Vijgen na Pasen

De wereld als een kunstwerk zien

Categorie: man en vrouw

Basic Instinct (8)

Bij zijn verschijnen in 1992 werd Basic Instinct aangekondigd als ‘de erotische thriller van het decennium’. Dat was een enigszins misleidende voorstelling van zaken want er is helemaal niks erotisch aan de film, hij is door en door sexueel. Eigenlijk is hij één langgerekte fuck of the century, die begint met een ‘penetratie’ waarna de spanning steeds hoger oploopt tot ze uitmondt in een explosie van geweld. Er volgt dan nog een korte epiloog waarin de film alle glans verliest en als het ware verschrompelt. Het kost weinig moeite om hierin de dynamiek van de mannelijke sexualiteit te herkennen. Het grensoverschrijdende karakter ervan wordt al meteen duidelijk in de eerste scène. Wat aanvankelijk alleen maar sex lijkt te zijn, blijkt in werkelijkheid een moord: de sex is enkel een middel om de moord te kunnen plegen. Maar we kunnen het ook omgekeerd zien: de moord is slechts een middel om de sex ten top te kunnen drijven: orgasme en moord vallen samen. Sex en geweld zijn twee zijden van dezelfde ‘mannelijke’ medaille.


Vreemd genoeg wordt deze mannelijke sexualiteit in de film belichaamd door … een vrouw. Alle moorden in Basic Instinct worden trouwens gepleegd door vrouwen. Tijdens het centrale gesprek neemt Catherine de ijspriem – fallisch symbool bij uitstek – over van Nick met de woorden: laat mij dat doen, ik kan dat beter! Dit beeld drukt uit wat vandaag steeds duidelijker aan de dag treedt: vrouwen nemen het heft over van mannen. In de loop van de vorige eeuw hebben ze zich geëmancipeerd en nu zijn ze op gelijke hoogte gekomen van de man. Op verschillende gebieden steken ze hem zelfs voorbij. Ze nemen langzaam maar zeker de leiding over, ook op sexueel vlak. Deze ‘vervrouwelijking’ van de samenleving wordt algemeen beschouwd als een goede zaak: na vele eeuwen van mannelijk geweld komt er eindelijk ruimte voor een vrouwelijker – en dus vredelievender – aanpak. Helaas wordt deze mooie theorie tegengesproken door de praktijk: er is nog nooit zoveel haat en geweld geweest als vandaag.

De verklaring lijkt voor de hand te liggen: (bange, blanke) mannen dreigen hun macht te verliezen en weren zich als duivels in een wijwatervat. Het is dus zaak de vervrouwelijking voort te zetten tot de mannelijke macht definitief gebroken is. Maar zal dat het geweld werkelijk doen ophouden? Het transgenderfenomeen vertelt alvast een ander verhaal. Nergens wordt de vervrouwelijking zo ver doorgevoerd: het is al liefde en verdraagzaamheid wat de klok slaat in de regenboogwereld. Maar achter de vrolijke kleuren gaat een grimmige haat schuil, niet alleen tegen mannen, maar ook tegen vrouwen en – last but not least – tegen kinderen. Terwijl de mannelijke agressie zich doorgaans beperkte tot fysiek geweld, zien we hier een geweld opdoemen dat ook geestelijk van aard is en veel verder gaat dan de gebruikelijke mannelijke wedijver: men wil niet alleen overheersen, men wil simpelweg vernietigen. Verre van het geweld te beteugelen, ontketenent de vervrouwelijking het juist.


Om dat te begrijpen, moeten we voorbij de woorden kijken. In concreto betekent de emancipatie van de vrouw niets anders dan dat ze hetzelfde gaat doen als man. Terwijl ze vroeger tegenwicht bood aan de man, gaat ze nu samen met hem aan één kant staan – zijn kant – en doet de weegschaal doorslaan. Sinds vrouwen zich geëmancipeerd hebben, is de wereld nog mannelijker geworden dan hij al was. Kwaliteiten die vroeger als vrouwelijk golden – zachtheid, mildheid, schoonheid, verdraagzaamheid, zorgzaamheid, aanpassingsvermogen, enzovoort – zijn zo goed als verdwenen. Nergens komt die teloorgang van het vrouwelijke beter tot uiting dan in het feit dat moeders hun kinderen niet meer zelf kunnen of willen opvoeden: ze hebben er de tijd en het geld niet voor, ze moeten gaan werken, net als de man. De zogenaamde ‘vervrouwelijking’ van de wereld blijkt in werkelijkheid een ‘vermannelijking’ te zijn. Ze gaat in de eerste plaats ten koste van de kinderen en krijgt daardoor een zelfvernietigend karakter.

De eerste scène van Basic Instinct brengt dit zelfvernietigende (mannelijk-vrouwelijk) geweld in beeld. De vrouw die de moord pleegt is onherkenbaar, ze is geen individueel wezen. Ze is slechts een verlengstuk van de man: een gigantische erectie die een eigen leven gaat leiden. Het is met andere woorden de mannelijke sexualiteit die in haar werkzaam is en die zich via haar tegen de man keert. Omgekeerd wordt die man – letterlijk en figuurlijk – bezeten door de vrouw. Het vrouwelijke is in hem werkzaam zoals het mannelijke werkzaam is in de vrouw: beide zijn samengevloeid tot één geheel. We zien in de eerste scène van Basic Instinct niet enkel de nog tweegeslachtelijke (aardse) mens uit Genesis, we zien ook de huidige mens die opnieuw ‘tweegeslachtelijk’ aan het worden is: vrouwen worden man(nelijk), mannen worden vrouw(elijk). De geslachten vermengen zich met elkaar en houden als het ware op te bestaan. Hier ligt de oorzaak van het zelfvernietigende geweld dat de wereld momenteel teistert.


De beginscène van Basic Instinct brengt niet enkel in beeld wat zich afspeelt tussen man en vrouw, ze toont ook wat zich afspeelt tussen het mannelijke en het vrouwelijke in ieder mens. Volgens Rudolf Steiner dragen we beide geslachten in ons: als man hebben we een vrouwelijk etherisch lichaam, als vrouw hebben we een mannelijk etherisch lichaam. Het verdwijnen van het onderscheid tussen de geslachten is een weerspiegeling van wat er in onszelf gebeurt: de grens tussen ons fysieke en ons etherische lichaam vervaagt, beide dringen in elkaar door. Wat daar de gevolgen van zijn, kunnen we aflezen aan wat er gebeurd is met kunst en wetenschap. Toen de wetenschap aan het begin van de 20ste eeuw de wereld van de kunst binnendrong, veroorzaakte ze daar een enorme chaos, zoals een zaadcel doet wanneer ze doordringt in een eicel. Maar deze culturele fuck of the century had ook gevolgen voor haarzelf: de wetenschap werd overweldigd door scheppende krachten en verloor haar ‘penetrerende’ kracht.


Dit in elkaar doordringen van kunst en wetenschap weerspiegelt het vervagen van de grens tussen het etherische en het fysieke lichaam van de mens, en dat weerspiegelt op zijn beurt het vervagen van de grens tussen de etherische en de fysieke sfeer van de aarde. Nadat het materialisme doordrong in de etherische sfeer – en daar een tweede kruisiging van Christus veroorzaakte – volgde er een tweede opstanding: de wederkomst van Christus. Sindsdien dringen nieuwe opstandingskrachten door in de fysieke sfeer van de aarde en brengen daar alles in beweging. Onze oude, vertrouwde wereld wankelt en we klampen er ons in paniek aan vast: we worden nog materialistischer dan we al waren. Zonder het te beseffen, verzetten we ons uit alle macht tegen de wederkomst van Christus. We doen er alles aan om de materiële en de geestelijke wereld van elkaar gescheiden te houden, maar les extrêmes se touchent: ze dringen met des te meer kracht in elkaar door.

De eerste scène van Basic Instinct brengt dat in beeld. Man en vrouw verenigen zich sexueel: het (mannelijk) fysieke lichaam en het (vrouwelijk) etherische lichaam dringen in elkaar door. Vervolgens komt de vrouw bovenop de man te zitten, bindt hem vast en buigt achterover: het fysieke en het etherische lichaam splijten uiteen. Het is een beeld van ons verzet tegen de opstandingskrachten: de erectie van de man wordt naar beneden getrokken. Daardoor wordt ze echter opgespannen als een katapult en klapt met geweld tegen het lichaam van de man: de opstandingskrachten slaan om in vernietigingskrachten. De ijspriem is in dezen niets anders dan een verharde, gematerialiseerde erectie die zich – via de vrouw – tegen de man keert. In plaats dat de mannelijke sexualiteit vergeestelijkt en tot een bewust kennen van de vrouwelijke etherkrachten wordt (zoals we dat in de rest van de film zien), gebeurt hier het omgekeerde: de sexualiteit trekt de etherkrachten naar beneden en maakt er (zelf)vernietigende krachten van.

Deze omkering (van leven en dood) is maar mogelijk doordat de vrouw bovenop de man gaat zitten. In de klassieke houding (met de man bovenop de vrouw) blijft het ‘geweld’ beperkt tot het onderlichaam. Nu de rollen worden omgekeerd, breidt het geweld zich als het ware uit over het hele lichaam: de erectie zwelt op tot een vrouw, de vrouw raakt vervuld van mannelijke sexualiteit. Hoe waar dit filmbeeld is, zien we vandaag overal: de sexualisering van de mens kent geen grenzen meer. Nog niet zolang geleden werd de spot gedreven met mannen omdat ze iedere vijf minuten aan sex zouden denken, maar hetzelfde kan nu ook gezegd worden van vrouwen: ze lijken voortdurend met sex bezig te zijn. En dat gaat gepaard met geraffineerd geweld, niet alleen tegen mannen, maar ook tegen vrouwen en kinderen. Met name in de transgenderwereld zien we hoe de uitbreiding van de mannelijke sexualiteit tot de vrouwen een zelfvernietigend karakter heeft gekregen.

Geweld is eigen aan de man, het ligt besloten in zijn fysieke lichaam dat onder meer uitgerust is met een ‘steekwapen’. Maar (de wijsheid van) dat lichaam beteugelt het geweld ook, het beperkt het tot een welbepaald gebied: de etherische krachten (van het bloed) komen niet verder dan de erectie van de man, waar ze een kortstondige explosie veroorzaken en dan uitdoven. Dat is niet langer het geval wanneer de mannelijke sexualiteit ook de vrouw in zijn greep krijgt: haar lichaam kan het geweld niet binnen de perken houden, het wordt erdoor overspoeld, raakt ervan bezeten, vermenigvuldigt het. Dat kunnen we opnieuw goed waarnemen in de transgenderwereld: het geweld blijft hier niet beperkt tot het geslachtelijke gebied. Het breidt zich uit tot het voelen en het denken: het groeit uit tot een ideologie die zelfs de wetenschap op de knieën dwingt. Transgendergeweld is mannelijk geweld in een vrouwelijke vorm: het dringt door tot in alle geledingen van de maatschappij en men heeft er geen verweer tegen.

In Basic Instinct is het Catherine die deze nieuwe vorm van geweld belichaamt (en tussen haakjes ook bisexueel is). De politie is niet tegen haar opgewassen, meer zelfs: door haar te willen bestrijden, wordt ze er zelf het slachtoffer van. Het wordt al heel vlug duidelijk wat Catherines grootste wapen is: ze keert de rollen om, ze spiegelt het mannelijke. Als Nick achter haar aankomt, gaat ze zelf achter hem aan, als hij haar ondervraagt, ondervraagt ze hem op haar beurt. Tijdens de beroemde ondervragingsscène staat ze in haar eentje tegenover vijf mannen en ze zijn geen partij voor haar. Gedurende de hele film etaleert ze haar ongenaakbaarheid. Toch ontstaan er langzaam barsten in haar superioriteit en dat komt doordat Nick een wapen gebruikt waar ze geen verhaal tegen heeft: de liefde. Hij laat zich niet afschrikken door het gevaar dat van haar uitgaat, hij omarmt het. Tegenover haar kwaadaardig geworden vrouwelijkheid plaatst hij een nieuw soort mannelijkheid.

You shouldn’t play this game, waarschuwt Catherine hem tijdens het gesprek op het strand na de fuck of the entury, je zult alleen maar verliefd op me worden! Maar ik bén al verliefd, antwoordt Nick, and that’s how I’ll catch my killer. Net als Catherine gebruikt hij de liefde als wapen, niet om te moorden maar om de moordenaar te ontmaskeren. Met zijn gewone – mannelijke – politieverstand is hij daar niet toe in staat, maar door het te combineren met de – vrouwelijke – liefde zal hij daar wel in slagen. Hij doet dus precies hetzelfde als Catherine, maar in omgekeerde zin: terwijl bij haar het denken in dienst staat van de (fysiek geworden) liefde, staat bij hem de fysieke liefde in dienst van het denken. Hij blijft in de allereerste plaats een politieman die op zoek is naar de moordenaar van Johnny Boz. Pas op het allerlaatste moment neemt de liefde de overhand, of beter gezegd: vallen liefde en verstand samen en worden tot een kracht die de mens verlost van het kwaad.

Die verlossing is natuurlijk niet absoluut, het kwaad is niet verdwenen: de ijspriem ligt nog altijd onder het bed. Maar er is een uitweg gebaand, er is een manier gevonden om het ontketende kwaad weer aan banden te leggen, of beter gezegd: te transformeren. Want het is dankzij het kwaad dat Nick deze Michaëlsweg gevonden heeft: zonder Catherine zou hij de gemiddelde fucked up cop zijn gebleven. Zij is het die hem de weg heeft getoond en hij heeft de moed opgebracht deze weg te volgen zonder er zijn (mannelijke) tegenwoordigheid van geest bij te verliezen. Catherine is de incarnatie van de (vrouwelijke) wijsheid, van de Sofia die in de greep van Ahriman is geraakt en door hem gebruikt wordt om een nietsontziend geweld te kunnen ontketenen. Ze kan zichzelf niet bevrijden: daarvoor heeft ze de hulp van de mens nodig, de vrije, bewuste, mannelijke mens. Ze heeft als het ware zijn lot gedeeld: ze is samen met hem neergedaald in de materie en is nu van hem afhankelijk geworden.


Er kan geen twijfel over bestaan dat Catherine een kwaadaardig genie is: zij belichaamt het grootste gevaar waar de mens ooit mee gekonfronteerd werd. Toch wordt ze in de film op geen enkel moment als een monster voorgesteld, wel integendeel. Ze is een goddelijk wezen dat door Sharon Stone magistraal vertolkt wordt. In dit verband is het verhelderend (op één van de extra’s bij de dvd) een interview met haar te bekijken. Ze verschijnt hier niet als de femme fatale die haar beroemd heeft gemaakt, maar als precies het tegendeel: een schuchter, verlegen meisje, een echte madonna-figuur. Ze heeft als het ware in kort bestek de hele gang doorgemaakt van de hemelse Sofia – de kosmische wijsheid – tot de hedendaagse hypergesexualiseerde en gewelddadige vrouw. We zien in Basic Instinct hoe dit dieptepunt tot een keerpunt wordt: das Ewig Weibliche wordt door het mannelijke verlost uit de greep van Ahriman en kan opnieuw haar taak als mensheidsideaal beginnen te vervullen.

Basic Instinct (7)

  

De eerste scène van Basic Instinct speelt zich af in een schemerige slaapkamer. Een man en een vrouw zijn aan het vrijen: de man ligt op zijn rug, de vrouw zit schrijlings boven op hem. Van onder het hoofdkussen haalt ze een witte sjaal tevoorschijn waarmee ze de handen van de man vastbindt aan het bed. Tot zover is er niks aan de hand, behalve misschien dat de sex een beetje kinky wordt en dat we het gezicht van de vrouw niet te zien krijgen. Maar dan gebeurt het: wanneer de vrouw haar hoogtepunt gaat bereiken, grijpt ze naar een ijspriem die tussen de lakens verborgen ligt en hakt als een bezetene op de man in. De explosie van geweld komt volkomen onverwachts: van het ene moment op het andere verandert de sexscène in een moordscène. Ik herinner me nog dat ik op slag klaarwakker was toen ik de ijspriem het gezicht van de man zag doorboren. Lag ik tevoren nog te dromen, dan zat ik nu op het randje van mijn stoel en volgde de gebeurtenissen met gespitste aandacht. 

Onmiddellijk na het bloedbad verschijnen Nick en Gus op het toneel, de twee rechercheurs die de moord zullen onderzoeken. Hun vriendschap en samenwerking zal door dat onderzoek zwaar op de proef worden gesteld, want Nick begint een ongeoorloofde relatie met Catherine, de hoofdverdachte, die uiteindelijk Gus zal vermoorden. Halverwege de film mondt deze relatie uit in the fuck of the century, een vrijpartij die een exacte kopie is van de beginscène, met dat verschil dat het geweld dit keer beperkt blijft tot de vingernagels van Catherine die de rug van Nick openhalen. Aan het eind van de film wordt dezelfde scène nog eens herhaald en dit keer is alle geweld eruit verdwenen: de onbewuste, instinctieve sex uit de eerste scène heeft haar gewelddadige karakter verloren en leidt tot de coniunctio oppositorum die het moordraadsel oplost. De liefdesrelatie en het moordonderzoek hebben elkaar bevrucht: de liefde is ziende geworden, het denken is tot leven gekomen. 

Aan het eind van de film heeft de sexualiteit opnieuw het karakter van een kennen gekregen, zoals in het bijbelse ‘en hij bekende zijn vrouw’. Dit fysieke ‘bekennen’ is nu helemaal tot bewustzijn gekomen: het is een denkend doordringen in het wezen van de ander geworden. Deze kendaad heft de scheiding der geslachten niet op, maar overstijgt ze in een hogere drieëenheid: ‘waar twee of meer in mijn naam aanwezig zijn, daar ben ik in hun midden’. De laatste scène van Basic Instinct is een Steigerung van de beginscène: uit de steeds hoger oplopende spanning tussen de tegenpolen wordt iets nieuws geboren. De drie nagenoeg identieke sexscènes in de film vertegenwoordigen het verleden, het heden en de toekomst. Die toekomst is nog niet voor morgen, we bevinden ons pas in het midden, in de tijd van the fuck of the century, een tijd van extreme sexualisering en extreme intellectualisering. Doordat deze uitersten elkaar raken, wordt in verborgen diepten het zaad van het toekomstige ‘ziende’ kennen van de mens gezaaid.

