Vijgen na Pasen

De wereld als een kunstwerk zien

Maand: januari, 2014

Links en rechts (1)

20140131-112145.jpg

Dit is Femke Halsema, een Nederlandse ex-politica van GroenLinks en momenteel columniste bij De Correspondent, een onafhankelijke online krant.
Van haar las ik onlangs een artikel waarin ze onder meer het volgende zegt:

‘Linkse mensen reduceren problemen in de wereld graag tot ‘het systeem’ waar mensen slachtoffer van zijn. Maar als we niet ook ons eigen gedrag aan kritisch onderzoek leren onderwerpen, en het consumentendeel van onze hersenen leren beteugelen, komen we de crisis nooit te boven.

Ben je een beter mens als je links bent? Maken je idealen van solidariteit en rechtvaardigheid je moreel superieur aan anderen? Sommige linkse mensen denken van wel.

(…)

Een gedachtegang die je vaak terugziet in de linkse beweging gaat ongeveer zo: ‘Ik ben links en geloof in het goede van de mens. Als mensen zich misdragen of crimineel zijn, dan komt dat door het systeem waarin ze leven. In de eerste plaats is dat natuurlijk het kapitalistische systeem, maar het zijn ook bureaucratische en religieuze systemen die mensen aanzetten tot het kwaad. Als ik de verantwoordelijkheid bij mensen zelf leg, dan heb ik een ‘conservatief wereldbeeld’ en ben ik rechts. Rechtse mensen maken de slachtoffers van systemen medeschuldig, zij doen aan blaming the victim, en dat is moreel inferieur. Ik heb wel het beste met de mensen voor en daarom ben ik links.’

Voilà, een ronde cirkel.

In al zijn eenvoud is deze denktrant een belangrijke reden waarom links soms zo veel irritatie oproept. Het idee dat linkse opvattingen je tot een beter mens maken, is niet alleen onnozel maar ook behoorlijk arrogant. En als uitgangspunt voor linkse politiek is de denktrant ook problematisch. Systemen lijken te bestaan buiten medeweten van mensen om en zij worden gereduceerd tot de handelingsonbekwame slachtoffers ervan.

Kapitalisme bijvoorbeeld is dan over mensen uitgestort, ongeveer zoals God de wereld schiep. En de huidige financieel-economische crisis, die inderdaad een systeemcrisis is, is dan enkel door een aantal boosaardige rechtse politici en graaiende bankiers en handelaren veroorzaakt.

Nu is de oorsprong van de crisis deels te traceren tot de beslissingen van overwegend rechtse – door de bevolking gekozen – politici in de jaren tachtig en negentig om de financiële markten te liberaliseren en te dereguleren. Tegelijkertijd werden die beslissingen politiek en maatschappelijk van links tot rechts gesteund, denk aan Wim Kok, denk aan Tony Blair, denk aan Bill Clinton (eveneens door het volk gekozen politici).

Het is ook maar een deel van het verhaal. De politieke econoom en voormalig politicus Robert Reich beschreef in zijn boek Superkapitalisme zijn hebzuchtige gedrag aan de hand van zijn twee conflicterende hersenhelften. Het consumentendeel van zijn hersenen is permanent op koopjesjacht of de goedkoopste vliegtickets aan het scoren. Het burgerdeel van zijn hersenen vindt eigenlijk dat de kleine middenstand boven Walmart is te verkiezen en dat vliegmaatschappijen met goede personeelsregelingen en zorg voor het milieu de voorkeur verdienen boven prijsvechters. In zijn hoofd legt het burgerdeel het echter altijd af tegen het consumentendeel. Zijn consumptieverslaving – of hebzucht, zo je wil – is sterker dan zijn verlangen naar een eerlijke samenleving.

20140131-112332.jpg

Een diepere oorzaak van de crisis is, met andere woorden, ook ons grote verlangen naar rijkdom, nieuwe spullen, luxe. Daarvoor zijn we bereid op de pof te leven, grote leningen en onbetaalbare hypotheken af te sluiten. Dat verlangen heeft geen politieke kleur. Lang geleden zei Joop den Uyl al: “Geef elke arbeider een autootje en hij voelt zich vrij.” Er waren maar heel weinig mensen die deze lokroep negeerden.

Systeemkritiek is een belangrijk onderdeel van linkse politiek, maar nooit met uitschakeling van de eigen verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de problemen. En nooit door de mensen die er last van hebben te reduceren tot een willoos werktuig.

Als wij de financieel-economische crisis werkelijk te boven willen komen, kunnen we niet volstaan met het bestraffen van de bankiers, handelaren en politieke verantwoordelijken of met het aanscherpen van de financiële wetgeving. Dan zullen we onze levensstijl – en ja, ook onze hebzucht – aan een kritisch onderzoek moeten onderwerpen. Dat geldt niet alleen voor rechtse, maar ook voor linkse mensen.

De Amerikaanse muzikant Ben Folds schreef jaren geleden een prachtige politieke protestsong, getiteld ‘All U Can Eat’. Ik mag die graag luidkeels meezingen, en dan vooral de zinnen: ‘See that asshole with a peace-sign on his licence plate / Giving me the finger and running me out of his lane. (…) They give no fuck. As long as there’s enough for them.’

20140131-112951.jpg

Tot zover Femke Halsema.

Voor alle duidelijkheid: dit is niet geschreven door wat men tegenwoordig een ‘rechtse populist’ pleegt te noemen, maar door iemand die uitgesproken links is, groen-links dan nog wel, en dat is héél links.

Wat ik mij afvraag bij het lezen van deze tekst is: hoe komt het dat zoiets gezegd moet worden? Spreekt het niet vanzelf dat linkse mensen niet beter zijn dan rechtse mensen? Spreekt het niet vanzelf dat mensen gelijk zijn, zoals in: ik ben niet beter dan een ander? Zingen we in het moderne Europa niet allemaal uit volle borst Alle Menschen werden Brüder?

Blijkbaar niet.

We hoeven maar naar de politieke toestand in Vlaanderen te kijken.
Daar ontstond in de jaren ’80 van de vorige eeuw het Vlaams Blok, een rechtse partij. Dat hadden we hier nog niet meegemaakt, want alle politieke partijen in Vlaanderen schurken zich tegen elkaar aan in het centrum. Behalve dan de communisten (destijds geleid door Jan Debrouwere, jawel), maar die neemt niemand ernstig.
Het Vlaams Blok werd wél ernstig genomen, zo ernstig zelfs dat alle andere partijen één blok (sic) vormden tegen het Blok en het met alle mogelijke middelen bestreden. Uiteindelijk slaagden ze er zelfs in om het Vlaams Blok bij wet te verbieden.
Het begon echter opnieuw onder een andere naam: het Vlaams Belang.
De ‘nieuwe’ partij telde op een gegeven moment bijna 1 miljoen kiezers, maar die werden radicaal uitgesloten van de besluitvorming.
In naam van de democratie.

