Vijgen na Pasen

De wereld als een kunstwerk zien

Maand: januari, 2022

The Second Coming

  

De coronacrisis veroorzaakt scheiding. Er is de openlijke scheiding tussen de anti-vaxxers en de pro-vaxxers, maar er zijn ook minder zichtbare scheidingen, zoals kinderen die hun (groot)ouders niet meer mogen bezoeken, mensen die failliet gaan en hun levenswerk ten gronde zien gaan, jongeren die het niet meer zien zitten en zelfmoord plegen, enzovoort. Het lijstje is lang. Er is de groeiende tegenstelling tussen waarheid en leugen, tussen wetenschap en samenleving, tussen wetenschappers onderling. Maar de meest representatieve scheiding is misschien wel die tussen het virus en de maatregelen ertegen. Aanvankelijk leken die twee nog gelijk te lopen – de maatregelen hielden gelijke tred met het virus – maar inmiddels is dat laatste afgezwakt tot de ongevaarlijke omikronvariant, terwijl de maatregelen gehandhaafd blijven of zelfs versterkt worden. Het verband tussen beide is helemaal zoek. Things fall apart, the centre cannot hold, schreef W.B.Yeats honderd jaar geleden reeds. 

De menselijke beschaving valt uit elkaar. Het ontbindingsproces is al minstens een eeuw bezig en er is nog altijd geen eind aan gekomen. Dat de behandeling van de anti-vaxxers herinneringen oproept aan nazi-Duitsland, wijst erop dat de ‘scheidende krachten’ die toen aan het werk waren geenszins verdwenen zijn. Integendeel, ze lijken naar een hoogtepunt toe te werken want ze houden vandaag de hele wereld in hun greep. De vraag rijst dan ook of ze nog te stuiten zijn. Overal klinkt de roep naar verbinding, iedereen is het erover eens dat de ‘verbindende krachten’ versterkt moeten worden. Maar zal dat de scheidende krachten werkelijk tot staan brengen? Of zal het de polarisatie juist doen toenemen? We hoeven maar te kijken naar de politieke tegenstelling tussen links en rechts om het antwoord te kennen. Links staat voor verbinding, solidariteit en samenwerking, behalve … met rechts. Daar wil links niks mee te maken hebben, daar distantieert het zich radicaal van. De scheiding kan niet groter zijn.   

Verbindende krachten staan tegenover scheidende krachten, maar ze verzwakken deze niet, ze maken ze juist sterker. Scheiden en verbinden zijn tegenpolen die elkaar afstoten maar ook opwekken. Hun polariteit is de condition humaine, de erfzonde, niets ontsnapt eraan. In het verleden gold het gulden midden als ideaal. Beschaving bestond in het zoeken naar evenwicht tussen tegengestelde krachten. Maar sinds het begin van de 20ste eeuw is dit ideaal onbereikbaar geworden: de tegenpolen zijn zo sterk geworden dat ieder evenwicht van korte duur is. Het wordt telkens weer verbroken, de tegenstellingen kunnen niet meer overbrugd worden. Niet lang geleden hadden enkele idealistische jongeren het plan opgevat om samen te werken over de politieke partijgrenzen heen. Tegen zo’n ‘verbindend’ initiatief kon toch niemand bezwaren hebben? Maar dat was zonder de linkse waard gerekend. Het duurde geen week voor de jonge idealisten werden teruggefloten. Samenwerken met rechts? Daar kon geen sprake van zijn.