Het is uit deze onbewuste diepten dat de filmbeelden van Basic Instinct omhoog zijn gerezen. De eerste scène is een kernachtige herhaling van het verleden: ze vormt het zaadje waaruit de rest van de film (de toekomst) zich ontwikkelt. Ze begint met het beeld van de spiegel boven het bed die ons als het ware waarschuwt: wat we te zien zullen krijgen is geen realiteit, het zijn spiegelbeelden die we niet letterlijk mogen nemen, metaforen die verwijzen naar een andere werkelijkheid. De waarschuwing ontgaat ons echter want we merken de spiegel in eerste instantie niet op: we zien hem in profiel en beseffen niet dat het om een spiegel gaat. Pas wanneer de camera naar beneden zakt en de lens omhoog richt, dringt dat tot ons door. Maar we worden meteen in beslag genomen door het beeld dat in de spiegel verschijnt: het vrijende koppel op het bed. Vervolgens beweegt de camera zich weer omhoog en richt de lens naar beneden. We krijgen het koppel nu rechtstreeks te zien en de spiegel verdwijnt helemaal uit ons bewustzijn.

Deze dubbele camerabeweging weerspiegelt de manier waarop we naar een film kijken. Wanneer we een bioscoopzaal betreden, zien we vooraan het witte scherm. We besteden er geen aandacht aan, maar het vertelt ons wel dat wat we te zien zullen krijgen louter schijn is. Die wetenschap garandeert ons kijkplezier: we weten dat we ons geen zorgen hoeven te maken, dat het allemaal niet echt is wat er op dat scherm zal verschijnen. Maar zodra de film begint, wordt het scherm onzichtbaar en geven we ons over aan de illusie dat het wél echt is wat we zien. Deze suspension of disbelief – het opschorten van ons ongeloof – is de noodzakelijke voorwaarde om van een film (of gelijk welk ander kunstwerk) te kunnen genieten. Wanneer de film gedaan is, schakelen we weer over naar ons gewone (dag)bewustzijn, maar het droombewustzijn werkt nog even door. Pas wanneer de suspension of disbelief is uitgewerkt, zijn we weer helemaal wakker en beseffen we dat het maar een film was. 

Basic Instinct weerspiegelt het bewustzijn dat naar hem kijkt. Maar hij spiegelt niet alleen de innerlijke wereld van de kijker, hij spiegelt ook de uiterlijke wereld waarin die kijker leeft. Spiritueel gezien, is die materiële wereld namelijk niets anders dan … een bioscoop. Volgens Plato’s allegorie van de grot is alles wat we om ons heen zien louter een projectie van de geestelijke wereld op (het scherm van) de materie. Als kind hebben we daar nog een herinnering aan want we nemen de werkelijkheid niet letterlijk: het is een droomwereld van louter beelden. Pas wanneer ons zelfbewustzijn ontwaakt, geven we ons over aan de illusie dat die beelden echt zijn. Nooit was deze illusie – onze suspension of disbelief – sterker dan vandaag: we zijn er heilig van overtuigd dat de materiële werkelijkheid de enige echte werkelijkheid is en dat de rest louter fictie is. Basic Instinct spiegelt dus niet alleen ons droombewustzijn in de bioscoop, hij spiegelt ook ons wakkere dagbewustzijn buiten de bioscoop.

En dat dagbewustzijn blijkt evenmin wakker te zijn. Wanneer het laatste beeld van de film verschijnt – de ijspriem omder het bed – beseffen we dat we om de tuin zijn geleid. We staan nu voor de keuze: ofwel bekijken we de film opnieuw – en dit keer wakkerder dan de eerste keer – ofwel halen we onze schouders op en denken: ach, het is maar fictie! Wakker worden betekent: oog krijgen voor het spiegelkarakter van wat we te zien krijgen, niet alleen in de bioscoop maar ook daarbuiten. Want fictie en werkelijkheid zijn elkaar zeer dicht genaderd: Basic Instinct is een heldere spiegel van de wereld waarin we leven, zowel de uiterlijke wereld (vol sex en geweld) als onze innerlijke wereld (vol illusie en misleiding). Het is een moeilijke keuze waarvoor de ijspriem onder het bed ons plaatst, want het is heel verleidelijk om verder te blijven slapen (in de overtuiging dat we wakker zijn), en diep verontrustend om te beseffen dat de wereld waarin we leven een spiegel is waarin we voortdurend naar onszelf kijken. 

In die ‘spiegelwereld’ vormen kunstwerken een apart soort spiegels: we weten dat ze gemaakt zijn door mensen en dat we er dus onszelf als mens kunnen in herkennen. Onder deze kunstzinnige spiegels neemt Basic Instinct op zijn beurt een aparte plaats in: hij is veel helderder dan de traditionele ‘spiegels’. Als film is hij een nieuwe kunstvorm die niet alleen de oude kunstvormen in zich verenigt, maar ook het resultaat is van een samenwerking tussen verschillende soorten kunstenaars. Hij is met andere woorden een ‘sociale’ kunst en maakt daardoor een hogere inspiratie mogelijk. Aan het eind van de 20ste eeuw werd die mogelijkheid gerealiseerd: de filmkunst kwam tot volle ontplooiing in een reeks zeer geïnspireerde films waarvan Basic Instinct de meest indrukwekkende is. Dat we hier te maken hebben met een heel bijzonder soort kunstwerk wordt duidelijk wanneer we vaststellen dat deze film niet alleen onze binnen- en buitenwereld weerspiegelt maar ook ons heden en verleden.  

De eerste scène van Basic Instinct weerspiegelt niet alleen onze eigen tijd, hij weerspiegelt ook ons oerverleden: hij is een moderne versie van Genesis. De begingeneriek met zijn onherkenbare, wemelende vormen stelt de chaos voor waaruit de wereld is ontstaan. Vervolgens verschijnt de – aanvankelijk ook nog onherkenbare – spiegel die een scheiding aan brengt tussen boven en beneden, tussen hemel en aarde. In die spiegel zien we dan het vrijende koppel dat heen en weer rolt over het bed: een beeld van de eerste, nog tweegeslachtelijke mens waarvan we nu eens het mannelijke en dan weer het vrouwelijke aspect te zien krijgen. Daarna wordt onze blik naar beneden getrokken en verschijnt de aardse mens van vlees en bloed. De rollende beweging van de hemelse mens – die als het ware rond zijn as draaide – is tot stilstand gekomen en we kunnen nu het mannelijke en het vrouwelijke duidelijk onderscheiden. Maar ze zijn nog altijd met elkaar verbonden, ze zijn nog geen individuele wezens geworden. 

Dat kunnen we opmaken uit het feit dat we het gezicht van de vrouw niet te zien krijgen: ze maakt nog altijd deel uit van de aardse Adam. De scheiding der geslachten heeft met andere woorden nog niet plaatsgevonden. De vrouw bevindt zich nog boven de man, zoals de spiegel zich boven het bed bevindt en de hemel boven de aarde. Pas wanneer ze hem vastbindt aan het bed en zich opricht, wordt het wezenlijke verschil tussen de geslachten zichtbaar: de man (horizontaal) gebonden aan de materie, de vrouw (verticaal) gericht op de geest. De vrouw buigt zich nu achterover zodat de aardse Adam als het ware in twee splijt: de scheiding der geslachten vindt plaats. Deze scheiding wordt gewild door de geestelijke wereld: de vrouw doet niets anders dan Gods wil uitvoeren. Maar dan vindt ze tussen de lakens een ijspriem en hakt daarmee als een bezetene op de man in. De Grote Verleider – de slang in het paradijs – is in haar gevaren en neemt de plaats van God in: de zondeval is een feit. 

De dubbele camerabeweging in de beginscène van Basic Instinct brengt de twee scheppingen uit Genesis in beeld. Eerst verschijnt in de spiegel de hemelse Adam als beeld en gelijkenis van God. De spiegel is de hemelse Sofia, das ewig-Weibliche, waarin God als het ware zichzelf ziet. Dit oer-vrouwelijke – het zuiver geestelijke aspect van de vrouw – is het meest over het hoofd geziene wezen van onze tijd. Het is het wezen dat – in zijn aardse, door Lucifer bezeten vorm – wraak neemt omdat het genegeerd wordt: hell has no fury like a woman scorned. We herkennen het in de figuur van Catherine, die als een alwetende wraakgodin alle mannen vermoordt waarmee ze een relatie heeft. We herkennen het ook in de groeiende vijandigheid die vrouwen vandaag aan de dag leggen tegenover mannen. De oorzaak van dit ‘vrouwelijke geweld’ is de miskenning van het geestelijke wezen van de mens door diens mannelijke, aan de materie gebonden bewustzijn. Dat is de scheiding, de gespletenheid, de ‘zondeval’ die overwonnen moet worden. 

Het ‘mannelijke’ denken moet als het ware weer omhoog leren kijken, in de ‘vrouwelijke’ spiegel. Dat gebeurt in Basic Instinct tijdens de fuck of the century, wanneer Nick tijdens het vrijen plots de spiegel boven het bed ziet en zich met een schok realiseert dat hij zich in precies dezelfde situatie bevindt als Johnny Boz in de eerste scène. Het is ook de situatie waarin we ons vandaag bevinden: vastgebonden aan de materie, in de ban van de sexualiteit en ten prooi aan miskende vrouwelijkheid. Heaven has no rage like love to hatred turned: de hedendaagse vrouwelijke wraakzucht die de man steeds meer in het nauw drijft, is niets anders dan liefde die niet wordt erkend. En het gaat niet om individuele liefde of haat, het gaat om een bovenpersoonlijke wraakzucht. Steeds meer vrouwen raken bezeten door geestelijke krachten die erkenning eisen. Gewone menselijkheid of beschaving is daar niet langer tegen opgewassen, alleen bewuste ‘mannelijke’ erkenning kan deze goddelijke woede tot bedaren brengen. 

Basic Instinct is het verhaal van deze erkenning, van het denkend doordringen in das ewig Weibliche. Het is het verhaal van de omkering van de zondeval, want die bestond uit een erkenning van het mannelijke door het vrouwelijke. Toen de vrouw geschapen werd uit een rib van Adam erkende zij de diepe zin en betekenis van zijn incarnatie, van zijn stoffelijke aard. Zij was immers een afspiegeling van de alwetende Sofia, van de hemelse wijsheid. Haar (er)kennen had nog scheppende kracht en daardoor werd zij de ‘moeder’ van de man. De tweegeslachtelijke stoffelijke Adam werd pas mannelijk toen de vrouw (of het vrouwelijke) tegenover hem kwam te staan en hem erkende. De scheppingsvolgorde is dus: God, Sofia, de hemelse Adam, de aardse Adam, de vrouw, de man. De aan de materie gebonden mannelijke mens zoals we die vandaag kennen, is een product van de vrouwelijke wijsheid. Zij is het die de man vastgebonden heeft aan het bed van de materie.

Het ‘patriarchaat’ waar vandaag steen en been wordt over geklaagd, zou nooit mogelijk zijn geweest zonder de erkenning, de goedkeuring en de steun van de vrouw. Zij wist intuïtief altijd al hoe cruciaal het mannelijk-worden van de mens was en stelde er zich ten dienste van. De man was in zekere zin haar godsdienst. Vandaag keert dezelfde (onbewuste) vrouwelijke wijsheid zich tegen de ‘vermannelijking’ die de mens helemaal dreigt op te sluiten in de materie. Zij plaatst daar een ‘vervrouwelijking’ tegenover die echter zelf ook grote gevaren inhoudt. Met name de vrijheid die we te danken hebben aan de vermannelijking van de mens, dreigt het slachtoffer te worden van een vrouwelijke wraakzucht die in wezen niets anders is dan een paardemiddel om de mensheid te redden van het extreme materialisme (in Basic Instinct voorgesteld door de ijsklomp). Alles hangt er nu vanaf of ‘de man’ op zijn beurt de goddelijke wijsheid erkent die zich in de vrouwelijke wraakzucht verbergt.  

Basic Instinct (6)

  

Paul Verhoeven, de Nederlandse regisseur van Basic Instinct, wordt in Amerika wel eens de sultan of shock genoemd. Zelfs op 83-jarige leeftijd kan hij het niet laten: zijn jongste film Benedetta gaat over … lesbische nonnen. Choqueren doet hij het liefst door middel van sex-scènes, en dat is ook waarvoor Basic Instinct bekend staat. Toch vond Verhoeven dat er niet genoeg sex zat in het scenario van Joe Eszterhas en dus probeerde hij er wat pittige scènes aan toe te voegen. Dat bleek echter niet te lukken, iedere verandering ging ten koste van het verhaal. Het scenario van Eszterhas klopte als een bus, er was geen speld tussen te krijgen. Hij had het dan ook in minder dan twee weken geschreven, het was in één gulp uit zijn pen gestroomd. Basic Instinct heeft dan ook een organisch karakter: het drama ontwikkelt zich wetmatig, als was het een levend wezen. Paul Verhoeven zag dat ten slotte in en hij verfilmde het scenario met het grootst mogelijke respect voor dit wezen.

Toen mijn vrouw merkte dat ik na het zien van Basic Instinct aan niks anders meer kon denken, zei ze tegen me: weet je wat er met jou aan de hand is? Je bent verliefd! En inderdaad, het viel niet te ontkennen: ik was madly in love. De film had een ander mens van me gemaakt, een beter mens, en mijn vrouw had dan ook geen bezwaren tegen mijn nieuwe relatie. Maar hoe kun je nu tot over je oren verliefd worden op een film, op iets wat letterlijk en figuurlijk niet meer dan schijn is? Het was één van de vele vragen die ik me stelde over Basic Instinct, en een eerste antwoord kreeg ik toen ik de film ging bekijken in gezelschap van een euritmiste. Ik had haar nieuwsgierig gemaakt met mijn verhalen over het esoterische karakter van deze thriller, maar toen de ijspriem opdook en het bloed van het scherm spatte, sloeg ze de handen verschrikt voor de ogen. De rest van de film bekeek ze tussen haar vingers door en na afloop zei ze: ik had al genoeg aan de eerste scène! Daar moest ik om lachen, maar het zette me wel aan het denken.

Tot dan toe had ik niet veel aandacht besteed aan die beginscène. Het lag een beetje voor de hand waarom de film ermee begon. In interviews vertelde Paul Verhoeven glunderend dat er tijdens de première op het filmfestival van Cannes een schok door de zaal ging toen de ijspriem het gezicht van de arme Johnny Boz doorboorde. Wat hij niet besefte, was dat achter dit uiterlijke schokeffect iets schuilging wat nog veel schokkender was: de geestelijke binnenkant van deze scène. Ik kwam die ‘binnenkant’ op het spoor toen ik ontdekte dat de hele film besloten ligt in deze moordscène. Ze duurt hooguit één minuut, maar uit dit kleine zaadje ontwikkelt de film zich als een plant die in de laatste scène tot bloei komt en haar diepste wezen toont. Mijn arme euritmiste had gelijk: als kijker heb je genoeg aan die eerste scène, alles zit erin. Natuurlijk besefte zij noch ik draagwijdte van haar woorden, want die wordt pas duidelijk wanneer men de rest van de film ziet en begrijpt.

De volgende scène bevat reeds een beeld dat licht werpt op de diepere betekenis van dit ‘zaadje’. Heel even zien we het naakte slachtoffer liggen, bedekt met bloed en wonden, de handen vastgebonden aan het bed, omringd door de leden van het rechercheteam dat de moord moet oplossen. De eerste scène is met andere woorden een moderne versie van … de kruisdood van Christus. De moord die hier gepleegd wordt, is niet zomaar een moord, het is de moord der moorden, de moord op de mens. Het officiële onderzoek naar die moord leidt aanvankelijk tot een schijnoplossing. De echte oplossing komt er pas wanneer een individuele onderzoeker (Nick) zichzelf herkent in deze moord – zowel in de dader als het slachtoffer – en besluit hetzelfde te doen als Christus: zich vrijwillig, uit liefde, over te leveren aan zijn moordenaar. Het is deze ‘navolging van Christus’ die het moordraadsel oplost en ze wordt mogelijk doordat het probleem niet enkel met het hoofd maar ook met het hart wordt benaderd. 

Basic Instinct gaat in wezen over het oplossen van het oer-raadsel van de mensheid: het mysterie van Golgotha. Het kan geen verbazing wekken dat dit raadsel opduikt in de kunst van onze tijd, want Christus wordt vandaag opnieuw gekruisigd: we beleven een herhaling van de oermoord, zij het dit keer niet in de fysieke wereld. Het is in de etherische wereld dat Christus de verstikkingsdood sterft en dat we allemaal (onbewuste) getuigen en navolgers zijn van dit mysterie. Want ook wij worden langzaam maar zeker verstikt, ons middengebied wordt op alle mogelijke manieren lamgelegd. We zien dan ook dat Johnny Boz precies in dit middengebied wordt getroffen: eerst worden zijn handen vastgebonden, daarna doorboort de ijspriem achtereenvolgens de halswortel, de neuswortel en de borstkas, stuk voor stuk middelpunten of kruispunten tussen boven en onder, tussen links en rechts. Ja, de vormkrachten van de etherwereld gaan in Basic Instinct uiterst trefzeker te werk … 

Dat wekt natuurlijk wel verbazing, want niets is kenmerkender voor de kunst van onze tijd dan juist de vernietiging van haar etherische vorm- en levenskrachten. Terwijl Europa – het midden van de wereld – veranderde in een bloedbad, werd ook de kunst aan het kruis geslagen: op alle mogelijke manieren werd ze verminkt, vernederd en vernietigd. Moderne schriftgeleerden noemen dat ‘de geboorte van de nieuwe kunst’ en ons vertrouwen in deze (zelfverklaarde) experts is zo groot dat we de stank van ontbinding en verrotting die opstijgt uit de kunstwereld al lang niet meer opmerken. We doen alsof er niks aan de hand is, alsof de kunst leeft en blaakt van gezondheid. Maar juist deze ontkenning maakt ons blind voor het feit dat de kunst inmiddels uit de doden is verrezen. De wederopstanding vond niet plaats in de paleizen van de hedendaagse kunst maar in de donkere grotten van de filmkunst, in de bioscopen waar niemand iets goeds van verwacht. 

De dode en reeds tot ontbinding overgegane kunst kwam inderdaad weer tot leven in een aantal mysteriedrama’s waarvan Basic Instinct er één was. Ze balde zich samen in zaadjes die in het hart van miljoenen – vooral jonge – mensen werden gezaaid, maar een diepe afkeer opwekten in het hoofd van vele schriftgeleerden die schande spraken over deze ‘zondeval’ van de kunst. De verontwaardiging was het grootst bij de lgbt-gemeenschap. Nog voor Basic Instinct was verschenen, reageerden de regenboogmensen furieus en stelden alles in het werk om de film te cancelen. Waarschijnlijk wisten ze zelf niet wat hen zo ergerde, maar intussen weten we dat wel: het is de scheiding der geslachten en geboorte van ‘het kind’. Wat hun blinde woede opwekte, was het mysteriekarakter van Basic Instinct, het feit dat de film weerspiegelt wat zich afspeelt in de etherisch-geestelijke sfeer van de aarde: het Stirb und Werde, het mysterie van dood en wedergeboorte.

