Vijgen na Pasen

De wereld als een kunstwerk zien

Categorie: op de schoolbanken

De moed om te spreken

In het onderwijstijdschrift Klasse las ik deze week een opiniestuk van Anneke Coessens, leraar geschiedenis en esthetica in het H.Hartcollege in Wezembeek-Oppem.
Blijkbaar groeit op iedere mesthoop wel eens een bloem.
En deze schrijft:

Ik wil graag tot u spreken. Diep verontwaardigd ben ik over enkele wansmakelijke uitspraken die onlangs in de pers verschenen over de leraar: leraren zouden niet bekwaam genoeg zijn. Leraren hebben een te laag intellectueel niveau. Een onderzoek van de Vlaamse Scholierenkoepel concludeerde in de pers dat leraren ongemotiveerd en uitgeblust zouden zijn. De Nederlandse schrijver Herman Koch schreef in de Morgen: ‘Mensen met een persoonlijkheid worden geen leraar.’

Ja natuurlijk, sommige van deze uitspraken werden achteraf gekaderd, genuanceerd en gemilderd. Maar ze waren toen al uitgesproken of gepubliceerd. Ik voel mij zeer beledigd en gekleineerd door deze uitspraken: ze treffen mij niet alleen als leraar, maar ook als mens. Heel mijn zijn wordt onderuit gehaald omdat ik als ‘uitgeblust’ en als ‘iemand zonder persoonlijkheid’ word afgeschilderd. En ik zeg u: ik pik dit niet. Ik kan dit niet pikken: ik heb te veel zelfrespect en ik ben te trots op wat ik doe. Mijn beroepseer en meer nog, wie ik zelf ben, staan hier op het spel.

Eind 18de eeuw publiceerde de filosoof Immanuel Kant zijn antwoord op de vraag: ‘Wat is Verlichting?’ Verlicht was volgens hem de mens die uit zijn onmondigheid treedt. Met andere woorden: de mens dient te spreken, dient mondig te zijn. Volgens Kant ben je zelf schuldig aan die onmondigheid. Want om te spreken heb je moed nodig! Wel, ik wil graag spreken.

( … )

Wie durft luidop zeggen, dat de overgang van inhoudsgericht onderwijs naar vaardigheidsonderwijs een mislukking is geweest? Dat het zelfstandig begeleid leren met de leraar als coach misschien een verkeerd idee was? Wie durft luidop zeggen, dat wij en onze leerlingen als proefkonijnen worden ingezet?

Het zal inderdaad geen toeval zijn, dat het toekomstige leraars soms aan inhoud ontbreekt, want zij worden voortdurend opgeleid rond het HOE, maar niet rond het WAT. En zou dat ook niet een oorzaak van het gebrek aan innerlijke motivatie bij onze leerlingen kunnen zijn?

Bovendien, en nu verwijs ik even naar iets uit mijn eigen ervaring, wat te denken van een leerplan dat bestaat uit tientallen bladzijden in een apart soort taal gesteld. Een leerplan vol onleesbare zinnen en met onbegrijpelijke en dus onuitvoerbare doelstellingen, dat de test van verstaanbaarheid niet zou doorstaan? Wat moeten we daarmee? Het zijn allemaal stroppen om onze nek, die wellicht ook onze innerlijke motivatie en liefde aanvreten. Is dit het onderwijs dat wij willen?

De moed om te spreken. De stroppen om onze nek, zoals de economisering van het onderwijs. De Pisarapporten bijvoorbeeld: sinds 2001 tekenen ze de krijtlijnen van ons onderwijs mee uit. Alleen, die berusten op zuiver economische – lees meetbare – criteria en zo wakkeren ze de concurrentie tussen de landen om het beste onderwijs aan. En o jee, het onderwijswalhalla Finland is gezakt in de ranking. Nu komt het denken over onderwijs in economische termen, doelgericht en efficiënt. Nu streven ze naar grote, gefuseerde onderwijsinstellingen met managers aan het hoofd. Liever leerlingen opleiden tot nuttige, volgzame en in slaap gewiegde burgers die kunnen worden ingezet in de samenleving. Liever dat dan hen intellectueel uit te dagen, intrinsiek en algemeen te vormen tot kritische mensen met een vrije geest. Heeft iemand van ons ooit voor het onderwijs gekozen uit economische doelstellingen? Ik denk het niet. Noem mij een bedrijf waar je als werknemer je eigen schrijfgerei en papier meebrengt of misschien zelfs je iPad of laptop. Zijn wij van nature steriele bureaucraten? Ik denk het niet. De klachtenstroom over de eeuwige administratieve strop om onze nek is niet nieuw. Wordt er echt naar ons geluisterd? Ik denk het niet.

Hoe naïef ben ik geweest te denken dat nu net het onderwijs één van de weinige onafhankelijke domeinen is in een democratische samenleving. Een domein waar niet de eenheidsworst, maar de diversiteit primeert. Wel, ik heb mij vergist. Hoe kunnen wij leraars, directie en scholen, ons werk doen, wanneer de juridisering van het onderwijs, de psychologisering van de maatschappij en de competentiegerichtheid van het onderwijs ons dat belemmeren? Erger nog: dit alles getuigt van een wantrouwen tegenover ons. En welk resultaat levert dit op? Jongeren die innerlijk minder gemotiveerd zijn en de ongelijkheid die toeneemt in plaats van afneemt. De privéscholen zijn in opmars, net als thuisonderwijs. Heb je nog langer een school nodig om te leren?

‘Geef de leraar zijn klas terug’ schrijft filosofe Joke Hermsen. ‘Laat leraars leraars blijven’ aldus Mia Doornaert. Roepende stemmen in de woestijn. Toen onze minister van onderwijs zich onlangs liet ontvallen dat niet alle doelstellingen bereikt hoeven te worden, dacht ik: ‘Schaf ze dan af, want ze staan onze vindingrijkheid in de weg, ze verwarren ons en verstikken ons mateloos’. ‘Schrijf duidelijke leerplannen van enkele bladzijden lang en geef ons onze autonomie terug. Vertrouw in ons kunnen en luister naar wat wij denken over wat goed onderwijs is vanuit de concrete praktijk en onze jarenlange ervaring. En neen, wij willen niet aan de kant staan in de klas. Wij willen als mensen van vlees en bloed centraal aanwezig zijn in de klas en tussen de leerlingen staan om hen te bezielen met de liefde voor ons vak vanuit wie wij zijn.’

Beste collega’s, ik keer even terug naar het begin. Wordt het niet eens tijd dat wij, de leraars, die zeer talrijk zijn, de moed vinden om te spreken? Wordt het geen tijd om ons te verenigen en om zelfs ongehoorzaam te zijn uit zelfrespect, uit fierheid en uit liefde voor ons beroep? Ik durf zeggen: ‘Ik wil opnieuw maatschappelijke waardering voor mijn beroep krijgen’. Ik durf zeggen: ‘Ik ben bekwaam en ik heb wel degelijk persoonlijkheid.’ En read my lips: ik ben nog lang niet uitgeblust, wel integendeel, ik zit vol vuur en passie! En ik hoop jullie met mij!

