The Second Coming
De coronacrisis veroorzaakt scheiding. Er is de openlijke scheiding tussen de anti-vaxxers en de pro-vaxxers, maar er zijn ook minder zichtbare scheidingen, zoals kinderen die hun (groot)ouders niet meer mogen bezoeken, mensen die failliet gaan en hun levenswerk ten gronde zien gaan, jongeren die het niet meer zien zitten en zelfmoord plegen, enzovoort. Het lijstje is lang. Er is de groeiende tegenstelling tussen waarheid en leugen, tussen wetenschap en samenleving, tussen wetenschappers onderling. Maar de meest representatieve scheiding is misschien wel die tussen het virus en de maatregelen ertegen. Aanvankelijk leken die twee nog gelijk te lopen – de maatregelen hielden gelijke tred met het virus – maar inmiddels is dat laatste afgezwakt tot de ongevaarlijke omikronvariant, terwijl de maatregelen gehandhaafd blijven of zelfs versterkt worden. Het verband tussen beide is helemaal zoek. Things fall apart, the centre cannot hold, schreef W.B.Yeats honderd jaar geleden reeds.
De menselijke beschaving valt uit elkaar. Het ontbindingsproces is al minstens een eeuw bezig en er is nog altijd geen eind aan gekomen. Dat de behandeling van de anti-vaxxers herinneringen oproept aan nazi-Duitsland, wijst erop dat de ‘scheidende krachten’ die toen aan het werk waren geenszins verdwenen zijn. Integendeel, ze lijken naar een hoogtepunt toe te werken want ze houden vandaag de hele wereld in hun greep. De vraag rijst dan ook of ze nog te stuiten zijn. Overal klinkt de roep naar verbinding, iedereen is het erover eens dat de ‘verbindende krachten’ versterkt moeten worden. Maar zal dat de scheidende krachten werkelijk tot staan brengen? Of zal het de polarisatie juist doen toenemen? We hoeven maar te kijken naar de politieke tegenstelling tussen links en rechts om het antwoord te kennen. Links staat voor verbinding, solidariteit en samenwerking, behalve … met rechts. Daar wil links niks mee te maken hebben, daar distantieert het zich radicaal van. De scheiding kan niet groter zijn.
Verbindende krachten staan tegenover scheidende krachten, maar ze verzwakken deze niet, ze maken ze juist sterker. Scheiden en verbinden zijn tegenpolen die elkaar afstoten maar ook opwekken. Hun polariteit is de condition humaine, de erfzonde, niets ontsnapt eraan. In het verleden gold het gulden midden als ideaal. Beschaving bestond in het zoeken naar evenwicht tussen tegengestelde krachten. Maar sinds het begin van de 20ste eeuw is dit ideaal onbereikbaar geworden: de tegenpolen zijn zo sterk geworden dat ieder evenwicht van korte duur is. Het wordt telkens weer verbroken, de tegenstellingen kunnen niet meer overbrugd worden. Niet lang geleden hadden enkele idealistische jongeren het plan opgevat om samen te werken over de politieke partijgrenzen heen. Tegen zo’n ‘verbindend’ initiatief kon toch niemand bezwaren hebben? Maar dat was zonder de linkse waard gerekend. Het duurde geen week voor de jonge idealisten werden teruggefloten. Samenwerken met rechts? Daar kon geen sprake van zijn.
Zo sterk als verbindende krachten zijn, zo sterk zijn vandaag ook de scheidende krachten. Ze staan onverzoenlijk tegenover elkaar. Het gevolg van die extreme polarisatie is dat les extrêmes se touchent: de tegenpolen raken elkaar en gaan in elkaar over. We zien dat momenteel overal gebeuren. Het ‘verbindende’ links verzet zich zo hevig tegen het ‘scheidende’ rechts dat het zelf een scheidende rechtse kracht wordt. Rechts gaat daar dan weer zo sterk tegenin dat het zich … links begint te gedragen. Ook in de tegenstelling tussen anti-vaxxers en pro-vaxxers wordt die verwisselbaarheid van de tegenpolen zichtbaar. De anti-vaxxers wordt verweten zich af te scheiden, te polariseren, egoïstisch te zijn, anderen in gevaar te brengen – kortom rechts te zijn. De provaxxers – die we vooral ter linkerzijde vinden – reageren daar verontwaardigd op door de anti-vaxxers uit te sluiten, hen systematisch te emmerder, hen zelfs in kampen op te sluiten, door met andere woorden rechtser dan rechts te zijn.
Het heeft dus geen zin meer om links of rechts te zijn, om te willen verbinden of te willen scheiden. Het komt allemaal op hetzelfde neer: polarisatie, tegenstellingen, spanningen die steeds hoger oplopen. Dat doet overmijdelijk de vraag rijzen: waar gaat dit heen, hoe gaat dit eindigen? Ook ten aanzien van de coronacrisis dringt die vraag zich op. Het virus is al lang over zijn hoogtepunt heen, de epidemie is in feite voorbij. Sommige landen hebben dat reeds erkend en heffen de maatregelen op. Maar voorlopig vormen zij nog een minderheid, want in heel wat landen gaat het de tegenovergestelde richting uit. Zo wordt in eigen land openlijk geijverd om ongevaccineerden van zowat alles uit te sluiten. In Oostenrijk is die uitsluiting reeds een feit: in het hele land worden controles gehouden om ongevaccineerden op te sporen. Met het coronavirus heeft dit al lang niets meer te maken, met het heropleven van dezelfde ‘scheidende’ krachten die honderd jaar geleden in een katastrofe uitmondden des te meer.