In Basic Instinct is de geest duidelijk gestorven: bezweken onder het geweld van de sexualiteit. Nergens valt er ook maar één spoor van spiritualiteit te ontdekken. En toch is het in deze volkomen aardse en zinnelijke film dat de geest weer verrezen is, in een nieuwe, etherische vorm die alleen zichtbaar is voor wie hoofd én hart gebruikt. Het is deze dood en wederopstanding van de geest die de moderne mens zo hevig tegen de borst stoot. Dat was ook wat het mysterie van Golgotha destijds zo onverteerbaar maakte. Tijdens de kruisdood was een goddelijk wezen helemaal mens geworden, wat tot uitdrukking kwam in de woorden: ‘mijn God, mijn God, waarom hebt ge mij verlaten?’ Maar tegelijk werd deze geest in de mens opnieuw geboren als een zaadje dat ooit weer zal uitgroeien tot een goddelijk wezen. De antieke mens kon dit mysterie niet bevatten en de hedendaagse mens kan dat evenmin. Hij blijft blind voor de nieuwe spiritualiteit die in de (film)kunst – en in Basic Instinct in het bijzonder – is verschenen.

De vraag is natuurlijk: hoe is die opstanding tot stand gekomen? Hoe is het mogelijk dat mensen die louter in sex en geweld geïnteresseerd (lijken te) zijn een christelijk mysteriedrama hebben gemaakt? Eén ding is zeker: ze hebben het niet bewust gedaan. Net als iedereen hadden ze geen flauw vermoeden van het esoterische karakter van Basic Instinct. Maar hoewel hun bewustzijn gevangen zat in het materialisme, bleken zij als kunstenaars toch in staat contact te maken met hun geestelijke kern – het ‘christelijke zaadje’ dat iedereen bezit sinds het mysterie van Golgotha – en daaraan de zeer hoge inspiratie te ontlenen waaruit Basic Instinct is ontstaan. Als materialist pur sang verzette Paul Verhoeven zich aanvankelijk tegen die inspiratie. Hij ging het gevecht aan met de engel en probeerde de film nog dieper in de fysieke sfeer te trekken. Maar – en dat pleit voor zijn kunstenaarschap – hij erkende zijn nederlaag en stelde zich vervolgens helemaal ten dienste van de geest die hem te sterk was geweest.

Deze kunstzinnige overgave maakte Verhoeven & co tot Michaëldienaars, maar ze vonden geen Christuszoekers die hun werk naar waarde konden schatten. De geest die in hen werkzaam was, wil – net als Catherine – begrepen worden en verlost uit zijn sexuele en gewelddadige keurslijf. Hij heeft dit keurslijf aangetrokken om de mens te kunnen helpen zich te bevrijden uit zijn materialistische gevangenis. Maar dan moet die mens wel meewerken, hij moet de uitgestoken hand grijpen. Hoe hoopgevend het ook is dat er in onze moderne, van sex en geweld bezeten wereld nog altijd kunstenaars bestaan die in staat zijn zich door een christelijke geest te laten inspireren, het is tegelijk diep verontrustend dat hun werk niet (h)erkend wordt. We weten van Rudolf Steiner dat de goden wraak nemen wanneer ze genegeerd worden: ze pikken het niet dat hun geschenken afgewezen worden. Daarom hechtte Steiner zoveel belang aan de samenwerking tussen Michaëldienaars en Christuszoekers. 

De miskenning van een godsgeschenk als Basic Instinct is het gevolg van de grote discrepantie tussen het (onbewuste) scheppingsvermogen van de mens en zijn (bewuste) oordeelsvermogen. Het eerste is nog in staat de geest te bereiken, het tweede niet. Daarom slaan de scheppingskrachten om in vernietigingskrachten: ze ‘nemen wraak’ omdat ze niet gezien worden, omdat ze niet begrepen worden, omdat hun werk niet naar waarde wordt geschat. Ooit vroeg iemand me waarom antroposofen zoveel nadenken en zo weinig doen. Ik antwoordde dat het precies omgekeerd was: antroposofen werken hard, maar hun denken houdt daar geen gelijke tred mee. Over de cruciale samenwerking tussen Michaëldienaars en Christuszoekers bijvoorbeeld wordt helemaal niet nagedacht. En dat is geen toeval, want dit zielenthema gaat juist over de discrepantie tussen doen en denken. Het is in de antroposofische wereld niet anders dan in de rest van de wereld: het denken blijft ver ten achter bij het doen. 

Deze achterstand vormt dan ook het Grote Probleem van onze tijd: de wereld gaat aan vlijt ten onder omdat de denkers ontbreken. Wat we vandaag denken noemen, is in de meeste gevallen niet meer dan intellectuele zelfbevrediging. Het moderne denken mist de kracht om door te dringen in de levende werkelijkheid en daar overeind te blijven. Zelfs een kunstwerk als Basic Instinct – dat ons denken nochtans de pap in de mond geeft – blijft een gesloten boek. Deze onmacht van het ‘mannelijke’ denken is de kern van het probleem en dat wordt niet beseft omdat dit denken niet naar zichzelf durft te kijken. Het deinst terug voor de ‘vrouwelijke’ spiegel die de kunst haar voorhoudt. Vooral kunstwerken als Basic Instinct, die als het ware vragen om een mannelijk-rationele benadering (en bevruchting), worden afgewezen. Nochtans is het juist de zelfwaarneming die het denken weer in beweging brengt en doet doordringen tot zijn eigen diepste wezen: de liefde.

De machteloosheid van het moderne denken is een gevolg van haar nominalistische overtuiging dat ideeën niet meer dan zijn dan namen die we lukraak aan de dingen geven. Deze overtuiging gaat uit van het bestaan van twee gescheiden werelden – een geestelijke en een materiële – waartussen geen enkel reëel verband is. In zijn Filosofie der Vrijheid gaat Rudolf Steiner dwars tegen dit nominalisme in. Volgens hem is er maar één wereld en wat wij als ideeën waarnemen is niets anders dan de (voor onze zintuigen) verborgen geestelijke zijde van die wereld. Ideeën maken dus net zo goed deel uit van de werkelijkheid als onze zintuiglijke waarnemingen: ze zijn realiteit, geen fictie. Door na te denken over de zichtbare werkelijkheid benadert de menselijke geest niet het totaal andere, hij benadert zichzelf ‘als in een donkere spiegel’. Zijn hogere zelf zoekt toenadering tot zijn lagere zelf en wanneer beide elkaar ontmoeten, wordt de mens met zichzelf herenigd, hij wordt geheeld.

Het is dit toenaderingsproces dat door Basic Instinct in beeld wordt gebracht en dat, als men het als kijker intens genoeg beleeft, een catharsis veroorzaakt, een heling van de ziel: de mens valt samen met zichzelf. Deze catharsis is echter tijdelijk van aard: de spiegel is nog niet helder genoeg. De gevoelsmatige zelfbeleving van de menselijke geest moet vervolledigd worden door een volkomen bewuste zelfherkenning. Dat is de diepste betekenis van het Griekse ken uzelf. Dankzij de wetenschap heeft de mens zichzelf als fysiek wezen, als deel van de zichtbare werkelijkheid leren kennen. Dankzij de kunst kent hij ook de vereniging van zijn geest met die zichtbare werkelijkheid. De volgende stap bestaat erin dat hij het wetenschappelijke kennen en het kunstzinnige kennen met elkaar verenigt, dat hij zichzelf met andere woorden herkent in de spiegel van de kunst. In Basic Instinct heeft die spiegel de grootst mogelijke helderheid bereikt en wacht als een schone slaapster op de bevrijdende kus van een prinselijk, zelfherkennend denken. 

Geen gezeur, meer terreur 

  

Op een van de eerste zomeravonden van het jaar ging ik nog even een luchtje scheppen. Ik slenterde over een zandweggetje en op een gegeven moment deed iets me achteromkijken. Ik zag een jonge vrouw met een hond naderen. Niks bijzonders, de streek waar ik woon is vergeven van de honden. Toen de vrouw me passeerde, sprong het beest opeens luid blaffend op me af en kon slechts ternauwernood in bedwang worden gehouden. Ook daar keek ik niet van op. Wild blaffende honden die tekeer gaan alsof ze je naar de keel willen vliegen, het is hier dagelijkse kost. De vrouw sprak het dier bestraffend toe, maar een verontschuldiging kon er niet af. Dat was eveneens een vertrouwd beeld: blaffende honden en blaffende eigenaars, alsof er nauwelijks verschil is tussen beide. Niks nieuws onder de zon dus die zomeravond, tot ik zag wat er op de achterkant van de sweater van de vrouw stond. Terwijl de hond me dreigend nakeek, las ik in grote letters: GEEN GEZEUR, MEER TERREUR. 

Daar keek ik toch wel van op, te meer daar ik op hetzelfde moment liep na te denken over het kwaad dat ons vandaag terroriseert. Die synchroniciteit van (innerlijke) gedachten en (uiterlijke) beelden overkomt me wel meer. Zo zat ik ooit over iets na te denken toen ik voor het raam een vrachtwagen zag passeren waarop in grote letters een woord stond dat precies uitdrukte waarover ik op dat moment nadacht, alsof er een verband bestond tussen wat zich in mijn hoofd afspeelde en wat er buiten op straat gebeurde. Ook nu was dat weer het geval: mijn gedachten werden gespiegeld door een beeld dat ‘toevallig’ opdook. Maar dit keer bestond het niet enkel uit woorden: het leefde, het keek naar me, het viel me zelfs aan. En dat gebeurde uitgerekend tijdens een van mijn eerste wandelingen na mijn longembolie, toen ik eveneens werd aangevallen door (een beeld van) het kwaad waarover ik aan het nadenken was. Het lijkt wel of mijn gedachten steeds sneller – en feller – gespiegeld worden door de werkelijkheid … 

Het graffiti-teken dat doorheen de letters op de rug van de vrouw was gevlochten deed me vermoeden dat het om de een of andere muziekgroep ging. Dat verwonderde me niet, de muziek van onze tijd lijkt steeds meer recht uit de onderwereld te komen. Waarschijnlijk vond de vrouw het heel onschuldig wat er op haar rug te lezen stond, net zoals ze ook haar agressieve hond heel onschuldig vond. Hij doet helemaal niks hoor, meneer! Hoe vaak heb ik dat al niet moeten horen uit de mond van vrouwen wier hond me bedreigde of besprong. Meer dan eens kon ik me niet van de indruk ontdoen dat die vrouwen heimelijk plezier hadden in het gedrag van hun hond, alsof hij deed wat ze eigenlijk zelf wilden doen. Voor hoeveel mensen is hun hond (of hun kat) niet een extrapolatie van wat in henzelf leeft? Hoeveel mensen gaan zelfs uiterlijk niet op hun huisdier lijken! De hedendaagse dierenliefde is in de meeste gevallen niets anders dan eigenliefde, liefde voor de dierlijke aard van de mens. 

Die liefde gaat intussen zover dat kinderen zich gaan identificeren als kat of hond en op school enkel nog miauwen of blaffen als hen iets gevraagd wordt. Verbijsterend genoeg wordt dit gedrag in toenemende mate door volwassenen geaccepteerd en zelfs verdedigd. In Engeland circuleerde onlangs een Tiktok-filmpje waarop te zien was hoe een (vrouwelijke) leerkracht hevig van leer trekt tegen een leerling die zegt het niet normaal te vinden dat kinderen zich identificeren als kat. Het dierlijke in de mens kan op steeds meer respect en bewondering rekenen. Het wordt zelfs als een ideaal gezien, getuige de zogenaamde Prides die alsmaar talrijker, alsmaar groter en alsmaar extremer worden. Deze optochten – die volop gesteund worden door overheid, media en bedrijfsleven – zijn niets anders dan een parade van luidruchtige exhibitionisten die vol trots hun dierlijke aard etaleren. En dat wordt kinderen vandaag voorgehouden als een regenboogkleurig beeld van de liefde. 

Slechts heel langzaam worden we ons bewust van de duistere keerzijde van deze luciferische eigenliefde en dat is de ahrimaanse haat tegen het kind. In de transgenderbeweging zien we ze beide aan de oppervlakte verschijnen, maar nog ontstellender zijn de berichten over de georganiseerde misdaad tegen kinderen. De handel in kinderen is in snel tempo de meest winstgevende bedrijfstak ter wereld aan het worden. In toenemende mate worden kinderen opgeofferd aan het dier in de mens. Dat is de gruwelijke keerzijde van onschuldig lijkende fenomenen als het respect voor andermans identiteit en het dragen van sweaters met leuzen als ‘Geen gezeur, Meer Terreur’. De mensheid is volop aan het verdierlijken en het maakt deel uit van deze regressie dat ze het niet beseft. Het grote verschil tussen mens en dier is immers dat mensen weten dat ze mensen zijn, maar dat dieren niet weten dat ze dieren zijn. Steeds meer mensen denken dat ze dier zijn en vergeten dat ze mens zijn. 

De draagwijdte van deze verdierlijking dringt pas tot ons door wanneer we ons realiseren dat dieren ooit … mensen waren. Lang geleden maakten ze deel uit van de mensheid, maar ze bleven achter, ze ontwikkelden zich niet verder. Zo ontstond een scheiding die is uitgegroeid tot een onoverbrugbare kloof. Wanneer we vandaag naar dieren kijken, ook naar dieren die heel dicht bij ons staan, dan is het zonneklaar dat ze geen mens (meer) kunnen worden. Misschien is dat wel de reden waarom zoveel mensen hun huisdieren behandelen alsof het hun kinderen zijn: misschien waren het ooit hun kinderen. Het is een vreselijke gedachte, vooral omdat het vandaag opnieuw gebeurt: mensen die ons nauw aan het hart liggen – kinderen, vrienden, familieleden – zijn ongemerkt aan het verdierlijken en wellicht zullen we ze ooit, in een volgend leven, weer ontmoeten in de vorm van een kat of een hond. Of in de vorm van een mens, als we zelf een kat of een hond zijn geworden …

Tijdens de coronacrisis kregen we reeds een voorsmaakje van deze scheiding der geesten. Er opende zich een diepe kloof tussen pro-vaxxers en anti-vaxxers, een kloof die dwars door alle sociale relaties heen liep en in veel gevallen onoverbrugbaar bleek. Laat ongevaccineerden nergens meer binnen! riep een jonge politicus en velen waren het met hem eens. Dit was geen menselijk gedrag meer. Het bleef trouwens niet bij blaffen, in sommige gevallen werd er ook gebeten. Zoiets laat littekens achter en het gevaar is verre van denkbeeldig dat die littekens gaan woekeren en in de ziel van de slachtoffers dezelfde haat wekken als bij de daders. Er gaat een enorme zuigkracht uit van dit dierlijke gedrag en het dreigt ons omlaag te trekken in een wereld van louter driften en begeerten. Het vergt een voortdurende inspanning om daaraan te ontsnappen, een inspanning die begint met de bewustwording van het gevaar. 

Die bewustwording is al moeilijk genoeg, want het is geen pretje om te beseffen dat we niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk in dieren dreigen te veranderen. Hoe groot het gevaar is, kunnen we opmaken uit het feit dat de dreiging vandaag vooral uitgaat van … vrouwen. Het was niet toevallig een vrouw die op haar rug de leuze ‘geen gezeur, meer terreur’ droeg. Nog maar pas was het me aan zee opgevallen hoeveel vrouwen daar met een hond rondwandelden. De verklaring lijkt voor de hand te liggen: vrouwen worden steeds meer bedreigd door ‘toxische’ mannen en voelen zich niet meer veilig zonder hond. Werkelijk? Aan zee? In de maand mei? Alle mannen zijn dan aan het werk en de enige exemplaren die op het strand rondlopen zijn halve invaliden zoals ikzelf, die hun best moeten doen om niet om te vallen. Deze vrouwen-met-hond voelen zich niet zozeer bedreigd door mannen dan wel door ‘de hond’ in hun eigen ziel, en ze proberen dat gevaar te bezweren door het in een fysieke gedaante aan de leiband te houden. 

Dat wil uiteraard niet zeggen dat het Beest alleen in vrouwen huist, wel integendeel. Maar het alarmerende is juist dat de hond – een symbool voor Ahriman – zich nu ook in vrouwen manifesteert. En daar is hij gevaarlijker dan in mannen want hij kan er zich vermengen met Lucifer en zodoende een wolf in een schaapsvacht worden. In die misleidende gedaante kan hij diep doordringen in de ziel van de mens en zelfs diens Ik bedreigen. Dat zien we gespiegeld in het feit dat kinderen steeds meer ten prooi vallen aan deze wolf en op een vreselijke manier misbruikt worden. Juist doordat het Beest niet alleen via mannen maar ook via vrouwen werkt, kan het van twee kanten tegelijk aanvallen. Het maakt de kinderen niet alleen verslaafd aan ‘mannelijke’ technologie, het maakt ze ook tot slachtoffer van vrouwen die steeds hartstochtelijker het recht op abortus eisen en niet minder hartstochtelijk de genderideologie verspreiden die de jeugd op grote schaal sexualiseert en verdierlijkt.  

Nergens wordt deze dreiging zo onomwonden in beeld gebracht als in Basic Instinct, waar het kwaad belichaamd wordt door Catherine, een vrouw die niet alleen moordt maar ook schrijft (Ahriman zal schrijven, voorspelde Rudolf Steiner). Wanneer haar roofdierlijke aard zijn hoogtepunt bereikt, zegt ze: I hate children. Dat is niet zomaar de moderne weerzin voor het moederschap, het is de uitdrukking van waar het haar werkelijk om te doen is. Ze heeft gewacht om Nick te vermoorden tot hij bereid was zich – als een kind – helemaal aan haar over te geven. Wat we in deze slotscène zien verschijnen is het bekende beeld uit de Apocalyps: ‘In de hemel verscheen een zwangere vrouw die schreeuwde van pijn omdat de geboorte van het kind begonnen was, en vóór haar stond een draak te wachten om het kind te verslinden zodra het geboren was.’ Die zwangere vrouw is de menselijke ziel waarin vandaag het Ik geboren wil worden. En op dat Ik heeft het dier-in-de-mens het voorzien.

