijk) etherische lichaam dringen in elkaar door. Vervolgens komt de vrouw bovenop de man te zitten, bindt hem vast en buigt achterover: het fysieke en het etherische lichaam splijten uiteen. Het is een beeld van ons verzet tegen de opstandingskrachten: de erectie van de man wordt naar beneden getrokken. Daardoor wordt ze echter opgespannen als een katapult en klapt met geweld tegen het lichaam van de man: de opstandingskrachten slaan om in vernietigingskrachten. De ijspriem is in dezen niets anders dan een verharde, gematerialiseerde erectie die zich – via de vrouw – tegen de man keert. In plaats dat de mannelijke sexualiteit vergeestelijkt en tot een bewust kennen van de vrouwelijke etherkrachten wordt (zoals we dat in de rest van de film zien), gebeurt hier het omgekeerde: de sexualiteit trekt de etherkrachten naar beneden en maakt er (zelf)vernietigende krachten van.

Deze omkering (van leven en dood) is maar mogelijk doordat de vrouw bovenop de man gaat zitten. In de klassieke houding (met de man bovenop de vrouw) blijft het ‘geweld’ beperkt tot het onderlichaam. Nu de rollen worden omgekeerd, breidt het geweld zich als het ware uit over het hele lichaam: de erectie zwelt op tot een vrouw, de vrouw raakt vervuld van mannelijke sexualiteit. Hoe waar dit filmbeeld is, zien we vandaag overal: de sexualisering van de mens kent geen grenzen meer. Nog niet zolang geleden werd de spot gedreven met mannen omdat ze iedere vijf minuten aan sex zouden denken, maar hetzelfde kan nu ook gezegd worden van vrouwen: ze lijken voortdurend met sex bezig te zijn. En dat gaat gepaard met geraffineerd geweld, niet alleen tegen mannen, maar ook tegen vrouwen en kinderen. Met name in de transgenderwereld zien we hoe de uitbreiding van de mannelijke sexualiteit tot de vrouwen een zelfvernietigend karakter heeft gekregen.

Geweld is eigen aan de man, het ligt besloten in zijn fysieke lichaam dat onder meer uitgerust is met een ‘steekwapen’. Maar (de wijsheid van) dat lichaam beteugelt het geweld ook, het beperkt het tot een welbepaald gebied: de etherische krachten (van het bloed) komen niet verder dan de erectie van de man, waar ze een kortstondige explosie veroorzaken en dan uitdoven. Dat is niet langer het geval wanneer de mannelijke sexualiteit ook de vrouw in zijn greep krijgt: haar lichaam kan het geweld niet binnen de perken houden, het wordt erdoor overspoeld, raakt ervan bezeten, vermenigvuldigt het. Dat kunnen we opnieuw goed waarnemen in de transgenderwereld: het geweld blijft hier niet beperkt tot het geslachtelijke gebied. Het breidt zich uit tot het voelen en het denken: het groeit uit tot een ideologie die zelfs de wetenschap op de knieën dwingt. Transgendergeweld is mannelijk geweld in een vrouwelijke vorm: het dringt door tot in alle geledingen van de maatschappij en men heeft er geen verweer tegen.

In Basic Instinct is het Catherine die deze nieuwe vorm van geweld belichaamt (en tussen haakjes ook bisexueel is). De politie is niet tegen haar opgewassen, meer zelfs: door haar te willen bestrijden, wordt ze er zelf het slachtoffer van. Het wordt al heel vlug duidelijk wat Catherines grootste wapen is: ze keert de rollen om, ze spiegelt het mannelijke. Als Nick achter haar aankomt, gaat ze zelf achter hem aan, als hij haar ondervraagt, ondervraagt ze hem op haar beurt. Tijdens de beroemde ondervragingsscène staat ze in haar eentje tegenover vijf mannen en ze zijn geen partij voor haar. Gedurende de hele film etaleert ze haar ongenaakbaarheid. Toch ontstaan er langzaam barsten in haar superioriteit en dat komt doordat Nick een wapen gebruikt waar ze geen verhaal tegen heeft: de liefde. Hij laat zich niet afschrikken door het gevaar dat van haar uitgaat, hij omarmt het. Tegenover haar kwaadaardig geworden vrouwelijkheid plaatst hij een nieuw soort mannelijkheid.

You shouldn’t play this game, waarschuwt Catherine hem tijdens het gesprek op het strand na de fuck of the entury, je zult alleen maar verliefd op me worden! Maar ik bén al verliefd, antwoordt Nick, and that’s how I’ll catch my killer. Net als Catherine gebruikt hij de liefde als wapen, niet om te moorden maar om de moordenaar te ontmaskeren. Met zijn gewone – mannelijke – politieverstand is hij daar niet toe in staat, maar door het te combineren met de – vrouwelijke – liefde zal hij daar wel in slagen. Hij doet dus precies hetzelfde als Catherine, maar in omgekeerde zin: terwijl bij haar het denken in dienst staat van de (fysiek geworden) liefde, staat bij hem de fysieke liefde in dienst van het denken. Hij blijft in de allereerste plaats een politieman die op zoek is naar de moordenaar van Johnny Boz. Pas op het allerlaatste moment neemt de liefde de overhand, of beter gezegd: vallen liefde en verstand samen en worden tot een kracht die de mens verlost van het kwaad.

Die verlossing is natuurlijk niet absoluut, het kwaad is niet verdwenen: de ijspriem ligt nog altijd onder het bed. Maar er is een uitweg gebaand, er is een manier gevonden om het ontketende kwaad weer aan banden te leggen, of beter gezegd: te transformeren. Want het is dankzij het kwaad dat Nick deze Michaëlsweg gevonden heeft: zonder Catherine zou hij de gemiddelde fucked up cop zijn gebleven. Zij is het die hem de weg heeft getoond en hij heeft de moed opgebracht deze weg te volgen zonder er zijn (mannelijke) tegenwoordigheid van geest bij te verliezen. Catherine is de incarnatie van de (vrouwelijke) wijsheid, van de Sofia die in de greep van Ahriman is geraakt en door hem gebruikt wordt om een nietsontziend geweld te kunnen ontketenen. Ze kan zichzelf niet bevrijden: daarvoor heeft ze de hulp van de mens nodig, de vrije, bewuste, mannelijke mens. Ze heeft als het ware zijn lot gedeeld: ze is samen met hem neergedaald in de materie en is nu van hem afhankelijk geworden.


Er kan geen twijfel over bestaan dat Catherine een kwaadaardig genie is: zij belichaamt het grootste gevaar waar de mens ooit mee gekonfronteerd werd. Toch wordt ze in de film op geen enkel moment als een monster voorgesteld, wel integendeel. Ze is een goddelijk wezen dat door Sharon Stone magistraal vertolkt wordt. In dit verband is het verhelderend (op één van de extra’s bij de dvd) een interview met haar te bekijken. Ze verschijnt hier niet als de femme fatale die haar beroemd heeft gemaakt, maar als precies het tegendeel: een schuchter, verlegen meisje, een echte madonna-figuur. Ze heeft als het ware in kort bestek de hele gang doorgemaakt van de hemelse Sofia – de kosmische wijsheid – tot de hedendaagse hypergesexualiseerde en gewelddadige vrouw. We zien in Basic Instinct hoe dit dieptepunt tot een keerpunt wordt: das Ewig Weibliche wordt door het mannelijke verlost uit de greep van Ahriman en kan opnieuw haar taak als mensheidsideaal beginnen te vervullen.

Basic Instinct (7)

  

De eerste scène van Basic Instinct speelt zich af in een schemerige slaapkamer. Een man en een vrouw zijn aan het vrijen: de man ligt op zijn rug, de vrouw zit schrijlings boven op hem. Van onder het hoofdkussen haalt ze een witte sjaal tevoorschijn waarmee ze de handen van de man vastbindt aan het bed. Tot zover is er niks aan de hand, behalve misschien dat de sex een beetje kinky wordt en dat we het gezicht van de vrouw niet te zien krijgen. Maar dan gebeurt het: wanneer de vrouw haar hoogtepunt gaat bereiken, grijpt ze naar een ijspriem die tussen de lakens verborgen ligt en hakt als een bezetene op de man in. De explosie van geweld komt volkomen onverwachts: van het ene moment op het andere verandert de sexscène in een moordscène. Ik herinner me nog dat ik op slag klaarwakker was toen ik de ijspriem het gezicht van de man zag doorboren. Lag ik tevoren nog te dromen, dan zat ik nu op het randje van mijn stoel en volgde de gebeurtenissen met gespitste aandacht. 

Onmiddellijk na het bloedbad verschijnen Nick en Gus op het toneel, de twee rechercheurs die de moord zullen onderzoeken. Hun vriendschap en samenwerking zal door dat onderzoek zwaar op de proef worden gesteld, want Nick begint een ongeoorloofde relatie met Catherine, de hoofdverdachte, die uiteindelijk Gus zal vermoorden. Halverwege de film mondt deze relatie uit in the fuck of the century, een vrijpartij die een exacte kopie is van de beginscène, met dat verschil dat het geweld dit keer beperkt blijft tot de vingernagels van Catherine die de rug van Nick openhalen. Aan het eind van de film wordt dezelfde scène nog eens herhaald en dit keer is alle geweld eruit verdwenen: de onbewuste, instinctieve sex uit de eerste scène heeft haar gewelddadige karakter verloren en leidt tot de coniunctio oppositorum die het moordraadsel oplost. De liefdesrelatie en het moordonderzoek hebben elkaar bevrucht: de liefde is ziende geworden, het denken is tot leven gekomen. 

Aan het eind van de film heeft de sexualiteit opnieuw het karakter van een kennen gekregen, zoals in het bijbelse ‘en hij bekende zijn vrouw’. Dit fysieke ‘bekennen’ is nu helemaal tot bewustzijn gekomen: het is een denkend doordringen in het wezen van de ander geworden. Deze kendaad heft de scheiding der geslachten niet op, maar overstijgt ze in een hogere drieëenheid: ‘waar twee of meer in mijn naam aanwezig zijn, daar ben ik in hun midden’. De laatste scène van Basic Instinct is een Steigerung van de beginscène: uit de steeds hoger oplopende spanning tussen de tegenpolen wordt iets nieuws geboren. De drie nagenoeg identieke sexscènes in de film vertegenwoordigen het verleden, het heden en de toekomst. Die toekomst is nog niet voor morgen, we bevinden ons pas in het midden, in de tijd van the fuck of the century, een tijd van extreme sexualisering en extreme intellectualisering. Doordat deze uitersten elkaar raken, wordt in verborgen diepten het zaad van het toekomstige ‘ziende’ kennen van de mens gezaaid.

Het is uit deze onbewuste diepten dat de filmbeelden van Basic Instinct omhoog zijn gerezen. De eerste scène is een kernachtige herhaling van het verleden: ze vormt het zaadje waaruit de rest van de film (de toekomst) zich ontwikkelt. Ze begint met het beeld van de spiegel boven het bed die ons als het ware waarschuwt: wat we te zien zullen krijgen is geen realiteit, het zijn spiegelbeelden die we niet letterlijk mogen nemen, metaforen die verwijzen naar een andere werkelijkheid. De waarschuwing ontgaat ons echter want we merken de spiegel in eerste instantie niet op: we zien hem in profiel en beseffen niet dat het om een spiegel gaat. Pas wanneer de camera naar beneden zakt en de lens omhoog richt, dringt dat tot ons door. Maar we worden meteen in beslag genomen door het beeld dat in de spiegel verschijnt: het vrijende koppel op het bed. Vervolgens beweegt de camera zich weer omhoog en richt de lens naar beneden. We krijgen het koppel nu rechtstreeks te zien en de spiegel verdwijnt helemaal uit ons bewustzijn.

Deze dubbele camerabeweging weerspiegelt de manier waarop we naar een film kijken. Wanneer we een bioscoopzaal betreden, zien we vooraan het witte scherm. We besteden er geen aandacht aan, maar het vertelt ons wel dat wat we te zien zullen krijgen louter schijn is. Die wetenschap garandeert ons kijkplezier: we weten dat we ons geen zorgen hoeven te maken, dat het allemaal niet echt is wat er op dat scherm zal verschijnen. Maar zodra de film begint, wordt het scherm onzichtbaar en geven we ons over aan de illusie dat het wél echt is wat we zien. Deze suspension of disbelief – het opschorten van ons ongeloof – is de noodzakelijke voorwaarde om van een film (of gelijk welk ander kunstwerk) te kunnen genieten. Wanneer de film gedaan is, schakelen we weer over naar ons gewone (dag)bewustzijn, maar het droombewustzijn werkt nog even door. Pas wanneer de suspension of disbelief is uitgewerkt, zijn we weer helemaal wakker en beseffen we dat het maar een film was. 

Basic Instinct weerspiegelt het bewustzijn dat naar hem kijkt. Maar hij spiegelt niet alleen de innerlijke wereld van de kijker, hij spiegelt ook de uiterlijke wereld waarin die kijker leeft. Spiritueel gezien, is die materiële wereld namelijk niets anders dan … een bioscoop. Volgens Plato’s allegorie van de grot is alles wat we om ons heen zien louter een projectie van de geestelijke wereld op (het scherm van) de materie. Als kind hebben we daar nog een herinnering aan want we nemen de werkelijkheid niet letterlijk: het is een droomwereld van louter beelden. Pas wanneer ons zelfbewustzijn ontwaakt, geven we ons over aan de illusie dat die beelden echt zijn. Nooit was deze illusie – onze suspension of disbelief – sterker dan vandaag: we zijn er heilig van overtuigd dat de materiële werkelijkheid de enige echte werkelijkheid is en dat de rest louter fictie is. Basic Instinct spiegelt dus niet alleen ons droombewustzijn in de bioscoop, hij spiegelt ook ons wakkere dagbewustzijn buiten de bioscoop.

En dat dagbewustzijn blijkt evenmin wakker te zijn. Wanneer het laatste beeld van de film verschijnt – de ijspriem omder het bed – beseffen we dat we om de tuin zijn geleid. We staan nu voor de keuze: ofwel bekijken we de film opnieuw – en dit keer wakkerder dan de eerste keer – ofwel halen we onze schouders op en denken: ach, het is maar fictie! Wakker worden betekent: oog krijgen voor het spiegelkarakter van wat we te zien krijgen, niet alleen in de bioscoop maar ook daarbuiten. Want fictie en werkelijkheid zijn elkaar zeer dicht genaderd: Basic Instinct is een heldere spiegel van de wereld waarin we leven, zowel de uiterlijke wereld (vol sex en geweld) als onze innerlijke wereld (vol illusie en misleiding). Het is een moeilijke keuze waarvoor de ijspriem onder het bed ons plaatst, want het is heel verleidelijk om verder te blijven slapen (in de overtuiging dat we wakker zijn), en diep verontrustend om te beseffen dat de wereld waarin we leven een spiegel is waarin we voortdurend naar onszelf kijken. 

In die ‘spiegelwereld’ vormen kunstwerken een apart soort spiegels: we weten dat ze gemaakt zijn door mensen en dat we er dus onszelf als mens kunnen in herkennen. Onder deze kunstzinnige spiegels neemt Basic Instinct op zijn beurt een aparte plaats in: hij is veel helderder dan de traditionele ‘spiegels’. Als film is hij een nieuwe kunstvorm die niet alleen de oude kunstvormen in zich verenigt, maar ook het resultaat is van een samenwerking tussen verschillende soorten kunstenaars. Hij is met andere woorden een ‘sociale’ kunst en maakt daardoor een hogere inspiratie mogelijk. Aan het eind van de 20ste eeuw werd die mogelijkheid gerealiseerd: de filmkunst kwam tot volle ontplooiing in een reeks zeer geïnspireerde films waarvan Basic Instinct de meest indrukwekkende is. Dat we hier te maken hebben met een heel bijzonder soort kunstwerk wordt duidelijk wanneer we vaststellen dat deze film niet alleen onze binnen- en buitenwereld weerspiegelt maar ook ons heden en verleden.  