Voilà!
Goed gezegd, Anneke!
Et pour les flamands, la même chose!

20140607-060923.jpg

Klasseuh!

Aha, Klasse in de bus!
Dat betekent weer lekker griezelen.
Lezen over school en weten dat je er nooit, nooit meer naartoe moet: héérlijk!

Wat heeft het hippe maandblad voor onderwijs in Vlaanderen dit keer in de aanbieding?

Drie lezersbrieven over ICT op school.

De eerste begint als volgt: ‘Als leraar zedenleer haal ik graag de wereld binnen via de computer. Er bestaat zoveel op YouTube, nieuw- en radiowebsites, websites zoals Mobile School, WWF, Unicef …’
En dan volgt de klacht dat er niet genoeg geld is voor ICT.
Getekend, Anouk Leys.
De derde brief is één lange lofzang op ICT in het onderwijs: ‘Niets zo leuk en aanschouwelijk als werken met beamer en laptop in je klas. Voor jongeren wordt wiskunde leuker, actualiteit actueler en taal levendiger. Na dertig jaar les voor een bord kan ik me nu als leraar op een veel gevarieerdere en interessantere wijze uitleven. Met de beamer leer je gevarieerd en spelenderwijs leren. De lessen zijn ook veel interactiever.’ Enzovoort, enzovoort.
Ondertekend, Stefan Noppen.

Maar wat lees ik daartussenin, in de korte tweede brief, ondertekend met ‘naam en adres gekend bij de redactie’?

20140104-222921.jpg

‘De waarde van computers in het onderwijs wordt mijns inziens overschat, de schade onderschat. Mijn dochter oefende voor nieuw aangebrachte leerstof Nederlands online. Steeds alles juist. Toen de test op school klassikaal werd ingevoerd, behaalde ze niet eens de helft van de punten. Sindsdien zijn online oefeningen afgeschaft, en oefenen ze terug op de klassieke manier. De vooruitgang is verbluffend. In de lagere school worden klassieke methoden ten onrechte vervangen. Als ik de taalregels op een klassieke manier uitleg, wordt alles plots veel duidelijker en eenvoudiger.’

In your face, zou monnik Giel vanuit Tibet zeggen.

Dan volgen 10 bladzijden ellende van beginnende leerkrachten.
Je vraagt je af wat mensen bezielt om nog les te willen geven.

Maar wacht! Er is nog meer slecht nieuws.
Volgens een nieuwe Pisa-studie zijn de Vlaamse leerlingen er de afgelopen 9 jaar sterk op achteruitgegaan. Ze scoren beduidend slechter. Ze leveren minder topprestaties. Vlaanderen zakt weg uit de groep van de toplanden. Het behoort nu tot de subtoppers.
Het lijkt verdorie de Jupiler League wel!
Maar Pisa maakt wel duidelijk waar het in het moderne onderwijs om gaat en wat iedere leerling héél goed weet: om de punten natuurlijk!
Of wat had u gedacht?

20140104-224226.jpg

Ik vraag me af of het geen goed idee zou zijn om play offs in te voeren, een eindronde waarin de toppers nog extra punten kunnen scoren en aldus nog topperder worden.
Wie weet kan Vlaanderen in de vaart der volkeren dan weer aanpikken bij topperdetoplanden als Macao-China, Taipei-China, Hongkong-China, en – de crème de la crème, het topland der toplanden: Shanghai-China!
Misschien moeten we er gewoon korte metten mee maken en het communisme invoeren.
Liefst vóór de moslims de sharia invoeren, want dan is ’t helemaal afgelopen met PISA-rangschikkingen en OESO-gemiddelden.

De vraag dringt zich natuurlijk op waarom Vlaanderen niet meer top is, waarom ons onderwijs zo achteruitboert in vergelijking met Macao-China, Taipei-China, Hongkong-China en andere parels der beschaving.
Klasse zou geen klasse hebben als het daar geen antwoord op zocht.
Het vond dat antwoord in Parijs, het Mekka van de OESO, alwaar Vlaams topman Dirk van Damme op topniveau onderwijssystemen onderzoekt en vergelijkt.

20140104-224509.jpg

Top-Dirk ziet het somber in: ‘Ons onderwijs is niet klaar voor de 21ste eeuw.’

AAAARGHHH !!!

Ik wist dat het slecht ging met ons onderwijs (dat weet ik al van mijn eerste dag in de kleuterklas) maar zó erg?
Niet klaar voor de 21ste eeuw, dat betekent … de aansluiting verliezen met Macao-China, Taipei-China, Hongkong-China, kortom met alle Chinezen.
Het wordt dan, zoals ze in Antwerpen zeggen: mè alle chinèèze, mor ni metten dèèze.
En dat is in één woord: afgraasselak!

Wat heeft deze ramp over ons afgeroepen?
Dat vertelt ons Dirk van Damme, onze topman in het OESO-hoofdkwartier, vanachter zijn bureau en studies vol grafieken en vergelijkende analyses van de 34 OESO-landen.
Het probleem zijn … de ouders.
‘Het gezin, zegt hij, functioneert op dit moment als instelling minder goed dan het onderwijssysteem.’
Maar het zijn niet alleen de ouders, het zijn ook … de leraars.
Vlaamse leraars staan heel erg op hun individuele autonomie.
Een omzendbrief, een minister die plannen maakt, dat ervaren ze als bedreigend.
En, zegt blozende Dirk, dat strookt helemaal niet met de professionaliteit die we van een leraar in de 21ste eeuw verwachten.
We moeten meer collectief gaan denken.
Zoals de Chinezen.

Dat romantische beeld van de individuele leraar die zijn leerlingen begeestert, dat is volgens slimme Dirk ‘een ongelofelijk probleem’.
Vlaamse leraren moeten dringend aan team-teaching en differentiatie doen.
De diversiteit van de leerlingen begrijpen, analyseren en ermee omgaan, dat is wat moet gebeuren.

Er is nog een ander ernstig probleem: de instroom in het eerste jaar van de lerarenopleiding is niet goed genoeg.
Maar er is meer aan de hand.
De Vlaamse leraren zijn niet wetenschappelijk genoeg.
Dirk: ‘Ik kan wel begrijpen dat het enkele jaren duurt vooraleer wetenschappelijke kennis doorsijpelt, maar toch geen honderd jaar, zoals bij de leraren?’

20140104-224928.jpg

U merkt het, Dirk van Damme, professor onderwijskunde en hoofd van de ‘Innovation and Measuring Progress Division’ van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, u weet wel, die instelling waar ze Yves Leterme gedumpt hebben toen ze er niks meer konden mee aanvangen, wel deze OESO-Dirk vindt de Vlaamse leraar een achterlijke, bekrompen zak die nog in het begin van de 20ste eeuw leeft, zo ergens tussen de Grote Oorlog en de opkomst van Rik Coppens baa den Beirschot.
Hij drukt het wel niet zo wetenschappelijk uit, maar het komt op hetzelfde neer.
In één woord (het zijne): hallucinant!