20140131-113404.jpg

Waren die 1 miljoen kiezers opeens allemaal rechts geworden?

De meesten wisten waarschijnlijk niet eens wat links en rechts betekenden. Het waren hoofdzakelijk gewone mensen, en ze stemden voor het Blok omdat niemand anders naar hen luisterde.
Wat zou je willen! Moderne politici zijn stuk voor stuk intellectuelen, juristen meestal, en zij hebben de politieke macht geconcentreerd in een kleine elite die zich van haar eigen kiezers niks meer aantrekt. Die politieke elite doet gewoon haar eigen zin, ze regelt de zaken en petit comité.
Daartegen kwamen de Blok-kiezers in opstand. En toen ze zagen dat ze verketterd werden door de politieke wereld, verafschuwd door de intellectuele wereld en genegeerd door de media, groeiden ze aan tot 1 miljoen.
Het volk morde.

Dat morrende volk werd door de machtselite bestempeld als rechts.
En de machtselite bestempelde zichzelf als links.
Die tweedeling had dus niks te maken met links of rechts, ze stond gewoon voor: goed en slecht.
Links was goed en rechts was slecht.
En rechts is wat de machthebbers rechts noemen.
Een beetje zoals in de Hedendaagse Kunst: kunst is wat de machthebbers kunst noemen.
En dat wordt zowel in de kunst als in de politiek klakkeloos geaccepteerd.

Vandaag is de protestrol van het Vlaams Belang grotendeels overgenomen door de N-VA van Bart De Wever, die zich altijd scherp afgezet heeft tegen het Vlaams Belang en er nog altijd niks mee te maken wil hebben.
De N-VA is dan ook, net als de andere partijen, een centrumpartij.
Omdat ze echter protesteert tegen de ondemocratische machtsgreep van de zichzelf links noemende Belgische partijen (de Vlaamse én de Waalse) wordt ze als rechts en zelfs extreem-rechts afgeschilderd.
Men gaat zelfs zover om Bart De Wever te vergelijken met Hitler himself.

Zodoende is België vandaag verdeeld in twee politieke kampen: Bart De Wever en … de rest.
Bart De Wever wordt (extreem)rechts genoemd en de ‘geallieerden’ noemen zichzelf links. Volgens de ‘linkse’ redenering bestaan er vandaag dus twee soorten Belgen: goede Belgen en slechte Belgen. En de slechte Belgen zijn de protesterende Vlamingen, onder leiding van de slechtste mens van België: Bart De Wever.
België is met andere woorden het toneel van een strijd tussen goed en kwaad.

20140131-113600.jpg

Nuchter gezien is Bart De Wever een politicus als ieder ander, al is hij voor een Vlaming ongewoon intelligent en ad rem.
Nuchter gezien is de N-VA een partij als een andere, al is ze dan Vlaamsgezind, wat in Vlaanderen vrij ongewoon is.
Nuchter gezien is er dus niks aan de hand, behalve dan dat steeds meer Vlamingen de ondemocratische gang van zaken in België moe zijn en daartegen protesteren.
Nuchter gezien gaat het om een strijd tussen degenen die meer democratie willen en degenen die partij kiezen voor de machtselite.
Nuchter gezien gebeurt er in België wat vandaag overal in de wereld gebeurt: mensen komen in opstand tegen de verstarde en kwaadaardig geworden machtselite.

Nuchter gezien is het dan ook lichtjes absurd dat de gevestigde macht in België zichzelf links noemt, en dat ze het – tot dusver machteloze en vreedzame – protest (extreem)rechts noemt. Maar helemaal absurd wordt het wanneer deze politieke termen eigenlijk morele termen blijken te zijn, en de elite zichzelf als de belichaming van het goede beschouwt en het ‘morrende volk’ als de incarnatie van het kwaad.
Die absurditeit zou – in goede Belgische traditie – nog om te lachen zijn als het een politiek spelletje was, maar degenen die deze morele grens trekken, ménen het.
Ze zijn er hartsgrondig van overtuigd dat ze moreel superieur zijn, dat ze betere mensen zijn. Dat valt maar al te duidelijk af te lezen aan de spot, de hoon, de minachting en de afschuw waarmee ze spreken over de moreel inferieuren, de extreem-rechtsen, de racisten, de fascisten, de onverdraagzamen, de haatdragenden, enzovoort.

Wat Femke Halsema in haar – zeldzaam nuchtere – stuk betoogt, is dat al die ‘linkse’ mensen misschien eens naar zichzelf zouden moeten kijken, want dat ze dan zouden merken dat ze in de grond niet beter zijn dan de ‘rechtsen’ die ze zo verketteren.

Voor een nuchter mens van deze tijd zou dat vanzelf moeten spreken.
Hebben we na de 20ste eeuw, met zijn apocalyptische uitbarstingen van geweld en zijn miljoenen doden, dan nog niet geleerd dat het alleen maar ellende veroorzaakt als de wereld opgedeeld wordt in goed en slecht?
Leert het moslim-extremisme ons niet elke dag dat die scherpe morele scheiding alleen maar tot vernietigende geweld leidt?

20140131-113812.jpg

Blijkbaar niet.

In het moderne Vlaanderen is het onder de intelligentsia – het verstandigste deel van de bevolking dus – volkomen vanzelfsprekend geworden om te spreken over goede en slechte mensen. Dat morele onderscheid wordt weliswaar gecamoufleerd met de begrippen links en rechts, maar die camouflage wordt met de dag doorzichtiger.
Ik herinner me nog altijd een gesprek dat ik jaren geleden had met een jonge VRT-medewerker van de nieuwsdienst. Het was in de tijd toen Yves Leterme (in zekere zin de voorganger van Bart De Wever) het Vlaamse been stijf hield. ik opperde voorzichtig dat de Vlaamse televisie hem toch wel hard aanpakte.
Nou moe!
De jongeman barstte meteen uit in een donderpreek tegen de vleesgeworden duivel Leterme. Dat is echt een slecht mens, zei hij uit de grond van zijn hart, alsof hij het kwaad in hoogsteigen persoon was tegengekomen.
Ik mag er niet aan denken wat hij vandaag over Bart De Wever zou zeggen.
Het bijna religieuze fanatisme dat uit zijn woorden klonk, verbijsterde me.
Ik dacht bij mezelf (uitspreken durfde ik het niet): hoe het mogelijk dat een modern, eigentijds, ontwikkeld jongmens zich uitdrukt als de eerste de beste fanatieke moslim?
Geen wonder dat de moderne intellectuelen zoveel eieren leggen onder de islam: ze worden door dezelfde geest bezield, een geest die de wereld in twee deelt en niet zal rusten voor het andere deel – het slechte deel – ‘bekeerd’ is.

Voor minder doen de linksen het inderdaad niet: rechts moet bekeerd worden, het moet zijn zonden inzien, het moet terugkeren naar de linkse moederkerk waarbuiten geen heil is. En als het kwaad niet goed wil worden, tja dan moet het uitgeroeid worden, anders zal het kwaad het goede uitroeien.