De eerste scène van Basic Instinct weerspiegelt niet alleen onze eigen tijd, hij weerspiegelt ook ons oerverleden: hij is een moderne versie van Genesis. De begingeneriek met zijn onherkenbare, wemelende vormen stelt de chaos voor waaruit de wereld is ontstaan. Vervolgens verschijnt de – aanvankelijk ook nog onherkenbare – spiegel die een scheiding aan brengt tussen boven en beneden, tussen hemel en aarde. In die spiegel zien we dan het vrijende koppel dat heen en weer rolt over het bed: een beeld van de eerste, nog tweegeslachtelijke mens waarvan we nu eens het mannelijke en dan weer het vrouwelijke aspect te zien krijgen. Daarna wordt onze blik naar beneden getrokken en verschijnt de aardse mens van vlees en bloed. De rollende beweging van de hemelse mens – die als het ware rond zijn as draaide – is tot stilstand gekomen en we kunnen nu het mannelijke en het vrouwelijke duidelijk onderscheiden. Maar ze zijn nog altijd met elkaar verbonden, ze zijn nog geen individuele wezens geworden. 

Dat kunnen we opmaken uit het feit dat we het gezicht van de vrouw niet te zien krijgen: ze maakt nog altijd deel uit van de aardse Adam. De scheiding der geslachten heeft met andere woorden nog niet plaatsgevonden. De vrouw bevindt zich nog boven de man, zoals de spiegel zich boven het bed bevindt en de hemel boven de aarde. Pas wanneer ze hem vastbindt aan het bed en zich opricht, wordt het wezenlijke verschil tussen de geslachten zichtbaar: de man (horizontaal) gebonden aan de materie, de vrouw (verticaal) gericht op de geest. De vrouw buigt zich nu achterover zodat de aardse Adam als het ware in twee splijt: de scheiding der geslachten vindt plaats. Deze scheiding wordt gewild door de geestelijke wereld: de vrouw doet niets anders dan Gods wil uitvoeren. Maar dan vindt ze tussen de lakens een ijspriem en hakt daarmee als een bezetene op de man in. De Grote Verleider – de slang in het paradijs – is in haar gevaren en neemt de plaats van God in: de zondeval is een feit. 

De dubbele camerabeweging in de beginscène van Basic Instinct brengt de twee scheppingen uit Genesis in beeld. Eerst verschijnt in de spiegel de hemelse Adam als beeld en gelijkenis van God. De spiegel is de hemelse Sofia, das ewig-Weibliche, waarin God als het ware zichzelf ziet. Dit oer-vrouwelijke – het zuiver geestelijke aspect van de vrouw – is het meest over het hoofd geziene wezen van onze tijd. Het is het wezen dat – in zijn aardse, door Lucifer bezeten vorm – wraak neemt omdat het genegeerd wordt: hell has no fury like a woman scorned. We herkennen het in de figuur van Catherine, die als een alwetende wraakgodin alle mannen vermoordt waarmee ze een relatie heeft. We herkennen het ook in de groeiende vijandigheid die vrouwen vandaag aan de dag leggen tegenover mannen. De oorzaak van dit ‘vrouwelijke geweld’ is de miskenning van het geestelijke wezen van de mens door diens mannelijke, aan de materie gebonden bewustzijn. Dat is de scheiding, de gespletenheid, de ‘zondeval’ die overwonnen moet worden. 

Het ‘mannelijke’ denken moet als het ware weer omhoog leren kijken, in de ‘vrouwelijke’ spiegel. Dat gebeurt in Basic Instinct tijdens de fuck of the century, wanneer Nick tijdens het vrijen plots de spiegel boven het bed ziet en zich met een schok realiseert dat hij zich in precies dezelfde situatie bevindt als Johnny Boz in de eerste scène. Het is ook de situatie waarin we ons vandaag bevinden: vastgebonden aan de materie, in de ban van de sexualiteit en ten prooi aan miskende vrouwelijkheid. Heaven has no rage like love to hatred turned: de hedendaagse vrouwelijke wraakzucht die de man steeds meer in het nauw drijft, is niets anders dan liefde die niet wordt erkend. En het gaat niet om individuele liefde of haat, het gaat om een bovenpersoonlijke wraakzucht. Steeds meer vrouwen raken bezeten door geestelijke krachten die erkenning eisen. Gewone menselijkheid of beschaving is daar niet langer tegen opgewassen, alleen bewuste ‘mannelijke’ erkenning kan deze goddelijke woede tot bedaren brengen. 

Basic Instinct is het verhaal van deze erkenning, van het denkend doordringen in das ewig Weibliche. Het is het verhaal van de omkering van de zondeval, want die bestond uit een erkenning van het mannelijke door het vrouwelijke. Toen de vrouw geschapen werd uit een rib van Adam erkende zij de diepe zin en betekenis van zijn incarnatie, van zijn stoffelijke aard. Zij was immers een afspiegeling van de alwetende Sofia, van de hemelse wijsheid. Haar (er)kennen had nog scheppende kracht en daardoor werd zij de ‘moeder’ van de man. De tweegeslachtelijke stoffelijke Adam werd pas mannelijk toen de vrouw (of het vrouwelijke) tegenover hem kwam te staan en hem erkende. De scheppingsvolgorde is dus: God, Sofia, de hemelse Adam, de aardse Adam, de vrouw, de man. De aan de materie gebonden mannelijke mens zoals we die vandaag kennen, is een product van de vrouwelijke wijsheid. Zij is het die de man vastgebonden heeft aan het bed van de materie.

Het ‘patriarchaat’ waar vandaag steen en been wordt over geklaagd, zou nooit mogelijk zijn geweest zonder de erkenning, de goedkeuring en de steun van de vrouw. Zij wist intuïtief altijd al hoe cruciaal het mannelijk-worden van de mens was en stelde er zich ten dienste van. De man was in zekere zin haar godsdienst. Vandaag keert dezelfde (onbewuste) vrouwelijke wijsheid zich tegen de ‘vermannelijking’ die de mens helemaal dreigt op te sluiten in de materie. Zij plaatst daar een ‘vervrouwelijking’ tegenover die echter zelf ook grote gevaren inhoudt. Met name de vrijheid die we te danken hebben aan de vermannelijking van de mens, dreigt het slachtoffer te worden van een vrouwelijke wraakzucht die in wezen niets anders is dan een paardemiddel om de mensheid te redden van het extreme materialisme (in Basic Instinct voorgesteld door de ijsklomp). Alles hangt er nu vanaf of ‘de man’ op zijn beurt de goddelijke wijsheid erkent die zich in de vrouwelijke wraakzucht verbergt.  

Basic Instinct (6)

  

Paul Verhoeven, de Nederlandse regisseur van Basic Instinct, wordt in Amerika wel eens de sultan of shock genoemd. Zelfs op 83-jarige leeftijd kan hij het niet laten: zijn jongste film Benedetta gaat over … lesbische nonnen. Choqueren doet hij het liefst door middel van sex-scènes, en dat is ook waarvoor Basic Instinct bekend staat. Toch vond Verhoeven dat er niet genoeg sex zat in het scenario van Joe Eszterhas en dus probeerde hij er wat pittige scènes aan toe te voegen. Dat bleek echter niet te lukken, iedere verandering ging ten koste van het verhaal. Het scenario van Eszterhas klopte als een bus, er was geen speld tussen te krijgen. Hij had het dan ook in minder dan twee weken geschreven, het was in één gulp uit zijn pen gestroomd. Basic Instinct heeft dan ook een organisch karakter: het drama ontwikkelt zich wetmatig, als was het een levend wezen. Paul Verhoeven zag dat ten slotte in en hij verfilmde het scenario met het grootst mogelijke respect voor dit wezen.

Toen mijn vrouw merkte dat ik na het zien van Basic Instinct aan niks anders meer kon denken, zei ze tegen me: weet je wat er met jou aan de hand is? Je bent verliefd! En inderdaad, het viel niet te ontkennen: ik was madly in love. De film had een ander mens van me gemaakt, een beter mens, en mijn vrouw had dan ook geen bezwaren tegen mijn nieuwe relatie. Maar hoe kun je nu tot over je oren verliefd worden op een film, op iets wat letterlijk en figuurlijk niet meer dan schijn is? Het was één van de vele vragen die ik me stelde over Basic Instinct, en een eerste antwoord kreeg ik toen ik de film ging bekijken in gezelschap van een euritmiste. Ik had haar nieuwsgierig gemaakt met mijn verhalen over het esoterische karakter van deze thriller, maar toen de ijspriem opdook en het bloed van het scherm spatte, sloeg ze de handen verschrikt voor de ogen. De rest van de film bekeek ze tussen haar vingers door en na afloop zei ze: ik had al genoeg aan de eerste scène! Daar moest ik om lachen, maar het zette me wel aan het denken.

Tot dan toe had ik niet veel aandacht besteed aan die beginscène. Het lag een beetje voor de hand waarom de film ermee begon. In interviews vertelde Paul Verhoeven glunderend dat er tijdens de première op het filmfestival van Cannes een schok door de zaal ging toen de ijspriem het gezicht van de arme Johnny Boz doorboorde. Wat hij niet besefte, was dat achter dit uiterlijke schokeffect iets schuilging wat nog veel schokkender was: de geestelijke binnenkant van deze scène. Ik kwam die ‘binnenkant’ op het spoor toen ik ontdekte dat de hele film besloten ligt in deze moordscène. Ze duurt hooguit één minuut, maar uit dit kleine zaadje ontwikkelt de film zich als een plant die in de laatste scène tot bloei komt en haar diepste wezen toont. Mijn arme euritmiste had gelijk: als kijker heb je genoeg aan die eerste scène, alles zit erin. Natuurlijk besefte zij noch ik draagwijdte van haar woorden, want die wordt pas duidelijk wanneer men de rest van de film ziet en begrijpt.

De volgende scène bevat reeds een beeld dat licht werpt op de diepere betekenis van dit ‘zaadje’. Heel even zien we het naakte slachtoffer liggen, bedekt met bloed en wonden, de handen vastgebonden aan het bed, omringd door de leden van het rechercheteam dat de moord moet oplossen. De eerste scène is met andere woorden een moderne versie van … de kruisdood van Christus. De moord die hier gepleegd wordt, is niet zomaar een moord, het is de moord der moorden, de moord op de mens. Het officiële onderzoek naar die moord leidt aanvankelijk tot een schijnoplossing. De echte oplossing komt er pas wanneer een individuele onderzoeker (Nick) zichzelf herkent in deze moord – zowel in de dader als het slachtoffer – en besluit hetzelfde te doen als Christus: zich vrijwillig, uit liefde, over te leveren aan zijn moordenaar. Het is deze ‘navolging van Christus’ die het moordraadsel oplost en ze wordt mogelijk doordat het probleem niet enkel met het hoofd maar ook met het hart wordt benaderd. 

Basic Instinct gaat in wezen over het oplossen van het oer-raadsel van de mensheid: het mysterie van Golgotha. Het kan geen verbazing wekken dat dit raadsel opduikt in de kunst van onze tijd, want Christus wordt vandaag opnieuw gekruisigd: we beleven een herhaling van de oermoord, zij het dit keer niet in de fysieke wereld. Het is in de etherische wereld dat Christus de verstikkingsdood sterft en dat we allemaal (onbewuste) getuigen en navolgers zijn van dit mysterie. Want ook wij worden langzaam maar zeker verstikt, ons middengebied wordt op alle mogelijke manieren lamgelegd. We zien dan ook dat Johnny Boz precies in dit middengebied wordt getroffen: eerst worden zijn handen vastgebonden, daarna doorboort de ijspriem achtereenvolgens de halswortel, de neuswortel en de borstkas, stuk voor stuk middelpunten of kruispunten tussen boven en onder, tussen links en rechts. Ja, de vormkrachten van de etherwereld gaan in Basic Instinct uiterst trefzeker te werk … 

Dat wekt natuurlijk wel verbazing, want niets is kenmerkender voor de kunst van onze tijd dan juist de vernietiging van haar etherische vorm- en levenskrachten. Terwijl Europa – het midden van de wereld – veranderde in een bloedbad, werd ook de kunst aan het kruis geslagen: op alle mogelijke manieren werd ze verminkt, vernederd en vernietigd. Moderne schriftgeleerden noemen dat ‘de geboorte van de nieuwe kunst’ en ons vertrouwen in deze (zelfverklaarde) experts is zo groot dat we de stank van ontbinding en verrotting die opstijgt uit de kunstwereld al lang niet meer opmerken. We doen alsof er niks aan de hand is, alsof de kunst leeft en blaakt van gezondheid. Maar juist deze ontkenning maakt ons blind voor het feit dat de kunst inmiddels uit de doden is verrezen. De wederopstanding vond niet plaats in de paleizen van de hedendaagse kunst maar in de donkere grotten van de filmkunst, in de bioscopen waar niemand iets goeds van verwacht. 

De dode en reeds tot ontbinding overgegane kunst kwam inderdaad weer tot leven in een aantal mysteriedrama’s waarvan Basic Instinct er één was. Ze balde zich samen in zaadjes die in het hart van miljoenen – vooral jonge – mensen werden gezaaid, maar een diepe afkeer opwekten in het hoofd van vele schriftgeleerden die schande spraken over deze ‘zondeval’ van de kunst. De verontwaardiging was het grootst bij de lgbt-gemeenschap. Nog voor Basic Instinct was verschenen, reageerden de regenboogmensen furieus en stelden alles in het werk om de film te cancelen. Waarschijnlijk wisten ze zelf niet wat hen zo ergerde, maar intussen weten we dat wel: het is de scheiding der geslachten en geboorte van ‘het kind’. Wat hun blinde woede opwekte, was het mysteriekarakter van Basic Instinct, het feit dat de film weerspiegelt wat zich afspeelt in de etherisch-geestelijke sfeer van de aarde: het Stirb und Werde, het mysterie van dood en wedergeboorte.

In Basic Instinct is de geest duidelijk gestorven: bezweken onder het geweld van de sexualiteit. Nergens valt er ook maar één spoor van spiritualiteit te ontdekken. En toch is het in deze volkomen aardse en zinnelijke film dat de geest weer verrezen is, in een nieuwe, etherische vorm die alleen zichtbaar is voor wie hoofd én hart gebruikt. Het is deze dood en wederopstanding van de geest die de moderne mens zo hevig tegen de borst stoot. Dat was ook wat het mysterie van Golgotha destijds zo onverteerbaar maakte. Tijdens de kruisdood was een goddelijk wezen helemaal mens geworden, wat tot uitdrukking kwam in de woorden: ‘mijn God, mijn God, waarom hebt ge mij verlaten?’ Maar tegelijk werd deze geest in de mens opnieuw geboren als een zaadje dat ooit weer zal uitgroeien tot een goddelijk wezen. De antieke mens kon dit mysterie niet bevatten en de hedendaagse mens kan dat evenmin. Hij blijft blind voor de nieuwe spiritualiteit die in de (film)kunst – en in Basic Instinct in het bijzonder – is verschenen.

De vraag is natuurlijk: hoe is die opstanding tot stand gekomen? Hoe is het mogelijk dat mensen die louter in sex en geweld geïnteresseerd (lijken te) zijn een christelijk mysteriedrama hebben gemaakt? Eén ding is zeker: ze hebben het niet bewust gedaan. Net als iedereen hadden ze geen flauw vermoeden van het esoterische karakter van Basic Instinct. Maar hoewel hun bewustzijn gevangen zat in het materialisme, bleken zij als kunstenaars toch in staat contact te maken met hun geestelijke kern – het ‘christelijke zaadje’ dat iedereen bezit sinds het mysterie van Golgotha – en daaraan de zeer hoge inspiratie te ontlenen waaruit Basic Instinct is ontstaan. Als materialist pur sang verzette Paul Verhoeven zich aanvankelijk tegen die inspiratie. Hij ging het gevecht aan met de engel en probeerde de film nog dieper in de fysieke sfeer te trekken. Maar – en dat pleit voor zijn kunstenaarschap – hij erkende zijn nederlaag en stelde zich vervolgens helemaal ten dienste van de geest die hem te sterk was geweest.