Kijk, dat is waarom ik zo graag Klasse lees: ik word er helemaal vrolijk van!
Denk u even met mij mee:
Slechte ouders, achterlijke leraren, hallucinante opleiding, onbestaande ICT-support, 100 jaar achterstand op wetenschappelijk gebied, en toch halen de Vlaamse kindertjes nog de subtop, vlak na Macao-China, Taipei-China, Hongkong-China en Pingpong-China?
Dat kan maar één ding betekenen: Vlaamse kinderen zijn … geniaal.
Al stuurde je ze NIET naar school, ze zouden nóg de subtop halen, na jeweetwel, al die Chinezen.

Als dát geen goed nieuws is om 2014 mee te beginnen, dan weet ik het ook niet meer.

20140104-225017.jpg

Keep it simple

20131217-172446.jpg

20131217-172513.jpg

20131217-172542.jpg

20131217-172631.jpg

20131217-172650.jpg

20131217-173122.jpg

20131217-173141.jpg

Ons hoofddoel? Leraren minder bang maken.

20131205-142829.jpg

Dit is Pieter Lesaffer.
Zeg eens eerlijk, kunt u zich een idealere schoonzoon voorstellen?
De man is de vriendelijkheid zelve.
Hij straalt louter welwillendheid uit.
En positiviteit.
Je zou hem zo je dochter toevertrouwen.
En je kleindochter erbij.
Geen greintje cynisme te bespeuren in dit gezicht.
Zelfs geen ironie.
Een Jezus van de 21ste eeuw!
Dat zulke mensen nog bestaan!

En toch.

Deze man is een terrorist.
Hij is hoofdredacteur van Klasse, het tijdschrift van Big Brother.
Ja, kijkt u maar eens goed: zo ziet een BB eruit.
’t Is maar dat u ’t weet.

Klasse 240 draagt als titel: BANG VAN DE BEAMER.
Het gaat over leerkrachten die bang zijn van ICT op school.
Je houdt het niet voor mogelijk, maar ze bestaan nog altijd.
‘De helft van de leraren secundair gebruikt ICT slechts een paar keer per jaar in de les.’
Anno 2013!
Je vraagt je af wat voor een beerput dat Vlaamse onderwijs eigenlijk is.
Niet alleen zit het vol met leerkrachten die bang zijn voor vreemdelingen.
Het zit ook nog eens vol met leerkrachten die bang zijn voor computers.
Een gigantische verzameling bange blanke mannen en vrouwen.
Een bastion van angst.

Gelukkig zijn er ook onvervaarde mannen en vrouwen.
Zoals de directrice van Talentenschool Turnhout.
Saskia heeft zich voorgenomen het gebruik van ICT in de les te verdubbelen.
Haar motto is: ‘We moeten mee!’

En daarvoor maakt ze jaarlijks 30.000 euro vrij uit het schoolbudget.
Dat besteedt ze aan de aankoop van digiborden en tablets.
Ze maakt van ITC een aandachtspunt tijdens functioneringsgesprekken.
‘Ik pols bijvoorbeeld hoe collega’s omgaan met computers in de klas. Ik stel vragen om ze te laten reflecteren: welke meerwaarde zou ITC voor jou betekenen?’
De school zette haar pedagogische studiedag volledig in het teken van pedagogisch ICT-gebruik.
Er stonden workshops op het programma over serious gaming, flipping the classroom, ecconomische games, sociale media.
‘Zo haal je leraren over de streep om dingen te doen waar ze schrik van hebben.’

‘Sommige leraren hebben koudwatervrees, zegt Wesley Wouters, pedagogisch coördinator, maar we hameren erop dat ze ICT niet noodzakelijk in elke les moeten gebruiken. Sociale interactie blijft belangrijk.’

‘Ons hoofddoel? Leraren minder bang maken.’

En dat lukt.
‘Door een digitaal bad te creëren, beginnen ze automatisch te zwemmen.’
‘Leraren verzamelen ‘good practices’ en proberen andere collega’s er warm voor te krijgen. Zo proberen we digitalisering te laten insijpelen.’

Saskia: ‘We willen alle leerlingen uitdagen en prikkelen door hen met alle vormen van ITC in aanraking te laten komen. Ze zijn tenslotte tijdens de digitale revolutie geboren.’
En de directie, is die mee met de digitale revolutie?
Saskia: ‘We proberen met ons team het goede voorbeeld te geven.’

Liefst 8 bladzijden van deze Klasse zijn gewijd aan ITC op school.
8 bladzijden propaganda die voorgesteld worden als: ‘Nieuw onderzoek: ITC op school.’
Dit propaganda-onderzoek gaat uit van de ‘Monitor voor ITC-integratie in het Vlaamse onderwijs’.
Het wordt gesponsord door … hé, dat zijn ze vergeten erbij te vertellen.
Foutje van de computer waarschijnlijk.

De hele wetenschappelijke wereld is het erover eens dat ITC een school niks bijbrengt, dat het in de lagere school zelfs ronduit schadelijk is en domheid genereert, maar daar trekt Big Brother zich natuurlijk niks van aan.
Want Big Brother is één en al positiviteit.
Negativiteit, kritiek, angst en andere vormen van kleingeestigheid zijn hem volkomen vreemd.
In zijn Vlaamse onderwijs is geen plaats voor bange mannen en vrouwen.
Alleen voor mensen die MEE zijn.

Het schoolvoorbeeld is natuurlijk de vorige hoofdredacteur van Klasse, Leo Bormans, de ideale schoonvader.
Hij heeft intussen promotie gemaakt in het leger van Grote Broer.
Hij wijdt zich nu aan de verspreiding van geluk onder de bevolking.

20131205-152955.jpg

P.S.: In Vlaanderen plegen iedere dag 7 mensen zelfmoord.
Waarschijnlijk zijn dat mensen voor wie de zegeningen van ICT te laat kwamen.

Ik hou fan mein kumpjooter

20131130-173612.jpg

Voorleessoftware kan nadelige effecten hebben voor leerlingen met dyslexie.

Dat blijkt uit een recente publicatie van doctorandus Eva Staels en ontwikkelingspsycholoog Wim Van den Broeck van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) in het wetenschappelijk tijdschrift Journal of Learning Disabilities.