20140131-114359.jpg

Achter heel deze onverkwikkelijke toestand schuilt een bijna manicheïstische visie op de relatie tussen goed en kwaad. Ik zeg ‘bijna’ omdat het hier gaat om een materialistische versie van het manicheïsme. Goed en kwaad worden vandaag niet langer gezien als twee geestelijke krachten die in de menselijke ziel hun strijd uitvechten. Ze zijn als het ware geïncarneerd, ze zijn goede en slechte mensen geworden, of – in hedendaagse termen – linkse en rechtse mensen.
Er wordt, in goede (sic) materialistische traditie, geen onderscheid gemaakt tussen geest en materie. Er bestaat immers geen geest en dus wordt alles in materiële termen uitgelegd. Dat heeft tot gevolg dat geestelijke zaken (zoals het morele onderscheid tussen goed en kwaad) en aardse zaken (zoals het onderscheid tussen links en rechts) met elkaar geïdentificeerd worden: links is goed en rechts is slecht.
Links en rechts worden niet als een polariteit gezien, maar als een dualiteit.

Zolang men op aards, materieel vlak blijft, vindt men overal polariteiten: dag en nacht, warm en koud, licht en donker, man en vrouw, links en rechts. Ze horen bij elkaar, en het is onzin om een van beide te willen ‘uitroeien’. Ze moeten juist als gelijken worden beschouwd en het goede ligt in het midden, waar ze elkaar ontmoeten en samenwerken.
Wanneer men echter opschuift naar geestelijk vlak, veranderen polariteiten in dualiteiten en dient er gekozen te worden. Op zuiver moreel vlak kan iets niet tegelijk goed en kwaad zijn. Als een moeder bijvoorbeeld haar kind vermoordt, dan is dat een slechte daad. De aardse omstandigheden waarin die daad gepleegd werd, kunnen wel leiden tot begrip voor zo’n daad, en niet alle schuld hoeft bij de moeder te liggen, maar de daad op zich blijft ondubbelzinnig slecht.
Anders gezegd: op geestelijk vlak (en dat is het gebied waarop we moreel oordelen) bestaan goed en kwaad wel degelijk en loopt er een scherpe grens tussen beide. Maar als die geestelijke grens ‘gematerialiseerd’ wordt tot een grens tussen mensen, dan hebben we te maken met een van de kwalijkste kanten van het materialisme: een geestelijk onderscheid wordt dan tot een ‘scheiding der geesten’.
De mensheid wordt opgedeeld in goede en slechte mensen die elkaar met alle mogelijke middelen bestrijden in de overtuiging dat zijzelf ‘de goeden’ zijn en de anderen ‘de slechten’.
Wat daardoor ontstaat, is geen cultuurrelativisme maar moreel relativisme – goed wordt als kwaad beschouwd en kwaad als goed – en dat betekent natuurlijk het einde van de moraliteit. Dan blijft alleen nog de ‘strijd van allen tegen allen’ over: de mensheid die zichzelf probeert te vernietigen.
Voorsmaakjes daarvan zien we momenteel in Irak en in Syrië, maar ook bij ons wordt hard gewerkt aan zo’n amorele wereld.
En dat gebeurt – het moet helaas gezegd – vooral in linkse intellectuele kringen.
Het gebeurt uiteraard ook in rechtse kringen, maar er valt veel voor te zeggen dat de heropleving van rechts te wijten is aan de ‘verlinksing’ van de hele intellectuele elite.
Maar zelfs als dat niet waar zou zijn, blijft nog altijd het feit dat juist de intellectuelen verstandiger zouden moeten zijn.
Beschikken zij niet over het vermogen om afstand te nemen en een zaak dus van twee kanten te bekijken?
Hebben zij dat vermogen niet kunnen ontwikkelen op school en aan de universiteit?
En hebben zij dat niet juist kunnen doen omdat minder intellectueel-begaafde mensen hen dat mogelijk hebben gemaakt?
Hebben zij door dat alles niet de morele plicht om zich boven de strijdende partijen te plaatsen en bijvoorbeeld links en rechts te zien als de twee handen van eenzelfde lichaam?

20140131-114840.jpg

Maar dat doen zij dus niet.
Zij doen precies het tegenovergestelde.
Onvermoeibaar blijven ze links en rechts tegen elkaar opstoken door tussen beide een scherpe grens te trekken, geen politieke grens maar een morele grens.
Ze richten hun sterk ontwikkelde moraliteit op het verkeerde – want materiële – vlak en keren ze daardoor om tot wat vandaag misschien wel het grootste kwaad is: een kwaad dat zichzelf als het goede beschouwt. Dat is geen amoraliteit, het is ook geen immoraliteit, het is iets waarvoor bij mijn weten nog geen naam bestaat.
Eén ding kan er alvast van gezegd worden, lijkt me: het is een onbewuste moraliteit.

Linkse intellectuelen – het is bijna een pleonasme – lijken zich totaal niet bewust te zijn van de morele grens die ze dwars door de mensheid trekken.
Ze lijken zich totaal niet bewust te zijn van hun morele arrogantie, noch van de haatdragendheid die spreekt uit hun eindeloze beschuldigingen aan het adres van de anderen: de slechte, rechtse mensen.
Ze lijken het vermogen om naar zichzelf te kijken verloren te hebben.
En dat is, me dunkt, een zeer ernstige kwaal.
Het is een vorm van geestelijke dementie: ze zijn het bewustzijn van zichzelf kwijt en ze weten het niet.

Zou het toeval zijn dat Femke Halsema haar tekst geschreven heeft nadát ze uit de politiek was gestapt. Heeft ze daardoor een blik kunnen werpen op die ‘linkse’ wereld en kwam ze daardoor tot haar kritiek en haar veelzeggende conclusie: they don’t give a fuck?

Er zouden wat meer mensen die grens moeten oversteken. Misschien zou er dan weer licht beginnen schijnen in hun verduisterde geest.

20140131-115114.jpg

Kristien staat niet stil

Ik vind het begrip ‘Vlaamse identiteit’ niet erg zinvol omdat het suggereert dat er iets specifiek Vlaams is aan de Vlamingen, iets wat hen onderscheidt van niet-Vlamingen, iets volkseigen kortom. Die veronderstelling is problematisch, ook al omdat Vlaanderen een voorschoot groot is, en er in de loop der tijden heel wat niet-Vlaamse genen en gebruiken zijn terechtgekomen. De wereld – ook in Vlaanderen – staat niet stil. Vlaanderen is in de afgelopen halve eeuw onherkenbaar veranderd.

Discussies over de Vlaamse identiteit lijken die onvermijdelijke veranderingen te willen tegenhouden of ontkennen. Er klinkt nostalgie uit, en hunker naar een reddeloos verloren verleden, dat misschien nooit bestaan heeft. Ik denk trouwens dat wij allen meer beïnvloed zijn door technische ontwikkelingen als het internet of gsm’s dan door onze ‘Vlaamsheid’.