Zo sterk als verbindende krachten zijn, zo sterk zijn vandaag ook de scheidende krachten. Ze staan onverzoenlijk tegenover elkaar. Het gevolg van die extreme polarisatie is dat les extrêmes se touchent: de tegenpolen raken elkaar en gaan in elkaar over. We zien dat momenteel overal gebeuren. Het ‘verbindende’ links verzet zich zo hevig tegen het ‘scheidende’ rechts dat het zelf een scheidende rechtse kracht wordt. Rechts gaat daar dan weer zo sterk tegenin dat het zich … links begint te gedragen. Ook in de tegenstelling tussen anti-vaxxers en pro-vaxxers wordt die verwisselbaarheid van de tegenpolen zichtbaar. De anti-vaxxers wordt verweten zich af te scheiden, te polariseren, egoïstisch te zijn, anderen in gevaar te brengen – kortom rechts te zijn. De provaxxers – die we vooral ter linkerzijde vinden – reageren daar verontwaardigd op door de anti-vaxxers uit te sluiten, hen systematisch te emmerder, hen zelfs in kampen op te sluiten, door met andere woorden rechtser dan rechts te zijn. 

Het heeft dus geen zin meer om links of rechts te zijn, om te willen verbinden of te willen scheiden. Het komt allemaal op hetzelfde neer: polarisatie, tegenstellingen, spanningen die steeds hoger oplopen. Dat doet overmijdelijk de vraag rijzen: waar gaat dit heen, hoe gaat dit eindigen? Ook ten aanzien van de coronacrisis dringt die vraag zich op. Het virus is al lang over zijn hoogtepunt heen, de epidemie is in feite voorbij. Sommige landen hebben dat reeds erkend en heffen de maatregelen op. Maar voorlopig vormen zij nog een minderheid, want in heel wat landen gaat het de tegenovergestelde richting uit. Zo wordt in eigen land openlijk geijverd om ongevaccineerden van zowat alles uit te sluiten. In Oostenrijk is die uitsluiting reeds een feit: in het hele land worden controles gehouden om ongevaccineerden op te sporen. Met het coronavirus heeft dit al lang niets meer te maken, met het heropleven van dezelfde ‘scheidende’ krachten die honderd jaar geleden in een katastrofe uitmondden des te meer. 

Maar zover zijn we nog niet. Volgens Stany Crets is er hoop: kerstmis was een kantelmoment. De cultuursector kwam op straat en een week later had de regering haar maatregelen al teruggeschroefd. Zou er dan toch iets aan het veranderen zijn? Zou de kunst ons werkelijk kunnen redden, zoals Dostojewski beweerde? Eén ding is zeker: kunst verbindt de tegenpolen zonder een scheiding te veroorzaken, behalve dan de scheiding tussen fictie en werkelijkheid. Maar die heeft een heel ander karakter dan de scheiding tussen links en rechts of tussen anti-vaxxers en pro-vaxxers. De kloof tussen de tegenpolen is hier niet gevuld met afschuw en haat, maar met liefde en bewondering. De kunstwereld is weliswaar gescheiden van de gewone wereld, maar die scheiding wordt door beide partijen aanvaard als noodzakelijke voorwaarde voor zowel het ontstaan van kunst als het verfraaien van de samenleving. Scheiding en verbinding gaan hier op harmonische wijze samen, en dat is precies waar vandaag zo’n nood aan is. 

Maar hoe zou kunst de wereld kunnen redden? Doordat de cultuursector de overheid op andere gedachten brengt? Doordat de werkelijkheid de kunst gaat nabootsen, zoals Oscar Wilde beweerde? Dat zou mooi zijn! Wie droomt er niet van een kleuriger, harmonischer, zinvoller, kortom kunstzinniger wereld? Zelfs de antroposofie ziet de kunst als het doel van haar inspanningen. Stany Crets zou het dus wel eens bij het rechte eind kunnen hebben – tenminste in theorie. Want in abstracto klinkt het allemaal heel mooi dat kunst de wereld zal redden, dat het de goede kant op gaat met de coronacrisis en dat de kloof tussen de tegenpolen alsnog overbrugd zal worden. Maar in concreto zien de zaken er – zoals meestal – heel anders uit. De kunst die de verbindende factor zou moeten worden in een uiteenvallende, desintegrerende werkelijkheid, is zelf uiteengevallen. Ze heeft het vermogen verloren de kloof tussen de tegenpolen te overbruggen en beperkt er zich toe die kloof passief te weerspiegelen.  