In het onderzoek werd bij 65 zwakke lezers uit het vierde of vijfde leerjaar in Vlaanderen nagegaan hoe ze nieuwe woorden leren. De helft van de leerlingen moest de nieuwe woorden, die verwerkt werden in een aantal eenvoudige teksten, leren met ondersteuning van voorleessoftware. De andere leerlingen kregen geen ondersteuning bij het lezen van de teksten. Een aantal dagen later bleek dat de nieuwe woorden beter geleerd werden door de leerlingen die de voorleessoftware niet hadden gebruikt.
De onderzoekers denken dat het laten horen van nieuwe woorden door middel van de software een negatief effect heeft op het onthouden van nieuwe woorden, omdat de lezer de woorden dan niet zelf actief moet decoderen. Uit ander wetenschappelijk onderzoek is al gebleken dat letter voor letter een woord verklanken cruciaal is voor het memoriseren van het letterbeeld waaruit een woord is opgebouwd.
De onderzoekers stellen nu voor om die software enkel te gebruiken nadat de leesontwikkeling bij het kind in grote mate voltooid is. Ze raden af om zwakke lezers al gebruik te laten maken van voorleessoftware in de basisschool. Het is volgens hen enorm belangrijk dat die lezers zoveel mogelijk actief bezig zijn met lezen om hun leesvaardigheden te verbeteren.

20131130-173721.jpg

De pedagogische tik

20131019-102340.jpg

Onlangs stond er in de krant een opinieartikel over ‘de pedagogische tik’.
Uit een enquête bleek dat zes op de tien ouders vinden dan zo’n tik moet kunnen.
En dat zijn vooral jonge ouders, kinderen dus van de generatie die experimenteerde met de ‘vrije opvoeding’.
Aangezien die generatie vandaag bepaalt wat er in de krant komt, werd er uiteraard tegengas gegeven en wel door een expert van het Expertisecentrum voor Opvoedingsondersteuning.
Die liet er geen twijfel over bestaan: een tik kan nooit pedagogisch zijn.
Ook van andere straffen was ze geen voorstander.
Een kind bijvoorbeeld een week lang verbieden om de computer te gebruiken, vond ze een ‘immense straf’.
Tja, met dergelijke maatstaven is de pedagogische tik natuurlijk een vorm van terrorisme.
En die moeten we uiteraard de oorlog verklaren.

Het deed me terugdenken aan een pedagogische scène waarvan ik getuige was in Brugge.
Een gezin met kleine kinderen was er aan de wandel.
Toeristen.
Eén van de kinderen verveelde zich en wilde spelen.
Het deed dat nogal baldadig door telkens naar de rand van het water te lopen, waarop de ouders luid begonnen te roepen: doe dat niet, kom hier, blijf daar weg!
Waarschijnlijk was dát het kinderspel: ouders beetje op stang jagen.

Nadat die ouders het ongehoorzame kind – vergeefs – bestookt hadden met een artillerievuur van vermanende woorden, greep de vader in.
Hij nam het kind bij beide armen vast, ging op zijn hurken zitten en keek het doordringend aan.
Waarom doe je dit?
Zie je dan niet dat je ons ongerust maakt?
Waarom doe je je moeder dit aan?
Vooruit, zeg mij: waarom kwel je ons zo?
Ik begrijp het echt niet.
Leg het mij uit.
Waarom. Doe. Je. Dit.
De ogen van de vader boorden zich tot diep in de ziel van het kind.

Ik werd er half misselijk van.
Een man van 35 gebruikte al zijn gezag en autoriteit om het kind de dwingen hem uit te leggen waarom het zich ‘sadistisch’ gedroeg.
Het was de geestelijke versie van fysiek kindermisbruik.
Hij dwong het kind (dat hooguit zeven jaar oud was) met psychologisch geweld tot een bewustzijn waar het totaal niet toe in staat was.
En het kind kon zich niet verweren.
Het zat klem.

Toen kon de moeder het niet meer aanzien.
Ze greep het kind bij een arm, trok het omhoog en koelde haar woede op zijn bips.
Nu kon het kind wél reageren.
Het krijste als een varken dat gekeeld werd.

De omstaanders keken gegeneerd weg.
Het was een staaltje van modern pedagogisch onvermogen.

Wat mij ervan bijbleef, was dat de pedagogische tikken (en het waren méér dan tikken) het mindere kwaad waren.
Wat die vader met zijn kind deed, vond ik veel erger.
Het had iets pervers.
De moeder was in haar woede en onmacht veel menselijker.

Volgens mij kunnen kinderen goed onderscheid maken tussen die twee.
Ze weten best wat woede, onmacht en frustratie zijn, en ze herkennen dat ook bij hun ouders.
Een flinke rammeling verbreekt (als ze terecht is) dan ook de band niet tussen ouder en kind.
Maar behandeld worden als iemand die je niet bent of kunt zijn, dat schept tussen ouder en kind een afstand die het kind (nog) niet aankan.
Dat maakt iets kapot in de kinderziel.

De klassieke draai om de oren of klets op de poep zijn een luciferische reactie op kinderkwaad.
Ouders reageren dan eigenlijk kinderachtig.
Ze doen hetzelfde als het kind, want kinderkwaad is ook luciferisch.
En dat is vergeeflijk kwaad.
Maar dat moderne inpraten op het kind, het aankweken van schuldgevoelens, het behandelen van het kind als was het veel ouder en beschikte het over een volwassen bewustzijn, dat is ahrimanisch.
Daartegen kan het kind zich niet verweren.
Daarin herkent het zichzelf niet.
En dat is volgens mij onvergeeflijk.

Al die ophef die gemaakt wordt over de pedagogische tik is in mijn ogen van hetzelfde gehalte als de tik zelf: luciferisch, overdreven en een uiting van onmacht.
Want veel erger dan dit kleine fysieke geweld is het grote geestelijke geweld dat vandaag op het kind wordt gepleegd en dat er vooral in bestaat dat het kind geen kind meer mag zijn.
Het mag niet meer … spelen.
Het wordt van jongsaf getraind tot een … expert.
Meestal dan nog één van het intellectuele soort.
De geest van het kind wordt zo vlug mogelijk losgemaakt van zijn lichaam.
Het mag niet spelen met water, aarde, vuur, verf, hout, metaal, enzovoort.
Het mag zijn handen niet meer gebruiken.
Het mag alleen zijn hoofd nog gebruiken.
Het moet stilzitten en luisteren naar dode leerstof.

Is het dan te verwonderen dat het kinderlichaam baldadig wordt, dat het gewelddadig wordt, dat het sluw en achterbaks wordt?
Luciferisch worden is het enige verweer dat het kind heeft tegen al dat ahrimanische geweld.
En dan zie je dat kleuters elkaar slaan en bijten en krabben.
En je ziet dat leerlingen elkaar pesten.
En je ziet dat volwassenen dat gedrag voortzetten en elkaars leven tot een hel maken.

Terwijl de echte schuldige zit te grinniken en buiten schot blijft.

Tegen ahrimanisch geweld kun je niet op.
Maar je kunt wél de luciferische kant sterker maken en hem tegelijk leren beheersen.
En dat houdt in dat je kinderen weer laat spelen.
Dat je hen buiten laat ravotten in het slijk.
Dat je hen in bomen laat klimmen (en eruit vallen).
Dat je heel dat fysieke kindzijn gaat herwaarderen.
En naarmate het kind opgroeit, moet je dat fysieke spelen transformeren tot bewust spelen met de aarde en zijn vier elementen.

