Links en rechts (1)
Dit is Femke Halsema, een Nederlandse ex-politica van GroenLinks en momenteel columniste bij De Correspondent, een onafhankelijke online krant.
Van haar las ik onlangs een artikel waarin ze onder meer het volgende zegt:
‘Linkse mensen reduceren problemen in de wereld graag tot ‘het systeem’ waar mensen slachtoffer van zijn. Maar als we niet ook ons eigen gedrag aan kritisch onderzoek leren onderwerpen, en het consumentendeel van onze hersenen leren beteugelen, komen we de crisis nooit te boven.
Ben je een beter mens als je links bent? Maken je idealen van solidariteit en rechtvaardigheid je moreel superieur aan anderen? Sommige linkse mensen denken van wel.
(…)
Een gedachtegang die je vaak terugziet in de linkse beweging gaat ongeveer zo: ‘Ik ben links en geloof in het goede van de mens. Als mensen zich misdragen of crimineel zijn, dan komt dat door het systeem waarin ze leven. In de eerste plaats is dat natuurlijk het kapitalistische systeem, maar het zijn ook bureaucratische en religieuze systemen die mensen aanzetten tot het kwaad. Als ik de verantwoordelijkheid bij mensen zelf leg, dan heb ik een ‘conservatief wereldbeeld’ en ben ik rechts. Rechtse mensen maken de slachtoffers van systemen medeschuldig, zij doen aan blaming the victim, en dat is moreel inferieur. Ik heb wel het beste met de mensen voor en daarom ben ik links.’
Voilà, een ronde cirkel.
In al zijn eenvoud is deze denktrant een belangrijke reden waarom links soms zo veel irritatie oproept. Het idee dat linkse opvattingen je tot een beter mens maken, is niet alleen onnozel maar ook behoorlijk arrogant. En als uitgangspunt voor linkse politiek is de denktrant ook problematisch. Systemen lijken te bestaan buiten medeweten van mensen om en zij worden gereduceerd tot de handelingsonbekwame slachtoffers ervan.
Kapitalisme bijvoorbeeld is dan over mensen uitgestort, ongeveer zoals God de wereld schiep. En de huidige financieel-economische crisis, die inderdaad een systeemcrisis is, is dan enkel door een aantal boosaardige rechtse politici en graaiende bankiers en handelaren veroorzaakt.
Nu is de oorsprong van de crisis deels te traceren tot de beslissingen van overwegend rechtse – door de bevolking gekozen – politici in de jaren tachtig en negentig om de financiële markten te liberaliseren en te dereguleren. Tegelijkertijd werden die beslissingen politiek en maatschappelijk van links tot rechts gesteund, denk aan Wim Kok, denk aan Tony Blair, denk aan Bill Clinton (eveneens door het volk gekozen politici).
Het is ook maar een deel van het verhaal. De politieke econoom en voormalig politicus Robert Reich beschreef in zijn boek Superkapitalisme zijn hebzuchtige gedrag aan de hand van zijn twee conflicterende hersenhelften. Het consumentendeel van zijn hersenen is permanent op koopjesjacht of de goedkoopste vliegtickets aan het scoren. Het burgerdeel van zijn hersenen vindt eigenlijk dat de kleine middenstand boven Walmart is te verkiezen en dat vliegmaatschappijen met goede personeelsregelingen en zorg voor het milieu de voorkeur verdienen boven prijsvechters. In zijn hoofd legt het burgerdeel het echter altijd af tegen het consumentendeel. Zijn consumptieverslaving – of hebzucht, zo je wil – is sterker dan zijn verlangen naar een eerlijke samenleving.
Een diepere oorzaak van de crisis is, met andere woorden, ook ons grote verlangen naar rijkdom, nieuwe spullen, luxe. Daarvoor zijn we bereid op de pof te leven, grote leningen en onbetaalbare hypotheken af te sluiten. Dat verlangen heeft geen politieke kleur. Lang geleden zei Joop den Uyl al: “Geef elke arbeider een autootje en hij voelt zich vrij.” Er waren maar heel weinig mensen die deze lokroep negeerden.