De ophanden zijnde geboorte van het kind-in-de-mens vindt plaats in de geestelijke sfeer, onzichtbaar voor fysieke ogen. Maar ze drukt zich wel uit in materiële beelden: in de barensweeën die de wereld teisteren, in het gedrag van de vrouwen, in het lot van de kinderen. Tussen (geestelijke) oorzaak en (materieel) gevolg gaapt echter een diepe kloof. Het is heel moeilijk om in de hedendaagse actualiteit de oerbeelden van de Apocalyps te herkennen, ook al manifesteren ze zich steeds duidelijker. De angst voor de realiteit (die steeds dreigender wordt) en de angst voor de geest (die steeds dichterbij komt) beletten ons deze bewustzijnskloof te overbruggen. Daarom is Basic Instinct een godsgeschenk, want hoe realistisch de film (zowel in materieel als in geestelijk opzicht) ook is, hij boezemt ons geen angst in: hij is immers schijn, letterlijk en figuurlijk. Het is deze kunstzinnige schijn die bemiddelend optreedt tussen geest en materie en ons de gelegenheid biedt de kloof in gedachten te overbruggen.

Zonder het te beseffen zijn we op zielevlak allemaal zwanger van ons Ik. We zijn allemaal in meer of mindere mate vrouwen die in barensnood verkeren. Basic Instinct herinnert ons er echter aan dat we ook allemaal draken zijn die ons eigen kind willen verslinden. Want we leven vandaag in de overtuiging dat we getroffen worden door een levensbedreigende ziekte, we verzetten ons uit alle macht tegen de geboorte en maken aldus van onze ziel een verstikkende baarmoeder. Die geboortepaniek grijpt wild om zich heen en vormt een veel groter gevaar dan de geboorte zelf. De enige manier om dat gevaar te overwinnen is door ons bewust te worden van de geestelijke geboorte. Net als bij een fysieke geboorte is bewustzijn de beslissende factor die de pijn verlicht en het gevaar vermindert. Voor die bewustwording hebben we echter de hulp nodig van het mannelijke denken, want als de bevalling begint, wordt de vrouwelijke ziel overweldigd door krachten die ze niet langer onder controle heeft. 

Catherine – die in Basic Instinct de menselijke ziel vertegenwoordigt – vraagt Nick om haar te ‘lezen’ en het raadsel van haar moorddadige gedrag op te lossen. Ondanks alles weet ze dat ze in de greep van de draak zit en dat ze zichzelf niet kan bevrijden. Daarom lokt ze Nick op haar spoor, enerzijds door moorden te plegen, anderzijds door boeken te schrijven. Het zijn allebei uitingen van ahrimaans gedrag en we zien hoe Ahriman – door alles in de materie te trekken en daardoor het ‘kind’ te verstikken – ongewild beelden oproept die het verstand in staat stellen door te dringen in de geestelijk-etherische sfeer waar de geboorte plaatsvindt. Maar dan moet dat verstand wel een transformatie ondergaan: van een werktuig in handen van Ahriman moet het omgesmeed worden tot een Michaëlszwaard. In plaats van het vrouwelijke te bestrijden, moet het er zich door laten leiden, maar dan wel zonder zijn onderscheidingsvermogen te verliezen. Het moet een bewuste lezer-van-beelden worden. 

Deze samenwerking tussen het mannelijke denken en de vrouwelijke ziel begint in Basic Instinct wanneer het Nick begint te dagen dat Catherine iets van hem wil. Hij bespeurt het beeldkarakter van haar gedrag en probeert het te begrijpen. Cruciaal is het moment waarop hij zijn vermoeden uitspreekt en Catherine vraagt: what do you want from me? Het antwoord komt in de vorm van een beeld: ze overhandigt hem een boek. Dat beeld houdt een tegenvraag in: wil je me lezen? Maar tegelijk is het ook een geschenk, want het boek zal leiden tot de geboorte van hun beider Ik. Die geboorte vormt (het begin van) de verlossing van het kwaad en dat maakt van Basic Instinct een manicheïsche film. De mens wordt niet verlost van het kwaad door het te vernietigen, maar door het lief te hebben. Het mag echter geen luciferische liefde voor het dier-in-de-mens zijn, het moet een kennende liefde voor het-kind-in-de-mens zijn, voor het Ik dat zich openbaart door middel van apocalyptische beelden. Anders wordt het: geen gezeur, meer terreur. 

Basic Instinct (5)

  

Ieder mensenleven heeft een midden, een moment waarop het als het ware kantelt, om zijn as draait en terugkeert naar zijn uitgangspunt, een beetje zoals een zwemmer die de rand van het zwembad bereikt en moet omkeren als hij verder wil zwemmen. Dit midden verdeelt het leven in twee helften die elkaar spiegelen. We zijn ons daar niet van bewust, meestal merken we de ‘omkering’ niet eens op. In mijn geval werd ze echter gemarkeerd door een ogenschijnlijk banale gebeurtenis die echter een diepe en blijvende indruk op me maakte: ik zag Basic Instinct. Hoe vreemd het ook klinkt, deze Hollywoodfilm haalde mijn leven uit het slop en gaf het een andere wending. Die omslag was zo wonderlijk dat ik dacht: hier ben ik de rest van mijn dagen zoet mee. En zo is het ook gegaan. Mijn aandacht verschoof weliswaar geleidelijk van de film naar de werkelijkheid, maar een wezenlijk verschil maakte dat niet, want Basic Instinct was – en is meer dan ooit – een spiegel van de tijd waarin we leven.

Die tijd is eveneens een midden: we bevinden ons halverwege de mensheidsontwikkeling, ‘op het keerpunt der tijden’ zoals Rudolf Steiner het uitdrukte. We hebben de ‘rand van het zwembad’ bereikt en moeten omkeren anders zwemmen we ons te pletter. Daarom is het midden der tijden ook het begin van een scheiding der geesten. Alleen wie zich omkeert en tegen de stroom in zwemt, zal zijn ontwikkelingsweg kunnen voortzetten, wie zich laat meedrijven raakt vroeg of laat in het nauw. Basic Instinct bevrijdde me uit de impasse waarin mijn leven terecht was gekomen en hielp me rechtsomkeer te maken zodat ik weer verder kon. Maar doordat ik nu tegen de stroom in zwom, kwam ik helemaal alleen te staan. Iedereen verklaarde me gek met mijn enthousiasme over een banale Hollywoodfilm, een mens zou voor minder aan zichzelf gaan twijfelen. Toch heb ik dat nooit gedaan, al moest ik er wel voortdurend aan werken. Wie rechtsomkeer maakt, moet in zichzelf geloven, en dat gaat niet vanzelf.

De ‘omkering’ die Basic Instinct in mijn leven bewerkstelligde, vormt ook de inhoud van de film. Die gaat namelijk over een politie-inspecteur die – als enige – het spoor volgt van een levensgevaarlijke femme fatale. Zijn collega’s verklaren hem voor gek, maar hij vertrouwt zijn ‘basic instinct’ en dat is uiteindelijk wat hem redt, terwijl anderen ten prooi vallen aan de moordende schikgodin. Het verhaal is onwaarschijnlijk, en toch ‘werkt’ het: Basic Instinct werd een wereldwijd kassucces, ook al hadden de critici er geen goed woord voor over. Ik herinner me nog altijd de diepe stilte die in de bioscoopzaal heerste na afloop van de film: minutenlang verroerde niemand zich. En dat gebeurde telkens opnieuw. Met geen enkele andere film heb ik dat ooit meegemaakt. Mensen werden in hun hart getroffen door de waarheid van Basic Instinct, maar helaas konden of wilden ze niet luisteren naar dat hart. Het is dan ook een harde waarheid die hier in beeld verschijnt: de waarheid van het midden, de waarheid van het keerpunt der tijden. 

Niet toevallig komt deze waarheid het sprekendst tot uiting in het midden van de film. Nick, de politie-inspecteur die met ziekteverlof is gestuurd omdat men twijfelt aan zijn oordeelsvermogen, wordt opgewacht door Catherine, de verdachte van de moord die hij onderzoekt. Tussen beide ontspint zich een gesprek dat culmineert in de vraag van Nick aan Catherine: what do you want from me? Ze antwoordt niet met woorden maar met een beeld: ik heb een kadootje voor je meegebracht, zegt ze en geeft hem één van haar boeken. Dat is wat ze van hem wil: gelezen worden, niet alleen als schrijver maar ook als moordenaar. Want Catherine belichaamt het voor onze tijd zo typische omslaan van scheppingskrachten in vernietigingskrachten. Waarom dat gebeurt weet ze niet en dat is nu juist wat ze van Nick wil vernemen. Zelf laat ze zich meedrijven met de stroom – I make no rules Nick, I go with the flow – maar van hem verwacht ze dat hij dat niet doet, dat hij zich omkeert en de konfrontatie met haar aangaat. 

Alle draden van de film komen samen in dit even vermakelijke als veelzeggende gesprek tussen man en vrouw. In feite is Basic Instinct één groot gesprek tussen het mannelijke en het vrouwelijke, een adembenemend gesprek, een gesprek op leven en dood. Deze erotische thriller brengt in beeld wat zich afspeelt in het middengebied van de hedendaagse mens, in het hart van onze tijd. Dat hart klopt hevig, want de mens krijgt geen adem meer. Zijn leven is in gevaar, maar hij beseft het niet, want hij luistert niet naar zijn hart. Hij kan niet meer luisteren en hij durft het ook niet, want het zijn schokkende dingen die hij dan te horen krijgt, dingen die hij niet begrijpt en die hem diepe angst aanjagen. Het is de grote verdienste van Basic Instinct dat het de harde waarheid vertelt, maar dan op zo’n manier dat ze miljoenen mensen over de hele wereld enthousiast maakte. Hoe schokkend de waarheid van het hart ook is, ze is tegelijk van een goddelijke schoonheid. Maar die schoonheid zien we pas wanneer we ze begrijpen.

In de film wordt ze belichaamd door Catherine en ze licht op onmiddellijk na haar gesprek met Nick. Fonkelend als een edelsteen, als het ware bekleed met alle sterren van het firmament, wordt ze zichtbaar in de duisternis van de onderwereld, in een tot nachtclub verbouwde kapel waar een dichte menigte in trance beweegt op de tonen van oorverdovende muziek. Het contrast met het rustige gesprek dat eraan voorafging, kon niet groter zijn en ik herinner me nog altijd de schok die door me heen ging toen dat helse kabaal losbarstte. Het was trouwens niet de eerste schok die Basic Instinct me bezorgde, want hij begint met een vrijpartij die plots omslaat in een bloederige moord. De film eindigt ook met een schok: wanneer de ijspriem onder het bed verschijnt, realiseert de kijker zich dat hij om de tuin is geleid, hij wordt gedwongen zijn mening helemaal te herzien. Telkens gaat het om een schok die hem wakker maakt, als een drievoudig kloppen aan de deur van zijn bewustzijn. 

Pas wanneer de kijker dit kloppen van zijn hart beantwoordt en gaat nadenken over de film verschijnt naast de zichtbare schoonheid ook de verborgen schoonheid. Hij moet dan wel eerst zijn lelijkheid verdragen en de beproeving van sex en geweld doorstaan. Pas dan leert hij door het zinnelijke uiterlijk van Basic Instinct heen te kijken en ontdekt hij de geestelijke inhoud van de film. Zo gebeurt het ook in de film zelf: Nick laat zich door Catherine verleiden en volgt haar in de onderwereld. Daarbij wordt hij zwaar op de proef gesteld, maar hij geeft niet op en dringt stap voor stap door tot haar diepste wezen. Dat blijkt uiteindelijk ook zijn eigen diepste wezen te zijn: dat van de liefde die zichzelf opoffert en daardoor de vernietigende doodskrachten overwint. Aan het eind van de film wordt de betekenis van Basic Instinct zichtbaar: het is het menselijke liefdesinstinct dat zich ontwikkelt van zijn laagste tot zijn hoogste vorm, van de aardse liefde tot de geestelijke liefde. Maar dat begrijpen we pas wanneer hart en hoofd de handen in elkaar slaan. 

De slotscène vormt het hoogtepunt van de film, de apotheose van Basic Instinct. Zo ziet het er nochtans niet uit: we hebben net de dramatische ontknoping van de moordzaak beleefd en nu volgt er onverwacht nog een korte epiloog, gefilmd in grauwe kleuren. Nick keert verslagen naar huis terug en wordt daar opgewacht door een ontredderde Catherine. Er blijft niets meer over van het superieure, ongenaakbare wezen dat ze voordien was. Ik wil dit niet, snikt ze in paniek, iedereen waar ik van hou sterft! Pas naderhand begrijpen we dat het zowel een liefdes- als een doodsverklaring is. Wat van meet af aan ‘geschreven stond’ (in haar boek), staat nu op het punt werkelijkheid te worden: Catherine is gekomen om de kroon op haar werk te zetten en Nick te vermoorden. Ze wil dat niet, want ze is van hem gaan houden, maar ze kan het niet meer tegenhouden, ze heeft de vernietigende krachten die in haar leven niet langer onder controle. Ze wordt meegesleurd door de stroom …

Ook Nick verzet zich nu niet langer tegen die stroom. Hij gaat met haar naar bed en er volgt een vrijpartij die slechts een flauwe doorslag is van zowel de moordscène aan het begin van de film als de fuck of the century in het midden. Na afloop liggen beiden dan ook onbevredigd naast elkaar. Hoe moet het nu verder? vraagt Catherine. Nick antwoordt met een moderne versie van het klassieke sprookjeseinde: we neuken als konijnen, krijgen kinderen en leven lang en gelukkig. I hate children, reageert Catherine. Vergeet de kinderen, zegt Nick, we neuken als konijnen en leven lang en gelukkig. Hij reikt naar het nachtkastje om zijn sigaret te doven, een gebaar dat herinnert aan hun eerste ontmoeting op het terras aan zee. Toen was het Catherine die haar sigaret doofde, maar nu reikt ze naar de ijspriem die klaarligt onder het bed. Op dat moment voelt Nick de dreiging in zijn rug en hij kijkt om. Opeens begrijpt hij alles: Catherine is de (echte) moordenaar en hij staat op het punt haar volgende slachtoffer te worden. 

Nu volgt het moment suprême van de film: in plaats dat Nick uit bed springt en Catherine arresteert, legt hij zich naast haar neer en kijkt haar aan. Hij legt met andere woorden zijn leven in haar handen en het is juist deze bewuste liefdesdaad die de moordende wil van Catherine breekt. Op het allerlaatste moment beslist ze Nick niet te vermoorden. Daardoor legt ze op haar beurt haar leven in zijn handen, want ze is op heterdaad betrapt en riskeert de rest van haar leven in de gevangenis te moeten doorbrengen. Hoe banaal deze scène er ook uitziet, ze wordt – wanneer we ze begrijpen – een aangrijpend beeld van wederzijdse overgave, van zichzelf opofferende liefde. Ze is het omgekeerde van de eerste scène, de moordscène, waar de liefde verscheen als een opofferen van de ander voor het eigen genot. Dat maakt van Basic Instinct één grote omkering: de metamorfose van de fysieke liefde in de geestelijke liefde. De film is het verhaal van hoe de liefde zich ontwikkelt van een instinctieve impuls tot een vrije daad.

 
Op het doosje van één van de dvd-versies die ik van Basic Instinct bezit, staat ergens in kleine lettertjes te lezen: genre: komedie. Toen ik dat las, moest ik lachen. Basic Instinct, een komedie? De film heeft de intensiteit, de dramatiek en de diepte van een Griekse tragedie. Zoals het bij een tragedie past, eindigt hij ook met moord en doodslag: Nick verliest zijn enige vriend en schiet zijn eigen vriendin neer. De tragiek staat dan ook op zijn gezicht te lezen wanneer hij gefeliciteerd wordt door de politiechef voor het oplossen van de moordzaak. Maar algauw blijkt deze oplossing slechts een schijnoplossing te zijn. De moord (op Johnny Boz en op alle anderen) wordt pas echt ontraadseld in de epiloog, wanneer de liefde de dood overwint. Op dat ogenblik verandert Basic Instinct van een tragedie in een komedie, dat wil – in de klassieke betekenis – zeggen: een drama dat goed eindigt. De ontwerper van het dvd-doosje had dus gelijk toen hij het genre van de film benoemde: Basic Instinct heeft een happy end.

Er was nog een ander – klein maar veelzeggend – voorbeeld van hoe een hart kan begrijpen wat het hoofd niet begrijpt. In de bioscoopversie die ik van Basic Instinct zag, verschijnen op het moment suprême, wanneer de vicieuze cirkel van geweld wordt doorbroken, de woorden ‘Ik hou van je’ onder aan het scherm. Ik besteedde er aanvankelijk geen aandacht aan, want voor een uitdrukking die je in Hollywoodfilms om de vijf minuten hoort, had ik echt geen vertaling nodig. Maar toen begon ik me af te vragen wie deze woorden uitspreekt: Nick of Catherine? Of beiden samen wellicht? Geen van de drie mogelijkheden leek me waarschijnlijk en dus bekeek ik de film opnieuw. Bleek dat geen van de twee op dat moment iets zegt. De ondertitelaarster had iets vertaald dat niet te horen was, althans niet voor fysieke oren. Ze had het gehoord met haar hart, want de woorden ‘ik hou van je’ drukken precies uit wat er in deze laatste, beslissende scène van Basic Instinct gebeurt. 

Toch vond ik die afgezaagde frase een beetje banaal klinken. Ze deden naar mijn gevoel geen recht aan de diepe betekenis van deze scène. Tenzij … ze uitgesproken werden door een onzichtbare derde. En wie kon dat anders zijn dan de geest van de liefde, de geest die ‘aanwezig is waar twee of meer mensen in zijn naam aanwezig zijn’? Op het eerste zicht leek de ondertitelaarster iets aan de film te hebben toegevoegd wat er niet in zat, maar in werkelijkheid had ze de diepste betekenis van deze scène tot uitdrukking gebracht: niemand heeft groter liefde dan wie zijn leven geeft voor zijn vrienden. Ze had in haar hart de woorden van Christus gehoord, want hij is het die zich aan het eind van Basic Instinct openbaart, onzichtbaar en onhoorbaar voor de fysieke zintuigen, maar wel waarneembaar voor wie met zijn hart kijkt en luistert. Identificeren kunnen deze Christusgeest echter pas wanneer we met ons hoofd begrijpen wat ons hart waarneemt.