Dat heet dan: kunst.

Kunst is het grote wapen tegen Ahriman en de draak.
Geef het kind een kunstzinnige opvoeding en zijn speeldrift zal niet veranderen in vernietigingsdrift.
Als je tegelijk dan ook nog de dode leerstof tot leven kunt wekken door hem transparant te maken voor de geest, zit je helemaal op de goede weg.

Kinderen die zo opgevoed worden, zullen ook goede ouders worden.
Want hun opvoeding zal kunstzinnig zijn.
Hoe kun je een kind anders opvoeden dan door kreatief te zijn?
Je moet voortdurend oplossingen bedenken, want met een kind is het altijd wat.
En als je zelf die kreativiteit niet als kind hebt mogen ontwikkelen, is het heel, heel moeilijk om dat als ouder nog te doen.
Maar zelfs dan helpt het nog, want kinderen zullen het kunstzinnige streven – en dat is altijd een probleemoplossend streven – instinctief herkennen en erop reageren.
Want ieder kind is een kleine kunstenaar.
De pedagogische kunst bestaat erin hem niet te laten sterven.
Want dan wordt het kind een kleine – en later grote – vernietiger.

20131019-102406.jpg

De jongen in het klooster

20130916-115058.jpg

In De Standaard schrijft moraalfilosoof Patrick Loobuyck dat de overheid zich niet te moeien heeft met de keuze van de 15-jarige Giel om te gaan leven in een boeddhistisch klooster in de Himalaya.
Iedereen heeft volgens hem het recht om te leven volgens de levensbeschouwing van zijn keuze en zijn kinderen in die zin op te voeden.
Maar, voegt hij eraan toe, de overheid moet er wel op toezien dat mensen in staat zijn om die keuze te maken.
Dat gebeurt enerzijds door het recht op godsdienstvrijheid te garanderen.
En anderzijds door onderwijs te verstrekken dat kinderen opvoedt tot vrije, mondige burgers.

De moeder van Giel heeft haar zoon thuisonderwijs gegeven en daarbij de klemtoon gelegd op het boeddhisme.
Dat is haar goed recht, schrijft Loobuyck, maar de controle op dat thuisonderwijs is ondermaats en laks, met als gevolg ‘de slechte en zeer gesloten vorming van duizenden jongeren’.
En daarom heeft de overheid het recht om in te grijpen.

Ik vind dat een vreemde redenering, en wel om twee redenen.

Het is algemeen bekend dat in het schoolonderwijs alles draait om de punten.
Wie voldoende punten haalt, krijgt een diploma en dat diploma opent deuren op de arbeidsmarkt.
Daar gaat het om, en iedereen weet dat, kinderen net zo goed als ouders.
Waarom is ‘looser’ hét scheldwoord van moderne jongeren?
Omdat ze van jongsaf in die win- of verliessfeer worden opgevoed.
Het is op school net als in het voetbal: er moet gescoord worden.
Al de rest zijn praatjes voor de vaak.

Het scorebord bijhouden gebeurt op school door middel van examens.
Daar worden de punten uitgedeeld, daar moet het gebeuren.
De school bereidt kinderen voor op examens.
Welnu, het thuisonderwijs doet dat ook.
Kinderen die thuis onderwezen worden, moeten examens afleggen voor de centrale examencommissie.
Dezelfde examens als op school.
Ik zie dus niet in waarom Loobuyck schrijft dat thuisonderwijs slecht gecontroleerd wordt en zo leidt tot duizenden slecht opgevoede jongeren.
Ze moeten allemaal deelnemen aan dezelfde examens, en ik heb nog nooit vernomen dat de examens voor thuisonderwijs gemakkelijker zouden zijn dan de examens op school. Anders zouden er heus wel meer mensen kiezen voor thuisonderwijs.
Maar dat is bij mijn weten niet het geval.

Weet Loobuyck meer dan ik?
Dat is mogelijk.
Maar het is ook mogelijk dat hij iets anders op het oog heeft.
En daarmee kom ik bij de tweede reden waarom ik zijn redenering vreemd vind.

De overheid moet er volgens hem voor zorgen dat kinderen opgroeien tot vrije, mondige burgers die zelf hun keuzes kunnen maken in het leven.
Sta me toe daar even om te lachen.
Een overheid die haar onderdanen wil opvoeden tot vrijheid en zelfstandigheid?
Is dat dezelfde overheid die ons overspoelt met een stortvloed van regelementen en verboden?
Is dat de overheid die referenda organiseert en vervolgens haar eigen zin doet?
De overheid die een circus maakt van de verkiezingen?
Die de winnaar van die verkiezingen gewoon aan de kant schuift?
Die de vrije ondernemingszin van haar burgers systematisch de kop indrukt?
Die haar burgers verbiedt om zichzelf te verdedigen tegen het alsmaar toenemende geweld.
Die de islam een hand boven het hoofd houdt, niet bepaald een godsdienst die de vrijheid en mondigheid bevordert?
Die haar burgers voorschrijft wat de waarheid is, en die hen het leven zuur maakt als ze aan de officiële waarheid durven te twijfelen?
Die journalisten bedreigt als ze het in hun hoofd zouden halen te schrijven wat ze denken?

Dié overheid?
Laat me niet lachen.

De overheid zoals wij die vandaag kennen, is totaal niet geïnteresseerd in de vrijheid, zelfstandigheid en mondigheid van haar burgers.
Wel integendeel.
Dat zou een professor als Patrick Loobuyck moeten weten.
Maar blijkbaar weet hij het niet.
Of wil hij het niet weten.
Want tot nader order geloof ik niet dat universiteitsprofessoren zó dom zijn.
Het moet dus iets anders zijn.

De gedachte die nu in me opkomt, is: jaloezie.
Het algemeen-menselijke: indien ik niet, dan ook jij niet!
Patrick Loobuyck schrijft regelmatig opinieartikels in de krant, en daarin laat hij zich kennen als een getrouwe adept van de politieke correctheid.
Hij schrijft braaf wat de overheid van hem verwacht.
En in ruil daarvoor wordt hij beloond met een plaats in de krant, een plaats aan de universiteit, een plaats in weldenkend Vlaanderen.
Zo gaat dat nu eenmaal.
Maar diep van binnen moet zo’n man zich toch schamen.
Ergens moet hij toch beseffen dat hij zijn intellectuele vrijheid verkocht heeft voor ‘brood’.
En dus wordt hij pijnlijk getroffen door mensen die dat niet doen.
Mensen die bijvoorbeeld hun kinderen zelf onderwijzen.
Dan denkt zo’n man: ik mag niet meer denken wat ik wil, dus jullie ook niet!