Maar zover zijn we nog niet. Volgens Stany Crets is er hoop: kerstmis was een kantelmoment. De cultuursector kwam op straat en een week later had de regering haar maatregelen al teruggeschroefd. Zou er dan toch iets aan het veranderen zijn? Zou de kunst ons werkelijk kunnen redden, zoals Dostojewski beweerde? Eén ding is zeker: kunst verbindt de tegenpolen zonder een scheiding te veroorzaken, behalve dan de scheiding tussen fictie en werkelijkheid. Maar die heeft een heel ander karakter dan de scheiding tussen links en rechts of tussen anti-vaxxers en pro-vaxxers. De kloof tussen de tegenpolen is hier niet gevuld met afschuw en haat, maar met liefde en bewondering. De kunstwereld is weliswaar gescheiden van de gewone wereld, maar die scheiding wordt door beide partijen aanvaard als noodzakelijke voorwaarde voor zowel het ontstaan van kunst als het verfraaien van de samenleving. Scheiding en verbinding gaan hier op harmonische wijze samen, en dat is precies waar vandaag zo’n nood aan is.
Maar hoe zou kunst de wereld kunnen redden? Doordat de cultuursector de overheid op andere gedachten brengt? Doordat de werkelijkheid de kunst gaat nabootsen, zoals Oscar Wilde beweerde? Dat zou mooi zijn! Wie droomt er niet van een kleuriger, harmonischer, zinvoller, kortom kunstzinniger wereld? Zelfs de antroposofie ziet de kunst als het doel van haar inspanningen. Stany Crets zou het dus wel eens bij het rechte eind kunnen hebben – tenminste in theorie. Want in abstracto klinkt het allemaal heel mooi dat kunst de wereld zal redden, dat het de goede kant op gaat met de coronacrisis en dat de kloof tussen de tegenpolen alsnog overbrugd zal worden. Maar in concreto zien de zaken er – zoals meestal – heel anders uit. De kunst die de verbindende factor zou moeten worden in een uiteenvallende, desintegrerende werkelijkheid, is zelf uiteengevallen. Ze heeft het vermogen verloren de kloof tussen de tegenpolen te overbruggen en beperkt er zich toe die kloof passief te weerspiegelen.
De kunst van vóór 1900 had onze beschaving misschien nog op het juiste spoor kunnen helpen, wie weet. Maar in de 20ste eeuw viel zij ten prooi aan dezelfde scheidende krachten die de hele wereld – en vooral dan Europa – in twee scheurden. Het resultaat was een inferno van lelijkheid, een slagveld van verminkte kunst, een vuilnisbelt vol afval. De Mona Lisa maakte plaats voor een pispot, het Lam Gods voor een blikje stront. De tegenstelling tussen oud en nieuw was zo grotesk dat er geen enkele gemeenschappelijke noemer meer te bespeuren was. Hoeveel ronkende woorden over deze chaos ook werden uitgestort, ze konden de brokken niet meer lijmen. Ze konden de breuk alleen aan het zicht onttrekken en de illusie wekken dat er niets gebeurd was. Maar er was wel degelijk iets gebeurd: de kunst was gebroken, ze lag in stukken op de grond, niet langer in staat om zichzelf bijeen te rapen, op te staan en een inspirerende, genezende kracht te worden.
Deze gebroken kunst kan de wereld niet redden, ze kan alleen de deerniswekkende toestand weerspiegelen waarin de wereld zich vandaag bevindt. Zij weerspiegelt niet zozeer de zichtbare werkelijkheid dan wel de onzichtbare werkelijkheid. Wat ze altijd gedaan heeft, doet ze meer dan ooit: ze maakt de geestelijke dimensie van wereld zichtbaar. Maar wat we te zien krijgen is zo ontstellend, zo huiveringwekkend dat we er niet durven naar kijken. We zijn niet in staat om onder ogen te zien hoe diep de kunst gevallen is, hoe zij gebroken is, vernederd en verminkt, hoe zij op de meest smadelijke manier gestorven is. In plaats daarvan wikkelen we haar stoffelijke resten in abstracte woorden, als een Egyptische mummie die we voor altijd willen bewaren. Maar deze doodscultus maakt alles nog erger. Dit wegkijken, dit niet-willen-zien gaat dwars in tegen het wezen van de kunst die juist gekend wil worden. Het is deze mummificatie die de kunst belet weer te verrijzen en de wereld te redden.