(Kristien Hemmerechts)

20140130-211341.jpg

Een plek voor emoties

Hoe meer ik lees over ‘De vrouw die de honden eten gaf’, hoe meer ik ervan overtuigd raak dat het inderdaad een ‘kutboek’ is.
Zo las ik net een reactie van uitgever Sander van Vlerken op de vernietigende kritiek van boekhandelaar Bart Van Aken.
Hij schrijft:

‘Maar het als ‘irrelevant’ afdoen kan ik niet invoelen. Voegt het niets toe aan wat er op dit gebied, in de fictie, al geschreven is? Geeft het ons geen nieuwe inzichten? Me dunkt. Literatuur bestaat bij de gratie van nieuwsgierigheid, stelt vragen bij de dingen die gebeuren, en geeft de lezer ruimte voor zijn eigen antwoorden. Dát doet Kristien Hemmerechts bij uitstek in haar roman.

Door het boek af te doen als ‘irrelevant’ wordt in principe een auteur monddood gemaakt. “Je kunt vrijuit willen schrijven, maar a priori bied ik daar geen ruimte aan”, dat effect heeft het. We raken hier aan de vrijheid van denken, aan de vrijheid van het woord, zowel bij de schrijver als bij de lezer.

Het argument van Van Aken dat de lezer bij De Standaard-boekhandel om de hoek terecht kan, geldt dan wel in praktisch opzicht, maar zeker niet in filosofisch opzicht. Een boekhandel is behalve een winkel óók een plek voor discussie, voor ruimte aan verschillende visies, voor emoties. Juist daar wordt de vrijheid van het woord serieus wordt genomen. En dat wordt ontkend door een term als irrelevant.’

Tot zover Sander van Vlerken, uitgever.

Een boekhandel is voor hem behalve een winkel ook ‘een plek waar ruimte is voor emoties’.
Wel, wel, wel.
Daar heb ik noch in de Fnac, noch in Standaard Boekhandel, noch in het Paard van Troje, noch in Polare, noch eender waar, ooit wat van gemerkt.
Wat me altijd weer treft in moderne boekhandels is dat boeken er koopwaar zijn en niks anders.
Van sommige boeken vind je er één exemplaar, van andere verschillende, van nog andere hele stapels, en van De Da Vinci Code was het een hele palet.
Emoties? Laat me niet lachen.
Discussies? Hoogstens over de rekening.
Verschillende visies? Wat een grap.

Bart Van Aken geeft zijn visie op het boek, en wat gebeurt er?
Sander van Vlerken beweert dat een auteur monddood wordt gemaakt, dat de vrijheid van het woord en de vrijheid van denken wordt aangetast.
Was ik journalist geweest, ik had geschreven: ‘Uitgever Hemmerechts schreeuwt moord en brand omdat een boekhandelaar kritiek durft te geven op een van zijn boeken.’
Daar komt het tenslotte op neer, of niet?

Niemand beweert dat het boek niet uitgegeven had mogen worden.
Niemand eist dat het uit de boekhandel wordt genomen.
Niemand heeft tot dusver één exemplaar verbrand.
Het enige wat gebeurd is, is dat een aantal mensen hun ongezouten kritiek op het boek hebben gegeven.
En dan?
Mag dat dan niet meer?
Moet de literatuur dezelfde kant op als de Hedendaagse Kunst, waar iemand die kritiek heeft meteen wordt uitgescholden voor cultuurbarbaar?
Het heeft er in ieder geval sterk de schijn van.

20140130-210322.jpg

In Memoriam Claudio Abbado

Onlangs is Claudio Abbado gestorven, een van de beste dirigenten van onze tijd. Hij werd 80 jaar.
Hij was orkestleider van onder meer de Scala in Milaan, de Wiener Philharmoniker, de Wiener staatsopera, de London Symphony Orchestra, de New York Philharmoniker, en de Berliner Philharmoniker. Om de bekendste maar te noemen.
Abbado was dus de absolute top.
Zijn live-uitvoering van de 9de van Beethoven is indrukwekkend, maar voor mij is hij toch vooral de man die Martha Argerich zo onnavolgbaar begeleidt in het 1ste pianoconcerto van Chopin.
Dat doet hem niemand na.

Hieronder het ietwat onorthodoxe In Memoriam van Koen Meulenaere.

20140130-183455.jpg

Claudio Abbado, de beroemde Italiaanse dirigent, is met eer overladen begraven. Hij ruste in vrede. En hopelijk in stilte. Uw Kaaiman trakteert zich andermaal op een dagje vrij, want wat volgt hebben wij een kwarteeuw geleden geschreven in Humo, waarvoor wij zonder één noot muziek te kennen elk jaar het Nieuwjaarsconcert in Wenen bespraken. Tijd voor autoplagiaat.

‘Dit blad heeft vóór alle andere gewaarschuwd dat de Wiener Philharmoniker en het Nieuwjaarsconcert op drift waren na het verdwijnen van topdirigenten als Willy Boskowski en Lorin Maazel. Het aantrekken van Herbert von Karajan was een eerste catastrofe. En dan werd het ergste nog vermeden, want hoewel die oude dwaas als een dronkenlap op zijn podiumpje stond te zwijmelen en elk moment de zaal dreigde in te tuimelen, blies de Philharmoniker hem er doorheen. Alleen bij de ‘Beliebte Annen-Polka’ liep het mis, omdat von Karajan een halve maat te traag inzette. Dat leidde tot een ophefmakend proces, waarbij het orkest van de Bayreuther Festspiele het gerechtshof deed daveren toen het kwam demonstreren hoe het wel moest, en zo met veel plezier het lot van zijn voormalige directeur bezegelde.

Na deze pijnlijke affaire kwam de directie van de Wiener met Carlos Kleiber aandraven. Och Here, welk een treurnis. De Philharmoniker, een troep fuifgangers en losbollen, weigerde om nog eens de kastanjes uit het vuur te halen en vond er niets beters op dan het gezwier en gezwaai van de dirigent op te volgen! Geen enkel orkest doet dat, het zou tot een kakofonie van jewelste leiden. De noten staan op de partituur en na vijf jaar in een conservatorium in Oostenrijk, het best te vergelijken met een gevangenenkamp in Siberië, weet iedere blazer of strijker zelf wel wanneer hij moet invallen bij Franz von Suppé of Richard Strauss.

Carlos Kleiber kreeg haast een beroerte toen hij na een paar minuten doorhad dat de muzikanten zijn aanwijzingen volgden. Zwaaide hij met zijn stokje in de richting van de fagotten, dan steeg daar inderdaad een klaaglijk en door de componist nooit gewenst gejank op. Wuifde hij met een handbeweging over de koperblazers, dan vloog de hele zaal haast uit haar stoel vanwege een door merg en been snijdend geschetter en gekletter. Kleiber besloot nog één test te wagen en priemde met een vinger naar de paukenist. Een oorverdovend gedreun deed in de Gouden Zaal van de Musikverein de kalk van het plafond stuiken, recht op de dure jurken van de perkamenten dames op de eerste vijf rijen.
Toen liet Kleiber ontmoedigd de armen zakken en viel de muziek dus stil! Gelukkig net tijdens de Perpetuum Mobile van Johann Strauss, waarvan toch niemand weet hoe hij precies eindigt. Na nog de meest armzalige uitvoering ooit van de Radetzkymars sprintte Kleiber van de bühne weg en gooide zich terecht in de Donau, waarvan hij nog geen half uur voordien het loflied zo lelijk had verminkt.