Zo stel ik mij dat voor.
Ik zie echt geen andere verklaring voor het feit dat een professor filosofie pleit voor nog meer staatscontrole in een land dat reeds zucht en kreunt onder een verstikkende staatscontrole.
En dat allemaal om te beletten dat een 15-jarige jongen boeddhist wil worden.
Alsof er elke dag jongeren vertrekken naar de Himalaya.

Nee, ik denk dat hij gewoon jaloers is op iemand die zich onttrekt aan de overheidscontrole, de overheidscontrole waar hij zelf helemaal in verstrikt zit.
Zo denk ik trouwens ook dat politieke correctheid werkt.
Mensen worden opgevoed door een overheid die het begrip ‘vrijheid’ stiekem verbindt met ‘staatscontrole’, en tegen dat ze zich daarvan bewust worden, zitten ze zodanig verstrikt in het systeem dat ze er niet meer uit raken.
Want hoe gaat dat?
Je studeert, je wordt verliefd, er komt een kind van, je trouwt, je vindt een job aan de universiteit, je koopt een huis, je schrijft al eens een artikel in de krant, het leven is mooi.
En dan begint het besef te dagen dat je in de val bent gelopen.
Je beseft dat je dat mooie leven te danken hebt aan het feit dat je precies dacht wat er (volgens de overheid) gedacht moet worden.
En als je dat mooie leven wilt behouden, dan moet je zo blíjven denken.

Uit die bewustwording wordt dan de kunst van de politieke correctheid geboren:
de kunst om jezelf (en anderen) wijs te maken dat je vrij bent.
De kunst om te doen alsof je zelf denkt, terwijl je toch denkt-zoals-het-hoort.
De kunst van het pseudo-denken, de kunst van de pseudo-vrijheid.
In die nieuwe ‘kunst’ schept de moderne intellectueel zijn bevrediging.
Want een andere bevrediging heeft hij niet.
Hij schept er genot in om zich op een kreatieve manier te onderwerpen.

Geen wonder dat deze pseudo-intellectuelen in de bres springen voor gehoofddoekte moslima’s.
Want die moslima’s doen net als zij: ze scheppen er genot in om ‘uit vrije wil’ te doen wat hen verplicht te doen.
Ze maken zichzelf wijs dat ze vrijer worden naarmate ze zich onderwerpen.
In die nieuwe ‘kunst’ vinden ze hun nieuwe identiteit.
Maar die identiteit is natuurlijk een pervertering van wie ze werkelijk zijn.
Wanneer moslima’s en politiek correcte intellectuelen geconfronteerd worden met iets of iemand die echt vrij is of probeert te zijn, ontstaat er in hen een strijd tussen hun echte identiteit – de mens als een vrije, scheppende geest – en hun valse, geperverteerde identiteit – de mens als een vrije slaaf.
De tragiek is dat die strijd zelden gewonnen wordt door de vrije geest, maar in de regel leidt tot een nog intensiever werken aan de valse identiteit.

Zo zie ik dat opinie-artikel van Patrick Loobuyck.
In de 15-jarige Giel heeft hij zichzelf herkend zoals hij had willen zijn: een jonge, idealistische kerel die vrij wilde zijn, die zich wilde losmaken uit die verstikkende, door de overheid (en de economie) gecontroleerde samenleving.
Maar hij is daar niet in geslaagd.
Hij dacht wellicht: ik hoef daarvoor niet naar de Himalaya, ik kan dat ook hiér wel.
Maar hij heeft zijn krachten overschat en is verstrikt geraakt in het oerwoud van regels en verboden dat de ‘vrije’ samenleving geworden is.
Diep van binnen leeft de idealistische jongen van weleer echter nog, en hij wordt wakker wanneer hij in de krant leest over Giel, een jongen die zich heeft kunnen onttrekken aan het staatsonderwijs en die zich nu ook wil onttrekken aan de hele verstikkende Westerse samenleving.
Maar wat kan die Loobuyck-jongen doen, gevangen als hij zit in een volwassen filosoof met vrouw en kinderen, met een eigen huis, met een mooie job aan de universiteit, met zelfs enige naambekendheid?
Uit die gevangenis kan hij niet losbreken.
En dus bekwaamt hij zich daar in de ‘nieuwe kunst’: het cultiveren en uitdragen van de ‘vrije onderworpenheid’, van de ‘verplichte vrijheid’.
Daar schept hij zijn trieste genoegen in.
Die beklagenswaardige jongen in zijn klooster.

20130916-114931.jpg

Houston, we have a problem

20130906-141854.jpg

Enkele dagen geleden verscheen in de krant een brief waarin een schoolouder vertelde van haar slechte ervaringen met de ‘kleurrijke, gemengde school’.
Het was te verwachten dat daar reactie op zou komen vanuit politiek correcte hoek.
En dat gebeurde ook.

Eerst was er de reactie van Johan Leman, de voorganger van Jozef De Witte bij het Centrum voor Gelijkheid Enzovoort.
Hij begreep niet dat Katleen – de bezorgde moeder – niet zag dat Brusselse scholen een grotere vork hanteren dan Vlaamse scholen.
Ik zag dat ook niet, maar ik was wel benieuwd naar die ‘vork’.
Na het lezen van Lemans tekst was ik niets wijzer geworden.
Ik had nog altijd geen idee wat die onderwijs-vork was.
Ik had ook geen idee wat Leman nu eigenlijk wilde zeggen.
Ik begreep alleen dat hij niet akkoord was.
Daar moest ik het mee doen.

En vandaag staat er in De Standaard een reactie van Kwinten Stevens, iemand die werkt voor ‘School in Zicht’ een project dat concentratiescholen tegengaat.
Het heeft een paar dagen geduurd, maar ze hebben eindelijk iemand gevonden die Katleen weerwerk wil bieden.
Een specialist dan nog.
Want Kwinten verdient zijn brood met het bevorderen van ‘gemengd onderwijs’.

Wat schrijft hij?

Hij is blij dat iemand het eindelijk heeft durven zeggen: het is niet allemaal rozengeur en maneschijn in concentratiescholen!
Maar wacht eens even.
Katleen stuurde haar kinderen niet naar een concentratieschool (waar alleen allochtone kinderen zitten) maar naar een gemengde school (met allochtone én autochtone kinderen).
Toch zegt Stevens dat ze getuigt van de problemen in een concentratieschool en op die manier eigenlijk een lans breekt voor ‘gemengde scholen’.
Hij keert de zaken dus gewoon om.
Een zeer populaire techniek in politiek correcte kringen.

Wat zegt hij nog?
Dat Katleen geen klachten had over de kwaliteit van het onderwijs, dat het haar alleen ging om de sociale aspecten: slechte gewoonten en ideeën die kinderen van elkaar overnemen.
Het moet gezegd, Stevens heeft lef.
Want het is opnieuw niet waar wat hij zegt.
Katleen had juist géén probleem met de invloeden van andere culturen.
Ze vond het zelfs niet erg dat haar zoontje besnijdenis heel normaal vond.
En dat hij in Allah wilde geloven om geen bom op zijn kop te krijgen of bang was in de hel terecht te komen als hij varkensvlees at, vond ze hooguit wat bedenkelijk.
Maar het was niét de reden waarom ze haar kind van de school weghaalde.
De reden was juist de … kwaliteit van het onderwijs.
Ze had weliswaar de lof gezongen over de leerkrachten (én de middelen), maar die konden niet verhelpen dat het leerproces zware vertraging opliep.
Opnieuw keert Kwinten Stevens de zaken om.
Hij liegt dus, en hij liegt grof.