De kunst van vóór 1900 had onze beschaving misschien nog op het juiste spoor kunnen helpen, wie weet. Maar in de 20ste eeuw viel zij ten prooi aan dezelfde scheidende krachten die de hele wereld – en vooral dan Europa – in twee scheurden. Het resultaat was een inferno van lelijkheid, een slagveld van verminkte kunst, een vuilnisbelt vol afval. De Mona Lisa maakte plaats voor een pispot, het Lam Gods voor een blikje stront. De tegenstelling tussen oud en nieuw was zo grotesk dat er geen enkele gemeenschappelijke noemer meer te bespeuren was. Hoeveel ronkende woorden over deze chaos ook werden uitgestort, ze konden de brokken niet meer lijmen. Ze konden de breuk alleen aan het zicht onttrekken en de illusie wekken dat er niets gebeurd was. Maar er was wel degelijk iets gebeurd: de kunst was gebroken, ze lag in stukken op de grond, niet langer in staat om zichzelf bijeen te rapen, op te staan en een inspirerende, genezende kracht te worden. 

Deze gebroken kunst kan de wereld niet redden, ze kan alleen de deerniswekkende toestand weerspiegelen waarin de wereld zich vandaag bevindt. Zij weerspiegelt niet zozeer de zichtbare werkelijkheid dan wel de onzichtbare werkelijkheid. Wat ze altijd gedaan heeft, doet ze meer dan ooit: ze maakt de geestelijke dimensie van wereld zichtbaar. Maar wat we te zien krijgen is zo ontstellend, zo huiveringwekkend dat we er niet durven naar kijken. We zijn niet in staat om onder ogen te zien hoe diep de kunst gevallen is, hoe zij gebroken is, vernederd en verminkt, hoe zij op de meest smadelijke manier gestorven is. In plaats daarvan wikkelen we haar stoffelijke resten in abstracte woorden, als een Egyptische mummie die we voor altijd willen bewaren. Maar deze doodscultus maakt alles nog erger. Dit wegkijken, dit niet-willen-zien gaat dwars in tegen het wezen van de kunst die juist gekend wil worden. Het is deze mummificatie die de kunst belet weer te verrijzen en de wereld te redden. 

Kunst kan de wereld alleen redden als wij haar bevrijden van de eindeloze reeks materialistische ideeën waarin ze gewikkeld is. Wat dan echter zichtbaar wordt, roept enorme weerstanden op, want we kijken naar het stoffelijk overschot van het enige wat ons nog kon redden: de scheppende, kunstzinnige geest. Volgens de antroposoof Eugen Kolisko is ‘Krankheit ein herausfallen aus der Welt der Kunst‘. Onze moderne beschaving is ziek omdat ze ‘uit de wereld van de kunst is gevallen’. Maar nu de kunst zelf gevallen en gebroken is, beseffen we dat er geen hoop meer is, want waar moeten we genezing vinden als de genezer zelf gestorven is? Door naar de dode kunst te kijken, kijken we als in een spiegel naar onze eigen scheppende geest die hulpeloos overgeleverd is aan de doodskrachten van het intellect. Maar juist die schok van herkenning wekt onze geest weer tot leven: we worden letterlijk en figuurlijk ‘bewogen’ door het zien van de dode kunst. 