Deze kunstzinnige overgave maakte Verhoeven & co tot Michaëldienaars, maar ze vonden geen Christuszoekers die hun werk naar waarde konden schatten. De geest die in hen werkzaam was, wil – net als Catherine – begrepen worden en verlost uit zijn sexuele en gewelddadige keurslijf. Hij heeft dit keurslijf aangetrokken om de mens te kunnen helpen zich te bevrijden uit zijn materialistische gevangenis. Maar dan moet die mens wel meewerken, hij moet de uitgestoken hand grijpen. Hoe hoopgevend het ook is dat er in onze moderne, van sex en geweld bezeten wereld nog altijd kunstenaars bestaan die in staat zijn zich door een christelijke geest te laten inspireren, het is tegelijk diep verontrustend dat hun werk niet (h)erkend wordt. We weten van Rudolf Steiner dat de goden wraak nemen wanneer ze genegeerd worden: ze pikken het niet dat hun geschenken afgewezen worden. Daarom hechtte Steiner zoveel belang aan de samenwerking tussen Michaëldienaars en Christuszoekers. 

De miskenning van een godsgeschenk als Basic Instinct is het gevolg van de grote discrepantie tussen het (onbewuste) scheppingsvermogen van de mens en zijn (bewuste) oordeelsvermogen. Het eerste is nog in staat de geest te bereiken, het tweede niet. Daarom slaan de scheppingskrachten om in vernietigingskrachten: ze ‘nemen wraak’ omdat ze niet gezien worden, omdat ze niet begrepen worden, omdat hun werk niet naar waarde wordt geschat. Ooit vroeg iemand me waarom antroposofen zoveel nadenken en zo weinig doen. Ik antwoordde dat het precies omgekeerd was: antroposofen werken hard, maar hun denken houdt daar geen gelijke tred mee. Over de cruciale samenwerking tussen Michaëldienaars en Christuszoekers bijvoorbeeld wordt helemaal niet nagedacht. En dat is geen toeval, want dit zielenthema gaat juist over de discrepantie tussen doen en denken. Het is in de antroposofische wereld niet anders dan in de rest van de wereld: het denken blijft ver ten achter bij het doen. 

Deze achterstand vormt dan ook het Grote Probleem van onze tijd: de wereld gaat aan vlijt ten onder omdat de denkers ontbreken. Wat we vandaag denken noemen, is in de meeste gevallen niet meer dan intellectuele zelfbevrediging. Het moderne denken mist de kracht om door te dringen in de levende werkelijkheid en daar overeind te blijven. Zelfs een kunstwerk als Basic Instinct – dat ons denken nochtans de pap in de mond geeft – blijft een gesloten boek. Deze onmacht van het ‘mannelijke’ denken is de kern van het probleem en dat wordt niet beseft omdat dit denken niet naar zichzelf durft te kijken. Het deinst terug voor de ‘vrouwelijke’ spiegel die de kunst haar voorhoudt. Vooral kunstwerken als Basic Instinct, die als het ware vragen om een mannelijk-rationele benadering (en bevruchting), worden afgewezen. Nochtans is het juist de zelfwaarneming die het denken weer in beweging brengt en doet doordringen tot zijn eigen diepste wezen: de liefde.

De machteloosheid van het moderne denken is een gevolg van haar nominalistische overtuiging dat ideeën niet meer dan zijn dan namen die we lukraak aan de dingen geven. Deze overtuiging gaat uit van het bestaan van twee gescheiden werelden – een geestelijke en een materiële – waartussen geen enkel reëel verband is. In zijn Filosofie der Vrijheid gaat Rudolf Steiner dwars tegen dit nominalisme in. Volgens hem is er maar één wereld en wat wij als ideeën waarnemen is niets anders dan de (voor onze zintuigen) verborgen geestelijke zijde van die wereld. Ideeën maken dus net zo goed deel uit van de werkelijkheid als onze zintuiglijke waarnemingen: ze zijn realiteit, geen fictie. Door na te denken over de zichtbare werkelijkheid benadert de menselijke geest niet het totaal andere, hij benadert zichzelf ‘als in een donkere spiegel’. Zijn hogere zelf zoekt toenadering tot zijn lagere zelf en wanneer beide elkaar ontmoeten, wordt de mens met zichzelf herenigd, hij wordt geheeld.

Het is dit toenaderingsproces dat door Basic Instinct in beeld wordt gebracht en dat, als men het als kijker intens genoeg beleeft, een catharsis veroorzaakt, een heling van de ziel: de mens valt samen met zichzelf. Deze catharsis is echter tijdelijk van aard: de spiegel is nog niet helder genoeg. De gevoelsmatige zelfbeleving van de menselijke geest moet vervolledigd worden door een volkomen bewuste zelfherkenning. Dat is de diepste betekenis van het Griekse ken uzelf. Dankzij de wetenschap heeft de mens zichzelf als fysiek wezen, als deel van de zichtbare werkelijkheid leren kennen. Dankzij de kunst kent hij ook de vereniging van zijn geest met die zichtbare werkelijkheid. De volgende stap bestaat erin dat hij het wetenschappelijke kennen en het kunstzinnige kennen met elkaar verenigt, dat hij zichzelf met andere woorden herkent in de spiegel van de kunst. In Basic Instinct heeft die spiegel de grootst mogelijke helderheid bereikt en wacht als een schone slaapster op de bevrijdende kus van een prinselijk, zelfherkennend denken. 

Geen gezeur, meer terreur 

  

Op een van de eerste zomeravonden van het jaar ging ik nog even een luchtje scheppen. Ik slenterde over een zandweggetje en op een gegeven moment deed iets me achteromkijken. Ik zag een jonge vrouw met een hond naderen. Niks bijzonders, de streek waar ik woon is vergeven van de honden. Toen de vrouw me passeerde, sprong het beest opeens luid blaffend op me af en kon slechts ternauwernood in bedwang worden gehouden. Ook daar keek ik niet van op. Wild blaffende honden die tekeer gaan alsof ze je naar de keel willen vliegen, het is hier dagelijkse kost. De vrouw sprak het dier bestraffend toe, maar een verontschuldiging kon er niet af. Dat was eveneens een vertrouwd beeld: blaffende honden en blaffende eigenaars, alsof er nauwelijks verschil is tussen beide. Niks nieuws onder de zon dus die zomeravond, tot ik zag wat er op de achterkant van de sweater van de vrouw stond. Terwijl de hond me dreigend nakeek, las ik in grote letters: GEEN GEZEUR, MEER TERREUR. 

Daar keek ik toch wel van op, te meer daar ik op hetzelfde moment liep na te denken over het kwaad dat ons vandaag terroriseert. Die synchroniciteit van (innerlijke) gedachten en (uiterlijke) beelden overkomt me wel meer. Zo zat ik ooit over iets na te denken toen ik voor het raam een vrachtwagen zag passeren waarop in grote letters een woord stond dat precies uitdrukte waarover ik op dat moment nadacht, alsof er een verband bestond tussen wat zich in mijn hoofd afspeelde en wat er buiten op straat gebeurde. Ook nu was dat weer het geval: mijn gedachten werden gespiegeld door een beeld dat ‘toevallig’ opdook. Maar dit keer bestond het niet enkel uit woorden: het leefde, het keek naar me, het viel me zelfs aan. En dat gebeurde uitgerekend tijdens een van mijn eerste wandelingen na mijn longembolie, toen ik eveneens werd aangevallen door (een beeld van) het kwaad waarover ik aan het nadenken was. Het lijkt wel of mijn gedachten steeds sneller – en feller – gespiegeld worden door de werkelijkheid … 

Het graffiti-teken dat doorheen de letters op de rug van de vrouw was gevlochten deed me vermoeden dat het om de een of andere muziekgroep ging. Dat verwonderde me niet, de muziek van onze tijd lijkt steeds meer recht uit de onderwereld te komen. Waarschijnlijk vond de vrouw het heel onschuldig wat er op haar rug te lezen stond, net zoals ze ook haar agressieve hond heel onschuldig vond. Hij doet helemaal niks hoor, meneer! Hoe vaak heb ik dat al niet moeten horen uit de mond van vrouwen wier hond me bedreigde of besprong. Meer dan eens kon ik me niet van de indruk ontdoen dat die vrouwen heimelijk plezier hadden in het gedrag van hun hond, alsof hij deed wat ze eigenlijk zelf wilden doen. Voor hoeveel mensen is hun hond (of hun kat) niet een extrapolatie van wat in henzelf leeft? Hoeveel mensen gaan zelfs uiterlijk niet op hun huisdier lijken! De hedendaagse dierenliefde is in de meeste gevallen niets anders dan eigenliefde, liefde voor de dierlijke aard van de mens. 

Die liefde gaat intussen zover dat kinderen zich gaan identificeren als kat of hond en op school enkel nog miauwen of blaffen als hen iets gevraagd wordt. Verbijsterend genoeg wordt dit gedrag in toenemende mate door volwassenen geaccepteerd en zelfs verdedigd. In Engeland circuleerde onlangs een Tiktok-filmpje waarop te zien was hoe een (vrouwelijke) leerkracht hevig van leer trekt tegen een leerling die zegt het niet normaal te vinden dat kinderen zich identificeren als kat. Het dierlijke in de mens kan op steeds meer respect en bewondering rekenen. Het wordt zelfs als een ideaal gezien, getuige de zogenaamde Prides die alsmaar talrijker, alsmaar groter en alsmaar extremer worden. Deze optochten – die volop gesteund worden door overheid, media en bedrijfsleven – zijn niets anders dan een parade van luidruchtige exhibitionisten die vol trots hun dierlijke aard etaleren. En dat wordt kinderen vandaag voorgehouden als een regenboogkleurig beeld van de liefde. 

Slechts heel langzaam worden we ons bewust van de duistere keerzijde van deze luciferische eigenliefde en dat is de ahrimaanse haat tegen het kind. In de transgenderbeweging zien we ze beide aan de oppervlakte verschijnen, maar nog ontstellender zijn de berichten over de georganiseerde misdaad tegen kinderen. De handel in kinderen is in snel tempo de meest winstgevende bedrijfstak ter wereld aan het worden. In toenemende mate worden kinderen opgeofferd aan het dier in de mens. Dat is de gruwelijke keerzijde van onschuldig lijkende fenomenen als het respect voor andermans identiteit en het dragen van sweaters met leuzen als ‘Geen gezeur, Meer Terreur’. De mensheid is volop aan het verdierlijken en het maakt deel uit van deze regressie dat ze het niet beseft. Het grote verschil tussen mens en dier is immers dat mensen weten dat ze mensen zijn, maar dat dieren niet weten dat ze dieren zijn. Steeds meer mensen denken dat ze dier zijn en vergeten dat ze mens zijn. 

De draagwijdte van deze verdierlijking dringt pas tot ons door wanneer we ons realiseren dat dieren ooit … mensen waren. Lang geleden maakten ze deel uit van de mensheid, maar ze bleven achter, ze ontwikkelden zich niet verder. Zo ontstond een scheiding die is uitgegroeid tot een onoverbrugbare kloof. Wanneer we vandaag naar dieren kijken, ook naar dieren die heel dicht bij ons staan, dan is het zonneklaar dat ze geen mens (meer) kunnen worden. Misschien is dat wel de reden waarom zoveel mensen hun huisdieren behandelen alsof het hun kinderen zijn: misschien waren het ooit hun kinderen. Het is een vreselijke gedachte, vooral omdat het vandaag opnieuw gebeurt: mensen die ons nauw aan het hart liggen – kinderen, vrienden, familieleden – zijn ongemerkt aan het verdierlijken en wellicht zullen we ze ooit, in een volgend leven, weer ontmoeten in de vorm van een kat of een hond. Of in de vorm van een mens, als we zelf een kat of een hond zijn geworden …

Tijdens de coronacrisis kregen we reeds een voorsmaakje van deze scheiding der geesten. Er opende zich een diepe kloof tussen pro-vaxxers en anti-vaxxers, een kloof die dwars door alle sociale relaties heen liep en in veel gevallen onoverbrugbaar bleek. Laat ongevaccineerden nergens meer binnen! riep een jonge politicus en velen waren het met hem eens. Dit was geen menselijk gedrag meer. Het bleef trouwens niet bij blaffen, in sommige gevallen werd er ook gebeten. Zoiets laat littekens achter en het gevaar is verre van denkbeeldig dat die littekens gaan woekeren en in de ziel van de slachtoffers dezelfde haat wekken als bij de daders. Er gaat een enorme zuigkracht uit van dit dierlijke gedrag en het dreigt ons omlaag te trekken in een wereld van louter driften en begeerten. Het vergt een voortdurende inspanning om daaraan te ontsnappen, een inspanning die begint met de bewustwording van het gevaar. 

Die bewustwording is al moeilijk genoeg, want het is geen pretje om te beseffen dat we niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk in dieren dreigen te veranderen. Hoe groot het gevaar is, kunnen we opmaken uit het feit dat de dreiging vandaag vooral uitgaat van … vrouwen. Het was niet toevallig een vrouw die op haar rug de leuze ‘geen gezeur, meer terreur’ droeg. Nog maar pas was het me aan zee opgevallen hoeveel vrouwen daar met een hond rondwandelden. De verklaring lijkt voor de hand te liggen: vrouwen worden steeds meer bedreigd door ‘toxische’ mannen en voelen zich niet meer veilig zonder hond. Werkelijk? Aan zee? In de maand mei? Alle mannen zijn dan aan het werk en de enige exemplaren die op het strand rondlopen zijn halve invaliden zoals ikzelf, die hun best moeten doen om niet om te vallen. Deze vrouwen-met-hond voelen zich niet zozeer bedreigd door mannen dan wel door ‘de hond’ in hun eigen ziel, en ze proberen dat gevaar te bezweren door het in een fysieke gedaante aan de leiband te houden. 

Dat wil uiteraard niet zeggen dat het Beest alleen in vrouwen huist, wel integendeel. Maar het alarmerende is juist dat de hond – een symbool voor Ahriman – zich nu ook in vrouwen manifesteert. En daar is hij gevaarlijker dan in mannen want hij kan er zich vermengen met Lucifer en zodoende een wolf in een schaapsvacht worden. In die misleidende gedaante kan hij diep doordringen in de ziel van de mens en zelfs diens Ik bedreigen. Dat zien we gespiegeld in het feit dat kinderen steeds meer ten prooi vallen aan deze wolf en op een vreselijke manier misbruikt worden. Juist doordat het Beest niet alleen via mannen maar ook via vrouwen werkt, kan het van twee kanten tegelijk aanvallen. Het maakt de kinderen niet alleen verslaafd aan ‘mannelijke’ technologie, het maakt ze ook tot slachtoffer van vrouwen die steeds hartstochtelijker het recht op abortus eisen en niet minder hartstochtelijk de genderideologie verspreiden die de jeugd op grote schaal sexualiseert en verdierlijkt.  

Nergens wordt deze dreiging zo onomwonden in beeld gebracht als in Basic Instinct, waar het kwaad belichaamd wordt door Catherine, een vrouw die niet alleen moordt maar ook schrijft (Ahriman zal schrijven, voorspelde Rudolf Steiner). Wanneer haar roofdierlijke aard zijn hoogtepunt bereikt, zegt ze: I hate children. Dat is niet zomaar de moderne weerzin voor het moederschap, het is de uitdrukking van waar het haar werkelijk om te doen is. Ze heeft gewacht om Nick te vermoorden tot hij bereid was zich – als een kind – helemaal aan haar over te geven. Wat we in deze slotscène zien verschijnen is het bekende beeld uit de Apocalyps: ‘In de hemel verscheen een zwangere vrouw die schreeuwde van pijn omdat de geboorte van het kind begonnen was, en vóór haar stond een draak te wachten om het kind te verslinden zodra het geboren was.’ Die zwangere vrouw is de menselijke ziel waarin vandaag het Ik geboren wil worden. En op dat Ik heeft het dier-in-de-mens het voorzien.