Hij zegt ook dat uit wetenschappelijk onderzoek ‘in veelvoud’ is gebleken dat kansrijke kinderen op een concentratieschool evenveel leren als op een gewone school. Ouders twijfelen daar nog altijd aan, maar de wetenschap niet: ze heeft afdoend bewezen dat concentratiescholen goed onderwijs leveren.

Zou dat werkelijk zo zijn?

Ik heb daar sterk mijn twijfels over.
Iemand die twee keer liegt kan ook drie keer liegen.
Ik vraag me trouwens af waarom Kwinten Stevens werkt in een project dat concentratiescholen tegengaat, als wetenschappelijk bewezen is dat ze even goed zijn als gewone scholen.

Nee, het houdt geen steek, noch wat Johan Leman schreef, noch wat Kwinten Stevens beweert.
Ze kletsen maar wat uit hun nek.
Ze liegen zelfs.
Dat zo iets kan in een ‘kwaliteitskrant’ – benieuwd wat journalistieke ombudsman Tom Naeghels daarvan vindt – is al erg genoeg, maar als dit echt alles is wat de verlichte kringen hebben in te brengen tegen wat een bezorgde schoolmoeder signaleerde,
then Houston, we have a huge problem.

Dom, dommer, domst

20130906-084315.jpg

In Klasse, het gratis propagandatijdschrift waarmee het Ministerie van Onderwijs ons duidelijk wil maken dat alleen het allerbeste goed genoeg is voor onze kinderen, staat deze maand een enthousiast artikel over het gebruik van tablets op school.
31 secundaire scholen hebben een schooljaar lang geëxperimenteerd met tablets in de klas.
Het resultaat?
Iedereen was – wat had u gedacht? – en-thou-si-ast!
Een greep:

Swipen is het nieuwe leren (de titel).
Tablets maken de lessen boeiender en leuker.
Het onderwijs van de toekomst.
De leraren gaven de tablet een score van 7,5/10.
Ze zijn erg geschikt om gedifferentieerd les te geven of leerlingen met specifieke noden te ondersteunen.
Dankzij de tablets kan je niet alleen audiovisuele media en de actualiteit beter integreren in je lessen, ze maken ook een individueel leerproces op maat mogelijk.
De schroom die sommige leraren aanvankelijk hadden, verdween toen ze zagen hoe gretig hun leerlingen met de tablet aan de slag gingen.
Door de tablet kunnen ze beter op hun eigen tempo werken.
Zo wordt zelfs huiswerk maken prettiger.
De tablets hebben een positief effect op het welbevinden van de leerlingen, en dragen zo bij tot een krachtige leeromgeving.

Althans volgens Jorg Wintraecken, specialist pedagogische ICT van het Stedelijk Onderwijs Antwerpen.
Alle enthousiaste uitspraken hierboven werden uit zijn mond opgetekend.
Hier en daar – het beproefde recept van Klasse – wordt een kritische opmerking tussengevoegd om het geheel wat echter en authentieker te maken.
Maar die kritiek wordt natuurlijk deskundig weerlegd, zoals je van een specialist kunt verwachten.
Zo gaven één op de drie leerlingen aan dat de tablet hen niet motiveerde om beter te leren.
Natúúrlijk, reageert Jorg, de tablet is er niet voor de ‘fun’, hij is er om te leren. Hij mag geen doel op zich zijn. Het is een hulpmiddel om het leren boeiender en op maat te maken.

Klasse is een tijdschrift dat er heel erg cool uitziet: met véél foto’s, véél kadertjes, véél kleuren, véél drukte.
Leerkrachten kunnen het op die manier snel doorlezen.
De kans dat ze ook de kleine lettertjes lezen is klein.
De kans dat ze bijven stilstaan bij de reactie van Jorg Wintraecken is verwaarloosbaar.
En dat is waarschijnlijk de bedoeling.
Want wat zegt Jorg in antwoord op de kritiek, notabene van de leerlingen zelf?
Niets.
Hij heeft er niet eens naar geluisterd.
Ze was alleen aanleiding om zijn enthousiasme-kraan weer open te draaien.

Die vraag-en-antwoord zijn een pars pro toto voor het hele tijdschrift, en waarschijnlijk voor het hele Ministerie van Onderwijs.
Er wordt niet geluisterd naar leerkrachten en leerlingen.
Er wordt in hun naam gesproken.
Af en toe mag er eentje een kritische opmerking maken.
Maar die wordt meteen overspoeld met het enthousiasme van specialisten en deskundigen.
Want die zien het grote plaatje.
De leraar-in-de-klas kan dat niet.
Die heeft niet zolang geleerd.
Hij kan niet weten wat de wetenschap allemaal zegt.

Een specialist als Jorg Wintraecken weet dat wel.
Of hij zou het althans moeten weten.
Maar blijkbaar heeft hij noch Klasse ooit gehoord over het begrip ‘Digitale Dementie’.
Blijkbaar heeft hij het boek van Manfred Spitzer niet gelezen, dat nu overal in de boekhandel ligt, en dat hevig aan de alarmbel trekt.

In dat boek lezen we dat wetenschappers talloze onderzoeken hebben gedaan naar het gebruik van digitale media, met name op school, en dat ze allemaal tot dezelfde conclusie zijn gekomen:
Computers zijn slecht voor het onderwijs.
Ze brengen de leerlingen niets bij, ze leren daarentegen veel af.
Anders gezegd: leerlingen worden er alleen maar dommer van.

Uit die onderzoeken blijkt onder meer dat de manier waarop iets wordt aangeleerd bepalend is voor de manier waarop het geleerde in de hersenen wordt opgeslagen.
Wie de wereld per muisklik of vingertik ontdekt, zoals vele mediapedagogen proberen te bereiken, zal er aanzienlijk slechter – want veel langzamer – kunnen over nadenken.
Wanneer we dingen op de computer leren, worden ze in onze hersenen zwakker opgeslagen dan wanneer we er actief mee aan de slag gaan.
En het verschil is heel groot, zegt Spitzer, het ligt in de orde van grootte van ‘Einstein versus dorpsgek’.
En ik overdrijf niet, voegt hij eraan toe.