Pas dan wordt duidelijk dat Basic Instinct een michaëlische film is die uitmondt in een christelijk einde, een tragedie die in extremis een komedie wordt. In kunstzinnige beelden zien we hier de Steigerung van de liefde, haar ontwikkeling van wortel tot bloem. En we zien het op de laatste plek waar we het zouden verwachten: in een banale Hollywoodfilm. Wat voor goeds kan er uit Hollywood komen? Met die instelling ging ik destijds naar Basic Instinct kijken: zonder enige verwachting, louter uit behoefte aan ontspanning. And look what happened. De ontmoeting met deze film veranderde mijn leven, veranderde mezelf. En tegelijk bleef alles bij het oude. De omkering was in een oogwenk voorbij, zonder dat ik begreep wat er gebeurde. Maar er was iets in me wakker geworden dat zich niet meer in slaap liet wiegen. In het duister van de bioscoop was ik ontwaakt. Was spricht die tiefe Mitternacht? Ich schlief, Ich schlief. Aus tiefen Traum bin Ich erwacht. Die Welt ist tief, und tiefer als der Tag gedacht. 

De scheiding der geslachten (3)

  

 
Als kind werd ons verteld dat er op onze ene schouder een wit engeltje zat dat ons aanspoorde om het goede te doen, en op onze andere schouder een zwart engeltje dat ons aanzette tot allerlei kwaad. Dat verhaaltje moest waarschijnlijk doorgaan voor een beeld van ons hogere en lagere zelf. Een volwassener voorstelling van zaken vinden we bij de antroposofie: de twee engeltjes zijn Lucifer en Ahriman, en ze maken allebei deel uit van ons lagere zelf. Ons hogere zelf – dat christelijk van aard is – moeten we elders zoeken. Volgens Rudolf Steiner komt het van buitenaf op ons toe. Dat klinkt verrassend, want doorgaans wordt ons verteld dat we het geestelijke of het goddelijke in onszelf moeten zoeken: we moeten naar binnen keren als we ons hogere Ik willen vinden. Dat is een overtuiging die we vooral in het Oosten vinden, maar waar Rudolf Steiner dwars tegenin gaat. Wie contact wil maken met zijn hogere, geestelijke zelf moet zich volgens hem niet naar binnen maar naar buiten keren.

Het Westen wordt vandaag overspoeld met Oosterse wijsheden, denkwijzen en meditatievormen die allemaal met elkaar gemeen hebben dat ze ons aanmanen ons ego – ons lagere, naar buiten gerichte zelf – los te laten, want het belet ons de verlichting te bereiken. Die verlichting wordt voorgesteld als een opgaan in het nirwana, het grote niets waarin het zelf van de mens oplost als een druppel in de oceaan. Jim Carrey, een beroemde Hollywoodster, heeft die verlichting gevonden en verkondigt nu overal dat Jim Carrey niet bestaat, dat het slechts een rol is die gespeeld wordt door het universum. Hij is lang niet de enige. Het internet wemelt van de ‘verlichte meesters’ die hun innerlijke god of godin hebben gevonden, die hun ware zelf hebben gerealiseerd en klaarstaan om ook anderen te healen. Vooral onder vrouwen zijn deze New Age opvattingen en praktijken heel populair. Veel minder populair is het antroposofische standpunt dat het ego niet wil oplossen maar juist versterken. 

Twee werelden lijken hier lijnrecht tegenover elkaar te staan: de Oosterse wijsheid, die uitgesproken vrouwelijk en ego-loos is, en de Westerse antroposofie die uitgesproken mannelijk is en het ik van de mens centraal stelt. Rudolf Steiner noemt zijn antroposofie dan ook een geesteswetenschap: ze heeft als uitgangspunt het nuchtere, rationele denken dat naar buiten, op de zintuiglijke werkelijkheid gericht is en derhalve ik-versterkend werkt. In Oosterse en New Age kringen speelt dit mannelijke denken slechts een bijkomstige rol: alles draait hier om de vrouwelijke beleving die in het beste geval uitmondt in de extase van de ik-loosheid. Steeds meer mensen lijken deze staat van verlichting of zelfoplossing te bereiken, iets wat niet gezegd kan worden van antroposofen. Maar dat is ook niet hun doel. Rudolf Steiner was daar heel duidelijk over: het is niet zo moeilijk, zei hij, om het goddelijke te beleven, daar bestaan middelen genoeg voor, maar dat is niet waar het in de antroposofie om gaat.

Waar gaat het dan wel om in deze mannelijk-Westerse spirituele beweging? De antroposofie wil de geest leren kennen, zoals de wetenschap de materie kent. Het loutere beleven van de geest is altijd subjectief gekleurd zoals we kunnen afleiden uit de vele verschillen die er zijn tussen spirituele stromingen en religies. Wetenschap daarentegen is overal ter wereld hetzelfde, het is een objectief kennen. Op die objectieve, wetenschappelijke manier – met behulp van ons verstand dus – kunnen we volgens Rudolf Steiner veel dieper in de geestelijke wereld doordringen dan met gelijk welk ander vermogen. En dat is juist de bedoeling van de antroposofie: doordringen tot de kern van de zaak. Die kern is Christus. De geesteswetenschap van Rudolf Steiner is een openbaarmaking van het esoterische christendom dat altijd de verborgen grondstroom is geweest van de Europese beschaving. De kosmische Logos die hier werd vereerd, wil de antroposofie verbinden met de aardse logica, zij wil met andere woorden een wetenschap van Christus zijn. 

Dat is natuurlijk hoog gegrepen, zeker in een door en door materialistische tijd als de onze die steeds vijandiger staat tegenover alles wat christelijk is. Er gaapt dan ook een diepe afgrond tussen ons (op de zintuiglijke werkelijkheid gerichte) verstand en de (bovenzintuiglijke) ‘kern van de zaak’. Die kloof zou de mens nooit kunnen overbruggen als Christus niet zelf ‘over de brug’ was gekomen toen hij mens werd en zich – tot het einde der tijden – verbond met de aarde. Het is dankzij deze menswording dat wij Christus nu ook met ons verstand kunnen leren kennen, op dezelfde manier als wij de materiële dimensie van de aarde leren kennen. Maar dan moeten wij met dat verstand wel over de drempel gaan, over de ‘kleine afgrond’ die ons scheidt van de etherische dimensie waar Christus zich ophoudt. Daarin bestaat dan ook de opgave van de antroposofie: zij wil het rationele, wetenschappelijke denken uitbreiden van de materiële tot de geestelijk-etherische dimensie van de aarde. 

Deze etherische dimensie valt nagenoeg samen met de materiële dimensie maar is er – in ons bewustzijn – strikt van gescheiden. Ze doordringt de materie maar bestaat niet uit energie of trillingen zoals in New Age kringen wordt beweerd. Ze is louter geest en met ons naar buiten gerichte (mannelijke) verstand komen we haar nooit op het spoor, dat bewijst de moderne wetenschap dagelijks. Maar door ons naar binnen te keren, naar onze (vrouwelijke) beleving, vinden we haar evenmin. Pas wanneer we beide kanten van ons bewustzijn – ons verstand en ons gevoel – met elkaar verbinden, kunnen we kennend doordringen in de etherische sfeer waar we Christus moeten zoeken. Dat is geen geringe opgave, want verstand en gevoel zijn in onze tijd vijanden geworden. De enorme ontwikkeling van de wetenschap sinds de 15de eeuw heeft onze gevoelsmatige beleving van de wereld zo sterk teruggedrongen dat er van het ooit zo vurige en cultuurscheppende geloof in Christus niets meer overblijft. 

In de tweede helft van de 19de eeuw heeft deze groeiende intellectualisering geleid tot de ‘tweede kruisdood’ van Christus: hij werd als het ware uit de etherische wereld (en uit onze gevoelsmatige beleving daarvan) verdreven. In het begin van de 20ste eeuw vond dan de ‘tweede opstanding’ plaats: de wederkomst van Christus op de wolken, zijn terugkeer in de etherische wereld. Het is deze opstanding die we in ons bewustzijn moeten weerspiegelen door met ons verstand door te dringen in ons gevoel. Daardoor komt dat (materialistisch geworden) verstand weer tot leven en worden onze (egoïstisch geworden) gevoelens weer ‘geobjectiveerd’ zoals dat in de kunst gebeurt. Het is dan ook in de verbinding van kunst en wetenschap dat de mens zich verheft tot de etherische Christus. Dat veronderstelt echter een bewuste wilsinspanning, want als kunst en wetenschap zich onbewust met elkaar vermengen – zoals vandaag het geval is – dan gebeurt het omgekeerde: ze trekken de mens omlaag in de onderwereld van de Antichrist. 

De verbinding van kunst en wetenschap moet van de wakkere mens uitgaan, dat wil zeggen van de mens in wie ze volkomen gescheiden zijn. In middeleeuwse mens gingen kunst en wetenschap nog samen en kwamen religieus tot uitdrukking. Daarna scheidden hun wegen zich: het denken werd objectief-wetenschappelijk, het voelen subjectief-kunstzinnig. Dat leidde in de 19de eeuw tot de triomf van het materialisme en de nederlaag van de religie. De (Westerse) mens maakte zich los van de geestelijke wereld, hij werd een vrij en zelfstandig wezen. Die bevrijding wekte in hem een gevoel van triomf dat we nog altijd in de wetenschap kunnen beluisteren: I’m the king of the world. Maar ook in de kunst brak een nieuw tijdperk aan: het impressionisme weerde iedere ideëel-geestelijke component en had enkel nog oog voor de aardse werkelijkheid. Zowel in de kunst als in de wetenschap keerde de mens zich helemaal naar buiten. Voor geest of religie was in zijn bewustzijn geen plaats meer.

Deze ‘dood van de geest’ is de eerste – en noodzakelijke – fase in de geboorte van de vrije mens. In een tweede – niet minder noodzakelijke – fase verbindt de mens zich weer met de geest. Bij een fysieke geboorte spreekt dat vanzelf: eerst is er de pijnlijke scheiding tussen moeder en kind, dan hun vreugdevolle (her)verbinding. Maar ook bij een geestelijke geboorte is er geen verbinding zonder scheiding: het doorknippen van de navelstreng met de geestelijke wereld is voorwaarde om Christus te leren kennen. We kunnen ons pas (bewust kennend) met Hem verbinden nadat we ons kruis hebben opgenomen en de beproeving van de – scheidende – tegenmachten hebben doorstaan. Proberen we die volgorde om te keren door de konfrontatie met het kwaad uit de weg te gaan, dan komen we pas echt in de problemen. We ‘verbinden’ ons dan als moeder met ons kind nog voordat het geboren is, dat wil zeggen: we verstikken het in de baarmoeder en brengen tegelijk ons eigen leven in gevaar. 

Het meest aanschouwelijke voorbeeld van deze ‘omgekeerde geboorte’ is het transgenderfenomeen. Het keert zich tegen alles wat scheiding is – de scheiding der geslachten, de scheiding van moeder en kind, de scheiding van geest en materie – en ontpopt zich tot een reactionaire beweging die niet alleen het kind weer in de baarmoeder wil steken, maar ook de man in de vrouw, en de mens in de schoot der goden. Het transgenderisme is een groteske poging om terug te keren naar het paradijs, toen Adam en Eva nog één waren en alles one love was. Dit bizarre verschijnsel is overigens slechts het topje van een ijsberg: overal wordt vandaag naar verbinding zonder scheiding gestreefd. De moderne mens deinst als het ware terug voor zijn geestelijke geboorte, hij wil rechtsomkeer maken en zijn hele ontwikkeling ongedaan maken. Daardoor keert hij zich echter tegen de wil van de goden en vooral dan tegen Christus. Hij begaat een zonde tegen de Geest. 

Dit alles speelt zich af op het Keerpunt der Tijden, in het midden van de mensheidsontwikkeling. De eerste helft van die ontwikkeling stond in het teken van de scheiding (van materie en geest) en culmineerde in de geboorte van de vrije mens. Het tweede deel zal in het teken van de verbinding staan, van de hereniging van het pasgeboren aardse kind met zijn geestelijke moeder. Doordat dit kind – de vrije mens – een materialistisch wezen is geworden, krijgt deze hereniging het karakter van een ‘tweede geboorte’, een drempeloverschrijding die des te moeilijker is omdat ze vrijwillig tot stand moet worden gebracht. Was de ‘eerste geboorte’ – de scheiding – nog grotendeels het werk van de goden (en de tegenmachten), dan moet de herverbinding van de mens uitgaan. Dat zien we ook bij een fysieke geboorte: bevruchting, zwangerschap en geboorte zijn een instinctief, natuurlijk gebeuren dat de mens als het ware overkomt, wat daarna volgt – verzorging en opvoeding van het kind – vereist echter een bewuste inzet. 

Na de geboorte is de relatie tussen moeder en kind heel anders dan ervoor. Tijdens de zwangerschap ondergaat de vrouw passief het groeien van haar kind: het ‘mannelijke’ in haar schoot bepaalt de gang van zaken en het ‘vrouwelijke’ kan zich alleen maar onderwerpen. Is het kind eenmaal geboren, dan keren de verhoudingen zich om: het is nu de moeder die de gang van zaken bepaalt en het kind dat alles passief ondergaat. Dat verandert niets aan de wederzijdse liefde tussen moeder en kind, wel integendeel, ze maakt deze nog intenser. Dat geldt echter niet voor de verhouding tussen de geslachten. Ook hier zijn de verhoudingen omgekeerd: vrouwen hebben de leiding van de mannen overgenomen. Maar terwijl tussen moeder en kind een vanzelfsprekende liefde heerst, is het in de relatie tussen de geslachten de oude zelfzucht die regeert. Vrouwen maken gebruik van de nieuwe machtsverhouding om mannen te behandelen als kleine (en stoute) kinderen. 

Hetzelfde zien we gebeuren tussen denken en voelen. De mannelijke ratio is niet langer dominant, overal nemen de gevoelens de overhand en onderwerpen het nuchtere verstand. Nergens komt dat op zo karikaturale wijze tot uitdrukking als in de transgenderbeweging. Alle redelijkheid wordt hier overboord geworpen, gevoelens zijn wet ook al druisen ze tegen de natuur in. De (vrouwelijke) gevoelswereld grijpt de macht en wordt agresssief. We zien de moeder verschijnen die haar eigen kinderen opvreet, een proces dat we unbirthing zouden kunnen noemen. De verwilderende gevoelens richten zich niet alleen tegen kinderen, tegen mannen en tegen het rationele denken (de hele wetenschap moet op de schop), ze richten zich ook tegen vrouwen (de vrouwenrechten zijn opeens van geen tal meer). Het extreme voorbeeld van het transgenderisme toont aan dat de machtsgreep van het vrouwelijke zelfvernietigend is: het keert zich niet alleen tegen het mannelijke, het tegen de mens tout court

Rudolf Steiner zei ooit dat de goden wraak nemen als ze miskend worden door de mens. Deze wraakzucht zien we vandaag verschijnen in de vrouwelijke wereld. Het is een schreeuw om aandacht, de uitdrukking van het verlangen naar de mens die met zijn verstand doordringt in de etherisch-geestelijke wereld en Christus leert kennen. Daartoe moet het (mannelijke) verstand zich moet bevrijden uit zijn materialistische baarmoeder, maar het kan deze geboorte alleen overleven als ook de (vrouwelijke) gevoelens onschuldig worden, als ze met andere woorden ‘moeder’ worden en het nieuwe, kwetsbare verstand tot het middelpunt van hun leven maken. Hier geldt het Christuswoord: waar twee of meer in mijn naam aanwezig zijn, daar ben ik in hun midden. Het is de scheiding der geslachten die het verschijnen van Christus mogelijk maakt, maar als we dat verschijnen niet willen verslapen dan moeten we vrede sluiten tussen de geslachten, anders breekt la guerre des sexes uit. 

De scheiding der geslachten (2)

  

Het begon allemaal veelbelovend. God schiep de wereld en zag dat het goed was. Daarna schiep hij de mens en zag dat het heel goed was. Maar toen ging het mis. Om de een of andere reden moest de mens opnieuw geschapen worden en dit keer zag God dat het niet goed was. Hij probeerde er nog iets aan te doen door de mens in twee geslachten te scheiden, maar het ging van kwaad tot erger. Eva at van de verboden vrucht, sleurde Adam mee in de zondeval en beiden werden verdreven uit het paradijs. Aan de uitgang stond een engel met een vlammend zwaard: terugkeren was geen optie. Sindsdien is het leven geen pretje meer. We kijken vandaag naar wat er van de wereld geworden is en zien dat het niet goed is. Luidkeels roepen we om drastische maatregelen die een katastrofe moeten afwenden. Vooral jongeren zijn wanhopig, ze zien geen toekomst meer en beginnen zichzelf te verminken. Nee, we kunnen niet zeggen dat de schepping een groot succes is geworden. 

Genesis lijkt zich te herhalen. De Eva’s dezer wereld doen opnieuw hun eigen zin: ze trekken zich niets aan van de mannen, voelen zich superieur, eisen het recht op hun kinderen te doden, keren zich zelfs tegen hun eigen vrouw-zijn. Alsof ze hun oor te luisteren leggen bij een slang die hen influistert dat ze als God kunnen worden. Onzin natuurlijk. Of toch niet? Volgens Rudolf Steiner kunnen we de gebeurtenissen uit Genesis nog altijd terugvinden in de huidige tijd, op voorwaarde dat we de opeenvolgende ontwikkelingen uit elkaar kunnen houden. Bovendien doorlopen we tijdens onze slaap telkens weer al onze vorige levens, tot helemaal aan het begin. Genesis bestaat dus nog altijd, meer zelfs: het is brandend actueel. En in het centrum van die actualiteit staat de scheiding der geslachten, daarvan getuigt het transgenderfenomeen. Maar we negeren het. Net als destijds in het Aards Paradijs worden we overvallen door een diepe slaap. We willen liever niet zien wat er gaande is in de wereld.

Nochtans gunt de herhaling van het bijbelse scheppingsverhaal ons een blik achter de schermen. Opnieuw bevinden we ons in een alomvattende crisis, onze ontwikkeling heeft een dieptepunt bereikt: in de transgender is de mens verworden tot een karikatuur die ons het lachen doet vergaan. Maar karikaturen hebben de eigenschap dat ze, door iemands uiterlijk te vervormen, iets zichtbaar maken van zijn individualiteit, van zijn geestelijke wezen. Transgenders mogen er dan wel uitzien als een kwalijke grap, ze brengen iets aan het licht waar we anders overheen kijken. Dat geldt trouwens voor de hele moderne werkelijkheid: hoe karikaturaler ze wordt, des te meer komt haar geestelijke dimensie naar de oppervlakte. We moeten ze natuurlijk wel willen zien. Onze tijd is – net als Genesis – een esoterisch boek dat gelezen en begrepen wil worden. Om zijn verborgen inhoud te ontdekken moeten we ons echter inspannen, we mogen de ogen niet sluiten voor de karikaturale vormen die nu overal opduiken. 