De ophanden zijnde geboorte van het kind-in-de-mens vindt plaats in de geestelijke sfeer, onzichtbaar voor fysieke ogen. Maar ze drukt zich wel uit in materiële beelden: in de barensweeën die de wereld teisteren, in het gedrag van de vrouwen, in het lot van de kinderen. Tussen (geestelijke) oorzaak en (materieel) gevolg gaapt echter een diepe kloof. Het is heel moeilijk om in de hedendaagse actualiteit de oerbeelden van de Apocalyps te herkennen, ook al manifesteren ze zich steeds duidelijker. De angst voor de realiteit (die steeds dreigender wordt) en de angst voor de geest (die steeds dichterbij komt) beletten ons deze bewustzijnskloof te overbruggen. Daarom is Basic Instinct een godsgeschenk, want hoe realistisch de film (zowel in materieel als in geestelijk opzicht) ook is, hij boezemt ons geen angst in: hij is immers schijn, letterlijk en figuurlijk. Het is deze kunstzinnige schijn die bemiddelend optreedt tussen geest en materie en ons de gelegenheid biedt de kloof in gedachten te overbruggen.

Zonder het te beseffen zijn we op zielevlak allemaal zwanger van ons Ik. We zijn allemaal in meer of mindere mate vrouwen die in barensnood verkeren. Basic Instinct herinnert ons er echter aan dat we ook allemaal draken zijn die ons eigen kind willen verslinden. Want we leven vandaag in de overtuiging dat we getroffen worden door een levensbedreigende ziekte, we verzetten ons uit alle macht tegen de geboorte en maken aldus van onze ziel een verstikkende baarmoeder. Die geboortepaniek grijpt wild om zich heen en vormt een veel groter gevaar dan de geboorte zelf. De enige manier om dat gevaar te overwinnen is door ons bewust te worden van de geestelijke geboorte. Net als bij een fysieke geboorte is bewustzijn de beslissende factor die de pijn verlicht en het gevaar vermindert. Voor die bewustwording hebben we echter de hulp nodig van het mannelijke denken, want als de bevalling begint, wordt de vrouwelijke ziel overweldigd door krachten die ze niet langer onder controle heeft. 

Catherine – die in Basic Instinct de menselijke ziel vertegenwoordigt – vraagt Nick om haar te ‘lezen’ en het raadsel van haar moorddadige gedrag op te lossen. Ondanks alles weet ze dat ze in de greep van de draak zit en dat ze zichzelf niet kan bevrijden. Daarom lokt ze Nick op haar spoor, enerzijds door moorden te plegen, anderzijds door boeken te schrijven. Het zijn allebei uitingen van ahrimaans gedrag en we zien hoe Ahriman – door alles in de materie te trekken en daardoor het ‘kind’ te verstikken – ongewild beelden oproept die het verstand in staat stellen door te dringen in de geestelijk-etherische sfeer waar de geboorte plaatsvindt. Maar dan moet dat verstand wel een transformatie ondergaan: van een werktuig in handen van Ahriman moet het omgesmeed worden tot een Michaëlszwaard. In plaats van het vrouwelijke te bestrijden, moet het er zich door laten leiden, maar dan wel zonder zijn onderscheidingsvermogen te verliezen. Het moet een bewuste lezer-van-beelden worden. 

Deze samenwerking tussen het mannelijke denken en de vrouwelijke ziel begint in Basic Instinct wanneer het Nick begint te dagen dat Catherine iets van hem wil. Hij bespeurt het beeldkarakter van haar gedrag en probeert het te begrijpen. Cruciaal is het moment waarop hij zijn vermoeden uitspreekt en Catherine vraagt: what do you want from me? Het antwoord komt in de vorm van een beeld: ze overhandigt hem een boek. Dat beeld houdt een tegenvraag in: wil je me lezen? Maar tegelijk is het ook een geschenk, want het boek zal leiden tot de geboorte van hun beider Ik. Die geboorte vormt (het begin van) de verlossing van het kwaad en dat maakt van Basic Instinct een manicheïsche film. De mens wordt niet verlost van het kwaad door het te vernietigen, maar door het lief te hebben. Het mag echter geen luciferische liefde voor het dier-in-de-mens zijn, het moet een kennende liefde voor het-kind-in-de-mens zijn, voor het Ik dat zich openbaart door middel van apocalyptische beelden. Anders wordt het: geen gezeur, meer terreur. 

Basic Instinct (5)

  

Ieder mensenleven heeft een midden, een moment waarop het als het ware kantelt, om zijn as draait en terugkeert naar zijn uitgangspunt, een beetje zoals een zwemmer die de rand van het zwembad bereikt en moet omkeren als hij verder wil zwemmen. Dit midden verdeelt het leven in twee helften die elkaar spiegelen. We zijn ons daar niet van bewust, meestal merken we de ‘omkering’ niet eens op. In mijn geval werd ze echter gemarkeerd door een ogenschijnlijk banale gebeurtenis die echter een diepe en blijvende indruk op me maakte: ik zag Basic Instinct. Hoe vreemd het ook klinkt, deze Hollywoodfilm haalde mijn leven uit het slop en gaf het een andere wending. Die omslag was zo wonderlijk dat ik dacht: hier ben ik de rest van mijn dagen zoet mee. En zo is het ook gegaan. Mijn aandacht verschoof weliswaar geleidelijk van de film naar de werkelijkheid, maar een wezenlijk verschil maakte dat niet, want Basic Instinct was – en is meer dan ooit – een spiegel van de tijd waarin we leven.

Die tijd is eveneens een midden: we bevinden ons halverwege de mensheidsontwikkeling, ‘op het keerpunt der tijden’ zoals Rudolf Steiner het uitdrukte. We hebben de ‘rand van het zwembad’ bereikt en moeten omkeren anders zwemmen we ons te pletter. Daarom is het midden der tijden ook het begin van een scheiding der geesten. Alleen wie zich omkeert en tegen de stroom in zwemt, zal zijn ontwikkelingsweg kunnen voortzetten, wie zich laat meedrijven raakt vroeg of laat in het nauw. Basic Instinct bevrijdde me uit de impasse waarin mijn leven terecht was gekomen en hielp me rechtsomkeer te maken zodat ik weer verder kon. Maar doordat ik nu tegen de stroom in zwom, kwam ik helemaal alleen te staan. Iedereen verklaarde me gek met mijn enthousiasme over een banale Hollywoodfilm, een mens zou voor minder aan zichzelf gaan twijfelen. Toch heb ik dat nooit gedaan, al moest ik er wel voortdurend aan werken. Wie rechtsomkeer maakt, moet in zichzelf geloven, en dat gaat niet vanzelf.

De ‘omkering’ die Basic Instinct in mijn leven bewerkstelligde, vormt ook de inhoud van de film. Die gaat namelijk over een politie-inspecteur die – als enige – het spoor volgt van een levensgevaarlijke femme fatale. Zijn collega’s verklaren hem voor gek, maar hij vertrouwt zijn ‘basic instinct’ en dat is uiteindelijk wat hem redt, terwijl anderen ten prooi vallen aan de moordende schikgodin. Het verhaal is onwaarschijnlijk, en toch ‘werkt’ het: Basic Instinct werd een wereldwijd kassucces, ook al hadden de critici er geen goed woord voor over. Ik herinner me nog altijd de diepe stilte die in de bioscoopzaal heerste na afloop van de film: minutenlang verroerde niemand zich. En dat gebeurde telkens opnieuw. Met geen enkele andere film heb ik dat ooit meegemaakt. Mensen werden in hun hart getroffen door de waarheid van Basic Instinct, maar helaas konden of wilden ze niet luisteren naar dat hart. Het is dan ook een harde waarheid die hier in beeld verschijnt: de waarheid van het midden, de waarheid van het keerpunt der tijden. 

Niet toevallig komt deze waarheid het sprekendst tot uiting in het midden van de film. Nick, de politie-inspecteur die met ziekteverlof is gestuurd omdat men twijfelt aan zijn oordeelsvermogen, wordt opgewacht door Catherine, de verdachte van de moord die hij onderzoekt. Tussen beide ontspint zich een gesprek dat culmineert in de vraag van Nick aan Catherine: what do you want from me? Ze antwoordt niet met woorden maar met een beeld: ik heb een kadootje voor je meegebracht, zegt ze en geeft hem één van haar boeken. Dat is wat ze van hem wil: gelezen worden, niet alleen als schrijver maar ook als moordenaar. Want Catherine belichaamt het voor onze tijd zo typische omslaan van scheppingskrachten in vernietigingskrachten. Waarom dat gebeurt weet ze niet en dat is nu juist wat ze van Nick wil vernemen. Zelf laat ze zich meedrijven met de stroom – I make no rules Nick, I go with the flow – maar van hem verwacht ze dat hij dat niet doet, dat hij zich omkeert en de konfrontatie met haar aangaat. 

Alle draden van de film komen samen in dit even vermakelijke als veelzeggende gesprek tussen man en vrouw. In feite is Basic Instinct één groot gesprek tussen het mannelijke en het vrouwelijke, een adembenemend gesprek, een gesprek op leven en dood. Deze erotische thriller brengt in beeld wat zich afspeelt in het middengebied van de hedendaagse mens, in het hart van onze tijd. Dat hart klopt hevig, want de mens krijgt geen adem meer. Zijn leven is in gevaar, maar hij beseft het niet, want hij luistert niet naar zijn hart. Hij kan niet meer luisteren en hij durft het ook niet, want het zijn schokkende dingen die hij dan te horen krijgt, dingen die hij niet begrijpt en die hem diepe angst aanjagen. Het is de grote verdienste van Basic Instinct dat het de harde waarheid vertelt, maar dan op zo’n manier dat ze miljoenen mensen over de hele wereld enthousiast maakte. Hoe schokkend de waarheid van het hart ook is, ze is tegelijk van een goddelijke schoonheid. Maar die schoonheid zien we pas wanneer we ze begrijpen.

In de film wordt ze belichaamd door Catherine en ze licht op onmiddellijk na haar gesprek met Nick. Fonkelend als een edelsteen, als het ware bekleed met alle sterren van het firmament, wordt ze zichtbaar in de duisternis van de onderwereld, in een tot nachtclub verbouwde kapel waar een dichte menigte in trance beweegt op de tonen van oorverdovende muziek. Het contrast met het rustige gesprek dat eraan voorafging, kon niet groter zijn en ik herinner me nog altijd de schok die door me heen ging toen dat helse kabaal losbarstte. Het was trouwens niet de eerste schok die Basic Instinct me bezorgde, want hij begint met een vrijpartij die plots omslaat in een bloederige moord. De film eindigt ook met een schok: wanneer de ijspriem onder het bed verschijnt, realiseert de kijker zich dat hij om de tuin is geleid, hij wordt gedwongen zijn mening helemaal te herzien. Telkens gaat het om een schok die hem wakker maakt, als een drievoudig kloppen aan de deur van zijn bewustzijn. 

Pas wanneer de kijker dit kloppen van zijn hart beantwoordt en gaat nadenken over de film verschijnt naast de zichtbare schoonheid ook de verborgen schoonheid. Hij moet dan wel eerst zijn lelijkheid verdragen en de beproeving van sex en geweld doorstaan. Pas dan leert hij door het zinnelijke uiterlijk van Basic Instinct heen te kijken en ontdekt hij de geestelijke inhoud van de film. Zo gebeurt het ook in de film zelf: Nick laat zich door Catherine verleiden en volgt haar in de onderwereld. Daarbij wordt hij zwaar op de proef gesteld, maar hij geeft niet op en dringt stap voor stap door tot haar diepste wezen. Dat blijkt uiteindelijk ook zijn eigen diepste wezen te zijn: dat van de liefde die zichzelf opoffert en daardoor de vernietigende doodskrachten overwint. Aan het eind van de film wordt de betekenis van Basic Instinct zichtbaar: het is het menselijke liefdesinstinct dat zich ontwikkelt van zijn laagste tot zijn hoogste vorm, van de aardse liefde tot de geestelijke liefde. Maar dat begrijpen we pas wanneer hart en hoofd de handen in elkaar slaan. 

De slotscène vormt het hoogtepunt van de film, de apotheose van Basic Instinct. Zo ziet het er nochtans niet uit: we hebben net de dramatische ontknoping van de moordzaak beleefd en nu volgt er onverwacht nog een korte epiloog, gefilmd in grauwe kleuren. Nick keert verslagen naar huis terug en wordt daar opgewacht door een ontredderde Catherine. Er blijft niets meer over van het superieure, ongenaakbare wezen dat ze voordien was. Ik wil dit niet, snikt ze in paniek, iedereen waar ik van hou sterft! Pas naderhand begrijpen we dat het zowel een liefdes- als een doodsverklaring is. Wat van meet af aan ‘geschreven stond’ (in haar boek), staat nu op het punt werkelijkheid te worden: Catherine is gekomen om de kroon op haar werk te zetten en Nick te vermoorden. Ze wil dat niet, want ze is van hem gaan houden, maar ze kan het niet meer tegenhouden, ze heeft de vernietigende krachten die in haar leven niet langer onder controle. Ze wordt meegesleurd door de stroom …

Ook Nick verzet zich nu niet langer tegen die stroom. Hij gaat met haar naar bed en er volgt een vrijpartij die slechts een flauwe doorslag is van zowel de moordscène aan het begin van de film als de fuck of the century in het midden. Na afloop liggen beiden dan ook onbevredigd naast elkaar. Hoe moet het nu verder? vraagt Catherine. Nick antwoordt met een moderne versie van het klassieke sprookjeseinde: we neuken als konijnen, krijgen kinderen en leven lang en gelukkig. I hate children, reageert Catherine. Vergeet de kinderen, zegt Nick, we neuken als konijnen en leven lang en gelukkig. Hij reikt naar het nachtkastje om zijn sigaret te doven, een gebaar dat herinnert aan hun eerste ontmoeting op het terras aan zee. Toen was het Catherine die haar sigaret doofde, maar nu reikt ze naar de ijspriem die klaarligt onder het bed. Op dat moment voelt Nick de dreiging in zijn rug en hij kijkt om. Opeens begrijpt hij alles: Catherine is de (echte) moordenaar en hij staat op het punt haar volgende slachtoffer te worden. 

Nu volgt het moment suprême van de film: in plaats dat Nick uit bed springt en Catherine arresteert, legt hij zich naast haar neer en kijkt haar aan. Hij legt met andere woorden zijn leven in haar handen en het is juist deze bewuste liefdesdaad die de moordende wil van Catherine breekt. Op het allerlaatste moment beslist ze Nick niet te vermoorden. Daardoor legt ze op haar beurt haar leven in zijn handen, want ze is op heterdaad betrapt en riskeert de rest van haar leven in de gevangenis te moeten doorbrengen. Hoe banaal deze scène er ook uitziet, ze wordt – wanneer we ze begrijpen – een aangrijpend beeld van wederzijdse overgave, van zichzelf opofferende liefde. Ze is het omgekeerde van de eerste scène, de moordscène, waar de liefde verscheen als een opofferen van de ander voor het eigen genot. Dat maakt van Basic Instinct één grote omkering: de metamorfose van de fysieke liefde in de geestelijke liefde. De film is het verhaal van hoe de liefde zich ontwikkelt van een instinctieve impuls tot een vrije daad.

 
Op het doosje van één van de dvd-versies die ik van Basic Instinct bezit, staat ergens in kleine lettertjes te lezen: genre: komedie. Toen ik dat las, moest ik lachen. Basic Instinct, een komedie? De film heeft de intensiteit, de dramatiek en de diepte van een Griekse tragedie. Zoals het bij een tragedie past, eindigt hij ook met moord en doodslag: Nick verliest zijn enige vriend en schiet zijn eigen vriendin neer. De tragiek staat dan ook op zijn gezicht te lezen wanneer hij gefeliciteerd wordt door de politiechef voor het oplossen van de moordzaak. Maar algauw blijkt deze oplossing slechts een schijnoplossing te zijn. De moord (op Johnny Boz en op alle anderen) wordt pas echt ontraadseld in de epiloog, wanneer de liefde de dood overwint. Op dat ogenblik verandert Basic Instinct van een tragedie in een komedie, dat wil – in de klassieke betekenis – zeggen: een drama dat goed eindigt. De ontwerper van het dvd-doosje had dus gelijk toen hij het genre van de film benoemde: Basic Instinct heeft een happy end.