Door dit ‘bewogen zien’, dit kijken-met-het-hart, komt onze geest weer in beweging. Hij ontworstelt zich (met veel moeite) aan de verlamming die hem gevangen houdt en probeert zich een beeld te vormen van de hele situatie. Wat is er gebeurd met de kunst? Hoe kon ze opeens zo onherkenbaar veranderen? En waarom wordt deze verandering zo hardnekkig ontkend? Mede-lijden dwingt onze geest zich in te spannen en door te dringen in het mysterie van de kunst. Op die manier verbindt ons dode, abstracte denken zich met zijn kunstzinnige tegenpool en overstijgt stap voor stap het dualisme. Met dit herlevende, warme denken beginnen we niet alleen onszelf te genezen maar ook de kunst – en door de kunst ook de wereld. We moeten dus eerst de kunst redden voor de kunst de wereld kan redden. Door deze – uit liefde geboren – samenwerking tussen twee gebroken wezens – het wezen van de kunst en het wezen van de mens – ontstaat de helende kracht die de wereld vandaag zo dringend nodig heeft. 

De samenwerking van (scheidend) verstand en (verbindend) gevoel maakt het mogelijk door te dringen tot het wezen van de kunst, het wezen dat vandaag door de dood gaat. We ontwikkelen een zintuig voor de geestelijke dimensie van de kunst en stellen vast dat die veel groter is dan haar stoffelijke verschijning. Het scheppende wezen van de kunst beperkt zich niet tot de wereld van de kunst, die is slechts het topje van de ijsberg. Sinds het begin van de 20ste eeuw rijst die ‘ijsberg’ omhoog: het wezen van de kunst overschrijdt de grenzen van de kunstwereld en manifesteert zich in toenemende mate ook daarbuiten. Deze grensoverschrijding is een sterven: de kunst verlaat haar stoffelijke lichaam – de wereld van de kunstwerken – en gaat over in de levende werkelijkheid. Daar zet ze haar scheppende arbeid verder, maar daar merken we niets van. We houden onze ogen immers gesloten voor het sterven van de kunst, we durven de waarheid niet onder ogen zien. 

Wat deze grensoverschrijdende kunst tot uitdrukking brengt, is niets anders is dan de wederkomst van Christus. Die wederkomst heeft het karakter van een sterven, van een kruisiging. Volgens Rudolf Steiner werd Christus inderdaad voor de tweede keer gekruisigd aan het eind van de 19de eeuw. Deze tweede kruisdood vond niet plaats in de fysieke maar in de etherische wereld en was een geestelijke ‘verstikking’. Als gevolg van het extreme materialisme van de 19de eeuw kon Christus niet meer ademen en verloor hij – letterlijk – het bewustzijn. Dat was echter geen passief gebeuren, maar een vrijwillig offer: Christus offerde zijn bewustzijn op, hij gaf het in handen van de mens die het nu ter beschikking heeft. Door de etherische kruisdood te sterven, plantte Christus in de mensheid het zaad van een nieuw bewustzijn, een grensoverschrijdend bewustzijn dat in staat is de fysieke en de etherische werkelijkheid als één geheel te zien en op die manier de stervende, uiteenvallende beschaving te genezen.  

Zonder diagnose geen remedie. We kunnen het nieuwe Christus-bewustzijn niet ontwikkelen zonder de machteloosheid van ons oude bewustzijn te beleven, zonder ‘verstikt’ te worden door de polarisatie die het materialisme veroorzaakt. We moeten de tweede kruisdood van Christus mee beleven, bijvoorbeeld door onder ogen te zien hoe hij zichtbaar wordt in de kunst van onze tijd. Als we de ogen sluiten voor dit verschrikkelijke sterven, voor dit schokkende scheiden dan kan onze geest niet in beweging komen, dan kan het zaad van het nieuwe bewustzijn niet ontkiemen en zich verheffen boven het oude dualisme. De scheidende krachten die vandaag overal aan het werk zijn, moeten onderscheidende krachten worden. Ze mogen niet worden tegengewerkt (dan worden ze alleen maar sterker), ze moeten worden opgenomen in ons bewustzijn. In Christo morimur. We moeten willen sterven met Christus, alleen op die manier kan zijn bewustzijn in ons verrijzen en kan er een begin worden gemaakt met het genezen van de wereld. 