Als ze in Wenen niet snel ingrijpen, is het binnenkort afgelopen met het Nieuwjaarsconcert, en moeten ze in Garmisch-Partenkirchen een uur vroeger hun schans op. Twee tips van uw recensent: Zubin Mehta of Claudio Abbado. Fernand Terby van de BRT-fanfare is ook een optie, maar die gaat geld kosten.’

Nu u. Eind jaren tachtig! Uw Kaaiman! Ziener waar alle licht gedoofd is. Guy Mortier heeft die laatste paragraaf trouwens geschrapt. Genoeg zever, vond hij.

20140130-183531.jpg

Een doordenker

De ‘wereldwijsheid’ wordt innerlijke wijsheid in de mens. En wanneer ze daar verinnerlijkt is, wordt ze kiem van de liefde. Wijsheid is de voorwaarde voor liefde. Liefde is het resultaat van de wijsheid die in het ‘ik’ opnieuw geboren wordt.

(Rudolf Steiner)

De wetenschap van de geheimen der ziel

20140130-181051.jpg

De geschokte journalist

20140130-154432.jpg

Dit is Douglas De Coninck, een Vlaamse onderzoeksjournalist met een twijfelachtige reputatie.
Ik herinner me nog dat hij in een of andere zaak een kwalijke rol speelde. De zaak zelf herinner ik me niet meer, maar de naam wel. Wie heet er nu trouwens Douglas!
Enfin, deze Douglas neemt het vandaag in De Morgen op voor Kristien Hemmerechts.
Dat gaat als volgt.

‘Nu weigert ook de Kortrijkse boekhandel Theoria de nieuwe Kristien Hemmerechts te verkopen. Na eerder ook al Het Paard van Troje in Gent. Je kan er het boek nog bestellen, en dan wordt het je blijkbaar met een vette knipoog overhandigd in een bruine papieren zak. In Nederland kreeg ‘De vrouw die de honden eten gaf’ van de recensenten vier sterren, bij ons een halve. Dan valt moeilijk iets anders te besluiten dan dat hier iets anders speelt dan literaire kwaliteit.

(…)

Nu zegt Kristien Hemmerechts: “Ik vind wel dat de verbeelding het mag overnemen op terreinen waar je aan de hand van feiten nooit kan komen.” Dit boek gaat over destructieve relaties, inspireert zich op de moeder aller ons bekende destructieve relaties en het is ieders recht om het een kutboek te vinden. Het minste wat wel kan worden opgemerkt is dat Martin, toen de gelegenheid zich voordeed, zich weinig moeite heeft getroost om te voorkomen dat op een dag een schrijfster haar fantasie de vrije loop zou laten. Dat is wat schrijvers nu eenmaal doen, overal ter wereld. Haar al dan niet geveinsde angst, haar verschuilen achter Marc Dutroux, haar persoonlijke ex-sekteleider, is tegelijk het verhaal en het gebrek aan een coherent verhaal.

Had het werkelijk gemoeten, dit boek? We zouden ze na 2000 jaar beschaving stilaan moeten kunnen benoemen: samenlevingen waarin vooraf wordt beoordeeld welke boeken moeten of niet. Wij zijn collectief geschokt als Michelle Martin na 17 jaar opsluiting (wegens lafheid) gebruik maakt van haar wettelijke rechten op voorwaardelijke vrijheid. We zijn geschokt als ze in een klooster zit, we zijn geschokt als ze naar de kapper gaat. We zijn geschokt als Dutroux een brief schrijft, we zijn geschokt als hij Nutella op zijn boterham doet. Wat hij en zij ook doet en waar of hoe iemand ons er ook op wijst dat dit tot nader order levende wezens zijn met vijf vingers aan elke hand: we zijn geschokt.

Het zou de discussie vereenvoudigden als alle geschokten hun argumentatie zouden finaliseren. Wat wil je eigenlijk zeggen, als je argumenteert dat criminelen vanaf een bepaalde grens geen bestaansrecht meer hebben?

Bizar, hoe dit boek in Nederland wordt bejubeld en Hemmerechts zich amper nog in de Delhaize kan vertonen. Schokkend, bijna.’

20140130-173150.jpg

Tot zover Douglas de onderzoeksjournalist.

Wat zegt deze man nu eigenlijk?
Waaruit bestaat zijn oratio pro Kristina?
Hij zegt om te beginnen dat er bij de beoordeling van ‘De vrouw die de honden eten gaf’ extra-literaire factoren hebben meegespeeld, want in Nederland beoordelen ze het boek veel positiever dan in Vlaanderen. De suggestie is dat Nederland veel objectiever oordeelt, omdat in Vlaanderen de Dutroux-affaire veel meer leeft en ook omdat men zich hier veel meer ergert aan de arrogantie en de politieke correctheid van Hemmerechts.
Dat is inderdaad goed mogelijk.
Maar het ook mogelijk dat in Nederland eveneens extra-literaire factoren spelen, zoals het ‘exotische’ van de Vlaamse schrijvers.
En het is even goed mogelijk dat in deze suggestie van De Coninck weer die eeuwige minachting voor het bekrompen ‘Vlaemsche volck’ speelt.
Het verschil in waardering tussen Nederland en Vlaanderen is inderdaad merkwaardig.
Maar de reden is vooralsnog niet duidelijk.

Wat zegt De Coninck nog meer?
Dat Kristien Hemmerechts het volste recht had om dit boek te schrijven.
Heeft iemand haar dat recht dan betwist?
Ik dacht van niet.
Men heeft gewoon gezegd dat het een slecht en onwelvoeglijk boek was. Men heeft het met andere woorden bekritiseerd.
Heeft het publiek dan dat recht niet meer?
In de Hedendaagse Kunst is het inderdaad zo goed als verboden om kritiek uit te brengen, maar in de literatuur is dat tot nader order niet het geval.

Douglas De Coninck struikelt wel over het feit dat die kritiek niet alleen de literaire kwaliteiten van het boek betreft.
Mogen boeken dan alleen op hun literaire kwaliteiten worden beoordeeld?
Dat is nieuw.
Toen Herman Brusselmans een aantal jaren geleden de modeontwerpster An Demeulemeester in een van zijn boeken uitschold voor het vuil van de straat, diende ze klacht tegen hem in.
De Vlaamse literaire wereld was geschokt.
En de vrijheid van meningsuiting dan? En de kreatieve vrijheid van de kunstenaar? Ging men nu ook al boeken verbieden in dit k…land?
De rechter velde echter een wijs vonnis: het boek moest niet uit de handel worden genomen, maar Brusselmans moest een fikse boete betalen wegens laster en eerroof.
Literatuur mag geen alibi zijn om mensen ongestraft te schofferen.