Er was nog een ander – klein maar veelzeggend – voorbeeld van hoe een hart kan begrijpen wat het hoofd niet begrijpt. In de bioscoopversie die ik van Basic Instinct zag, verschijnen op het moment suprême, wanneer de vicieuze cirkel van geweld wordt doorbroken, de woorden ‘Ik hou van je’ onder aan het scherm. Ik besteedde er aanvankelijk geen aandacht aan, want voor een uitdrukking die je in Hollywoodfilms om de vijf minuten hoort, had ik echt geen vertaling nodig. Maar toen begon ik me af te vragen wie deze woorden uitspreekt: Nick of Catherine? Of beiden samen wellicht? Geen van de drie mogelijkheden leek me waarschijnlijk en dus bekeek ik de film opnieuw. Bleek dat geen van de twee op dat moment iets zegt. De ondertitelaarster had iets vertaald dat niet te horen was, althans niet voor fysieke oren. Ze had het gehoord met haar hart, want de woorden ‘ik hou van je’ drukken precies uit wat er in deze laatste, beslissende scène van Basic Instinct gebeurt. 

Toch vond ik die afgezaagde frase een beetje banaal klinken. Ze deden naar mijn gevoel geen recht aan de diepe betekenis van deze scène. Tenzij … ze uitgesproken werden door een onzichtbare derde. En wie kon dat anders zijn dan de geest van de liefde, de geest die ‘aanwezig is waar twee of meer mensen in zijn naam aanwezig zijn’? Op het eerste zicht leek de ondertitelaarster iets aan de film te hebben toegevoegd wat er niet in zat, maar in werkelijkheid had ze de diepste betekenis van deze scène tot uitdrukking gebracht: niemand heeft groter liefde dan wie zijn leven geeft voor zijn vrienden. Ze had in haar hart de woorden van Christus gehoord, want hij is het die zich aan het eind van Basic Instinct openbaart, onzichtbaar en onhoorbaar voor de fysieke zintuigen, maar wel waarneembaar voor wie met zijn hart kijkt en luistert. Identificeren kunnen deze Christusgeest echter pas wanneer we met ons hoofd begrijpen wat ons hart waarneemt.

Pas dan wordt duidelijk dat Basic Instinct een michaëlische film is die uitmondt in een christelijk einde, een tragedie die in extremis een komedie wordt. In kunstzinnige beelden zien we hier de Steigerung van de liefde, haar ontwikkeling van wortel tot bloem. En we zien het op de laatste plek waar we het zouden verwachten: in een banale Hollywoodfilm. Wat voor goeds kan er uit Hollywood komen? Met die instelling ging ik destijds naar Basic Instinct kijken: zonder enige verwachting, louter uit behoefte aan ontspanning. And look what happened. De ontmoeting met deze film veranderde mijn leven, veranderde mezelf. En tegelijk bleef alles bij het oude. De omkering was in een oogwenk voorbij, zonder dat ik begreep wat er gebeurde. Maar er was iets in me wakker geworden dat zich niet meer in slaap liet wiegen. In het duister van de bioscoop was ik ontwaakt. Was spricht die tiefe Mitternacht? Ich schlief, Ich schlief. Aus tiefen Traum bin Ich erwacht. Die Welt ist tief, und tiefer als der Tag gedacht. 

Twee ontsnappingen

  

Merkwaardig hoe de geschiedenis zich herhaalt. Honderd jaar na de ramp met de Titanic vindt er op dezelfde plek opnieuw een ramp plaats, dit keer met een duikboot die Titan heet. In beide gevallen was de oorzaak hubris, menselijke overmoed. Net als toen was het ook nu weer een prestigezaak voor rijkelui om een exclusieve reis te maken. Net als toen was ook de eigenaar/ontwerper aan boord en ging hij samen met zijn creatie ten onder. Er was zelfs een rechtstreeks verband tussen beide rampen: de inzittenden van de kleine Titan gingen een kijkje nemen naar het wrak van de grote Titanic. Maar er was ook nog een ander verband: hoogstwaarschijnlijk werd dit ramptoerisme geïnspireerd door de film Titanic, waarin we een kleine duikboot zien afdalen naar het wrak van het beroemde schip. Dat maakt de herhaling nog merkwaardiger: bijna 100 jaar na dato wordt de ramp met de Titanic omgezet in (film)fictie en nog eens 25 jaar later wordt die fictie opnieuw omgezet in werkelijkheid. 

Maar de geschiedenis herhaalt zich niet alleen op het grote wereldtoneel, ze herhaalt zich ook binnen één mensenleven. Toen ik half april in allerijl naar het ziekenhuis werd gevoerd, trok men daar grote ogen. We hebben hier al veel gezien, zei een spoedarts, maar zoiets … Ook een verpleger liet zich ontvallen dat ik er erg aan toe was. Nu voelde ik me weliswaar ellendig, maar geen moment was het in me opgekomen dat Pietje de Dood voor de deur stond. Pas nu, twee maanden later, begint dat besef tot me door te dringen. En het roept meteen een herinnering op: meer dan 50 jaar geleden kwam ik, na een val op school, eveneens in het ziekenhuis terecht. Het leek een banaal ongeval en ik maakte me niet veel zorgen. Maar toen ik een half jaar later, na drie operaties en een lange revalidatie, op controle ging, keek iedereen me verbaasd aan: ze konden niet geloven dat ik weer kon lopen. De artsen spraken zelfs over een mirakel. Pas toen drong het met een schok tot me door waaraan ik was ontsnapt.   

Twee ‘ontsnappingen’ – één aan het begin van mijn puberteit, één aan het begin van mijn oude dag – en geen van beide keren had ik enig vermoeden van het gevaar waarin ik verkeerd had. Gelukkig maar, anders zou het een veel grotere beproeving zijn geweest. De eerste keer lag ik – terwijl mijn klasgenoten rustig op de schoolbanken zaten – in het ziekenhuis en zag daar dingen die een jongen van 15 doorgaans niet ziet: stervende mensen, mensen die hun verstand verliezen, mensen die gillen van pijn, mensen die schreeuwen van ellende – van privacy was toen nog geen sprake. Nadien lag ik nog maanden thuis en volgde er een lange en pijnlijke revalidatie. Het leek wel de moderne versie van een oud inwijdingsritueel. Fysiek hield ik als bij wonder niks over aan mijn val, maar de verdrijving uit ‘het paradijs van mijn jeugd’ zou mijn leven een heel andere richting uit sturen. Daar had ik toen nog geen vermoeden van, en nog veel minder besefte ik dat mijn ongeluk me voor iets veel ergers had behoed.  

Ik ontsnapte niet alleen aan fysieke maar ook aan geestelijke invaliditeit. Mijn val voorkwam dat ik een doodlopende weg insloeg die mijn bewustzijnsontwikkeling tot stilstand zou hebben gebracht. Van dat gevaar werd ik gered, zonder dat ik me ook maar één moment realiseerde waar ik op afstevende. Ik raakte er zelfs steeds meer van overtuigd dat juist die ongelukkige val mijn leven op een doodlopend spoor had gezet. Pas veel later, toen de karmische dimensie van wat me overkwam begon te dagen, begreep ik dat het net omgekeerd was: mijn ongeluk was mijn geluk geweest. Mijn ‘rampzalige’ val had de weg vrijgemaakt zodat mijn bewustzijn tot een Steigerung kon komen in plaats van vast te lopen en te ‘stollen’. De opvallende gelijkenis met mijn tweede ontsnapping doet de vraag rijzen of mijn longembolie niet eveneens dat dubbele karakter heeft en of ik ook dit keer niet alleen aan de fysieke dood ben ontsnapt, maar ook aan de geestelijke dood. 

Dat is een schokkende vraag, want ten eerste was ik mij van geen geestelijk gevaar bewust, en ten tweede zou mijn verdrijving uit het paradijs van Scheldewindeke niet het ‘grote ongeluk’ zijn geweest zoals ik het beleefd heb en nog altijd beleef, maar precies het omgekeerde: een groot geluk, een redding. Weliswaar kwam mijn longembolie pas drie jaar later, maar ik kan ze niet los zien van wat eraan voorafging. Vanaf het eerste moment had ik in Zegelsem het gevoel te stikken: ik verloor bijna het bewustzijn. Met veel moeite overleefde ik de verhuizing, maar het gevoel van dreiging verdween niet. De longembolie bevestigde dat het geen inbeelding was: de mentale verstikking had zich ontwikkeld tot een lichamelijke verstikking. Daardoor was ze zichtbaar geworden in een (medisch) beeld: volgens de artsen was de embolie het gevolg van bloedklonters die zich in mijn benen hadden gevormd en vandaaruit opgestegen waren naar mijn longen waar ze de zuurstofvoorziening geblokkeerd hadden.

Het is een veelzeggend beeld: vanuit het hart vertrekt het bloed met grote kracht naar de periferie van het lichaam, komt daarbij langzaam tot stilstand, keert zich om en begint aan de terugtocht. Blijkbaar is tijdens deze omkering mijn bloed gaan klonteren, alsof het ‘ginder beneden’ te sterk onder de invloed van de zwaartekracht kwam en te lang bleef stilstaan. Zo zien de artsen het natuurlijk niet, zij noemen de oorzaak ‘ideopatisch’, wat expertentaal is voor: we hebben geen idee. Zelf kan ik niet geloven dat het toeval was dat de bloedklontering ontstond op hetzelfde moment dat ik me verdiepte in het transgenderisme en terechtkwam in de duistere diepten van het materialisme. Hoewel ik slechts in gedachten afdaalde in deze onderwereld voelde ik toch de ‘verpletterende’ krachten die daar heersten. Maar ik was eraan begonnen en ik wilde het ook afmaken. Toen ik weer boven water kwam en de frisse lucht (van de scheiding der geslachten) inademde, bereikten ook de bloedklonters mijn longen …

En nu zou ik moeten geloven dat mijn longembolie en alles wat eraan voorafging – die drie jaar durende verstikking in Zegelsem, eerst mentaal en ten slotte fysiek – niet het grootste ongeluk van mijn leven was, maar het grootste geluk, mijn geestelijke redding? Dat is als zeggen tegen iemand die kanker heeft dat hem niks beters kon overkomen. Toch beweert Rudolf Steiner hetzelfde wanneer hij zegt dat het de goede goden zijn die ons rampen en onheil sturen. Nu een zware longembolie mijn aandacht gericht heeft op de karmische herhaling in mijn leven, dringt de gedachte zich inderdaad aan me op dat Zegelsem wel eens een zegen zou kunnen zijn en geen vloek. Die gedachte stuit me hevig tegen de borst, want ze staat niet alleen volkomen haaks op hoe ik Zegelsem beleef, ze impliceert ook dat Scheldewindeke niet het paradijs was waarvoor ik het hield, of beter gezegd: dat er in dat paradijs een slang rondsloop die een groot geestelijk gevaar inhield waarvan ik me niet bewust was. 

Dat laatste is niet helemaal waar. Ondanks – of juist door – alle heerlijkheden waarmee mijn tuin me overlaadde, had ik het gevoel dat hij me tot zijn slaaf maakte. Dat verontrustte me niet al te zeer want ik was ervan overtuigd dat ik het wel op een akkoordje zou kunnen gooien met de dwingende natuur. Eén ding stond vast: ik wilde nooit meer weg uit Scheldewindeke, het was er veel te goed. Maar is dat niet hoe Faust in de val van Mefistofeles liep? Verweile doch, du bist so schön! De afspraak was dat hij alles zou krijgen wat hij wenste op voorwaarde dat hij er zich niet aan hechtte. En dat was precies wat ik in Scheldewindeke deed: na een lange tocht door de woestijn had ik deze oase gevonden en ik wilde er nooit meer weg. Waarom zou ik ook! Welke reden zou ik kunnen hebben om dit godsgeschenk terug te geven en te zeggen: nee dank u, ik trek opnieuw de woestijn in? Dat zou volstrekt tegennatuurlijk zijn geweest en dus moest de redding van buitenaf komen: ik moest verdreven worden uit mijn paradijs. 

Die faustische problematiek is reeds in het scheppingsverhaal aanwezig: Adam leeft in het aards paradijs en is daar gelukkig, maar toch ziet God dat het niet goed is. Hij veroorzaakt een ramp: Adam wordt in twee geslachten verdeeld en daarmee begint de kettingreactie die zal leiden tot de verdrijving uit het paradijs. Vandaag herhaalt deze oergeschiedenis zich. De ‘wereld van gisteren’, zoals Stefan Zweig het Europa van de 19de eeuw beschrijft, was een paradijs op aarde. Maar er zat een slang in verborgen: de slang van het materialisme die het paradijs tot een gevangenis dreigde te maken. Om dat gevaar af te wenden, stuurden de goden (oorlogs)rampen die de mens verdreven uit zijn paradijs. Maar het materialisme laat zich niet zomaar overwinnen: de mens heeft zich zover verwijderd van zijn geestelijke oorsprong dat hij er niet meer in slaagt om terug te keren. Na de wereldoorlogen creëerde hij een nieuw paradijs en opnieuw moesten de goden rampen sturen om te voorkomen dat de mens zijn ziel aan de duivel verkocht. 

De ramp met de Titan is daar een klein maar sprekend voorbeeld van. Rijkelui die niks beters te doen hebben, dalen diep in de oceaan af en raken niet meer naar boven. Ze worden verpletterd door de enorme druk van het water: een beeld van het materialisme waaronder de moderne mens dreigt te bezwijken. En toch. De ramptoeristen in de Titan gingen kijken naar de gevolgen van dezelfde hubris die ook hen in zijn greep had, alsof ze op zoek waren naar een spiegel die hen bewust kon maken van het gevaar waarin ze verkeerden. Daardoor werden ze ongewild zelf tot een spiegel, want in wezen verkeren we allemaal in dezelfde situatie: we dreigen verpletterd te worden door het materialisme en we beseffen het niet. We slapen. Maar instinctief roepen we rampen over ons af die ons wakker moeten schudden en ons bewust maken van het gevaar: het gevaar van de geestelijke dood, de dreigende stilstand van onze bewustzijnsontwikkeling, het onzichtbare ‘stollen’ in de diepten van onze ziel. 

In Scheldewindeke (waar ik leefde als God in Frankrijk) had ik slechts een vaag aanvoelen van de de slang in mijn paradijs. In Zegelsem (waar ik als banneling leef) werd de dreiging bijna tastbaar. Maar pas sinds mijn longembolie is ze zichtbaar geworden in een spiegelbeeld. Bloed is de drager van het Ik en het klonteren van mijn bloed weerspiegelt de bedreiging van mijn Ik door de zwaartekrachten van het materialisme. Dat is wel even schrikken, want ik was me van geen kwaad bewust. Maar instinctief zocht ik een spiegel waarin dat kwaad zichtbaar werd. Door af te dalen in de duistere diepten van het transgenderisme werd ik me bewust van een kwaad dat het niet alleen gemunt heeft op fysieke kinderen maar ook en vooral op het kind-in-de-mens, op zijn geestelijke Ik dat geboren wil worden. Dit – letterlijk en figuurlijk bloedstollende – kwaad kan ik nu niet langer negeren: ik word er dagelijks aan herinnerd door de bloedverdunners die ik moet slikken en de spankousen die ik moet dragen. 

Als ik niet levenslang afhankelijk wil blijven van deze materiële middelen, dan moet ik geestelijke middelen ontwikkelen die beletten dat mijn bloed gaat klonteren op het moment dat het tot stilstand komt in mijn benen en terug moet keren naar hart en longen. Ik moet met andere woorden mijn Ik steunen bij zijn wederopstanding, bij het overwinnen van de zwaartekracht van de materie waarin het zo diep is afgedaald. Dat kan ik alleen met hetzelfde middel dat die afdaling mogelijk heeft gemaakt: het denken. Als mijn denken mijn bloed heeft doen klonteren door af te dalen in de onderaardse grotten van het materialisme, dan moet het ook in staat zijn dat bloed weer vloeibaar te maken. Daarvoor moet het zelf ook beweeglijk worden en de vraag is waarop het zich dan moet richten. Waarover moet ik gaan nadenken als ik mijn bloed weer in beweging wil brengen, als ik het wil helpen om rechtsomkeer te maken en weer op te stijgen? 