De gebeurtenissen die zich vandaag herhalen, spelen zich in Genesis af tussen twee cruciale momenten: de intrede van Adam in de stoffelijke wereld en de verdrijving van Adam en Eva uit het Aards Paradijs. Zonder veel moeite kunnen we daar een beeld van conceptie en geboorte in herkennen. Genesis vertelt een verhaal dat zich vandaag nog altijd afspeelt in de baarmoeder, maar dat tegelijk op het wereldtoneel verschijnt. Alsof de wereld één grote baarmoeder is geworden waarin een onzichtbaar kind groeit, een geestelijk kind dat in ieder van ons geboren wil worden. Enerzijds is dat verheugend nieuws, want de geboorte van een kind is altijd iets dat ons met hoop en vreugde vervult. Maar anderzijds is het ook angstaanjagend nieuws, want een geboorte is steevast een pijnlijke aangelegenheid. Wat het nog erger maakt, is dat we geen idee hebben wat ons te wachten staat: we kunnen ons geen voorstelling maken van de geestelijke geboorte die ophanden is. 

Intussen volgen de weeën elkaar op. Er kan weinig twijfel over bestaan: de geboorte is ingezet. De wereldproblemen stapelen zich op en stevenen op een climax af. Het moment nadert waarop we moeten beginnen ‘persen’, want zonder medewerking van de moeder komt geen kind ter wereld. We voelen instinctief dat we iets moeten doen, maar we weten niet wat, en in onze onwetendheid doen we precies het omgekeerde van wat er moet gebeuren. In plaats van rustig te blijven en mee te werken, raken we in paniek en werken de geboorte tegen: we interpreteren de zwangerschap als een levensbedreigende ziekte die uit alle macht bestreden moet worden. We doen er met andere woorden alles aan om te verhinderen dat ons geestelijke kind geboren wordt, we beschouwen het als onze grootste vijand. Dat is de tragiek van onze tijd: we keren ons tegen het enige wat ons uit de crisis kan verlossen. De echte vijand is onze onwetendheid omtrent het kind en zijn nakende geboorte.  

De afgelopen eeuwen is de wetenschap doorgedrongen in de geheimen van het (fysieke) geboorteproces. Dat heeft geleid tot een spectaculaire daling van het sterftecijfer. Stierven er vroeger veel vrouwen in het kraambed en lag ook de kindersterfte heel hoog, dan verloopt een geboorte vandaag vrijwel risicoloos. Dat kan echter niet gezegd worden van de geestelijke geboorte die nu begonnen is. Wat dat betreft, staan we nergens. Honderd jaar geleden heeft Rudolf Steiner de fundamenten gelegd van een wetenschap van de geest, maar de inzichten daarvan zijn niet doorgedrongen tot het algemene bewustzijn, laat staan dat er een wetenschap van de geestelijke geboorte is ontwikkeld. De tegenmachten hebben die ontwikkeling met groot geweld lam gelegd en doen dat nog altijd, al is het geweld nu veel subtieler geworden. De aanvankelijk zeer fysieke strijd is nu vooral een geestelijke strijd geworden, een culture war, een oorlog tegen het weten omtrent de geest. 

Het transgenderisme is in dit opzicht exemplarisch. De aanslagen die het pleegt op het menselijk lichaam zijn slechts symptomen van de veel ernstiger aanslag die het pleegt op de waarheid, op het denken, op de wetenschap. Hoe gewelddadig geslachtsveranderingen ook zijn, ze blijven beperkt tot een relatief klein aantal mensen. De geestelijke veranderingen daarentegen die de transgenderideologie wil doorvoeren, treffen de hele bevolking en dan vooral de toekomstige. Men voedt vandaag generaties op die zelfs in hun denken geen contact meer kunnen maken met de geest, voor wie rede, logica en waarheid er niet meer toe doen en vervangen worden door wilde driften en begeerten. Deze systematische ‘verdierlijking’ gebeurt op zeer geraffineerde wijze, door het denken tegen zichzelf te keren. De transgenderideologie schiet dan ook wortel aan de universiteiten waar zich de cancel culture ontwikkelt die een verbod op het denken wil installeren. 

Om te begrijpen hoe het zover is kunnen komen, moeten we terug naar Genesis. Hier wordt namelijk (op metaforische wijze) verteld hoe het menselijk denken is ontstaan. Toen de mens uit de schoot der goden geboren werd op aarde, verloor hij zijn alomvattende bewustzijn: hij viel bij wijze van spreken in slaap. God maakte hem daaruit wakker door de geslachten te scheiden: hij schonk de mens het vermogen om tegenover zichzelf te gaan staan. De kiem van het denkende zelfbewustzijn was gelegd en kwam tot leven toen Eva de eerste vrije – niet door God ingegeven, maar wel uitgelokte – daad stelde door van de boom van kennis van goed en kwaad te eten. De mens ontwaakte en zag dat hij naakt was. Voor het eerst bekeek hij de wereld van buitenaf: hij had het paradijs verlaten en kon niet meer terug. Voortaan was hij aangewezen op zijn nieuwe denkvermogen. Hoe meer hij dat gebruikte des te meer verwijderde hij zich van het paradijs en des te meer werd hij een vrij en zelfstandig wezen.

In dat bewustwordingsproces is nu een grens bereikt. De moderne mens heeft met zijn denken de hele materiële wereld doorgrond, maar God is uit zijn bewustzijn verdwenen. Vandaag groeien de eerste generaties op die niks meer afweten van de geest, die als kind zelfs nooit sprookjes, bijbelse verhalen of andere spirituele vertellingen hebben gehoord. De mens is geestelijk zo alleen geworden dat hij het niet langer kan verdragen. Op alle mogelijke manieren probeert hij zijn bewustzijn te verdoven: onbewust keert hij zich tegen het denken dat deze geestelijke eenzaamheid veroorzaakt heeft. Hij wil de werkelijkheid zelfs niet meer onder ogen zien en geeft zich over aan wilde dromen over een nieuw aards paradijs. In de transgender- en woke-beweging streeft hij naar een ideale wereld, een wereld van liefde, verbinding en inclusie. En dat doel wil hij bereiken door alle grenzen uit te wissen en de oorlog te verklaren aan de oude, binaire wereld, de wereld van na de scheiding der geslachten.

Als gevolg daarvan zakt hij langzaam weg in een droomtoestand en begint instinctief te handelen, zoals de dieren die geen afstand kunnen nemen van hun omgeving en van zichzelf. Die afstand, die fundamentele tweedeling tussen mens en wereld is de voorwaarde voor het denken. Zonder wisselwerking tussen tegenpolen is geen denken mogelijk. De poging om de scheiding tussen de tegenpolen op te heffen, leidt dan ook tot verlies van zelfbewustzijn. Dat kunnen we goed waarnemen bij de transgenderactivisten. Ze gaan (anders)denkenden als halve wilden te lijf, maar zijn ervan overtuigd een toonbeeld van liefde en humaniteit te zijn. Ze wanen zich moreel superieur, maar hun inferioriteit blijkt juist uit het feit dat ze niet beseffen wat ze doen: ze hebben het vermogen verloren om bewust tegenover zichzelf te gaan staan. In een wereld die steeds meer één wordt, is deze teloorgang van het menselijk zelfbewustzijn wel het meest verontrustende fenomeen.

Zelfbewustzijn is wat de mens van de dieren onderscheidt en het opgeven ervan doet hem niet terugkeren naar het paradijs maar werpt hem in de onderwereld. Deze (tweede) zondeval doet hem uiteenvallen in nieuwe ‘diersoorten’ die allemaal één ding gemeen hebben: ze haten de individuele mens. Ze identificeren zich met hun soort, hun groepsziel, hun community en kunnen niet verdragen dat iemand op zichzelf staat en zich identificeert met zijn eigen ik. Ze beschouwen dat ik als een sociale constructie, het resultaat van een verwerpelijke machtsstrijd die ze willen vervangen door een superdiverse samenleving. Deze ‘regenboogmensen’ vergeten echter de engel met het vlammende zwaard: door terug te keren in hun ontwikkeling maken ze geen contact met de wijsheid en schoonheid van de dierenwereld, maar raken ze in de greep van de intelligentie en de sluwheid van de onderwereld die de mens gevangen houdt in zijn aardse baarmoeder en hem belet geboren te worden in de geest. 

Het zelfbewustzijn van de mens, dat ontstond door de scheiding der geslachten, heeft van hem een zelfstandig wezen gemaakt. Maar het heeft hem ook opgesloten in een louter materiële wereld die vandaag een verstikkende baarmoeder is geworden. Daaruit moet hij geboren worden, anders komt zijn leven – en ook dat van moeder natuur – in gevaar. Dat is de beslissende opgave waarvoor hij staat. De natuurkrachten gaan aan het werk zoals bij een fysieke geboorte en de goddelijke krachten grijpen in zoals in Genesis, maar als de mens niet meewerkt, als hij niet ‘perst’, veroordeelt hij zichzelf tot de onderwereld. Hetzelfde denken dat hem heeft opgetild uit zijn dierlijke staat en hem gemaakt heeft tot de zelfbewuste mens die hij vandaag geworden is, moet hem nu ook verlossen uit een louter materiële wereld die steeds kwellender en ondraaglijker wordt. Niets kluistert hem meer aan de baarmoeder van de materie dan juist de uitschakeling van dat denken.

Wanneer een kind geboren wordt, verlaat het de materiële wereld niet, het betreedt alleen een andere dimensie van die wereld. Zolang het in de baarmoeder zit, is het in de materiële wereld een buitenstaander, het neemt er nog niet aan deel. Zijn bewustzijn is nog hemels, het bevindt zich in een aards paradijs. Wanneer het kind dat baarmoederlijke paradijs verlaat, verandert zijn bewustzijn helemaal: het wordt wakker en ziet een geheel nieuwe wereld waar het niks van begrijpt en die het stap voor stap moet leren kennen met behulp van zijn nieuwe denken. Het is wonderbaarlijk wat een kind op die manier allemaal weet te verwerven. Natuurlijk is dit kinderlijke denken veel levendiger en kunstzinniger dan het dode, abstracte denken dat we als volwassene hebben overgehouden en dat niet langer in staat is de wereld te begrijpen en zijn problemen op te lossen. Als we niet steeds hulpelozer willen worden, moeten we weer leren denken als een kind: ons denken moet opnieuw geboren worden.

Deze geestelijke geboorte moeten we zelf tot stand brengen door ons denken weer levend te maken. En dat begint met het onderscheiden van de tegenpolen die zich vandaag hebben vermengd tot een muur waar we niet meer doorheen raken. Dat is de geboorteweg die we ons moeten banen, de ruimte die we in ons eigen bewustzijn moeten scheppen. Niets bevestigt dat meer dan de enorme weerstand die we daarbij ontmoeten. Overal heerst een instinctieve en irrationele vijandigheid tegenover het denken in tegenstellingen. Het wordt beschouwd als polarisatie, als hate speech, als een poging om mensen tegen elkaar op te zetten. Transgenders gaan daarin het verst: ze noemen het een genocide. Ze vergelijken het denken dat weer in beweging komt en onderscheid durft te maken tussen de geslachten met de holocaust. Deze hysterische reactie maakt duidelijk wat de tegenmachten het meest vrezen: de mens die weer begint te denken als een kind, de mens die geestelijk geboren wordt. 

Transgender (6)

  

Wat hebben Michael Jackson, voorstanders van abortus en euthanasie, gesluierde moslima’s, anorexia-patiënten, verbouwde vrouwen, getatoeëerden en gepierceden met elkaar gemeen? Allemaal roepen ze luidkeels: ik doe met mijn lichaam wat ik wil! In dit rijtje horen ook de transgenders thuis. Ze drijven de zaak zelfs helemaal op de spits, want wat zij met hun lichaam doen is du jamais vu. Proberen van geslacht te veranderen, is al grotesk genoeg, maar overal stukken uit je lichaam laten snijden zodat met dat materiaal nieuwe geslachtsdelen kunnen worden geconstrueerd, is zonder meer waanzin. En toch gebeurt het, op steeds grotere schaal zelfs. Het wordt toegejuicht als een heldendaad, als waren transgenders de fysieke én geestelijke avant-garde van de mensheid, de herauten van een nieuwe wereld. De TED-talks waarin over hen de loftrompet wordt gestoken, zijn niet meer te tellen. Doen met je lichaam wat je wil, lijkt het hoogste menselijke ideaal van onze tijd.

Je zou het de vrouwelijke versie van het streven naar vrijheid kunnen noemen. Wanneer de man zegt: ik doe met mijn lichaam wat ik wil! dan doelt hij op zijn lichaamskracht die hij aanwendt om te krijgen wat hij wil. Vrouwen evenwel doelen op hun uiterlijk: dat willen ze hun wil opleggen, daarmee willen ze doen wat ze willen. De grens tussen het streven naar vrijheid en het streven naar macht is bij de man zeer smal. Als hij doet wat hij wil, komt hij in botsing met andere mannen die ook doen wat ze willen en dat leidt onvermijdelijk tot een krachtmeting. Vrouwen moeten dan een stap terug zetten, zij zijn niet opgewassen tegen de fysieke kracht van de man. Bij die kracht moet ook het denkvermogen worden gerekend, dat bij de man veel fysieker is, lees: meer gebonden aan de hersenen, dan bij de vrouw. Tegen zoveel fysieke kracht kan zij niet op. Maar ze heeft andere wapens. Het transgenderisme toont ons dat het vrouwelijke streven naar vrijheid net zo goed met macht verbonden is als bij de man.

Wat begon als het verlangen om van geslacht te veranderen – dat wil zeggen om het eigen uiterlijk te veranderen – is zeer snel een verlangen geworden om ook andermans innerlijk te veranderen. Transgenders willen niet alleen met hun eigen lichaam doen wat ze willen, ze willen ook anderen manipuleren, en in beide gevallen doen ze dat met groot machtsvertoon. Ze gedragen zich al even heerszuchtig en agressief tegenover hun eigen lichaam als tegenover de buitenwereld die ze ongegeneerd de wet voorschrijven en inpeperen hoe achterlijk hij wel is. Dit vrouwelijke machtsstreven mag dan een stuk minder fysiek en zichtbaar zijn dan het mannelijke machtsstreven, het is daarom niet minder effectief, wel integendeel. Het is ronduit verbijsterend om te zien hoeveel macht de transgenderbeweging op zeer korte tijd verworven heeft. Ze heeft dat op een sluipende, onderhuidse manier gedaan: zonder dat iemand het wist heeft ze wortel geschoten in zowat alle geledingen van de maatschappij. 

De transgenderbeweging is in de eerste plaats een vrouwenbeweging. Ze is een uitloper van het feminisme dat zich in de vorige eeuw verzette tegen de verstikkende mannelijke machtsstructuren. Met groot succes overigens, want in de 2de helft van de 20ste eeuw was de gelijkheid tussen man en vrouw reeds een feit. Het herstellen van dit evenwicht was blijkbaar ‘aan de tijd’, men was er klaar voor. Maar inmiddels is er van evenwicht niet veel meer te merken. Het oorspronkelijke pro-vrouwelijke feminisme is vandaag een anti-mannelijke beweging geworden. De gelijkheid is alweer passé: vrouwen worden voorgesteld als superieur, mannen worden gedemoniseerd. Overal wordt gesproken over toxic masculinity en male supremacy, alsof mannen de bron van alle kwaad zijn en alles veel beter zal worden als vrouwen aan de macht komen. Maar dat is zonder de transgenders gerekend: zij haten zowel mannen als vrouwen en hebben zich in korte tijd ontpopt tot de grootste vijanden van het feminisme. 

De vrouwenbeweging bijt als het ware in haar eigen staart. Het transgenderisme is onmiskenbaar ‘vrouwelijk’, maar als de ‘mannelijke’ medische wereld niet zo bereidwillig zou ingaan op de eis tot verregaande verandering van het eigen uiterlijk, dan bestonden er eenvoudig geen transgenders. Alles zou dan blijven bij een machteloos verlangen. Hetzelfde geldt voor de wetgeving: als deze mannelijke wereld de vrouwelijke transgenderwereld niet volop zou steunen en beschermen, dan had deze laatste geen poot om op te staan. Telkens weer rijst de vraag: waarom werken de oude mannelijke machtsstructuren zo enthousiast samen met het nieuwe vrouwelijke machtsstreven? Waarom staan therapeuten en chirurgen klaar om kinderen te castreren? Waarom nemen alle mogelijke besturen, directies en administraties de genderideologie zo gretig over? Transgenderisme is zowel mannelijk als vrouwelijk, het is een gemengd machtsstreven dat hier aan het werk is: dat moet goed voor ogen worden gehouden. 

Het mannelijke machtsstreven verbindt zich met het vrouwelijke machtsstreven – lees: spant het voor zijn kar – om nog meer macht te verwerven, ja om absolute macht te verwerven. Met dat absolute machtsstreven hebben we kennis gemaakt tijdens de coronacrisis en de gelijkenissen met de transgenderbeweging waren treffend: de verregaande machteloosheid van de gewone mens, het brutale optreden van ‘buitengewone’ mensen, de rol van de medische sector, het tegen elkaar opzetten van ouders en kinderen, het – letterlijk en figuurlijk – de mond snoeren, het zogenaamde levensgevaar waarin velen verkeerden, het mom van de bescherming van de allerzwaksten, de verzwegen bijwerkingen van de remedies, enzovoort. Het was hetzelfde, op absolute macht beluste monster dat zich hier manifesteerde. Tijdens de coronacrisis zagen we vooral zijn mannelijke kant, in het transgenderisme zien we vooral zijn vrouwelijke kant, maar zijn macht berust in beide gevallen op de vermenging van de tegenpolen. 

Wat heeft dit absolute, mannelijk-vrouwelijke machtsstreven nu te maken met de strijdkreet ‘ik doe met mijn lichaam wat ik wil’? Op het eerste gezicht: niets. Wat een mens met zijn eigen lichaam doet, is zijn zaak, daar heeft niemand zich mee te bemoeien. Maar het transgenderisme leert ons dat het lang niet zo eenvoudig ligt. Transgenders nemen er geen genoegen mee alleen maar hun eigen lichaam te veranderen, ze willen tegelijk ook de hele wereld veranderen. De reden voor deze tweede (ideologische) transitie ligt voor de hand: veranderen van geslacht is onmogelijk en dus blijft de eerste (fysieke) transitie altijd in meer of mindere mate onbevredigend. Het oorspronkelijke verlangen wordt niet bevredigd en zoekt nu verdere doelen. Met andere woorden, wat een transgender met zijn lichaam doet, heeft ook gevolgen voor anderen. De transgender gebruikt zijn nieuwe lichaamsuiterlijk als wapen om anderen op de knieën te dwingen. ‘Ik doe met mijn lichaam wat ik wil’ is bij hem een oorlogskreet geworden. 