Systeemkritiek is een belangrijk onderdeel van linkse politiek, maar nooit met uitschakeling van de eigen verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de problemen. En nooit door de mensen die er last van hebben te reduceren tot een willoos werktuig.
Als wij de financieel-economische crisis werkelijk te boven willen komen, kunnen we niet volstaan met het bestraffen van de bankiers, handelaren en politieke verantwoordelijken of met het aanscherpen van de financiële wetgeving. Dan zullen we onze levensstijl – en ja, ook onze hebzucht – aan een kritisch onderzoek moeten onderwerpen. Dat geldt niet alleen voor rechtse, maar ook voor linkse mensen.
De Amerikaanse muzikant Ben Folds schreef jaren geleden een prachtige politieke protestsong, getiteld ‘All U Can Eat’. Ik mag die graag luidkeels meezingen, en dan vooral de zinnen: ‘See that asshole with a peace-sign on his licence plate / Giving me the finger and running me out of his lane. (…) They give no fuck. As long as there’s enough for them.’
Tot zover Femke Halsema.
Voor alle duidelijkheid: dit is niet geschreven door wat men tegenwoordig een ‘rechtse populist’ pleegt te noemen, maar door iemand die uitgesproken links is, groen-links dan nog wel, en dat is héél links.
Wat ik mij afvraag bij het lezen van deze tekst is: hoe komt het dat zoiets gezegd moet worden? Spreekt het niet vanzelf dat linkse mensen niet beter zijn dan rechtse mensen? Spreekt het niet vanzelf dat mensen gelijk zijn, zoals in: ik ben niet beter dan een ander? Zingen we in het moderne Europa niet allemaal uit volle borst Alle Menschen werden Brüder?
Blijkbaar niet.
We hoeven maar naar de politieke toestand in Vlaanderen te kijken.
Daar ontstond in de jaren ’80 van de vorige eeuw het Vlaams Blok, een rechtse partij. Dat hadden we hier nog niet meegemaakt, want alle politieke partijen in Vlaanderen schurken zich tegen elkaar aan in het centrum. Behalve dan de communisten (destijds geleid door Jan Debrouwere, jawel), maar die neemt niemand ernstig.
Het Vlaams Blok werd wél ernstig genomen, zo ernstig zelfs dat alle andere partijen één blok (sic) vormden tegen het Blok en het met alle mogelijke middelen bestreden. Uiteindelijk slaagden ze er zelfs in om het Vlaams Blok bij wet te verbieden.
Het begon echter opnieuw onder een andere naam: het Vlaams Belang.
De ‘nieuwe’ partij telde op een gegeven moment bijna 1 miljoen kiezers, maar die werden radicaal uitgesloten van de besluitvorming.
In naam van de democratie.
Waren die 1 miljoen kiezers opeens allemaal rechts geworden?
De meesten wisten waarschijnlijk niet eens wat links en rechts betekenden. Het waren hoofdzakelijk gewone mensen, en ze stemden voor het Blok omdat niemand anders naar hen luisterde.
Wat zou je willen! Moderne politici zijn stuk voor stuk intellectuelen, juristen meestal, en zij hebben de politieke macht geconcentreerd in een kleine elite die zich van haar eigen kiezers niks meer aantrekt. Die politieke elite doet gewoon haar eigen zin, ze regelt de zaken en petit comité.
Daartegen kwamen de Blok-kiezers in opstand. En toen ze zagen dat ze verketterd werden door de politieke wereld, verafschuwd door de intellectuele wereld en genegeerd door de media, groeiden ze aan tot 1 miljoen.
Het volk morde.
Dat morrende volk werd door de machtselite bestempeld als rechts.
En de machtselite bestempelde zichzelf als links.
Die tweedeling had dus niks te maken met links of rechts, ze stond gewoon voor: goed en slecht.