In Duitsland is een onderzoek gedaan naar computergebruik bij een kwart miljoen 15-jarige scholieren. Daaruit bleek dat een computer op school geen invloed had op de schoolprestaties.
Een vergelijkbaar onderzoek in Amerika leverde dezelfde resultaten op.
Maar blijkbaar zijn onderzoeksresultaten niet hetzelfde als ervaringen.
Op grond van de ervaringen van de geteste scholen, besloten verschillende Amerikaanse scholen de laptops te weigeren die hen gratis werden aangeboden.
Wellicht had het volgende er iets mee te maken.
In Birmingham, een stad in Alabama, besloot de gemeente 15.000 laptops aan te schaffen en uit te delen aan de scholen.
Na 19 maanden was de helft van de computers kapot en de leerkrachten waren gefrustreerd over de mankementen in de hardware, de falende software en het tekort aan technische ondersteuning.

En de leerlingen? Waren die enthousiast?
Slechts één of vijf gebruikte de laptop dagelijks.
En één op drie gebruikte hem nooit.

20130906-095828.jpg

Steeds weer wordt door voorstanders van digitale media op school beweerd dat de mislukkingen te wijten zijn aan implementatieproblemen: computers zijn fantastische hulpmiddelen bij het leren, maar tot nog toe zijn ze niet goed ingezet.
Maar, zegt Spitzer, er is inmiddels ruim genoeg tijd verstreken om alle problemen op te lossen.
Eéns moet er toch een positief resultaat te melden zijn!
Maar dat is niet zo.
Onder al die wetenschappelijke onderzoeken, is er slechts één dat positieve resultaten meldt.
Maar dat was een onderzoek onder studenten van gemiddeld 25 jaar oud.
Volwassen mensen dus, geen kinderen.
Voor schoolkinderen zijn er geen positieve resultaten.
Niet één.

En dat is maar een kleine greep uit wat de wetenschap te vertellen heeft over computergebruik bij kinderen in het algemeen, en computergebruik op school in het bijzonder.
Het komt allemaal hierop neer: niet doen!

En wat maakt ‘specialist’ Jorg Wintraecken daarvan?
Wél doen!

En wat maakt het Ministerie van Onderwijs daarvan?
Het onderwijs van de toekomst!

Voor wie er nog mocht aan twijfelen: de overheid heeft echt het beste voor met onze kinderen.

20130906-102153.jpg

De integratie van de Vlamingen

20130904-132409.jpg

Dit is Katleen Van Langendonck.
Ze is blank en autochtoon en wilde toch zo graag multicultureel zijn.
Daarom stuurde ze haar kinderen naar een ‘gekleurde’ school in de rand van Brussel.
Om, zoals ze zegt, haar kinderen ‘onder te dompelen in de multiculturele realiteit van vandaag’.

Kinderen hebben echter de neiging hun ouders te confronteren met de echte realiteit.
De multiculturele realiteit van vandaag.
Haar zoontje vindt besnijdenis nu heel normaal.
Hij voelt zich slecht omdat hij maar één taal spreekt.
Dat vindt Katleen uitstekend.
Iets minder vindt ze dat haar zoontje nu in Allah wil geloven omdat hij anders een bom op zijn kop krijgt. En dat hij haar vraagt of hij naar de hel gaat als hij varkensvlees eet.
Maar ze neemt het er graag bij, want ze vindt het geweldig dat haar kinderen zo goed ‘geïntegreerd’ zijn (haar eigen woorden).

Wat echter een domper zet op haar multiculturele enthousiasme is het feit dat haar zoontje zijn agenda niet meer laat tekenen, dat hij zijn spullen niet meer meeneemt naar school, dat hij zijn huiswerk niet meer maakt, dat hij zich kortom van zijn schoolplichten niks aantrekt.

Want niemand doet dat in zijn klas.

Het is namelijk een zeer ‘kleurrijke’ klas.
Er zitten maar een handvol kleurloze, blanke kindjes.
En die integreren zich snel in de nieuwe schoolcultuur.

Heeft Katleen haar kinderen toevallig naar een slechte school gestuurd?

‘Absoluut niet. De inzet van het schoolteam is ongelooflijk. Gratis warm eten voor wie geen eten meekrijgt van thuis. Gratis warme jassen voor wie er geen bij zich heeft. Huistaakbegeleiding, Nederlandse lessen voor de ouders, zorgjuffen, logopedisten… Allemaal fantastisch.’

Tussen haakjes, dat zijn dus de dicriminerende racisten waarover Marc Hooghe en Khadija Zamouri het onlangs hadden (zonder het evenwel met zoveel woorden te durven zeggen).
Maar ondanks de inzet van deze dubieuze mensen, hun aantal en de (blijkbaar zeer ruime) middelen waarover ze beschikken, hebben de meeste gekleurde kindjes nog altijd 40 minuten nodig om een taak op te lossen waarmee de kleurloze kindjes in 10 minuten klaar zijn.

De kinderen van Katleen mogen zich dan perfect integreren in de multiculturele maatschappij, hun integratie in de reële maatschappij lijkt een stuk problematischer te zullen verlopen.
Ze zullen, om het simpel te zeggen, niet meer meekunnen.
Ze zullen, net als hun gekleurde medeleerlingen, een niet meer in te halen achterstand hebben opgelopen als ze de school verlaten.

Katleen – wier mooie multiculturele droom een ferme deuk heeft gekregen – ziet dat in.
Dus wil ze haar kinderen van die gekleurde school halen.
Maar … in het Brusselse zijn er geen andere scholen.
Het zijn allemaal multiculturele, gemengde, kleurrijke scholen geworden.
En binnenkort zullen er ook in Vlaanderen geen andere meer zijn.

Daarom is men in sommige Vlaamse scholen begonnen om blanke en gekleurde kindjes apart te zetten. Kwestie van de blanke kindjes niet te veel achterstand te laten oplopen.
Dat is echter niet naar de zin van de Zamouri’s dezer wereld.
Zij vinden dat Vlamingen de plicht hebben om te ‘integreren’.
Veel Vlamingen vinden dat ook.
Ze noemen zichzelf de ‘goede’ Vlamingen.
De multiculturele Vlamingen.
De andere Vlamingen zijn slechte Vlamingen.
Zij vormen een gevaar voor … jawel, de toekomst van Vlaanderen en België.

Die slechte Vlamingen denken wat een ander notoir slecht mens onlangs zei.
Het was wel geen Vlaming maar een Rus.
Russen zijn, zoals bekend, vreselijk blank en kleurloos.
Luistert u eens naar Vladimir Putin die op 4 februari jongstleden het Russische parlement, de Doema, toesprak:

(Ik heb het in het Russisch laten staan)

‘In Russia live Russians. Any minority, from anywhere, if it wants to live in Russia, to work and eat in Russia, should speak Russian, and should respect the Russian laws. If they prefer Sharia law, then we advise them to go to those places where that’s the state law. Russia does not need minorities. Minorities need Russia. And we will not grant them special privileges, or try to change our laws to fit their desires, now matter how loud they yell ‘discrimination’. The Russian customs and traditions are not compatible with the lack of culture or the primitive ways of most minorities.’

Ik zei het al: een heel slechte mens, die Putin …

20130904-142138.jpg