Nieuw is dat niet. Vrouwen gebruiken hun uiterlijk wel meer als wapen. Denken we maar aan de manier waarop jonge vrouwen tegenwoordig hun fijne vleeswaren tentoonspreiden en iedere man die er durft naar kijken uitschelden voor pervert. Het lijkt een vrij onschuldig wapen te zijn, maar als we kijken naar de culture war die vandaag wordt uitgevochten dan zien we hoe slachtofferschap, onderdrukking, kwetsbaarheid, nood aan safe places enzovoort – allemaal zaken die rechtstreeks af te leiden zijn uit de specifiek vrouwelijke lichamelijkheid – daar een leidende rol in spelen en hoe de oude mannelijkheid er geen verhaal tegen heeft. Transgenders tonen zich meesters in deze vrouwelijke oorlogsvoering. Ongegeneerd spelen ze de kaart uit van hun extreme kwetsbaarheid, ja van het levensgevaar waarin ze constant (zouden) verkeren. Maar we zien hier ook dat vrouwelijke oorlogsvoering eigenlijk een contradictio in terminis is, het is een zelfvernietigend streven. Vrouwen die mannen bestrijden, bestrijden ook zichzelf. 

Het transgenderisme heeft zich op korte tijd ontpopt tot een vijand van de mensheid tout court. Het keert zich tegen mannen, vrouwen en kinderen, en het lijkt nauwelijks te stoppen. Daarom loont het de moeite om deze ‘vrouwelijke oorlogsvoering’ eens wat nader te bekijken en vooral aandacht te besteden aan de rol die het vrouwelijke lichaam daarin speelt. Dat lichaam kan ingezet worden als wapen omdat mannen zo gevoelig zijn voor vrouwelijk schoon. Doorgaans wordt die gevoeligheid in louter sexuele zin uitgelegd, maar ze heeft ook een geestelijke component. Schoonheid is namelijk niets anders dan het zichtbaar worden van de geest in de materie, in dit geval de materie van het lichaam, en daar zijn mannen zeer gevoelig voor. Ze zijn geboren ‘kunstliefhebbers’, terwijl vrouwen geboren ‘kunstenaars’ zijn. Mannen hebben de grootst mogelijke waardering voor vrouwelijke schoonheid terwijl ze aan hun eigen uiterlijk zo goed als geen aandacht besteden. Voor vrouwen daarentegen is het eigen uiterlijk een halszaak. 

Wie vrouwen zegt, zegt mode, cosmetica, parfums, kappers, spiegels, wellness, kortom alles wat met hun fysieke uiterlijk te maken heeft. Doorgaans wordt dat als ijdelheid uitgelegd, maar het heeft net zo goed een geestelijke dimensie: door zichzelf mooi te maken stelt de vrouw zich ten dienste van de geest, ze maakt zichzelf tot uitdrukking van de geest. Daardoor stelt ze zich ook ten dienste van de man, die haar nodig heeft om contact te houden met de geest. In materialistische tijden als de onze wordt deze dienstbaarheid echter gemakkelijk in haar tegendeel gekeerd. Ze verwordt dan tot een cultus van het eigen zelf waaraan iedereen zich moet onderwerpen. Hoe gevaarlijk dit vrouwelijke narcissisme is, zien we in het transgenderisme: normale relaties tussen man en vrouw worden onmogelijk gemaakt en het grote slachtoffer zijn de kinderen. Het is alsof de zondeval nog eens wordt overgedaan: vrouwen luisteren naar Lucifer en sleuren iedereen mee in hun val. 

Moderne vrouwen zijn zich minder dan ooit bewust van de geest die ze belichamen. Ze hebben geen weet meer van de ‘heiligheid’ van hun lichaam. Daarom hebben ze meer dan ooit behoefte aan de mannelijke blik die hen daaraan herinnert en hen bewust maakt van de geest die in hen tot uitdrukking komt. Maar de mannelijke blik die het vrouwelijke lichaam als een kunstwerk van de hoogste orde ziet – en derhalve als een uitdrukking van de geest – bestaat nauwelijks nog. Hij is vervangen door de ‘wetenschappelijke blik’ die geen enkele rekening houdt met de schoonheid van wat hij bestudeert. Zelfs in de kunst is schoonheid van geen tel meer en draait alles om de vormeloze materie en de abstracte geest. De moderne mens is blind geworden voor de schoonheid als ‘lichaamstaal’ van de geest. En dat is een dramatische situatie, want de geest wil meer dan ooit gekend worden en probeert zich op alle mogelijke (en onmogelijke) manieren uit te drukken in de werkelijkheid.

Het feminisme is daar een voorbeeld van. Toen het in de 20ste eeuw opkwam voor de rechten van de vrouw had het – zoals alles in onze tijd – ook een geestelijke dimensie. Het was niet alleen een eis voor de gelijkberechtiging van vrouwen maar ook van de gelijkberechtiging van de geest. Heel even leek die geest een stem te krijgen toen in mei ’68 de leuze l’imagination au pouvoir weerklonk en flower power in de mode kwam. Maar hij werd meteen gegrepen door het materialisme en dat leidde tot het ontstaan van modern links, een soort heruitgave van het communisme, de grootste vijand van de geest. Hoe anti-geestelijk ook het feminisme zich ontwikkelde blijkt uit het feit dat het streven om gelijk te worden aan de man ontaardde in het streven om al het mannelijke aan de kant te schuiven, en daarmee de bewustwording van de geest onmogelijk te maken. Ten slotte mondde deze ontwikkeling uit in de (voorlopig) grootste triomf van het materialisme: het anti-mannelijke, anti-vrouwelijke en anti-kinderlijke transgenderisme.

Een echte gelijkberechtiging van de vrouw kan er alleen komen wanneer ook de geest in ere wordt hersteld. Alleen op geestelijk niveau kan er echte gelijkheid zijn tussen mannen en vrouwen en kan ook de scheiding der geslachten weer zijn plaats krijgen in plaats van het voorwerp te worden van steeds grotere woede. Dat die woede uiteindelijk het kind geldt, komt doordat het kind – meer nog dan de vrouw – de geest lichamelijk tot uitdrukking brengt. Hier ligt dan ook het grootste onderscheid tussen de geslachten: vrouwen kunnen kinderen krijgen en mannen niet. Dat is de kern van de ongelijkheid waartegen feministen nog altijd ten strijde trekken: zij ervaren het kind als een last die mannen niet hoeven te dragen. Hun verlangen om te worden als de man is in wezen het verlangen om verlost te worden van dit kind. Nergens is deze kinderhaat – die in wezen haat tegen de geest is – zo nadrukkelijk aanwezig als in het transgenderisme dat de scheiding der geslachten – en dus ook het vermogen om kinderen voort te brengen – wil afschaffen. 

De zo vanzelfsprekend klinkende leuze – ik doe met mijn lichaam wat ik wil – is in werkelijkheid de meest anti-lichamelijke leuze die er is. Ze leidt tot de verminking, ja zelfs tot de vernietiging van dat lichaam. Het is tegelijk ook een anti-geestelijke leuze want enkel via het lichaam kunnen wij vandaag de geest waarnemen. Wordt het lichaam verminkt, dan wordt de geest ontoegankelijk. Ten slotte is het een anti-menselijke leuze, want de mens is zowel een geestelijk als een lichamelijk wezen. Nergens komt dat duidelijker tot uiting dan in het kind, dat één en al lichaam is maar tegelijk ook één en al geest. ‘Ik doe met mijn lichaam wat ik wil’ komt dan ook op de meest schokkende manier tot uitdrukking in de feministische eis voor abortus. Het recht om ongeboren kinderen te mogen doden, geldt vandaag als het vrouwenrecht bij uitstek. Het recht om van geslacht te mogen veranderen, ligt in dezelfde lijn: het draait om het recht kinderen van een lichaam te mogen beroven. 

Transgender (4)

  

We leven in een wereldhistorische adventstijd. We zijn, zonder het te beseffen, in verwachting van een kind – ons betere zelf – dat de wereld moet redden. Dat laatste is dringend nodig want het gaat snel bergaf met de menselijke beschaving. Haar innerlijke licht wordt steeds zwakker zoals dat ook het geval is met het uiterlijke licht van de zon wanneer aan het eind van het jaar midwinter nadert. De wereld ligt er dan grauw en verlaten bij, de doodskrachten overheersen, de duisternis rukt op. In deze tijd van het jaar moeten we ons inspannen om de moed erin te houden. We moeten zelf licht ontsteken in deze duisternis, anders is de somberte van dit seizoen niet uit te houden. Zonder het vooruitzicht van kerstmis zou ons dat niet lukken, want de lente is nog veel te ver weg. Ook vandaag hebben we een kerstmis nodig, een nieuw geboortefeest dat ons helpt om de neergang van onze beschaving vol te houden en de brug te slaan naar een betere wereld die nog lang niet in zicht is.

Volgens Rudolf Steiner beleven we in onze tijd de wederkomst van Christus. Diens eerste komst vond tweeduizend jaar geleden plaats. Op 25 december drong hij de sfeer van de aarde binnen, als een zaadcel de baarmoeder. Het was een onzichtbaar, esoterisch gebeuren dat een exoterische tegenhanger had in de geboorte van de twee Jezuskinderen. Na enige tijd verenigden deze twee polair tegengestelde zielen zich en vormden de menselijke eicel waarin Christus tijdens de doop in de Jordaan kon binnendringen. De bijbel vertelt dit verhaal in spaarzame woorden, maar ze vormen wel een oerbeeld dat in onze tijd opnieuw gestalte aanneemt. Alleen gebeurt het dit keer in omgekeerde zin: ging het initiatief de eerste keer uit van Christus en verliep alles ‘zoals het geschreven stond’, dan moet het initiatief nu van de mens uitgaan. Zonder diens medewerking kan het Christuskind niet geboren worden en kan er geen nieuw kerstmis plaatsvinden.

Wat deze medewerking inhoudt, kunnen we aflezen aan het verhaal van de twee Jezuskinderen. Zij belichamen de polariteit van de menselijke ziel: de ene Jezus is een denker, een ‘wetenschapper’, een oude ziel. De andere Jezus is een dromer, een ‘kunstenaar’, een jonge ziel. Als de grootst mogelijke tegenstelling staan zij tegenover elkaar en toch verenigen ze zich. Het is deze vereniging die Christus in staat stelt om mens te worden. Goethe verwoordt het als volgt: wie kunst heeft en wie wetenschap heeft, die heeft ook religie. Uit de verbinding van kunst en wetenschap moet de religieuze sfeer ontstaan waarin het betere zelf van de mens geboren kan worden. Hoever we van die adventsfeer af staan, toont onze gepolariseerde tijd. Overal heersen de grootste tegenstellingen en in plaats van zich met elkaar te verenigen, proberen de tegenpolen elkaar te vernietigen. Op alle mogelijke manieren wordt de geboorte van het Christuskind tegengewerkt. 

Maar evenmin als een fysieke geboorte valt deze geestelijke geboorte tegen te houden. Dat kunnen we opmaken uit de verborgen keerzijde van de polarisatie: de vermenging van de tegenpolen. Wat de mens niet bewust en vrijwillig tot stand brengt, gebeurt zonder dat hij het beseft en zonder dat hij er wat kan aan doen: les extrêmes se touchent. De coronacrisis toonde ons daar een fraai staaltje van: de ‘wetenschappelijke’ aanpak van de epidemie was een verkapte poging om de wereld te ‘verbeteren’. In plaats van beterschap riep dit troebele mengsel echter het laagste in de mens wakker. Het keerde de wederkomst van Christus in zijn tegendeel: de komst van de draak. Dat resulteerde in dierlijk gedrag: slaafse onderdanigheid, het dragen van muilkorven, het verklikken en uitstoten van medemensen. Zolang de mens het heft niet in eigen handen neemt en zelf doet wat de draak nu in zijn plaats doet – de tegenpolen met elkaar verenigen – zal deze verdierlijking steeds erger worden.

Het transgenderfenomeen is daar een voorbeeld van. Het is een pervertering van het oerbeeld van de twee Jezuskinderen. Wat op zielegebied tot stand moet worden gebracht – de verbinding van het ‘mannelijke’ oordelen en het ‘vrouwelijke’ scheppen – gebeurt nu door een fysieke vermenging van het mannelijke en het vrouwelijke (want daar komt een zogenaamde geslachtsverandering uiteindelijk op neer). Ontstaat de zielevereniging uit inzicht en liefde, dan is de lichamelijke vermenging een product van haat en geweld. Transgenders hebben weliswaar de mond vol van one love maar ze worden gedreven door haat: haat tegen het eigen lichaam, haat tegen de scheiding der geslachten, haat tegen de hele natuurlijke orde. Die haat wordt pas echt zichtbaar wanneer kinderen er het slachtoffer van worden. Dan werpt de wolf zijn schaapsvacht af en zien we dat hij het gemunt heeft op wat de geestelijke coniunctio oppositorum mogelijk moet maken: de geboorte van het Christuskind in de ziel van de mens.  

In de transgenderbeweging lijkt het verzet tegen de wederkomst van Christus een hoogtepunt te bereiken: het neemt hier de vorm aan van een mens, een ‘gemengde’ mens die het op kinderen gemunt heeft. Deze transgendermens – man en vrouw tegelijk – weet niet wat hij doet, hij is zelf een kind dat slachtoffer is geworden van de draak. Dat hij zijn daden zo goed kan rationaliseren, wijst er alleen maar op dat zijn rationele vermogens misbruikt worden door zijn scheppende vermogens en omgekeerd. Hij is een levende waarschuwing voor het feit dat de tegenpolen op twee verschillende manieren met elkaar verbonden kunnen worden: een manier die leidt tot de geboorte van ons betere zelf, en een manier die leidt tot de geboorte van ‘het beest’. Wie geen willoos slachtoffer wil worden van de draak moet die twee manieren leren onderscheiden. Alleen dan kan hij (bewust) meewerken aan de geboorte van het kind in plaats van die geboorte (onbewust) tegen te werken. 

Het oerbeeld van de christelijke verbinding van de tegenpolen vinden we in het verhaal van de twee Jezuskinderen. We vinden het ook in wat Rudolf Steiner vertelt over oude en jonge zielen. Maar in zijn meest vertrouwde vorm treffen we het aan in de kunst, die van oudsher scheppende en oordelende krachten met elkaar verbindt. Bovendien treffen we daar ook de antichristelijke verbinding aan. Vandaag staan er immers twee totaal verschillende kunsten tegenover elkaar: de klassieke kunst en de hedendaagse kunst. Ze belichamen de twee tegengestelde manieren waarop de tegenpolen met elkaar verbonden kunnen worden: de bewuste en vrijwillige manier die tot de incarnatie van het Christuskind leidt, en de onbewuste, onvrijwillige manier die tot de incarnatie van de draak leidt. Hoe weinig verschil we zien tussen die twee manieren blijkt uit het feit dat we beide kunsten over dezelfde kam scheren met als resultaat dat we het allerlaagste vereren als was het het allerhoogste. 

We hebben vandaag de mond vol van verbinding en inclusie, maar geen moment vragen we ons af wat er precies verbonden moet worden, laat staan hoe dat moet gebeuren. Dit gebrek aan onderscheid heeft tot gevolg dat les extrêmes se touchent zonder ons toedoen, ja zelfs zonder ons medeweten. Het ontgaat ons volkomen dat de draak onze oordelende en scheppende krachten op zo’n manier met elkaar vermengt dat ze elkaar misbruiken, misvormen en vernietigen. Het resultaat daarvan wordt zichtbaar in de hedendaagse kunst, in de coronacrisis, in de transgenderbeweging en eigenlijk overal, maar we merken het niet. De onchristelijke vermenging van de tegenpolen is het oerbeeld van onze tijd, maar we blijven er blind voor. We hebben geen idee waarom de chaos blijft toenemen, en dat zal zo blijven zolang we geen onderscheid leren maken tussen de twee manieren waarop tegenpolen met elkaar verbonden kunnen worden. Het is ons blinde streven naar eenheid en verbinding dat ons recht in de klauwen van de draak drijft. 

De hedendaagse kunst heeft ons niet wakker kunnen schudden uit onze zelfvernietigende bewustzijnsslaap. Zal het transgenderfenomeen daar wel in slagen? We mogen hopen van wel, want de draak heeft de laatste grens overschreden. Zolang hij werkzaam was in de etherische wereld van de kunst, hadden we nog altijd de mogelijkheid te vluchten naar de fysieke wereld. Maar sinds de draak ook die wereld betreden heeft, kunnen we geen kant meer op: vluchten kan niet meer. Nu de draak zijn klauwen uitstrekt naar de kinderen worden we voor de keuze geplaatst: ofwel worden we wakker, ofwel verliezen we ons laatste restje menselijk zelfbewustzijn. We zakken dan onder het niveau van de dieren, want die beschermen tenminste nog hun jongen. Als we onze kinderen in handen van de draak laten en hem toestaan ze te verminken en onvruchtbaar te maken, dan beroven we onszelf van onze toekomst. Door ons onderscheidingsvermogen op te geven, geven we ook onze scheppingskrachten op. 

Natuurlijk komt het gevaar niet alleen van de transgenderbeweging, het komt van overal. Maar juist omdat het hier een menselijke gedaante aanneemt, wordt het transgenderfenomeen tot een pars pro toto, een beeld waarin alles samenkomt. Dat beeld toont ons een mens die zichzelf onvruchtbaar maakt door de geslachten met elkaar te ‘vermengen’: hij wordt zowel man als vrouw. Als gevolg daarvan kan hij geen gemeenschap meer kan hebben: hij heeft zichzelf gecastreerd. Zijn (scheppende) sexuele krachten verdwijnen echter niet: ze keren in hun tegendeel, ze worden vernietigende krachten. Onder zijn ‘genderneutrale’ schaapsvacht wordt de transgender een wolf die mensen verkracht, die de cultuur verkracht, die zelfs kinderen verkracht. Hij wordt een Klingsor, een roofdier dat jacht maakt op mensen en gedreven wordt door een blinde haat tegen datgene wat voortkomt uit de bewuste verbinding van scheppende en oordelende krachten: het kunstzinnige en het kinderlijke. 