De cultuursector

  

De wereld is vol van beelden, maar je moet ze natuurlijk wel herkennen. Zo werd rond kerstdag een veelzeggend beeld zichtbaar dat – zoals gewoonlijk – letterlijk geïnterpreteerd werd maar in werkelijkheid model kon staan voor de hele coronacrisis. Het ging om de cultuursector die zich door de eindejaarsmaatregelen van het Overlegcomité zwaar tekortgedaan voelde en, onder impuls van acteur Stany Crets, besloot actie te ondernemen. Dat zou eerst gebeuren op het Muntplein in Brussel, maar omdat het te moeilijk was om iedereen daar te controleren op het Covid Safe Ticket werd er uitgeweken naar de Kunstberg. Daar kwamen op tweede kerstdag zo’n 5000 ‘cultuurwerkers en sympathisanten’ samen om – gecontroleerd, gemaskerd en wel – te luisteren naar toespraken en optredens. Dat was het ene – overwegend Vlaamse – luik van het beeld. Het andere luik werd gevormd door de Brusselse en Waalse bioscopen die, ondanks de nieuwe regels, beslisten om gewoon open te blijven. Laat de politie maar komen, verklaarden ze.

Dit dubbelbeeld zegt vooreerst iets over de verhouding tussen Vlamingen en Franstaligen. De eersten zijn braaf en volgzaam, de laatsten hebben meer ballen in hun kerstboom hangen. Zo is het al sinds het ontstaan van België en zo is het nog altijd. De manifestatie op de Kunstberg volgde keurig de coronaregels: de deelnemers moesten hun QR-code tonen en een mondmasker dragen. Leeuwenvlaggen waren ongetwijfeld streng verboden en er werd ook niet in de straten betoogd zodat er geen rellen konden ontstaan. Men riep als het ware uit volle borst: kijk eens hoe braaf we zijn! Die braafheid komt ook tot uitdrukking in de vaccinatiecijfers: die liggen in Vlaanderen zeer hoog, in Wallonië een stuk lager en in Brussel zowat het laagst van heel Europa. Dat brengt de Vlamingen er echter niet toe om te eisen dat iedereen gelijk is voor de wet. O nee, het brengt er hen alleen maar toe nog harder hun best te doen om de wet te gehoorzamen in de hoop dat de wetgevers zullen zien wat een voorbeeldige burgers ze wel zijn. 

De voorbeeldigsten onder de voorbeeldigen zijn ongetwijfeld de ‘cultuurwerkers’. In de aanloop naar de manifestatie op de Kunstberg legde initiatiefnemer Stany Crets er de nadruk op dat het zeker niet ging om een protestactie tegen de coronamaatregelen. De cultuursector had die maatregelen altijd strikt nageleefd en zou dat ook blijven doen. Stany Crets toonde zich zelfs een uitgesproken voorstander van verplichte vaccinatie. Als het moest zou hij zelf de anti-vaxxers ‘op straat achterna zitten met de spuit in de aanslag’. Hij drukte de bewindsvoerders op het hart dat de door hem georganiseerde manifestatie niets maar dan ook niets te maken had met de betoging van 21 november die op rellen was uitgedraaid. Dat zou op de Kunstberg zeker niet gebeuren. En inderdaad. Die zondag stonden de ‘cultuurwerkers’ braaf te luisteren, met hun Covid Safe Ticket in de hand en hun masker voor hun gezicht. Toen een omstaander hen opriep tot solidariteit met de anti-vaxxers werd hij meteen uitgejouwd. 