20140130-173306.jpg

Tot dusver heeft Douglas DC geen enkel steekhoudend argument gegeven.
Maar nu komt het.
‘We zouden ze na 2000 jaar beschaving stilaan moeten kunnen benoemen: samenlevingen waarin vooraf wordt beoordeeld welke boeken moeten of niet.’
Heeft hij het nu over de boekverbrandingen van de nazi’s of de katholieke index?
Dat is niet duidelijk, maar het klinkt wel dreigend en omineus.
Door van het bestaansrecht van boeken vlotjes over te stappen op het bestaanrecht van mensen, suggereert hij dat wie geschokt is door een boek zich eigenlijk geen beschaafd mens meer kan noemen.

Zijn slotzin krijgt daardoor een bijzondere lading.
‘Bizar, schrijft hij, hoe dit boek in Nederland wordt bejubeld en Hemmerechts zich amper nog in de Delhaize kan vertonen. Schokkend, bijna.’
Wat hem schokt is eigenlijk dat de grens tussen Nederland en Vlaanderen de grens is tussen de beschaving en de barbarij.

Daarmee zijn we weer terug bij het begin van zijn stuk, waar hij suggereert dat de Vlamingen een bekrompen volkje zijn dat niet in staat is afstand te nemen van zichzelf en zwelgt in gevoelens van verontwaardiging over een boek.
Dat blijkt dus inderdaad de teneur te zijn van zijn artikel.
Het is the same old song: Vlaamse intellectueel sneert naar het Vlaamse volkje.
Hoe vaak hebben we die plaat al niet gehoord!
Je vraagt je af of Vlaamse intellectuelen nog toch iets anders in staat zijn.

Douglas De Coninck is geschokt.
Hij probeert het te verbergen, maar wel op zo’n manier dat hij er juist de aandacht op vestigt: hij is geschokt omdat de Vlamingen geschokt zijn door het boek van Kristien Hemmerechts.
Je kunt je afvragen of dat laatste wel zo’n schokkende zaak is.
Als je niet meer geschokt kunt of mag zijn door een boek, betekent dat dan niet dat boeken je compleet onverschillig laten? Is het niet juist veel schokkender om nergens meer door geschokt te kunnen worden?
En dan is er nog een andere vraag: welke Vlamingen zijn het nu precies die geschokt zijn door het boek van Hemmerechts?
Is dat Bart Van Aken?
Hij noemde ‘De vrouw die de honden drinken gaf’ een kutboek. Maar ik neem aan dat er voor hem véél kutboeken bestaan en dat hij er de schouders voor ophaalt. Geschokt was hij zeker niet.
Was het Paul Marchal dan, de vader van een van de slachtoffertjes?
Hij is samen met Kristien Hemmerechts aan tafel gaan zitten voor de tv-camera’s. Dat doe je volgens mij niet als je ‘geschokt’ bent.
En wie blijft er dan nog over?
Als ik het goed en wel naga, is de Vlaamse geschoktheid vooral een zaak van … journalisten.
Zij zijn het die enkele muggen hebben opgeblazen tot een wilde kudde olifanten en die zich daar vervolgens geschokt over toonden.

Al dat ‘tumult’ en al die ‘geschoktheid’ komt dus grotendeels uit de koker van journalisten als Douglas De Coninck die leven van sensatie, en in feite intellectuele roofdieren zijn die overal bloed ruiken.
Douglas DC toont zich daar terecht geschokt over.

Zijn oratio pro Kristina begint steeds meer te lijken op een oratio contra Kristina.
Maar daar is hij zich natuurlijk niet van bewust.
Hij heeft het te druk met geschokt wezen.
Als u begrijpt wat ik bedoel.

20140130-173804.jpg

De kip en het ei

Wanneer er in een kip een nieuwe levenskiem groeit, dan onderzoekt de biologie hoe de kip zogezegd dit ei voortbrengt. Zij onderzoekt de krachten die uit de kip het ei doen groeien. Maar dat is onzin. Uit de kip groeit helemaal geen ei. De kip is alleen de bodem, en op die bodem, die in de kip gereed is gemaakt, brengen de krachten die vanuit de kosmos werken, het ei voort. Wat de bioloog door zijn microscoop ziet, daarvan gelooft hij dat het de krachten zijn waar het om gaat. Wat hij daar echter ziet, hangt van sterrenkrachten af die in een bepaalde constellatie op een punt inwerken. Pas wanneer men hier het kosmische ontdekt, zal men de waarheid, de werkelijkheid ontdekken: het is het heelal dat in de kip het ei tovert.

(Rudolf Steiner)

GA 178 – 25 november 1917

20140130-004901.jpg

Onder een stolp

De affaire Hemmerechts is toch best wel een interessant geval.
Bart Van Aken (van de Gentse boekhandel ‘Paard van Troje’) wil ‘De vrouw die de honden eten gaf’ niet verkopen omdat hij het een slecht boek vindt. Hij wil daar verder geen woorden aan vuil maken, omdat hij de aandacht niet wil vestigen op slechte boeken.
Dat is natuurlijk zonder de media gerekend, want die ruiken potentiële sensatie al van op 100 kilometer afstand. Ze willen de zaak opkloppen tot een nationaal schandaal, maar Bart Van Aken houdt de boot af.
Hij heeft natuurlijk gelijk: aan slechte literatuur besteed je best zo weinig mogelijk aandacht.
En de media hebben ongelijk: ze proberen – alweer – van een mug een olifant te maken.

20140129-151442.jpg

Maar ligt het wel zo eenvoudig?

Laten we de literaire wereld eens vergelijken met de wereld van de beeldende kunsten.
In die wereld regeert de Hedendaagse Kunst oppermachtig.
Ze oordeelt even streng als Bart Van Aken: alles wat niet aan haar normen beantwoordt, wordt afgewezen.
Ze trekt een scherpe grens tussen goede kunst en slechte kunst.
Deze laatste wordt geen blik waardig geacht.
Maar wanneer een kijker een kunsthandel binnenstapt en vraagt naar slechte kunst – een klassiek landschap bijvoorbeeld – dan zegt de galeriehouder niet (zoals Bart Van Aken): meneer, wij verkopen hier alleen goede kunst, voor kutkunst moet u bij de buren aan de overkant zijn!
Er is zijn immers geen buren, er is geen overkant.
De kunstliefhebber die op zoek is naar een ‘gewoon’ schilderij – een kutschilderij dus, volgens de hedendaagse normen – die kan nergens meer terecht.
In Gent bijvoorbeeld is er geen enkele kunstgalerij die klassieke schilderijen verdeelt.
In Brugge: idem.
En Antwerpen zal wel geen uitzondering vormen op deze (Vlaamse) regel.