Kunst kan de wereld alleen redden als wij haar bevrijden van de eindeloze reeks materialistische ideeën waarin ze gewikkeld is. Wat dan echter zichtbaar wordt, roept enorme weerstanden op, want we kijken naar het stoffelijk overschot van het enige wat ons nog kon redden: de scheppende, kunstzinnige geest. Volgens de antroposoof Eugen Kolisko is ‘Krankheit ein herausfallen aus der Welt der Kunst‘. Onze moderne beschaving is ziek omdat ze ‘uit de wereld van de kunst is gevallen’. Maar nu de kunst zelf gevallen en gebroken is, beseffen we dat er geen hoop meer is, want waar moeten we genezing vinden als de genezer zelf gestorven is? Door naar de dode kunst te kijken, kijken we als in een spiegel naar onze eigen scheppende geest die hulpeloos overgeleverd is aan de doodskrachten van het intellect. Maar juist die schok van herkenning wekt onze geest weer tot leven: we worden letterlijk en figuurlijk ‘bewogen’ door het zien van de dode kunst.
Door dit ‘bewogen zien’, dit kijken-met-het-hart, komt onze geest weer in beweging. Hij ontworstelt zich (met veel moeite) aan de verlamming die hem gevangen houdt en probeert zich een beeld te vormen van de hele situatie. Wat is er gebeurd met de kunst? Hoe kon ze opeens zo onherkenbaar veranderen? En waarom wordt deze verandering zo hardnekkig ontkend? Mede-lijden dwingt onze geest zich in te spannen en door te dringen in het mysterie van de kunst. Op die manier verbindt ons dode, abstracte denken zich met zijn kunstzinnige tegenpool en overstijgt stap voor stap het dualisme. Met dit herlevende, warme denken beginnen we niet alleen onszelf te genezen maar ook de kunst – en door de kunst ook de wereld. We moeten dus eerst de kunst redden voor de kunst de wereld kan redden. Door deze – uit liefde geboren – samenwerking tussen twee gebroken wezens – het wezen van de kunst en het wezen van de mens – ontstaat de helende kracht die de wereld vandaag zo dringend nodig heeft.
De samenwerking van (scheidend) verstand en (verbindend) gevoel maakt het mogelijk door te dringen tot het wezen van de kunst, het wezen dat vandaag door de dood gaat. We ontwikkelen een zintuig voor de geestelijke dimensie van de kunst en stellen vast dat die veel groter is dan haar stoffelijke verschijning. Het scheppende wezen van de kunst beperkt zich niet tot de wereld van de kunst, die is slechts het topje van de ijsberg. Sinds het begin van de 20ste eeuw rijst die ‘ijsberg’ omhoog: het wezen van de kunst overschrijdt de grenzen van de kunstwereld en manifesteert zich in toenemende mate ook daarbuiten. Deze grensoverschrijding is een sterven: de kunst verlaat haar stoffelijke lichaam – de wereld van de kunstwerken – en gaat over in de levende werkelijkheid. Daar zet ze haar scheppende arbeid verder, maar daar merken we niets van. We houden onze ogen immers gesloten voor het sterven van de kunst, we durven de waarheid niet onder ogen zien.
Wat deze grensoverschrijdende kunst tot uitdrukking brengt, is niets anders is dan de wederkomst van Christus. Die wederkomst heeft het karakter van een sterven, van een kruisiging. Volgens Rudolf Steiner werd Christus inderdaad voor de tweede keer gekruisigd aan het eind van de 19de eeuw. Deze tweede kruisdood vond niet plaats in de fysieke maar in de etherische wereld en was een geestelijke ‘verstikking’. Als gevolg van het extreme materialisme van de 19de eeuw kon Christus niet meer ademen en verloor hij – letterlijk – het bewustzijn. Dat was echter geen passief gebeuren, maar een vrijwillig offer: Christus offerde zijn bewustzijn op, hij gaf het in handen van de mens die het nu ter beschikking heeft. Door de etherische kruisdood te sterven, plantte Christus in de mensheid het zaad van een nieuw bewustzijn, een grensoverschrijdend bewustzijn dat in staat is de fysieke en de etherische werkelijkheid als één geheel te zien en op die manier de stervende, uiteenvallende beschaving te genezen.
Zonder diagnose geen remedie. We kunnen het nieuwe Christus-bewustzijn niet ontwikkelen zonder de machteloosheid van ons oude bewustzijn te beleven, zonder ‘verstikt’ te worden door de polarisatie die het materialisme veroorzaakt. We moeten de tweede kruisdood van Christus mee beleven, bijvoorbeeld door onder ogen te zien hoe hij zichtbaar wordt in de kunst van onze tijd. Als we de ogen sluiten voor dit verschrikkelijke sterven, voor dit schokkende scheiden dan kan onze geest niet in beweging komen, dan kan het zaad van het nieuwe bewustzijn niet ontkiemen en zich verheffen boven het oude dualisme. De scheidende krachten die vandaag overal aan het werk zijn, moeten onderscheidende krachten worden. Ze mogen niet worden tegengewerkt (dan worden ze alleen maar sterker), ze moeten worden opgenomen in ons bewustzijn. In Christo morimur. We moeten willen sterven met Christus, alleen op die manier kan zijn bewustzijn in ons verrijzen en kan er een begin worden gemaakt met het genezen van de wereld.