Stany Crets had begin dit jaar al de kranten gehaald met zijn ontzetting over het gedrag van mensen die rondliepen zonder mondmasker, zonder afstand te houden en zonder ook maar met iemand rekening te houden. Dat had hem in shock gebracht: het was alsof al die mensen hem recht in zijn gezicht uitlachten. In hun ogen las hij geen greintje solidariteit maar louter onverschilligheid. Zijn verontwaardigde woorden lazen als een tirade avant la lettre tegen de anti-vaxxers. Ze waren de typische reactie van een angsthaas die zich kwaad maakt op al wie zijn angsten niet deelt. Nee, Stany Crets is bepaald geen held, integendeel. Hij gedraagt zich als een hond die luid blaft tegen vreemden, maar kruiperig doet tegenover zijn baas. En die baas, daar kan geen twijfel over bestaan, dat is de overheid. Hoe hard die ook optreedt, Stany Crets blijft er pal achter staan. Al deelt hij zelf in de klappen, hij blijft zijn baas onvoorwaardelijk trouw. En dat geldt voor de hele cultuursector. 

Wat we zondag op de Kunstberg in Brussel zagen, was een duidelijke stellingname: de cultuursector kiest de kant van de machthebbers. Dat kan natuurlijk geen verwondering baren, want dat heeft ze altijd gedaan. Kunstenaars hebben altijd in dienst gestaan van koningen, pausen en rijkelui. Ze moesten wel, waarvan zouden ze anders leven? Toen ze nog geen aparte klasse vormden en gewone ambachtslui waren, verdienden ze hun brood net als iedereen. Maar toen ze individuele kunstenaars werden en zich losmaakten uit het grote maatschappelijke verband, waren ze aangewezen op de goodwill van maecenassen en beschermheren. Uiteindelijk nam de staat die taak op zich en vandaag is ze de grote patroon van de cultuursector. Er zijn maar bitter weinig schrijvers, schilders of muzikanten die van hun werk kunnen leven. Zonder steun van de overheid zou er niet veel overblijven van de cultuursector, en dat weet men daar heel goed. Daarom is de sector sinds jaar en dag een trouwe vazal van haar broodheer. 

Die onderdanigheid staat natuurlijk haaks op het imago dat de hedendaagse kunstenaar zichzelf aanmeet. Hij doet zich voor als een vrijbuiter die vrank zijn eigen weg gaat, een luis in de pels van machthebbers, een rebel die moedig tegen de stroom in roeit. Hij kijkt dan ook neer op de brave burger, alsook op de kunst waar deze burger van houdt: de filmkunst. Deze pseudo-kunst wordt beschouwd als een brutale indringer, een barbaar die niet thuishoort op de Parnassus. De Europese ‘kunstfilm’ vindt nog enige genade in de ogen van de Parnassus-bewoners, maar de commerciële Hollywoodfilm – die zich richt op de grote massa en daardoor onafhankelijk kan blijven van de staat – is geheel en al sine nobilitate. Hij wordt uitgespuwd op dezelfde manier als vandaag de anti-vaxxers worden uitgespuwd. Geen van beide horen ze thuis in de ‘hogere kringen’ van de cultuurhelden, ze bestaan uit moreel inferieure deplorables zoals het extreemrechtse zootje dat een maand geleden in Brussel kwam betogen tegen de QR-code en de vaccinatiedwang. 

Stany Crets is – zoals de meeste kunstenaars – een sympathieke jongen, een beetje ruig misschien, maar met het hart op de rechte plaats. Tenminste, zo lijkt het, want de coronacrisis doet vele maskers vallen. Op tweede kerstdag toonde de cultuursector haar ware gezicht: dat van een lakei die kruipt voor de koning en stampt naar het volk. Dat stampen kwam niet alleen tot uiting in de verkettering van de betoging van 21 november – die bestond uit alle lagen van de bevolking – maar ook in het totale gebrek aan solidariteit met de bioscopen, die eveneens alle lagen van de bevolking aantrekken. Toen de Raad van State de nieuwe maatregelen ophief voor de cultuursector – maar niet voor de bioscopen – reageerde Stany Crets euforisch: dit was een onwaarschijnlijke overwinning voor de cultuur én voor de democratie, een scharniermoment in de coronacrisis! Over de ongelijke behandeling van de bioscopen, repte hij met geen woord. Die vond hij waarschijnlijk vanzelfsprekend: het kaf moet nu eenmaal van het koren worden gescheiden.