Anders dan in de literaire wereld is er in de wereld van de beeldende kunst geen slechte kunst meer te vinden. Tenzij in de ‘onderwereld’ van amateurs, dilettanten en nabootsers, maar daar waagt een weldenkend mens zich natuurlijk niet.

In (beeldende) kunstwereld zijn er dus geen ‘schandalen’ zoals rond ‘De vrouw die de honden eten gaf’. Een reactie zoals die van Bart Van Aken is hier ondenkbaar, of beter: ze zou nooit de media halen.
Wat een enkele keer nog wél de media haalt, zijn reacties uit de ‘onderwereld’, de wereld dus van mensen die geen onderscheid kunnen maken tussen goede en slechte kunst. Zo was er 14 jaar geleden een schandaal toen Jan Fabre het universiteitsgebouw van Gent bedekte met plakken Ganda-ham. Maar dat schandaal werd niet veroorzaakt door een vernietigende kritiek van een kenner zoals Bart Van Aken, nee het kwam van gewone voorbijgangers, mensen dus die geen verstand hebben van kunst.

20140129-151812.jpg

Als zo’n onwetende voorbijganger een kunstgalerie binnenstapt en vraagt naar wat in zijn ogen kunst is, dan hoeft de galeriehouder geen vernietigend oordeel te vellen zoals Bart Van Aken. Hij kan ermee volstaan om te zeggen: maar meneer toch, wat vraagt u nu! Dat soort schilderijen wordt al lang niet meer gemaakt!
Als hij helemaal eerlijk wil zijn, kan hij er nog aan toevoegen: er zouden naar verluidt nog enkele plekken zijn waar je dergelijke schilderijen kunt vinden, maar daar kan ik u niets over vertellen. Met die ‘eerlijkheid’ riskeert hij echter wel de kunstliefhebber op het slechte pad te brengen, en dus vestigt hij liever geen aandacht op het bestaan – hoe marginaal ook – van slechte kunst.

Anders dan in de wereld van de literatuur waar bijvoorbeeld Fnac en Standaard Boekhandel zowel goede boeken als kutboeken verkopen, is in de wereld van de beeldende kunst het kaf reeds van het koren gescheiden. Hier tref je alleen nog Bart Van Akens aan: kunsthandelaars bij wie slechte kunst er niet in komt, en die alleen goede, dat wil zeggen ‘hedendaagse’, kunst verkopen.

Voor de ware kunstliefhebber is dat natuurlijk een gedroomde situatie: een wereld met alleen maar goede kunst, een wereld waar het slechte niet binnenkomt. Hier moet hij er niet voortdurend op verdacht zijn geconfronteerd te worden met pseudo-kunst en would be kunstenaars. Hier kan hij zich met hart en ziel overgeven aan het artistieke genot, zonder eerst moeizaam onderscheid te moeten maken tussen goed en slecht. Hier vindt hij de kinderlijke onschuld terug die niet eerst alles beoordeelt maar de wereld met open armen verwelkomt. Hier is hij … vrij.

20140129-152027.jpg

Dat is een ongekende luxe die de boekenlezer niet kent.
Hij heeft natuurlijk wel mensen zoals Bart Van Aken, die duidelijk onderscheid maken tussen goede en slechte literatuur. Als je zijn boekhandel binnenstapt ben je zeker: hier zul je geen kutboeken aantreffen als ‘De vrouw die de honden eten gaf’. Hier zul je noch je tijd noch je geld verspillen.
Hier ben je zeker.
Of toch niet?

Wie is die Bart Van Aken eigenlijk?
Een jonge kerel die van de bekendste Vlaamse schrijfster zegt ze ‘literair niet relevant’ is en dat haar boeken het lezen niet waard zijn.
Kun je zo’n opinie eigenlijk wel ernstig nemen?
Weet deze Bart het dan beter dan al die recensenten die Hemmerechts de status hebben bezorgd die ze nu heeft? Is hij niet een van die jonge haaien die met veel branie proberen de plaats van de oudjes in te nemen?
Daar staat dan weer tegenover dat Bart Van Aken erin geslaagd is een nieuwe boekhandel te openen precies tussen twee multinationals, Fnac en Standaard Boekhandel, in. Dat lukt je niet als je geen hart voor boeken hebt.
Bovendien wordt zijn vernietigende oordeel over het jongste boek van Kristien Hemmerechts ook door anderen bijgetreden. Zijn boekhandel is niet de enige die weigert dat boek te verkopen.
Maar in Nederland zijn ze dan weer heel lovend over het boek.
Hoe moeten we die tegenstelling verklaren?
Lijden we hier dan allemaal aan een Dutroux-trauma dat onze kijk vertroebelt?
Of hebben we gewoon veel minder verstand van boeken dan de Nederlanders?
Maar hoe komt het dan dat Bart Van Aken uitgerekend in Nederland bekroond werd met de prijs van beste boekverkoper?

20140129-152318.jpg

Nee, zekerheid ligt hier zeker niet voor het rapen.
Als we ons een oordeel willen vormen over ‘De vrouw die de honden eten gaf’ dan zullen we het boek zelf moeten lezen.
Maar hoe kunnen we dat, na al die heisa, nog onbevooroordeeld doen?
En hoe beoordelen we een boek ook zonder voorafgaande heisa?
Is zo’n oordeel niet altijd subjectief en dus relatief?
Bestaat er überhaupt wel zekerheid in de wereld van de literatuur?

Dat zijn allemaal vragen waarmee de lezer bestormd wordt als hij zich een weloverwogen oordeel wil vormen over een boek. En in feite moet hij voor ieder boek dat hij leest telkens weer dat hele oordeelsproces doorlopen.
Dat is eigenlijk niet te doen.
Daarom verlaat de boekenlezer zich op het oordeel van kenners als Bart Van Aken, die een duidelijke selectie doorvoeren. Die selectie begint trouwens reeds bij de uitgeverijen: zij bepalen welke boeken worden uitgegeven en welke niet. Er zijn dus ontelbare manuscripten die het nooit tot boek brengen en waar we niets van afweten. In de meeste gevallen zullen we daar niets door missen. Maar er zijn uitzonderingen: er zijn heel wat gevallen bekend van manuscripten die door zowat alle uitgevers werden afgewezen en die, toen het uiteindelijk toch lukte, bleken meesterwerken te zijn.
En wat moeten we bijvoorbeeld denken van de antroposofische boeken? Die worden in Vlaanderen door vrijwel alle boekhandels afgewezen. Moeten we daaruit opmaken dat ze het lezen niet waard zijn? Of moeten we er juist uit opmaken dat we heel belangrijke dingen kunnen missen als we ons verlaten op het oordeel van kenners en opiniemakers?