Daarover hoef ik niet lang na te denken (sic). Het grote keerpunt in mijn leven was Basic Instinct, de film die mij uit het slop haalde en me aan het denken zette zoals ik dat nog nooit gedaan had. Zonder het voorbeeld en de stimulans van dit moderne mysteriedrama zou het me nooit gelukt zijn het roer om te gooien. De inspanningen die ik moest leveren om het raadsel van deze film op te lossen, deden me beseffen dat ik nog nooit echt nagedacht had in mijn leven. Wat ik deed om mijn diploma’s te behalen en mijn brood te verdienen, was nabootsend denken: herhalen wat experts gedacht hadden. In het geval van Basic Instinct viel er echter niets te herhalen, de film was pas verschenen en geen enkele expert dacht erover na. Ik moest dus nieuw terrein verkennen en scheppend gaan nadenken. Iedereen verklaarde me gek, maar dat overkomt scheppende geesten wel meer. Bovendien vond ik het opwindend om na te denken over Basic Instinct, ik beleefde er vreugde aan: het deed mijn hart kloppen en mijn bloed stromen. En dat is precies wat ik nodig heb. 

Basic Instinct daalt af in de diepten van de menselijke ziel, waar een gevaarlijke slang leeft. Deze mensenverslindende draak wordt na een intense strijd overwonnen. De film heeft inderdaad een happy end, maar dat wordt pas zichtbaar wanneer we met ons denken onder het zintuiglijke oppervlak van Basic Instinct duiken en afdalen in zijn geestelijke diepten. Daar treffen we harde waarheden aan, inconvenient truths die de lgtb-gemeenschap 30 jaar geleden reeds in alle staten brachten en vandaag controversiëler zijn dan ooit. Tijdens deze duiktocht moeten heel wat (materialistische) vooroordelen overwonnen worden, geklonterde overtuigingen die ons denken doen verstarren, onze ziel doen stikken en ons hart dreigen op te blazen. Maar juist daardoor ontwikkelen we de opstandingskrachten die ons kunnen redden van een gevaar dat nog grotendeels onzichtbaar is. En hoeveel aangenamer is het niet dat te doen aan de hand van een kunstwerk dan te wachten tot de fictie werkelijkheid wordt en de ijsberg ons midscheeps treft.

Terug van bijna weggeweest

  

I can’t breathe. Zo luidde de slogan die enkele jaren geleden spontaan opdook na de dood van Floyd George. De drie woorden drukten feilloos uit wat er leefde in de ziel van talloze mensen: ze kregen geen adem, ze hadden het gevoel te stikken. Uiteraard verkeerden ze niet in fysieke ademnood, wat hen kwelde was een tekort aan geestelijke zuurstof. Hun middengebied, waar doen en denken met elkaar in interactie gaan, werd lamgelegd. Dit meest menselijke gebied, waar de tweeledige – materiële en geestelijke – natuur van de mens zich ontplooit, werd verstikt. Het was een diepe waarheid die uit de diepten van hun bewustzijn opborrelde, maar binnen de kortste keren werd ze vervangen door het leugenachtige Black Lives Matter. Alsof alleen de zwarten in ademnood verkeerden en het de blanken waren die hen in een wurggreep hielden. Wat oorspronkelijk een gemeenschappelijk geestelijk inzicht was, werd onmiddellijk naar beneden getrokken in de materie, in het gebied waar de mensheid verdeeld is in rassen.   

Tegenwoordig stijgen steeds meer geestelijke inzichten naar de oppervlakte, maar ze worden meteen gegrepen door de zwaartekracht van het materialisme en veranderd in leugens. Het zijn die leugens die het middengebied lamleggen en de waarheid verstikken die daar leeft en naar bewustwording streeft. Willen we ruimte scheppen voor waarheid en onze naar adem snakkende ziel weer zuurstof geven, dan moeten we ons bewust worden van dit omkeringsproces en inzien dat waarheid voortdurend ‘verleugend’ wordt. We vinden de waarheid niet door de leugen te bestrijden maar door haar (op onze beurt) om te keren. Het bestrijden van de leugen impliceert dat we de waarheid reeds kennen, en dat is een dubieus uitgangspunt. Het leidt tot de eindeloze strijd tussen mensen die er allemaal van overtuigd zijn de waarheid in pacht te hebben. De waarheid moet niet langer gezocht worden tegenover de leugen, maar in de leugen. Ze valt er als het ware mee samen en wordt zo een bron van eindeloze verwarring.

Eén van de meest groteske leugens die vandaag in de wereld circuleren is de transgenderideologie. Nooit was de leugen groter, maar nooit ook stond ze dichter bij de waarheid. Want niets vestigt de aandacht meer op de scheiding der geslachten dan de verwoede pogingen om ze af te schaffen. Om de een of andere reden is die scheiding zo’n cruciale waarheid dat de powers to be alles in het werk stellen om er een leugen van te maken. Met alle mogelijke middelen splitsen ze ons de nieuwe ideologie in de maag. Zo kondigde het Gentse stadsbestuur onlangs aan dat mensen die van geslacht willen veranderen recht hebben op 20 extra verlofdagen. In Amerika worden grote bedrijven dan weer verplicht om ‘inclusief’ te zijn, wat voor Inbev resulteerde in een verlies van 22 miljard euro na een queer reclamecampagne die bij de consument in het verkeerde keelgat schoot. De tegenmachten lijken stilaan hun hand te overspelen bij het omkeren van de waarheid. 

Niet toevallig is die waarheid een scheiding. De scheiding der geslachten vormt de grondslag van ons onderscheidingsvermogen, het vermogen dat we nodig hebben om de leugen te ontmaskeren, om haar van de waarheid te onderscheiden. De (scheidende) tegenmachten zijn vandaag immers zo sterk geworden dat we wanhopig streven naar verbinding en inclusie. In naam van dit verbindende ideaal verketteren we alles wat mensen en dingen onderscheidt. Op die manier maken we onszelf blind voor de werkelijkheid, een werkelijkheid die op alle gebieden beheerst wordt door een verstikkende vermenging van de tegenpolen. We beletten onszelf te zien dat de tegenmachten vandaag ook ‘verbindend’ zijn geworden: ze verzetten zich niet langer tegen de geest, maar omarmen hem en maken hem tot hun werktuig. Het materialisme is spiritueel geworden en spiritualiteit is niet meer dan een geraffineerde vorm van materialisme wanneer het niet gepaard gaat met een wakker onderscheidingsvermogen.  

Zolang we blindelings ijveren voor verbinding, inclusie, vermenging en alles wat één maakt, krijgen we applaus op alle banken en worden we beschouwd als spirituele mensen. Media, machthebbers en overheden staan pal achter ons. Denken we maar aan de manier waarop ze de transgenderbeweging steunen die ieder onderscheid tussen de geslachten wil uitwissen. Pleiten we daarentegen voor onderscheid en wijzen we op de desastreuze gevolgen van de vermenging der tegenpolen, dan gaan de poppen aan het dansen. En dat doen ze dat niet alleen op het openbare toneel, ze doen het ook achter de schermen. Dat heb ik zelf mogen ondervinden: toen ik tijdens de kerstperiode begon na te denken over het transgenderfenomeen, duurde het niet lang of ik werd ziek. Een simpele verkoudheid, zo leek het, maar ik hield er een hardnekkige hoest aan over die me in toenemende mate het spreken belette. Ik werd als het ware de mond gesnoerd maar gelukkig kon ik nog schrijven en ik drong dieper door in mijn akelige onderwerp.

De transgenderwereld is een ziekmakende wereld. Ik was dan ook opgelucht hem achter mij te kunnen laten en mijn aandacht te richten op de scheiding der geslachten. Maar toen ging het pas goed mis: ik kreeg moeite met ademhalen en raakte nauwelijks nog overeind. Half april escaleerde de zaak en werd ik in allerijl naar het AZ van Oudenaarde gevoerd. Met een zuurstofmasker op mijn gezicht zag ik door het achterraam van de ziekenwagen hoe donkere wolken zich aan de hemel samenpakten: er ging een onmiskenbare dreiging vanuit. Op de spoedafdeling werd een zware longembolie vastgesteld. Komt dat nog goed, vroeg ik hijgend aan een arts. Altijd, antwoordde hij kordaat, maar het had wel niet veel langer moeten duren. Na een hele reeks onderzoeken – en een corona-test – werd ik naar Intensieve Zorgen gevoerd waar ik omringd werd door tutende, piepende en blazende machines, en verbonden met plastic slangen waardoor zuurstof, antibiotica, bloedverdunners en wat nog al meer stroomden.

Vijf dagen (en nachten) lang bestond mijn bestaan uit louter ademen: in en uit, in en uit, heel bewust. Doordat de zuurstof met kracht in mijn neus werd geblazen en ik die zo diep mogelijk moest inhaleren – want u hebt dat nodig, meneer – was ik verplicht uit te ademen langs mijn mond, en daar moest ik mijn aandacht voortdurend bijhouden. Ten slotte werd geoordeeld dat het gevaar geweken was en versaste ik naar een gewone ziekenkamer. Daar kreeg ik prompt een pijnlijke spierbloeding in mijn linkerarm die opzwol als een ballon. Toen ik naast een spanverband ook nog eens spankousen kreeg aangemeten, lag ik helemaal verpakt in bed, nauwelijks in staat me te bewegen. Gelukkig werd ik na een paar dagen verlost van de zuurstofslang in mijn neus en dat was een hele … verademing. Mijn grootste zorg was nu dat ik gezelschap zou krijgen en de godganse dag naar de televisie zou moeten kijken en luisteren. Dat zou ik niet overleefd hebben, maar de goden waren gelukkig (weer) met mij. 

Wat zou er gebeurd zijn als ik niet naar Spoed was gevoerd, vroeg ik op een dag aan één van de vele artsen die aan m’n bed verschenen. Uw hart zou het begeven hebben, klonk het antwoord. Dat hart van me had inderdaad zo hard moeten werken dat het een stuk groter was geworden. Ik had bijna het loodje gelegd en had het nauwelijks beseft. De dood was op kousevoeten genaderd, als een roofdier dat langzaam en geduldig zijn prooi besluipt. Het sloeg toe, drie jaar nadat een ander monster me had besprongen en bijna tot waanzin had gedreven. Ook dit keer ontsnapte ik slechts op het nippertje. Om te bekomen van al die opwinding trokken we – net als na de eerste aanslag – voor vijf dagen naar zee. Mijn vrouw had dat verblijf maanden geleden al besproken, dus dat kwam goed uit. Of hoe karma werkt. De zeelucht deed me als vanzelf diep inademen en ik maakte van de gelegenheid gebruik om ook geestelijk weer op adem te komen: ik begon te schilderen, met water, net als de zee. 

Ter ontspanning van al dat ademen las ik De Toverberg van Thomas Mann, een boek dat ik in een opwelling had gekocht. Het bleek zich af te spelen in een sanatorium in de bergen en al op de eerste bladzijden vernam ik dat de moeder van de hoofdpersoon gestorven was aan een … longembolie. Daar was het karma weer! Sanatoria en longproblemen waren in de 19de eeuw een bekend verschijnsel. Niet toevallig bereikte het materialisme in die tijd zijn hoogtepunt. En dat ging ten koste van het middengebied van de mens. In de 19de eeuw waren de longen de dupe, in de 20ste eeuw het hart. Wat zal het in de 21ste eeuw worden? Beide samen? Hoe dan ook, het was een genot weer te kunnen ademen, zowel fysiek als geestelijk. De kust is dan ook het natuurlijke middengebied bij uitstek: land en water ontmoeten er elkaar in een groots, ritmisch ademen. In Zegelsem daarentegen is die ademhaling helemaal verstard: water is er niet te bekennen en met al haar heuvels is de aarde er tot een gestolde zee geworden. 

Hoewel het een verademing was aan zee te kunnen schilderen, vielen de resultaten tegen. Je kon aan m’n aquarellen zien, vond ik, dat het ademen me nog niet goed afging. Het gaat bij schilderen dan wel om geestelijk ademhalen, maar zou dat werkelijk los staan van de fysieke ademhaling? Het is dezelfde vraag als: was er een verband tussen mijn longembolie en de transgenderkwestie waarin ik me maandenlang verdiept heb? Sinds ik in de Vlaamse Ardennen ben komen wonen – alweer een karmische kwestie – word ik gekonfronteerd met een uiterlijke, materiële werkelijkheid die een spiegel is van mijn innerlijke, geestelijke werkelijkheid. Ik leef in een metaforische wereld, in een herhaling van Genesis: Scheldewindeke was mijn tuin van Eden, Zegelsem de verdrijving uit dat paradijs. Maar geldt dat niet voor iedereen? Wie denkt vandaag niet met weemoed aan de wereld van gisteren? Komt de 19de eeuw ons niet voor als een kunstzinnig paradijs vergeleken bij de stuitende lelijkheid van de 20ste en 21ste eeuw?

Meer dan ooit komt Scheldewindeke – mijn eigen wereld van gisteren – me voor als een plek waar ik vrij kon ademen. Dankzij mijn tuin leefde ik er op het ritme van de seizoenen, op het ritme van binnen en buiten ook: was ik moe van het tuinieren, dan ging ik wat schrijven, en omgekeerd. Van die rustige, vrije ademhaling is in Zegelsem geen sprake meer. Wat in Scheldewindeke vanzelf ging, moet ik nu met veel moeite zelf tot stand brengen: ik moet weer leren ademen. In die zin zijn de vijf dagen (en nachten) die ik op Intensieve Zorgen doorbracht een beeld van mijn huidige leven. De ‘slangen en machines’ waarmee ik verbonden ben, zijn het schilderen en het schrijven. Zonder die twee hulpmiddelen zou ik het niet uithouden, ik zou stikken en mijn hart zou het begeven. Vooral het schilderen treed op de voorgrond – in Scheldewindeke had ik er nauwelijks tijd voor, mijn tuin eiste me op. Die tuin is nu verdwenen: ik moet het (natuurlijke) tuinieren vervangen door kunstzinnig tuinieren: al schilderend moet ik weer leren ademen, heel bewust. 

Dat kost me heel veel moeite en hartzeer. Hoewel ik opnieuw voldoende zuurstof krijg, verloopt het geestelijke ademen niet zoals het hoort. Mijn aquarellen ‘ademen’ niet, ik schilder ze telkens weer dood. Veel heeft te maken met het feit dat ik hier in de Vlaamse Ardennen omringd ben door louter groen. Groen geldt als de kleur van het leven. Maar dat is niet wat je beleeft wanneer je het schildert. In de lente ademt het groen nog in talloze schakeringen, maar wanneer het zomer wordt, sterft het tot een uniforme brij en heb je zwart nodig om het te schilderen. Je ondervindt dan dat groen ook de kleur van de dood is. Nu ben ik beginnen aquarelleren omdat ik behoefte had aan kleur en leven, omdat het zwart-wit van het tekenen me niet meer voldeed. Maar ik ben weer terug bij af. Ik sta voor de opgave al dat dode groen weer leven in te blazen, die verstikkende vermenging van de tegenpolen geel en blauw weer te doen ademen. Ik weet echter niet hoe ik dat moet doen, na drie jaar Zegelsem ben ik daar nog altijd niet achter.