Een dag later reeds herriep de regering haar eigen maatregelen. De ommekeer voltrok zich binnen het bestek van één week. Het doet onwillekeurig denken aan het vorige protest van de cultuursector: de regering wilde besparen op cultuur (zoals ze op alles bespaarde) en dat wekte hevige verontwaardiging op de Parnassus. Ook toen duurde het niet lang voor de geplande besparingen in de cultuursector ongedaan werden gemaakt. Vandaag wordt dezelfde commedia dell’ arte opgevoerd. Het is alsof de overheid de volgzaamheid van de cultuurjongens en -meisjes wil testen door van hen een hernieuwing van hun ‘eed van trouw’ te eisen. Op de Kunstberg hebben ze die eed ook afgelegd. Niet alleen hebben ze zich – in woord en daad – duidelijke voorstanders getoond van het corona-beleid van de regering, ze hebben zich ook ondubbelzinnig gedistantieerd van de vijanden van dat beleid: de anti-vaxxers en de bioscopen. En die trouw werd beloond.

Het lag er duimendik bovenop: de cultuursector betoogde op de Kunstberg alleen voor zichzelf, ze wilde enkel haar eigen bestaan veilig stellen. Dat schaamteloos egoïstische gedrag is eigen aan kunstenaars: ze hebben er alles voor over om zich te kunnen terugtrekken op hun eigen ‘kunstberg’, want anders kunnen ze niet de kunstwerken scheppen die de ‘lagere’ wereld ten goede komen. Hun egoïsme is met andere woorden een vorm van solidariteit, een reculer pour mieux sauter: ze trekken zich terug uit de wereld om hem des te beter te kunnen bevruchten met hun werk. Het is een oerbeeld dat we ook herkennen in het joodse volk dat zich destijds losmaakte uit het grote verband der volkeren om in zichzelf het zaad te ontwikkelen waarmee het later de hele wereld zou bevruchten: Christus. Maar net als de ‘cultuurwerkers’ op de Brusselse Kunstberg verloochenden de joden hun eigen diepste kern en reden van bestaan toen ze verklaarden: wij erkennen geen andere koning dan de keizer van Rome! 

De kunstwereld erkent al lang geen andere koning meer dan de wereldlijke macht. Honderd jaar geleden verloochende ze haar eigen wezen toen ze voor een pispot koos zoals de joden voor Barabbas kozen. Met de blasfemie van Marcel Duchamp werd de hedendaagse kunst geboren die zich al vlug zou ontpoppen tot de grootste tegenstander van de schoonheid. Sindsdien heeft dit koekoeksjong alle kunstzinnigheid uit de kunstwereld verdreven en er een dictatuur van lelijkheid gevestigd. Dat werd verleden jaar zichtbaar in een ander klein maar veelzeggend beeld. Toen volksvertegenwoordiger Peter De Roover tijdens een televisie-interview opmerkte dat er in de kunst toch ook plaats moest zijn voor schoonheid reageerde de cultuursector verontwaardigd. De Roover werd prompt afgebeeld met Hitlersnor en hakenkruis. Niemand durfde het voor hem – of voor de schoonheid – opnemen, want ongehoorzaamheid wordt streng gestraft in de hedendaagse cultuurdictatuur.

Zoals de joden Christus nog altijd niet erkennen als hun Messias, zo erkent de kunstwereld nog altijd niet wat ooit haar quintessens en reden van bestaan was. Integendeel, op de Kunstberg betuigde ze opnieuw haar trouw aan de Romeinse machtsgeest die de cultuursector al een eeuw lang in zijn greep houdt en nu ook begonnen is met de bezetting van de rest van de wereld. De coronacrisis is een herhaling – maar dan op veel grotere schaal – van wat zich 100 jaar geleden in de kunstwereld afspeelde. En dat was op zijn beurt een herhaling en uitvergroting van wat 2000 jaar geleden in Palestina gebeurde toen de joden Christus inruilden voor Barabbas en alleen nog de keizer van Rome als hun koning erkenden. Alles Vergängliche ist nur ein Gleichnis. Als we de wereld opvatten als een verzameling beelden of gelijkenissen – wat hij in wezen ook is – dan zien we vandaag heel duidelijk dat de geschiedenis zich herhaalt en een metamorfose is van steeds weer dezelfde oerbeelden. 