Links was goed en rechts was slecht.
En rechts is wat de machthebbers rechts noemen.
Een beetje zoals in de Hedendaagse Kunst: kunst is wat de machthebbers kunst noemen.
En dat wordt zowel in de kunst als in de politiek klakkeloos geaccepteerd.
Vandaag is de protestrol van het Vlaams Belang grotendeels overgenomen door de N-VA van Bart De Wever, die zich altijd scherp afgezet heeft tegen het Vlaams Belang en er nog altijd niks mee te maken wil hebben.
De N-VA is dan ook, net als de andere partijen, een centrumpartij.
Omdat ze echter protesteert tegen de ondemocratische machtsgreep van de zichzelf links noemende Belgische partijen (de Vlaamse én de Waalse) wordt ze als rechts en zelfs extreem-rechts afgeschilderd.
Men gaat zelfs zover om Bart De Wever te vergelijken met Hitler himself.
Zodoende is België vandaag verdeeld in twee politieke kampen: Bart De Wever en … de rest.
Bart De Wever wordt (extreem)rechts genoemd en de ‘geallieerden’ noemen zichzelf links. Volgens de ‘linkse’ redenering bestaan er vandaag dus twee soorten Belgen: goede Belgen en slechte Belgen. En de slechte Belgen zijn de protesterende Vlamingen, onder leiding van de slechtste mens van België: Bart De Wever.
België is met andere woorden het toneel van een strijd tussen goed en kwaad.
Nuchter gezien is Bart De Wever een politicus als ieder ander, al is hij voor een Vlaming ongewoon intelligent en ad rem.
Nuchter gezien is de N-VA een partij als een andere, al is ze dan Vlaamsgezind, wat in Vlaanderen vrij ongewoon is.
Nuchter gezien is er dus niks aan de hand, behalve dan dat steeds meer Vlamingen de ondemocratische gang van zaken in België moe zijn en daartegen protesteren.
Nuchter gezien gaat het om een strijd tussen degenen die meer democratie willen en degenen die partij kiezen voor de machtselite.
Nuchter gezien gebeurt er in België wat vandaag overal in de wereld gebeurt: mensen komen in opstand tegen de verstarde en kwaadaardig geworden machtselite.
Nuchter gezien is het dan ook lichtjes absurd dat de gevestigde macht in België zichzelf links noemt, en dat ze het – tot dusver machteloze en vreedzame – protest (extreem)rechts noemt. Maar helemaal absurd wordt het wanneer deze politieke termen eigenlijk morele termen blijken te zijn, en de elite zichzelf als de belichaming van het goede beschouwt en het ‘morrende volk’ als de incarnatie van het kwaad.
Die absurditeit zou – in goede Belgische traditie – nog om te lachen zijn als het een politiek spelletje was, maar degenen die deze morele grens trekken, ménen het.
Ze zijn er hartsgrondig van overtuigd dat ze moreel superieur zijn, dat ze betere mensen zijn. Dat valt maar al te duidelijk af te lezen aan de spot, de hoon, de minachting en de afschuw waarmee ze spreken over de moreel inferieuren, de extreem-rechtsen, de racisten, de fascisten, de onverdraagzamen, de haatdragenden, enzovoort.
Wat Femke Halsema in haar – zeldzaam nuchtere – stuk betoogt, is dat al die ‘linkse’ mensen misschien eens naar zichzelf zouden moeten kijken, want dat ze dan zouden merken dat ze in de grond niet beter zijn dan de ‘rechtsen’ die ze zo verketteren.
Voor een nuchter mens van deze tijd zou dat vanzelf moeten spreken.
Hebben we na de 20ste eeuw, met zijn apocalyptische uitbarstingen van geweld en zijn miljoenen doden, dan nog niet geleerd dat het alleen maar ellende veroorzaakt als de wereld opgedeeld wordt in goed en slecht?
Leert het moslim-extremisme ons niet elke dag dat die scherpe morele scheiding alleen maar tot vernietigende geweld leidt?