Er zit niets anders op dan te blijven proberen. Maar of dat zal volstaan, is zeer de vraag. Ik herinner me nog levendig mijn pogingen om te leren etsen. Vijf jaar lang werkte ik keihard om de ‘zwarte kunst’ onder de knie te krijgen. Zonder resultaat. Achteraf gezien was het probleem dat ik er niet in slaagde de afstand te creëren die dit medium in hoge mate vereist. Mijn blinde scheppingsdrift deed me in een cirkel draaien en ik kwam geen stap vooruit. Dat gevaar dreigt nu ook. Ik zit in een diep ingesleten spoor, en er is een soort hefboom nodig om me daaruit te tillen. Destijds was dat de film Basic Instinct die me uit mijn hengsels lichtte en mijn leven op een ander spoor zette. Dat gebeurde door een adembenemend samengaan van een extreem zintuiglijke vorm en een extreem geestelijke inhoud. Maar dat begreep ik pas toen ik die twee uitersten leerde onderscheiden. Basic Instinct was het begin van een jarenlange training in afstandelijkheid die voortduurt tot de dag van vandaag.

Hoewel ik er stap voor stap in slaagde voldoende afstand te nemen van deze film om te ontdekken wat er allemaal schuilging onder zijn zo zinnelijke uiterlijk, was ik niet in staat die afstand weer te overbruggen en alles wat ik onderscheiden had weer te verbinden tot een levend geheel. Teleurgesteld zocht ik mijn toevlucht in het schilderen. Maar ook daar liepen mijn inspanningen (die me zelfs naar de markt in Brugge hadden gevoerd) op een mislukking uit. Of er enig verband was, weet ik niet, maar kort daarna kwam Scheldewindeke als een godsgeschenk uit de hemel vallen, even onverwacht en even overweldigend als Basic Instinct dat 25 jaar eerder deed. Ook mijn nieuwe leven was een erotische thriller, want ik beleefde het contact met de aarde en de stilte van mijn tuin als een intens zinnelijk genot. Dat aardse genot leidde me dan weer tot een geestelijk genot: de ontdekking van de verborgen, karmische dimensie van mijn leven. Maar tussen die twee bleef altijd nog een diepe kloof bestaan. 

Toen ik drie jaar later uit mijn tuin van Eden werd verdreven, ging die kloof opeens open en ik viel erin. De onderwereld waarin ik terecht kwam, deed me eerst bijna mijn verstand, en nog eens drie jaar later bijna mijn leven verliezen. Was Scheldewindeke de bloei van mijn leven geweest, dan is Zegelsem de zaadvorming: het water verdampt, alles verstart en verdroogt. Het komt er nu op aan mijn leven af te ronden en in al die doodsheid een nieuwe levenskiem te planten. Die kiem moet ik veroveren op de ‘groene wereld’ die me omringt, op die verstikkende vermenging van de tegenpolen. Schilderen vervult daarbij een ondersteunende, moederlijke functie, maar het ‘kind’ moet in mijn denken geboren worden. En waar kan ik daar een beter voorbeeld voor vinden dan in Basic Instinct, de film die de dramatische, verwarrende en gevaarlijke geboorte van de geestelijke mens in beeld brengt? Waarschijnlijk zal het me ook dit keer niet lukken dit voorbeeld na te volgen, maar ik moet het proberen. Wer immer strebend sich bemüht, den können wir erlösen.

De scheiding der geslachten (3)

  

 
Als kind werd ons verteld dat er op onze ene schouder een wit engeltje zat dat ons aanspoorde om het goede te doen, en op onze andere schouder een zwart engeltje dat ons aanzette tot allerlei kwaad. Dat verhaaltje moest waarschijnlijk doorgaan voor een beeld van ons hogere en lagere zelf. Een volwassener voorstelling van zaken vinden we bij de antroposofie: de twee engeltjes zijn Lucifer en Ahriman, en ze maken allebei deel uit van ons lagere zelf. Ons hogere zelf – dat christelijk van aard is – moeten we elders zoeken. Volgens Rudolf Steiner komt het van buitenaf op ons toe. Dat klinkt verrassend, want doorgaans wordt ons verteld dat we het geestelijke of het goddelijke in onszelf moeten zoeken: we moeten naar binnen keren als we ons hogere Ik willen vinden. Dat is een overtuiging die we vooral in het Oosten vinden, maar waar Rudolf Steiner dwars tegenin gaat. Wie contact wil maken met zijn hogere, geestelijke zelf moet zich volgens hem niet naar binnen maar naar buiten keren.

Het Westen wordt vandaag overspoeld met Oosterse wijsheden, denkwijzen en meditatievormen die allemaal met elkaar gemeen hebben dat ze ons aanmanen ons ego – ons lagere, naar buiten gerichte zelf – los te laten, want het belet ons de verlichting te bereiken. Die verlichting wordt voorgesteld als een opgaan in het nirwana, het grote niets waarin het zelf van de mens oplost als een druppel in de oceaan. Jim Carrey, een beroemde Hollywoodster, heeft die verlichting gevonden en verkondigt nu overal dat Jim Carrey niet bestaat, dat het slechts een rol is die gespeeld wordt door het universum. Hij is lang niet de enige. Het internet wemelt van de ‘verlichte meesters’ die hun innerlijke god of godin hebben gevonden, die hun ware zelf hebben gerealiseerd en klaarstaan om ook anderen te healen. Vooral onder vrouwen zijn deze New Age opvattingen en praktijken heel populair. Veel minder populair is het antroposofische standpunt dat het ego niet wil oplossen maar juist versterken. 

Twee werelden lijken hier lijnrecht tegenover elkaar te staan: de Oosterse wijsheid, die uitgesproken vrouwelijk en ego-loos is, en de Westerse antroposofie die uitgesproken mannelijk is en het ik van de mens centraal stelt. Rudolf Steiner noemt zijn antroposofie dan ook een geesteswetenschap: ze heeft als uitgangspunt het nuchtere, rationele denken dat naar buiten, op de zintuiglijke werkelijkheid gericht is en derhalve ik-versterkend werkt. In Oosterse en New Age kringen speelt dit mannelijke denken slechts een bijkomstige rol: alles draait hier om de vrouwelijke beleving die in het beste geval uitmondt in de extase van de ik-loosheid. Steeds meer mensen lijken deze staat van verlichting of zelfoplossing te bereiken, iets wat niet gezegd kan worden van antroposofen. Maar dat is ook niet hun doel. Rudolf Steiner was daar heel duidelijk over: het is niet zo moeilijk, zei hij, om het goddelijke te beleven, daar bestaan middelen genoeg voor, maar dat is niet waar het in de antroposofie om gaat.

Waar gaat het dan wel om in deze mannelijk-Westerse spirituele beweging? De antroposofie wil de geest leren kennen, zoals de wetenschap de materie kent. Het loutere beleven van de geest is altijd subjectief gekleurd zoals we kunnen afleiden uit de vele verschillen die er zijn tussen spirituele stromingen en religies. Wetenschap daarentegen is overal ter wereld hetzelfde, het is een objectief kennen. Op die objectieve, wetenschappelijke manier – met behulp van ons verstand dus – kunnen we volgens Rudolf Steiner veel dieper in de geestelijke wereld doordringen dan met gelijk welk ander vermogen. En dat is juist de bedoeling van de antroposofie: doordringen tot de kern van de zaak. Die kern is Christus. De geesteswetenschap van Rudolf Steiner is een openbaarmaking van het esoterische christendom dat altijd de verborgen grondstroom is geweest van de Europese beschaving. De kosmische Logos die hier werd vereerd, wil de antroposofie verbinden met de aardse logica, zij wil met andere woorden een wetenschap van Christus zijn. 

Dat is natuurlijk hoog gegrepen, zeker in een door en door materialistische tijd als de onze die steeds vijandiger staat tegenover alles wat christelijk is. Er gaapt dan ook een diepe afgrond tussen ons (op de zintuiglijke werkelijkheid gerichte) verstand en de (bovenzintuiglijke) ‘kern van de zaak’. Die kloof zou de mens nooit kunnen overbruggen als Christus niet zelf ‘over de brug’ was gekomen toen hij mens werd en zich – tot het einde der tijden – verbond met de aarde. Het is dankzij deze menswording dat wij Christus nu ook met ons verstand kunnen leren kennen, op dezelfde manier als wij de materiële dimensie van de aarde leren kennen. Maar dan moeten wij met dat verstand wel over de drempel gaan, over de ‘kleine afgrond’ die ons scheidt van de etherische dimensie waar Christus zich ophoudt. Daarin bestaat dan ook de opgave van de antroposofie: zij wil het rationele, wetenschappelijke denken uitbreiden van de materiële tot de geestelijk-etherische dimensie van de aarde. 

Deze etherische dimensie valt nagenoeg samen met de materiële dimensie maar is er – in ons bewustzijn – strikt van gescheiden. Ze doordringt de materie maar bestaat niet uit energie of trillingen zoals in New Age kringen wordt beweerd. Ze is louter geest en met ons naar buiten gerichte (mannelijke) verstand komen we haar nooit op het spoor, dat bewijst de moderne wetenschap dagelijks. Maar door ons naar binnen te keren, naar onze (vrouwelijke) beleving, vinden we haar evenmin. Pas wanneer we beide kanten van ons bewustzijn – ons verstand en ons gevoel – met elkaar verbinden, kunnen we kennend doordringen in de etherische sfeer waar we Christus moeten zoeken. Dat is geen geringe opgave, want verstand en gevoel zijn in onze tijd vijanden geworden. De enorme ontwikkeling van de wetenschap sinds de 15de eeuw heeft onze gevoelsmatige beleving van de wereld zo sterk teruggedrongen dat er van het ooit zo vurige en cultuurscheppende geloof in Christus niets meer overblijft. 

In de tweede helft van de 19de eeuw heeft deze groeiende intellectualisering geleid tot de ‘tweede kruisdood’ van Christus: hij werd als het ware uit de etherische wereld (en uit onze gevoelsmatige beleving daarvan) verdreven. In het begin van de 20ste eeuw vond dan de ‘tweede opstanding’ plaats: de wederkomst van Christus op de wolken, zijn terugkeer in de etherische wereld. Het is deze opstanding die we in ons bewustzijn moeten weerspiegelen door met ons verstand door te dringen in ons gevoel. Daardoor komt dat (materialistisch geworden) verstand weer tot leven en worden onze (egoïstisch geworden) gevoelens weer ‘geobjectiveerd’ zoals dat in de kunst gebeurt. Het is dan ook in de verbinding van kunst en wetenschap dat de mens zich verheft tot de etherische Christus. Dat veronderstelt echter een bewuste wilsinspanning, want als kunst en wetenschap zich onbewust met elkaar vermengen – zoals vandaag het geval is – dan gebeurt het omgekeerde: ze trekken de mens omlaag in de onderwereld van de Antichrist. 

De verbinding van kunst en wetenschap moet van de wakkere mens uitgaan, dat wil zeggen van de mens in wie ze volkomen gescheiden zijn. In middeleeuwse mens gingen kunst en wetenschap nog samen en kwamen religieus tot uitdrukking. Daarna scheidden hun wegen zich: het denken werd objectief-wetenschappelijk, het voelen subjectief-kunstzinnig. Dat leidde in de 19de eeuw tot de triomf van het materialisme en de nederlaag van de religie. De (Westerse) mens maakte zich los van de geestelijke wereld, hij werd een vrij en zelfstandig wezen. Die bevrijding wekte in hem een gevoel van triomf dat we nog altijd in de wetenschap kunnen beluisteren: I’m the king of the world. Maar ook in de kunst brak een nieuw tijdperk aan: het impressionisme weerde iedere ideëel-geestelijke component en had enkel nog oog voor de aardse werkelijkheid. Zowel in de kunst als in de wetenschap keerde de mens zich helemaal naar buiten. Voor geest of religie was in zijn bewustzijn geen plaats meer.

Deze ‘dood van de geest’ is de eerste – en noodzakelijke – fase in de geboorte van de vrije mens. In een tweede – niet minder noodzakelijke – fase verbindt de mens zich weer met de geest. Bij een fysieke geboorte spreekt dat vanzelf: eerst is er de pijnlijke scheiding tussen moeder en kind, dan hun vreugdevolle (her)verbinding. Maar ook bij een geestelijke geboorte is er geen verbinding zonder scheiding: het doorknippen van de navelstreng met de geestelijke wereld is voorwaarde om Christus te leren kennen. We kunnen ons pas (bewust kennend) met Hem verbinden nadat we ons kruis hebben opgenomen en de beproeving van de – scheidende – tegenmachten hebben doorstaan. Proberen we die volgorde om te keren door de konfrontatie met het kwaad uit de weg te gaan, dan komen we pas echt in de problemen. We ‘verbinden’ ons dan als moeder met ons kind nog voordat het geboren is, dat wil zeggen: we verstikken het in de baarmoeder en brengen tegelijk ons eigen leven in gevaar. 

Het meest aanschouwelijke voorbeeld van deze ‘omgekeerde geboorte’ is het transgenderfenomeen. Het keert zich tegen alles wat scheiding is – de scheiding der geslachten, de scheiding van moeder en kind, de scheiding van geest en materie – en ontpopt zich tot een reactionaire beweging die niet alleen het kind weer in de baarmoeder wil steken, maar ook de man in de vrouw, en de mens in de schoot der goden. Het transgenderisme is een groteske poging om terug te keren naar het paradijs, toen Adam en Eva nog één waren en alles one love was. Dit bizarre verschijnsel is overigens slechts het topje van een ijsberg: overal wordt vandaag naar verbinding zonder scheiding gestreefd. De moderne mens deinst als het ware terug voor zijn geestelijke geboorte, hij wil rechtsomkeer maken en zijn hele ontwikkeling ongedaan maken. Daardoor keert hij zich echter tegen de wil van de goden en vooral dan tegen Christus. Hij begaat een zonde tegen de Geest. 

Dit alles speelt zich af op het Keerpunt der Tijden, in het midden van de mensheidsontwikkeling. De eerste helft van die ontwikkeling stond in het teken van de scheiding (van materie en geest) en culmineerde in de geboorte van de vrije mens. Het tweede deel zal in het teken van de verbinding staan, van de hereniging van het pasgeboren aardse kind met zijn geestelijke moeder. Doordat dit kind – de vrije mens – een materialistisch wezen is geworden, krijgt deze hereniging het karakter van een ‘tweede geboorte’, een drempeloverschrijding die des te moeilijker is omdat ze vrijwillig tot stand moet worden gebracht. Was de ‘eerste geboorte’ – de scheiding – nog grotendeels het werk van de goden (en de tegenmachten), dan moet de herverbinding van de mens uitgaan. Dat zien we ook bij een fysieke geboorte: bevruchting, zwangerschap en geboorte zijn een instinctief, natuurlijk gebeuren dat de mens als het ware overkomt, wat daarna volgt – verzorging en opvoeding van het kind – vereist echter een bewuste inzet. 

Na de geboorte is de relatie tussen moeder en kind heel anders dan ervoor. Tijdens de zwangerschap ondergaat de vrouw passief het groeien van haar kind: het ‘mannelijke’ in haar schoot bepaalt de gang van zaken en het ‘vrouwelijke’ kan zich alleen maar onderwerpen. Is het kind eenmaal geboren, dan keren de verhoudingen zich om: het is nu de moeder die de gang van zaken bepaalt en het kind dat alles passief ondergaat. Dat verandert niets aan de wederzijdse liefde tussen moeder en kind, wel integendeel, ze maakt deze nog intenser. Dat geldt echter niet voor de verhouding tussen de geslachten. Ook hier zijn de verhoudingen omgekeerd: vrouwen hebben de leiding van de mannen overgenomen. Maar terwijl tussen moeder en kind een vanzelfsprekende liefde heerst, is het in de relatie tussen de geslachten de oude zelfzucht die regeert. Vrouwen maken gebruik van de nieuwe machtsverhouding om mannen te behandelen als kleine (en stoute) kinderen. 