Het is geen toeval dat het transgenderfenomeen opduikt op hetzelfde moment dat overal berichten verschijnen over satanische kinderoffers. Onder de regenboogvlag gaan zwartmagische krachten schuil die kinderen misbruiken om door te dringen tot het hart van de menselijke beschaving. Het is een zeer duister mysterie dat hier openbaar wordt: het mysterie van het kwaad. En het is niet het gebruikelijke luciferische of ahrimaanse kwaad, het is een nieuw soort kwaad dat de vermenging van Lucifer en Ahriman veroorzaakt. Juist deze vermenging van de tegenpolen maakt dit nieuwe kwaad zo bedrieglijk en verwarrend. We weten niet wat we moeten doen met deze combinatie van idealisme en gewelddadigheid, van vrolijke kleuren en duistere machten, van spiritualiteit en materialisme: moeten we het toejuichen of verafschuwen? Dit kwaad verlamt ons, het veroorzaakt kortsluiting in ons bewustzijn. En daarin schuilt het grote gevaar: dat we niet thuis geven wanneer de draak zich meester maakt van het kind-in-onszelf. 

We moeten dus wakker worden, we moeten ons onderscheidingsvermogen versterken. We moeten Lucifer en Ahriman leren onderscheiden, want hoe meer ze zich met elkaar vermengen, des te misleidender worden ze, des te groter hun bewustzijnsverdovende kracht. Dat ondervinden we in het transgenderfenomeen. Een geslachtsverandering draait altijd op een vermenging uit: een man die vrouw wordt maar desondanks toch man blijft, of een vrouw die man wordt en toch vrouw blijft. Van deze ‘vermenging’ gaat een dwingende, hypnotiserende kracht uit: we moeten er de ogen voor sluiten, we moeten respect hebben voor deze brutale ingreep, we moeten de ‘diversiteit van de liefde’ toejuichen. Door intimidatie en suggestie worden we verplicht deze vermenging van de tegenpolen te aanvaarden als de nieuwe waarheid, de waarheid die eeuwenlang onderdrukt werd maar zich vandaag van haar ketens bevrijdt en triomfeert over het binaire denken dat ons al veel te lang gevangen houdt. 

De transgenderbeweging voert strijd tegen Christus: tegen de weg, de waarheid en het leven. Die weg is de weg van de vrijheid, een weg die geopend wordt door het helder onderscheidende denken van de mens. Het is geen toeval dat de transgenderbeweging zich vooral manifesteert aan de universiteiten: ze richt haar pijlen tegen het denken zelf. Overal worden genderstudies ingericht en wee degene die de resultaten ervan niet overneemt. De oude wetenschap wordt helemaal ‘gedeconstrueerd’ tot uiteindelijk de waarheid zelf voor de bijl gaat. We zijn getuige van de zelfvernietiging van het denken, een denken dat tot aan de drempel van de geestelijke wereld is geraakt maar nu terugdeinst en rechtsomkeer maakt. Daarbij botst het op de scheppende krachten die oprukken en het wordt erdoor overweldigd. Het is dus niet zozeer de transgenderbeweging die de wetenschap aanvalt, het is de wetenschap zelf die niet over de drempel raakt en daardoor ten prooi valt aan blind scheppende krachten. 

Het enige wat we tegenover deze zelfvernietigende vermenging kunnen plaatsen is de bewuste verbinding van de tegenpolen. En die begint met het onderscheiden van die tegenpolen: wat niet gescheiden is, kan niet verbonden worden. Deze dubbele beweging – scheiden en verbinden – is een Ik-activiteit, het is de activiteit van ons denken. We zagen het al tijdens de coronacrisis: we verkeren in een crisis van het denken. Het licht gaat uit, we vinden de weg naar de waarheid niet meer. Ons denken is zo zwak geworden dat het meteen door de knieën gaat wanneer het de draak ontmoet, denken we maar aan de rode loper die de intellectuele wereld uitrolt voor de transgenderbeweging. We moeten ons denken dus versterken en dat doen we door bewust de twee polen ervan – het scheppende denken en het oordelende denken – met elkaar te verbinden, dezelfde twee polen die ons verzwakte denken onbewust en onvrijwillig met elkaar vermengt. 

Transgender (2)

   
De transgenderbeweging vormt momenteel de speerpunt van de progressiviteit. Als een antenne die steeds verder wordt uitgeschoven, verschijnen voortdurend nieuwe vormen van het streven naar een betere wereld. Niet alleen worden die vormen steeds extremer, ze volgen elkaar ook steeds sneller op: de politieke correctheid was nog maar verveld tot woke of daar was transgender al. Alles wijst erop dat er naar een climax wordt toe gewerkt. Of die reeds bereikt is, valt nog af te wachten, maar met de transgenderbeweging staan we er toch niet ver meer vanaf. Wat we reeds op tal van andere gebieden konden waarnemen – de tegenpolen vermengen zich, les extrêmes se touchent – wordt nu ook zichtbaar in de fysieke mens: mannen worden vrouw, vrouwen worden man. Het is alsof de progressieve geest wil incarneren, alsof hij mens wil worden. Maar de nieuwe mens blijkt geen betere mens te zijn maar een karikatuur van de oude: een vrouw met een baard, een man op hoge hakken. 

Voor een beetje antroposoof is het duidelijk dat hier iets in de materie wordt geprojecteerd wat thuishoort in de geest. De hedendaagse mens is ‘zwanger’ van zijn betere zelf en leeft in de verwachting zijn kind van aangezicht tot aangezicht te zullen zien. Uiteraard is het geen fysiek kind dat geboren wil worden, maar een geestelijk kind dat in ons bewustzijn wil doordringen. Dat bewustzijn is echter zo materialistisch geworden dat het niks geestelijks meer kan of wil opnemen. Het innerlijke kind wordt afgewezen en ziet zich gedwongen een andere weg te zoeken om toegang te krijgen tot het menselijke bewustzijn: het duikt onder in de materie, het neemt een fysieke vorm aan. Dat gebeurt echter niet op de gewone, natuurlijke manier, maar door een reeks experimentele medische ingrepen die met behulp van puberteitsremmers, hormonenkuren en chirurgie een (reeds bestaand) lichaam ‘aanpassen’ aan het betere zelf van de mens. Het resultaat is evenwel geen betere mens, wel integendeel.

Niet alleen zien transgenders er vaak uit als een mislukt experiment, ook innerlijk zijn ze geen reclame voor de menselijke soort. Ze volstaan er niet mee zich te onderscheiden van anderen, ze stellen ook dwingende eisen en reageren gebelgd als ze niet worden ingewilligd. Ze willen dat de wereld zich aan hen aanpast en hen tot norm neemt. Ieder kind moet vrij zijn gender kunnen kiezen, alsof chemotherapie en operaties deel uitmaken van de menselijke ontwikkeling. Transgenders lijken bezield te worden door het transhumanistische ideaal: de mens zoals hij is, voldoet niet meer. Hij moet verbeterd worden, hij moet een nieuwe stap zetten in zijn evolutie. Dat gebeurt niet uit vrije wil maar onder zware collectieve druk, een druk waarmee we reeds kennis maakten tijdens de coronacrisis. De transgenderbeweging gaat nog een stap verder: er wordt als het ware jacht gemaakt op wie zich niet wil voegen naar haar eisen. De evolutionaire stap vooruit blijkt in een stap achteruit te zijn: homo wordt homini lupus

Het begon nochtans heel menselijk, heel christelijk zelfs. De transgenderbeweging ontstond uit mededogen met kinderen die het gevoel hebben in het verkeerde lichaam te zitten. In hoeverre dat gevoel een objectieve grond heeft, valt niet meteen uit te maken, maar het lijden dat eruit voortkomt is heel concreet: genderdysforie leidt niet zelden tot zelfmoord. Het zal dus je kind maar wezen dat pas gelukkig is als het van geslacht kan veranderen. Ouders van zo’n kind voelen zich ongetwijfeld opgelucht als ze merken niet alleen te zijn en ernstig te worden genomen. De zware en onomkeerbare medische ingrepen die als oplossing worden voorgesteld, doen echter vragen rijzen, vragen die alleen maar groter worden naarmate de praktijk van de geslachtsverandering genormaliseerd wordt en steeds meer kinderen onder het mes gaan. De transgenderbeweging heeft ongemerkt een grens overschreden en is in haar tegendeel gekeerd: het lenigen van bestaand leed is veranderd in het creëren van nieuw leed.

Die omkering is een oerfenomeen. Telkens weer zien we dat het streven naar een betere wereld leidt tot een slechtere wereld. Progressieve bewegingen als het antiracisme, het antifascisme, de politieke correctheid, het klimaatactivisme, BLM, metoo enzovoort gaan van start als een strijd tegen het kwaad maar worden dan zelf een vorm van kwaad. Cruciaal is dat de omkering ongemerkt gebeurt: ook wanneer de strijd al lang in zijn tegendeel is gekeerd, blijven de wereldverbeteraars ervan overtuigd voor de goede zaak te vechten. Ze kunnen niet begrijpen dat er verzet rijst tegen hun ‘goede strijd’ en zien maar één verklaring: hun tegenstanders zijn kwaadaardig. En zo verandert hun strijd voor een betere wereld in een strijd tegen slechte mensen. Die strijd krijgt een steeds wanhopiger karakter, want hoe harder de ‘goede mensen’ vechten des te talrijker worden de ‘slechte mensen’. De wereldverbeteraars moeten in toenemende mate een beroep doen op hun lagere dierlijke driften.

De tragiek is dat het juist de idealistische, naar een betere wereld strevende mensen zijn die langzaam maar zeker ‘verdierlijken’. Bestrijden kunnen we hen niet, want dan doen we hetzelfde als zij en maken alles nog erger. Maar we kunnen hen evenmin hun gang laten gaan, want ze sleuren iedereen mee, de jongeren in de eerste plaats. Het gaat snel: binnen enkele generaties kunnen ze de hele jeugd in hun greep hebben, en dan valt het tij niet meer te keren. Het zal dan moeilijk worden om menselijk te blijven, want de ‘verdierlijkte’ mens paart fysiek geweld aan intellectueel geweld. Kan hij ons manu militari niet op de knieën dwingen, dan zet hij al onze zekerheden wel op losse schroeven. Waar dat toe leidt, zien we in de hedendaagse kunst: uiterlijke dwang is hier niet meer nodig. Wie zich verzet tegen de nieuwe kunst diskwalificeert zichzelf automatisch als een cultuurbarbaar. Het leidt tot de paradox dat wie deel wil uitmaken van de beschaafde wereld verplicht is te … verdierlijken. 

Hier schuilt dan ook het grote gevaar: we worden er stap voor stap toe gebracht onze ziel te verkopen aan de duivel. Het klinkt middeleeuws, maar het is actueler dan ooit. We dreigen onze ziel kwijt te raken: onder druk van de wereldverbeteraars beginnen we steeds meer te twijfelen aan onszelf. Wie zijn wij om tegen de hedendaagse consensus in te gaan? Denken wij werkelijk het beter te weten dan de overheid, de experts, de media, kortom dan alle verstandige mensen van onze tijd? Wat een arrogantie! Op die sluipende manier worden we als individu steeds verder in het nauw gedreven. Tijdens de coronacrisis hebben we ondervonden hoe groot de sociale druk was en hoe ongenadig er werd opgetreden tegen ‘halsstarrigen’. Intussen zijn er alweer nieuwe drakenkoppen opgedoken en worden we langzaam helemaal ingesloten tot we geen andere uitweg meer zien dan de draak te geven wat hij wil: onze ziel, met inbegrip van ons ongeboren kind, ons betere zelf. 

Op dat kind heeft de draak het voorzien: hij wil het ‘verslinden’ en zijn plaats innemen. Eens hij daarin slaagt, hebben we geen eigen wil meer: we doen alleen nog wat de draak-in-ons wil. We hebben ook geen eigen bewustzijn meer: we merken er niks van dat het goede in ons vervangen is door het kwade. De draak heeft deze ‘menswording’ zorgvuldig voorbereid. Stap voor stap heeft hij ons klaar gemaakt voor de cruciale transformatie die van meet af aan zijn doel was. Dat doel lijkt hij nu te bereiken: de wereld wordt in toenemende mate overspoeld door ‘drakenmensen’ die ervan overtuigd zijn vanuit hun betere zelf te handelen. Zo begint een strijd van allen tegen allen, want iedereen ziet in de ander een draak, zowel degene die zijn ziel verkocht heeft als degene die weigert dat te doen. Dat is het akelige van de hele zaak: er is geen ontsnappen aan de draak. Vroeg of laat valt iedereen ten prooi aan de waanzin die om zich heen grijpt, tenzij hij … vrijwillig in de huid van de draak kruipt.

Met de transgenderbeweging is de ‘menswording’ van de draak wel heel dichtbij gekomen. Onze instinctieve reactie is er de ogen voor te sluiten, enerzijds omdat het schouwspel zo ontluisterend is, anderzijds omdat de draak zo gevaarlijk is. Eén verkeerd woord volstaat om zijn woede op te wekken. Zijn cancel-culture is inmiddels welbekend: met de regelmaat van een klok verschijnen in de media mensen die publiekelijk besmeurd, vernederd, gebroodroofd en sociaal uitgestoten worden omdat ze – vrijwillig of per ongeluk – tegen de draken-consensus zijn ingegaan. Iemand als Jordan Peterson heeft zijn verzet tegen de transgender-eisen bijna met zijn leven moeten bekopen. Deze afschrikwekkende voorbeelden dienen alleen maar om een zwijgcultuur in het leven te roepen die langzaam tot een tweede natuur wordt. Hoe groter de olifant-in-de-kamer wordt, des te meer negeren we hem. En dat is precies wat de draak wil: hij wil niet gezien worden. Hij wil beschouwd worden als een mens vol mededogen met de ongelukkigen. 

In de transgenderbeweging speelt hij hoog spel, want de transgenders die in de media komen, kunnen hun drakennatuur steeds moeilijker verbergen. Met name in Amerika – waar het hele verschijnsel vandaan komt – werpen ze steeds vaker hun schapenvacht af. Ze doen nauwelijks nog moeite om zich te ‘vermommen’ als het andere geslacht en verkondigen rechtstreeks het evangelie van de draak. Vaak hebben ze iets zelfgenoegzaams of zelfs triomfantelijks: ze genieten van de verwarring die ze zaaien en schudden meewarig het hoofd als iemand probeert zich tegen hen te verzetten. Ze weten zich immers gesteund door de overheid, door de media, door de wetenschap en door een steeds groter wordend deel van de bevolking. We zien hier het gezicht van de draak die zijn overwinning binnen handbereik voelt. De weinigen die het tegen hem durven opnemen, zijn ondanks hun moed geen partij voor hem, want meestal zijn het materialisten die niet geloven in het bestaan van draken en demonen.

Jordan Peterson, de pionier van het verzet tegen de transgenderdraak, baant zich moeizaam een weg naar het geloof in de (christelijke) geest. Het is een tegelijk bewonderenswaardige en tragische inspanning want je zou wensen dat zijn moed gepaard ging met een antroposofisch inzicht in de geest. Anderzijds zou je ook wensen dat het antroposofische inzicht gepaard ging met de moed waarvan mensen als Jordan Peterson getuigen. Wat hier zichtbaar wordt, is het thema van de Weihnachtstagung: de verbinding van exoterie en esoterie. Het is de enige kracht die opgewassen is tegen de-draak-die-mens-wordt en ze wordt dan ook geperverteerd door die draak. Esoterie is immers een uitgesproken vrouwelijk-kunstzinnige aangelegenheid, terwijl exoterie een mannelijk-wetenschappelijke zaak is. Juist deze twee polen van onze ziel worden door de draak met elkaar vermengd en in de materie geprojecteerd waar ze verschijnen als een karikatuur van de nieuwe mens: de transmens. 

Het grote gevaar van de transgenderbeweging ligt niet in de eerste plaats in het fysieke ‘vermengen’ van de twee geslachten. Veel gevaarlijker is de ‘gemengde’ geest die dit nieuwe lichaam komt bewonen. Deze luciferisch-ahrimaanse geest is buitengewoon besmettelijk en verspreidt zich als een virus doorheen de hele maatschappij. De transgender heeft zijn doel niet bereikt wanneer hij van geslacht veranderd is, want hij voelt zich nu misschien wel thuis in zijn lichaam maar hij voelt zich minder dan ooit thuis in de maatschappij. En dus moet die maatschappij veranderen: ze moet zich aanpassen tot de transgender zich niet meer vreemd voelt. Dat zal pas gebeuren wanneer iedereen transgender is geworden: dat is het uiteindelijke doel. De praktijk bevestigt dat: het volstaat dat er op een school één transgenderkind verschijnt of de hele school verandert. Iedereen begint zich aan te passen, kinderen en leerkrachten worden onderwezen in de nieuwe transgenderleer. Wie zich verzet wordt verdacht gemaakt, beschuldigd en aan de deur gezet.

De transgenderdraak maakt gebruik van kinderen die zich niet thuisvoelen in hun lichaam om de hele wereld te veranderen, om hem van de grond af weer op te bouwen met de ‘gemengde mens’ als uitgangspunt. De draak presenteert zich met andere woorden als Christus: zie, ik maak alles nieuw! Hij is de grote Christus-imitator en dat is de reden waarom hij zo’n enorme macht uitoefent op de hedendaagse mens in wiens ziel het onbewuste weten leeft omtrent de wederkomst van Christus. Daarom zijn er vandaag zoveel mensen geïncarneerd: ze willen allemaal Christus ontmoeten. Dat is wat hen drijft, zonder dat ze het zelf beseffen. Wordt dit onbewuste verlangen naar Christus gewekt, dan valt het niet meer tegen te houden. En dat is precies wat de draak doet: hij vermomt zich als Christus en wekt daardoor in de mens een onweerstaanbaar verlangen op. Zoals een ongeboren kind ernaar verlangt verenigd te worden met zijn ouders, zo verlangt de misleide mens ernaar verenigd te worden met Lucifer en Ahriman. 

De wederkomst van Christus valt samen met de menswording van Ahriman. Die twee grote gebeurtenissen van onze tijd vermengen zich met elkaar in de ziel van de ‘slapende’ mens. Als hij er niet in slaagt om wakker te worden en beide te onderscheiden, wordt hij het slachtoffer van zijn eigen verlangen naar Christus. Niet toevallig zijn het vooral de jongeren die zich laten meesleuren door de draak: hun onderscheidingsvermogen is nog niet ontwikkeld. Bovendien krijgt het steeds minder voedsel: van jongs af aan krijgen ze te horen dat ‘verbinding’ alles is. Ze worden niet alleen opgevoed door vrouwen, ze worden ook opgevoed met vrouwelijke idealen. Daar is op zich niks mis mee, maar het doet in hen wel de overtuiging groeien dat het mannelijke onderscheidingsvermogen uit den boze is. Meer dan wat ook maakt deze overtuiging de moderne mens tot een prooi voor het beest dat in hem geboren wil worden, voor the rough beast that slouches towards Bethlehem to be born.