Blijkbaar niet.
In het moderne Vlaanderen is het onder de intelligentsia – het verstandigste deel van de bevolking dus – volkomen vanzelfsprekend geworden om te spreken over goede en slechte mensen. Dat morele onderscheid wordt weliswaar gecamoufleerd met de begrippen links en rechts, maar die camouflage wordt met de dag doorzichtiger.
Ik herinner me nog altijd een gesprek dat ik jaren geleden had met een jonge VRT-medewerker van de nieuwsdienst. Het was in de tijd toen Yves Leterme (in zekere zin de voorganger van Bart De Wever) het Vlaamse been stijf hield. ik opperde voorzichtig dat de Vlaamse televisie hem toch wel hard aanpakte.
Nou moe!
De jongeman barstte meteen uit in een donderpreek tegen de vleesgeworden duivel Leterme. Dat is echt een slecht mens, zei hij uit de grond van zijn hart, alsof hij het kwaad in hoogsteigen persoon was tegengekomen.
Ik mag er niet aan denken wat hij vandaag over Bart De Wever zou zeggen.
Het bijna religieuze fanatisme dat uit zijn woorden klonk, verbijsterde me.
Ik dacht bij mezelf (uitspreken durfde ik het niet): hoe het mogelijk dat een modern, eigentijds, ontwikkeld jongmens zich uitdrukt als de eerste de beste fanatieke moslim?
Geen wonder dat de moderne intellectuelen zoveel eieren leggen onder de islam: ze worden door dezelfde geest bezield, een geest die de wereld in twee deelt en niet zal rusten voor het andere deel – het slechte deel – ‘bekeerd’ is.
Voor minder doen de linksen het inderdaad niet: rechts moet bekeerd worden, het moet zijn zonden inzien, het moet terugkeren naar de linkse moederkerk waarbuiten geen heil is. En als het kwaad niet goed wil worden, tja dan moet het uitgeroeid worden, anders zal het kwaad het goede uitroeien.
Achter heel deze onverkwikkelijke toestand schuilt een bijna manicheïstische visie op de relatie tussen goed en kwaad. Ik zeg ‘bijna’ omdat het hier gaat om een materialistische versie van het manicheïsme. Goed en kwaad worden vandaag niet langer gezien als twee geestelijke krachten die in de menselijke ziel hun strijd uitvechten. Ze zijn als het ware geïncarneerd, ze zijn goede en slechte mensen geworden, of – in hedendaagse termen – linkse en rechtse mensen.
Er wordt, in goede (sic) materialistische traditie, geen onderscheid gemaakt tussen geest en materie. Er bestaat immers geen geest en dus wordt alles in materiële termen uitgelegd. Dat heeft tot gevolg dat geestelijke zaken (zoals het morele onderscheid tussen goed en kwaad) en aardse zaken (zoals het onderscheid tussen links en rechts) met elkaar geïdentificeerd worden: links is goed en rechts is slecht.
Links en rechts worden niet als een polariteit gezien, maar als een dualiteit.
Zolang men op aards, materieel vlak blijft, vindt men overal polariteiten: dag en nacht, warm en koud, licht en donker, man en vrouw, links en rechts. Ze horen bij elkaar, en het is onzin om een van beide te willen ‘uitroeien’. Ze moeten juist als gelijken worden beschouwd en het goede ligt in het midden, waar ze elkaar ontmoeten en samenwerken.
Wanneer men echter opschuift naar geestelijk vlak, veranderen polariteiten in dualiteiten en dient er gekozen te worden. Op zuiver moreel vlak kan iets niet tegelijk goed en kwaad zijn. Als een moeder bijvoorbeeld haar kind vermoordt, dan is dat een slechte daad. De aardse omstandigheden waarin die daad gepleegd werd, kunnen wel leiden tot begrip voor zo’n daad, en niet alle schuld hoeft bij de moeder te liggen, maar de daad op zich blijft ondubbelzinnig slecht.