Hetzelfde zien we gebeuren tussen denken en voelen. De mannelijke ratio is niet langer dominant, overal nemen de gevoelens de overhand en onderwerpen het nuchtere verstand. Nergens komt dat op zo karikaturale wijze tot uitdrukking als in de transgenderbeweging. Alle redelijkheid wordt hier overboord geworpen, gevoelens zijn wet ook al druisen ze tegen de natuur in. De (vrouwelijke) gevoelswereld grijpt de macht en wordt agresssief. We zien de moeder verschijnen die haar eigen kinderen opvreet, een proces dat we unbirthing zouden kunnen noemen. De verwilderende gevoelens richten zich niet alleen tegen kinderen, tegen mannen en tegen het rationele denken (de hele wetenschap moet op de schop), ze richten zich ook tegen vrouwen (de vrouwenrechten zijn opeens van geen tal meer). Het extreme voorbeeld van het transgenderisme toont aan dat de machtsgreep van het vrouwelijke zelfvernietigend is: het keert zich niet alleen tegen het mannelijke, het tegen de mens tout court

Rudolf Steiner zei ooit dat de goden wraak nemen als ze miskend worden door de mens. Deze wraakzucht zien we vandaag verschijnen in de vrouwelijke wereld. Het is een schreeuw om aandacht, de uitdrukking van het verlangen naar de mens die met zijn verstand doordringt in de etherisch-geestelijke wereld en Christus leert kennen. Daartoe moet het (mannelijke) verstand zich moet bevrijden uit zijn materialistische baarmoeder, maar het kan deze geboorte alleen overleven als ook de (vrouwelijke) gevoelens onschuldig worden, als ze met andere woorden ‘moeder’ worden en het nieuwe, kwetsbare verstand tot het middelpunt van hun leven maken. Hier geldt het Christuswoord: waar twee of meer in mijn naam aanwezig zijn, daar ben ik in hun midden. Het is de scheiding der geslachten die het verschijnen van Christus mogelijk maakt, maar als we dat verschijnen niet willen verslapen dan moeten we vrede sluiten tussen de geslachten, anders breekt la guerre des sexes uit. 

De scheiding der geslachten (2)

  

Het begon allemaal veelbelovend. God schiep de wereld en zag dat het goed was. Daarna schiep hij de mens en zag dat het heel goed was. Maar toen ging het mis. Om de een of andere reden moest de mens opnieuw geschapen worden en dit keer zag God dat het niet goed was. Hij probeerde er nog iets aan te doen door de mens in twee geslachten te scheiden, maar het ging van kwaad tot erger. Eva at van de verboden vrucht, sleurde Adam mee in de zondeval en beiden werden verdreven uit het paradijs. Aan de uitgang stond een engel met een vlammend zwaard: terugkeren was geen optie. Sindsdien is het leven geen pretje meer. We kijken vandaag naar wat er van de wereld geworden is en zien dat het niet goed is. Luidkeels roepen we om drastische maatregelen die een katastrofe moeten afwenden. Vooral jongeren zijn wanhopig, ze zien geen toekomst meer en beginnen zichzelf te verminken. Nee, we kunnen niet zeggen dat de schepping een groot succes is geworden. 

Genesis lijkt zich te herhalen. De Eva’s dezer wereld doen opnieuw hun eigen zin: ze trekken zich niets aan van de mannen, voelen zich superieur, eisen het recht op hun kinderen te doden, keren zich zelfs tegen hun eigen vrouw-zijn. Alsof ze hun oor te luisteren leggen bij een slang die hen influistert dat ze als God kunnen worden. Onzin natuurlijk. Of toch niet? Volgens Rudolf Steiner kunnen we de gebeurtenissen uit Genesis nog altijd terugvinden in de huidige tijd, op voorwaarde dat we de opeenvolgende ontwikkelingen uit elkaar kunnen houden. Bovendien doorlopen we tijdens onze slaap telkens weer al onze vorige levens, tot helemaal aan het begin. Genesis bestaat dus nog altijd, meer zelfs: het is brandend actueel. En in het centrum van die actualiteit staat de scheiding der geslachten, daarvan getuigt het transgenderfenomeen. Maar we negeren het. Net als destijds in het Aards Paradijs worden we overvallen door een diepe slaap. We willen liever niet zien wat er gaande is in de wereld.

Nochtans gunt de herhaling van het bijbelse scheppingsverhaal ons een blik achter de schermen. Opnieuw bevinden we ons in een alomvattende crisis, onze ontwikkeling heeft een dieptepunt bereikt: in de transgender is de mens verworden tot een karikatuur die ons het lachen doet vergaan. Maar karikaturen hebben de eigenschap dat ze, door iemands uiterlijk te vervormen, iets zichtbaar maken van zijn individualiteit, van zijn geestelijke wezen. Transgenders mogen er dan wel uitzien als een kwalijke grap, ze brengen iets aan het licht waar we anders overheen kijken. Dat geldt trouwens voor de hele moderne werkelijkheid: hoe karikaturaler ze wordt, des te meer komt haar geestelijke dimensie naar de oppervlakte. We moeten ze natuurlijk wel willen zien. Onze tijd is – net als Genesis – een esoterisch boek dat gelezen en begrepen wil worden. Om zijn verborgen inhoud te ontdekken moeten we ons echter inspannen, we mogen de ogen niet sluiten voor de karikaturale vormen die nu overal opduiken. 

De gebeurtenissen die zich vandaag herhalen, spelen zich in Genesis af tussen twee cruciale momenten: de intrede van Adam in de stoffelijke wereld en de verdrijving van Adam en Eva uit het Aards Paradijs. Zonder veel moeite kunnen we daar een beeld van conceptie en geboorte in herkennen. Genesis vertelt een verhaal dat zich vandaag nog altijd afspeelt in de baarmoeder, maar dat tegelijk op het wereldtoneel verschijnt. Alsof de wereld één grote baarmoeder is geworden waarin een onzichtbaar kind groeit, een geestelijk kind dat in ieder van ons geboren wil worden. Enerzijds is dat verheugend nieuws, want de geboorte van een kind is altijd iets dat ons met hoop en vreugde vervult. Maar anderzijds is het ook angstaanjagend nieuws, want een geboorte is steevast een pijnlijke aangelegenheid. Wat het nog erger maakt, is dat we geen idee hebben wat ons te wachten staat: we kunnen ons geen voorstelling maken van de geestelijke geboorte die ophanden is. 

Intussen volgen de weeën elkaar op. Er kan weinig twijfel over bestaan: de geboorte is ingezet. De wereldproblemen stapelen zich op en stevenen op een climax af. Het moment nadert waarop we moeten beginnen ‘persen’, want zonder medewerking van de moeder komt geen kind ter wereld. We voelen instinctief dat we iets moeten doen, maar we weten niet wat, en in onze onwetendheid doen we precies het omgekeerde van wat er moet gebeuren. In plaats van rustig te blijven en mee te werken, raken we in paniek en werken de geboorte tegen: we interpreteren de zwangerschap als een levensbedreigende ziekte die uit alle macht bestreden moet worden. We doen er met andere woorden alles aan om te verhinderen dat ons geestelijke kind geboren wordt, we beschouwen het als onze grootste vijand. Dat is de tragiek van onze tijd: we keren ons tegen het enige wat ons uit de crisis kan verlossen. De echte vijand is onze onwetendheid omtrent het kind en zijn nakende geboorte.  

De afgelopen eeuwen is de wetenschap doorgedrongen in de geheimen van het (fysieke) geboorteproces. Dat heeft geleid tot een spectaculaire daling van het sterftecijfer. Stierven er vroeger veel vrouwen in het kraambed en lag ook de kindersterfte heel hoog, dan verloopt een geboorte vandaag vrijwel risicoloos. Dat kan echter niet gezegd worden van de geestelijke geboorte die nu begonnen is. Wat dat betreft, staan we nergens. Honderd jaar geleden heeft Rudolf Steiner de fundamenten gelegd van een wetenschap van de geest, maar de inzichten daarvan zijn niet doorgedrongen tot het algemene bewustzijn, laat staan dat er een wetenschap van de geestelijke geboorte is ontwikkeld. De tegenmachten hebben die ontwikkeling met groot geweld lam gelegd en doen dat nog altijd, al is het geweld nu veel subtieler geworden. De aanvankelijk zeer fysieke strijd is nu vooral een geestelijke strijd geworden, een culture war, een oorlog tegen het weten omtrent de geest. 

Het transgenderisme is in dit opzicht exemplarisch. De aanslagen die het pleegt op het menselijk lichaam zijn slechts symptomen van de veel ernstiger aanslag die het pleegt op de waarheid, op het denken, op de wetenschap. Hoe gewelddadig geslachtsveranderingen ook zijn, ze blijven beperkt tot een relatief klein aantal mensen. De geestelijke veranderingen daarentegen die de transgenderideologie wil doorvoeren, treffen de hele bevolking en dan vooral de toekomstige. Men voedt vandaag generaties op die zelfs in hun denken geen contact meer kunnen maken met de geest, voor wie rede, logica en waarheid er niet meer toe doen en vervangen worden door wilde driften en begeerten. Deze systematische ‘verdierlijking’ gebeurt op zeer geraffineerde wijze, door het denken tegen zichzelf te keren. De transgenderideologie schiet dan ook wortel aan de universiteiten waar zich de cancel culture ontwikkelt die een verbod op het denken wil installeren. 

Om te begrijpen hoe het zover is kunnen komen, moeten we terug naar Genesis. Hier wordt namelijk (op metaforische wijze) verteld hoe het menselijk denken is ontstaan. Toen de mens uit de schoot der goden geboren werd op aarde, verloor hij zijn alomvattende bewustzijn: hij viel bij wijze van spreken in slaap. God maakte hem daaruit wakker door de geslachten te scheiden: hij schonk de mens het vermogen om tegenover zichzelf te gaan staan. De kiem van het denkende zelfbewustzijn was gelegd en kwam tot leven toen Eva de eerste vrije – niet door God ingegeven, maar wel uitgelokte – daad stelde door van de boom van kennis van goed en kwaad te eten. De mens ontwaakte en zag dat hij naakt was. Voor het eerst bekeek hij de wereld van buitenaf: hij had het paradijs verlaten en kon niet meer terug. Voortaan was hij aangewezen op zijn nieuwe denkvermogen. Hoe meer hij dat gebruikte des te meer verwijderde hij zich van het paradijs en des te meer werd hij een vrij en zelfstandig wezen.

In dat bewustwordingsproces is nu een grens bereikt. De moderne mens heeft met zijn denken de hele materiële wereld doorgrond, maar God is uit zijn bewustzijn verdwenen. Vandaag groeien de eerste generaties op die niks meer afweten van de geest, die als kind zelfs nooit sprookjes, bijbelse verhalen of andere spirituele vertellingen hebben gehoord. De mens is geestelijk zo alleen geworden dat hij het niet langer kan verdragen. Op alle mogelijke manieren probeert hij zijn bewustzijn te verdoven: onbewust keert hij zich tegen het denken dat deze geestelijke eenzaamheid veroorzaakt heeft. Hij wil de werkelijkheid zelfs niet meer onder ogen zien en geeft zich over aan wilde dromen over een nieuw aards paradijs. In de transgender- en woke-beweging streeft hij naar een ideale wereld, een wereld van liefde, verbinding en inclusie. En dat doel wil hij bereiken door alle grenzen uit te wissen en de oorlog te verklaren aan de oude, binaire wereld, de wereld van na de scheiding der geslachten.

Als gevolg daarvan zakt hij langzaam weg in een droomtoestand en begint instinctief te handelen, zoals de dieren die geen afstand kunnen nemen van hun omgeving en van zichzelf. Die afstand, die fundamentele tweedeling tussen mens en wereld is de voorwaarde voor het denken. Zonder wisselwerking tussen tegenpolen is geen denken mogelijk. De poging om de scheiding tussen de tegenpolen op te heffen, leidt dan ook tot verlies van zelfbewustzijn. Dat kunnen we goed waarnemen bij de transgenderactivisten. Ze gaan (anders)denkenden als halve wilden te lijf, maar zijn ervan overtuigd een toonbeeld van liefde en humaniteit te zijn. Ze wanen zich moreel superieur, maar hun inferioriteit blijkt juist uit het feit dat ze niet beseffen wat ze doen: ze hebben het vermogen verloren om bewust tegenover zichzelf te gaan staan. In een wereld die steeds meer één wordt, is deze teloorgang van het menselijk zelfbewustzijn wel het meest verontrustende fenomeen.

Zelfbewustzijn is wat de mens van de dieren onderscheidt en het opgeven ervan doet hem niet terugkeren naar het paradijs maar werpt hem in de onderwereld. Deze (tweede) zondeval doet hem uiteenvallen in nieuwe ‘diersoorten’ die allemaal één ding gemeen hebben: ze haten de individuele mens. Ze identificeren zich met hun soort, hun groepsziel, hun community en kunnen niet verdragen dat iemand op zichzelf staat en zich identificeert met zijn eigen ik. Ze beschouwen dat ik als een sociale constructie, het resultaat van een verwerpelijke machtsstrijd die ze willen vervangen door een superdiverse samenleving. Deze ‘regenboogmensen’ vergeten echter de engel met het vlammende zwaard: door terug te keren in hun ontwikkeling maken ze geen contact met de wijsheid en schoonheid van de dierenwereld, maar raken ze in de greep van de intelligentie en de sluwheid van de onderwereld die de mens gevangen houdt in zijn aardse baarmoeder en hem belet geboren te worden in de geest. 

Het zelfbewustzijn van de mens, dat ontstond door de scheiding der geslachten, heeft van hem een zelfstandig wezen gemaakt. Maar het heeft hem ook opgesloten in een louter materiële wereld die vandaag een verstikkende baarmoeder is geworden. Daaruit moet hij geboren worden, anders komt zijn leven – en ook dat van moeder natuur – in gevaar. Dat is de beslissende opgave waarvoor hij staat. De natuurkrachten gaan aan het werk zoals bij een fysieke geboorte en de goddelijke krachten grijpen in zoals in Genesis, maar als de mens niet meewerkt, als hij niet ‘perst’, veroordeelt hij zichzelf tot de onderwereld. Hetzelfde denken dat hem heeft opgetild uit zijn dierlijke staat en hem gemaakt heeft tot de zelfbewuste mens die hij vandaag geworden is, moet hem nu ook verlossen uit een louter materiële wereld die steeds kwellender en ondraaglijker wordt. Niets kluistert hem meer aan de baarmoeder van de materie dan juist de uitschakeling van dat denken.

Wanneer een kind geboren wordt, verlaat het de materiële wereld niet, het betreedt alleen een andere dimensie van die wereld. Zolang het in de baarmoeder zit, is het in de materiële wereld een buitenstaander, het neemt er nog niet aan deel. Zijn bewustzijn is nog hemels, het bevindt zich in een aards paradijs. Wanneer het kind dat baarmoederlijke paradijs verlaat, verandert zijn bewustzijn helemaal: het wordt wakker en ziet een geheel nieuwe wereld waar het niks van begrijpt en die het stap voor stap moet leren kennen met behulp van zijn nieuwe denken. Het is wonderbaarlijk wat een kind op die manier allemaal weet te verwerven. Natuurlijk is dit kinderlijke denken veel levendiger en kunstzinniger dan het dode, abstracte denken dat we als volwassene hebben overgehouden en dat niet langer in staat is de wereld te begrijpen en zijn problemen op te lossen. Als we niet steeds hulpelozer willen worden, moeten we weer leren denken als een kind: ons denken moet opnieuw geboren worden.

Deze geestelijke geboorte moeten we zelf tot stand brengen door ons denken weer levend te maken. En dat begint met het onderscheiden van de tegenpolen die zich vandaag hebben vermengd tot een muur waar we niet meer doorheen raken. Dat is de geboorteweg die we ons moeten banen, de ruimte die we in ons eigen bewustzijn moeten scheppen. Niets bevestigt dat meer dan de enorme weerstand die we daarbij ontmoeten. Overal heerst een instinctieve en irrationele vijandigheid tegenover het denken in tegenstellingen. Het wordt beschouwd als polarisatie, als hate speech, als een poging om mensen tegen elkaar op te zetten. Transgenders gaan daarin het verst: ze noemen het een genocide. Ze vergelijken het denken dat weer in beweging komt en onderscheid durft te maken tussen de geslachten met de holocaust. Deze hysterische reactie maakt duidelijk wat de tegenmachten het meest vrezen: de mens die weer begint te denken als een kind, de mens die geestelijk geboren wordt.