20140129-152635.jpg

Maar hoe zit het dan met de wereld van de Hedendaagse Kunst?
Hier verlaat de kijker zich helemáál op het oordeel van kenners en deskundigen. Hij levert zich met hart en ziel over aan de genade van kunstpausen die in zijn plaats bepalen wat goed is en wat slecht. En hun oordeel wordt als onfeilbaar beschouwd.
Geen enkele galeriehouder haalt het in zijn hoofd om kunst te verkopen die als ‘slecht’ is gebrandmerkt.
Geen enkele kunstkenner stelt luidop de vraag: bestaat er buiten de Hedendaagse Kunst dan werkelijk geen goede kunst meer?
Geen enkele kunstliefhebber waagt zich in de onderwereld van de kunst, waar volgens de kunstpausen geen heil is en waar alleen maar duisternis heerst.

Op het eerste gezicht is de wereld van de Hedendaagse Kunst een paradijs voor de kunstliefhebber: hier vindt hij geborgenheid, hier is er louter goedheid en zekerheid, hier kan hij vrij en onbekommerd rondlopen en genieten van alles wat hij ziet. Hier is hij verlost van dat eeuwige kiezen en oordelen.
Maar zoals in ieder paradijs loert ook hier een slang.
Want wát als de kunstpaus zich vergist?
Wat als de Hedendaagse Kunst toch niet de enige plek is waar heil te vinden is?
Wat als het heil juist … buiten de kerk te vinden is?

Het is een ontstellende gedachte.

Maar stel dat ze waar is. Stel dat de Hedendaagse Kunst niet ‘de kunst van onze tijd’ is en dat we die kunst elders moeten zoeken? Stel dat we om de tuin zijn geleid en ons niet in het paradijs maar in de onderwereld bevinden?
Is dat niet een mogelijkheid, hoe verbijsterend ook, waar we rekening moeten mee houden?
Of kunnen we echt op onze beide oren slapen?
Is de Hedendaagse Kunst werkelijk een paradijselijke oase omringd door een uitgestrekte onderwereld vol afval en moreel bederf?

20140129-153047.jpg

In feite is het die vraag die door de affaire Hemmerechts aan de orde wordt gesteld.
Hoe beoordelen we kunst?
Moet kunst wel beoordeeld worden?
Of kunnen we ermee volstaan één van beide kampen te kiezen: pro of contra?
Want dat is wat er in de zaak Hemmerechts gebeurt: men is voor of men is tegen.
Het zou boeiend zijn de pro’s en contra’s eens tegenover elkaar te plaatsen en van deze zaak een debat te maken.
Dat leek in eerste instantie ook te gebeuren.
Lovende kritieken werden tegenover vernietigende kritieken geplaatst.
Kristien Hemmerechts kwam op tv tegenover Paul Marchal te staan.
Er ontstond ‘heisa’.
Maar inmiddels lijkt de storm alweer te zijn gaan liggen.
Vandaag staat er in De Standaard een artikel van ombudsman Tom Naegels waarin hij de hele zaak tot zijn ware proporties wil terugbrengen, namelijk: een storm in een glas water, door de media zelf veroorzaakt. Volgens hem ís er helemaal geen tumult in België, en zíjn de kritieken niet vernietigend. Er was alleen een opmerking van Bart Van Aken op een Facebookpagina en die is opgepikt door de media, met de bekende gevolgen van dien.
Besluit: much ado about nothing.

Nothing?

Is het beoordelen van een boek – niet alleen op zijn literaire kwaliteiten, maar ook op zijn maatschappelijke kwaliteiten – werkelijk niet iets om zoveel drukte over te maken?
Is de affaire Hemmerechts niet juist een gelegenheid om de grens die getrokken wordt tussen goede kunst en slechte kunst eens ter sprake te brengen?
Of dienen beschaafde mensen daar geen vragen over te stellen?

Het is in dat verband wel merkwaardig dat Tom Naegels spreekt over een ‘storm onder een stolp’.
Zou het kunnen dat ombudsman Tom zelf onder een stolp leeft?
Zou het kunnen dat we allemaal onder een stolp leven?
Zou het kunnen dat we dat niet beseffen omdat we die ene vraag niet meer stellen: de vraag naar de grens tussen goed en slecht?

20140129-153457.jpg

Deze foto (Kurt Tucholsky)

20140129-001012.jpg

Deze foto zal vreemd om zien zijn wanneer men hem in het jaar 1982 bekijkt. Hij stelt een mannequin voor – een schepsel dat de meesten onder ons niet speciaal mooi of knap vinden … het is een reclame van een van de modehuizen … tot zover niks aan de hand.

Maar de manier waarop we vandaag met een zekere ergernis kijken naar vergeelde foto’s van de jaren 1911 en 1913, kort voor de grote oorlog – dat is hoe onze kleinkinderen ooit deze foto zullen zien en zeggen, nadat ze een beetje bekomen zijn van de ‘onmogelijke mode’: ‘Ja, dat was nog voor de gasoorlogen … Kijk naar die lege gezichten die nergens van wisten … Hadden jullie echt niks anders te doen? … Hadden jullie niet kunnen voorkomen dat we vergiftigd werden? … Wisten jullie niet welk afschuwelijk gevaar boven Europa hing? … Hadden jullie dan iets beters te doen dan ervoor te zorgen dat die gasgranaten niet werden gemaakt?

Dat de staatswaanzin hoge toppen scheerde, dat de geweldenaars aller landen duidelijk werd gemaakt dat er sterker krachten waren dan zij en de winstbeluste grootindustriëlen, die, in hun huizen vol kunst en cultuur, van Goghs verzamelden – wisten jullie dat allemaal niet? Deden jullie niks voor ons, helemaal niks? Zagen jullie het dan niet?

Natuurlijk zagen wij het. Wij hebben ons, op onze manier, ook verzet tegen dat gas. Maar daar kan je geen foto van maken.

En vergeet niet, mensen van 1982: de wereld is geen doelgericht organisme, en ook niet onderworpen aan de rede. De wereld wil spelen. Het lot van een fotomodel ligt haar nader aan het hart dan het lot van de komende generatie, die zichzelf maar moet zien te redden – en vervolgens hetzelfde doet. Denken jullie dat die keurige heren in smoking hun echte lot kenden? Ze zijn de gevangenen van het dagelijkse leven, en nog meer van de zondagen – ze weten niets. En zij die het wel weten, zijn grijs en onaanzienlijk en niet echt presentabel voor een foto.

Vergeet nooit, nakomeling: zelfs tijdens de Franse revolutie hebben vrouwen ruzie gemaakt over melk, en over kleren, en over hun geliefden – nooit beheerst één idee de hele wereld.

Wees degenen dankbaar die voor jullie gezorgd hebben. Het zijn er niet veel. Zorg voor jezelf. Wij hadden zoveel te doen: wij moesten leven.

Kurt Tucholsky (1890 – 1935)

20140129-001343.jpg

Alles voor de kunst

20140128-150721.jpg

The collection is built around the crossing
between a mystic dimension, a classic
wardrobe and a young and urban attitude,
carried by a research of volumes an a textile
work filled with natural elements from the sea,
smooth, solid, powerful, round and random.

20140128-150742.jpg