Anders gezegd: op geestelijk vlak (en dat is het gebied waarop we moreel oordelen) bestaan goed en kwaad wel degelijk en loopt er een scherpe grens tussen beide. Maar als die geestelijke grens ‘gematerialiseerd’ wordt tot een grens tussen mensen, dan hebben we te maken met een van de kwalijkste kanten van het materialisme: een geestelijk onderscheid wordt dan tot een ‘scheiding der geesten’.
De mensheid wordt opgedeeld in goede en slechte mensen die elkaar met alle mogelijke middelen bestrijden in de overtuiging dat zijzelf ‘de goeden’ zijn en de anderen ‘de slechten’.
Wat daardoor ontstaat, is geen cultuurrelativisme maar moreel relativisme – goed wordt als kwaad beschouwd en kwaad als goed – en dat betekent natuurlijk het einde van de moraliteit. Dan blijft alleen nog de ‘strijd van allen tegen allen’ over: de mensheid die zichzelf probeert te vernietigen.
Voorsmaakjes daarvan zien we momenteel in Irak en in Syrië, maar ook bij ons wordt hard gewerkt aan zo’n amorele wereld.
En dat gebeurt – het moet helaas gezegd – vooral in linkse intellectuele kringen.
Het gebeurt uiteraard ook in rechtse kringen, maar er valt veel voor te zeggen dat de heropleving van rechts te wijten is aan de ‘verlinksing’ van de hele intellectuele elite.
Maar zelfs als dat niet waar zou zijn, blijft nog altijd het feit dat juist de intellectuelen verstandiger zouden moeten zijn.
Beschikken zij niet over het vermogen om afstand te nemen en een zaak dus van twee kanten te bekijken?
Hebben zij dat vermogen niet kunnen ontwikkelen op school en aan de universiteit?
En hebben zij dat niet juist kunnen doen omdat minder intellectueel-begaafde mensen hen dat mogelijk hebben gemaakt?
Hebben zij door dat alles niet de morele plicht om zich boven de strijdende partijen te plaatsen en bijvoorbeeld links en rechts te zien als de twee handen van eenzelfde lichaam?
Maar dat doen zij dus niet.
Zij doen precies het tegenovergestelde.
Onvermoeibaar blijven ze links en rechts tegen elkaar opstoken door tussen beide een scherpe grens te trekken, geen politieke grens maar een morele grens.
Ze richten hun sterk ontwikkelde moraliteit op het verkeerde – want materiële – vlak en keren ze daardoor om tot wat vandaag misschien wel het grootste kwaad is: een kwaad dat zichzelf als het goede beschouwt. Dat is geen amoraliteit, het is ook geen immoraliteit, het is iets waarvoor bij mijn weten nog geen naam bestaat.
Eén ding kan er alvast van gezegd worden, lijkt me: het is een onbewuste moraliteit.
Linkse intellectuelen – het is bijna een pleonasme – lijken zich totaal niet bewust te zijn van de morele grens die ze dwars door de mensheid trekken.
Ze lijken zich totaal niet bewust te zijn van hun morele arrogantie, noch van de haatdragendheid die spreekt uit hun eindeloze beschuldigingen aan het adres van de anderen: de slechte, rechtse mensen.
Ze lijken het vermogen om naar zichzelf te kijken verloren te hebben.
En dat is, me dunkt, een zeer ernstige kwaal.
Het is een vorm van geestelijke dementie: ze zijn het bewustzijn van zichzelf kwijt en ze weten het niet.
Zou het toeval zijn dat Femke Halsema haar tekst geschreven heeft nadát ze uit de politiek was gestapt. Heeft ze daardoor een blik kunnen werpen op die ‘linkse’ wereld en kwam ze daardoor tot haar kritiek en haar veelzeggende conclusie: they don’t give a fuck?
Er zouden wat meer mensen die grens moeten oversteken. Misschien zou er dan weer licht beginnen schijnen in hun verduisterde geest.