Deze vaststelling werpt een verhelderend – zij het ook verrassend – licht op de huidige coronacrisis. Want de paradox is dat de joden door hun verloochening van Christus de redding van de mensheid bewerkstelligden. Duizenden jaren lang hadden ze in hun schoot het Christus-zaad ontwikkeld waarmee de wereld bevrucht moest worden. Toen de tijd gekomen was, moest dat zaad uitgestoten worden om zijn bevruchtende werk te kunnen doen. Hadden de joden Christus niet verloochend en in zijn plaats de Romeinse keizer uitgeroepen tot hun koning, dan zou de wereld nooit gekerstend zijn geworden. Op dezelfde manier is de kunstwereld zich in de 15de eeuw gaan afscheiden van de samenleving om in zijn schoot het zaad te kunnen vormen dat de wereld moest bevruchten: het zaad van de individuele scheppende geest. In de 20ste eeuw was de tijd gekomen om dat ‘zaad’ uit te stoten en dat gebeurde in een explosie van beelden die in het licht van de huidige coronacrisis een nieuwe betekenis krijgen. 

Wat voor het oog van de wereld gebeurde, was dat het machtige en kunstzinnige Europa opeens zijn bezinning verloor, uitbarstte in golven van fysiek geweld en vervolgens machteloos in elkaar zakte. Wat zich echter aan het oog onttrok was de uitstorting van haar ‘zaad’: de quintessens van haar scheppende vermogen. Dit zaad verbond zich met de moderne technologie en deed een nieuwe kunst ontstaan die zich over de hele wereld verspreidde: de filmkunst. Deze nieuwe kunst was – in tegenstelling tot de oude kunst – democratisch, in die zin dat ze heel toegankelijk was en alle lagen van de bevolking bereikte. Deze democratisering van de kunst veroorzaakte een heftige reactie van de Romeinse machtsgeest die prompt een nieuwe elitaire kunst in het leven riep die zichzelf ‘hedendaags’ noemde en eveneens de wereld veroverde. Sindsdien bestaat de kunst van onze tijd uit twee volkomen tegengestelde kunsten waartussen een diepe kloof gaapt: de ‘hoge’ hedendaagse kunst en de ‘lage’ filmkunst.

Na 100 jaar ‘zwangerschap’ wordt deze gespleten kunst vandaag geboren. We zien haar verschijnen in een samenleving die verdeeld is in pro-vaxxers en anti-vaxxers. Zoals de filmkunst gezien werd als een bedreiging voor de ‘hoge’ kunst en daarom nooit deel uitmaakte van de culturele wereld, zo worden anti-vaxxers vandaag gezien als een bedreiging voor de volksgezondheid en uit de samenleving gestoten. In tegenstelling tot de culturele kloof kan de sociale kloof niet genegeerd worden. Ze dwingt ons tot een keuze. Aan welke kant willen we staan: die van de uitsluiters of die van de uitgeslotenen? De scheiding der geesten die zich tijdens de afgelopen eeuw bijna onopgemerkt heeft voltrokken op de Parnassus van de kunst, is vandaag als het ware op aarde gekomen, ze heeft de begane grond bereikt en wordt nu zichtbaar in de hele wereld. Dat was de inhoud van het toneelstuk dat de cultuursector met kerstmis opvoerde op de Brusselse Kunstberg. Maar er zat bitter weinig volk in de zaal.