Vijgen na Pasen

De wereld als een kunstwerk zien

Categorie: Autisme

Een huis denken

  
Terwijl wij nog altijd vergeefs naar een huis zoeken – in augustus moeten we eruit – is het huis naast ons verkocht aan een jong en sympathiek stel. We gaan de bovenverdieping bewoonbaar maken, vertelden ze, zodat we de benedenverdieping kunnen renoveren. Groot was dan ook mijn verbazing toen op een dag het hele dak afgebroken werd. Dat was trouwens niet het enige wat afgebroken werd. Er klonk aan de andere kant van de muur zo’n hels kabaal dat het hele huis er leek aan te gaan. Van gedacht veranderd? vroeg ik toen ik ze nog eens zag. De jongeman zuchtte. Hij hoefde niet meer te zeggen. Lijken in de kast! Om eerlijk te zijn: dat wens ik onze huiseigenaar ook toe als hij óns huis begint te renoveren. Om helemáál eerlijk te zijn: ik hoop dat het huis gewoon instort. Of dat het hem in ieder geval veel meer kost dan verwacht, zóveel als hij ons in de afgelopen 21 jaar onthouden heeft. 

Een voorbeeld. Toen de dakgoot naar beneden kwam, liet hij ze een half jaar op het trottoir liggen, in de hoop dat ik de klus wel zou klaren. Wel, ik heb die dakgoot daar láten liggen, in de hoop dat de politie op een dag zou aanbellen. Dat is helaas niet gebeurd. Uiteindelijk liet hij de zaak herstellen, maar dan wel op zo’n manier dat het water enkele jaren later langs de voorgevel naar beneden gutste als het regende. Dat doet het trouwens nog altijd, meer dan ooit zelfs. En dat is het enige wat hij in 21 jaar heeft laten herstellen. O ja, hij heeft ook nog eens een nieuwe boiler laten installeren nadat we gedreigd hadden naar de politie te stappen omdat niemand de oude wilde herstellen wegens te gevaarlijk. De volgende winter vroor het ding kapot en sindsdien zitten we zonder warm water. Aandringen heeft geen zin. ‘Als je wilt dat ik er iets aan doe, moet je maar naar de rechter stappen,’ is zijn reactie. 

Dat soort huisbaas is het dus en daarom wens ik hem toe dat hij flink zijn broek scheurt aan de renovatie van ‘ons’ huis. Als God onmiddellijk straft, dan is dit het moment om te laten zien dat er nog enige gerechtigheid bestaat. Tenzij ik natuurlijk die huisjesmelker in een vorig leven de duivel heb aangedaan. In dat geval hoop ik dat we eindelijk quitte staan en dat ik niet nog een derde keer zo’n straf moet uitzitten. Want in Melle – waar we 15 jaar gewoond hebben – was het nóg erger. Daar stroomde het water regelmatig van de trappen naar beneden. Nee, huisbazen – ik zeg niet dat men ze allemaal moet opknopen, maar een paar zou toch beslist geen kwaad kunnen. In ieder geval, als we dit keer een huis vinden dat de naam ‘huis’ verdient, dan is alles vergeten en vergeven. Ik ben te oud geworden om nog energie te verspillen aan wraakzucht. 

Maar dat wilde ik eigenlijk niet zeggen – ik werd gewoon overvallen door de bodemloze emoties die voor mij verbonden zijn met het begrip ‘huis’. Wat ik wél wilde zeggen is dat ik met bewondering sta te kijken naar die dakwerkers. En het zijn echte werkers, u weet wel, van die mannen met hun broek halverwege hun billen. Het lijkt me niet dat ze een blog bijhouden of op een andere manier veel tijd besteden aan nadenken. Maar … ze denken op een andere manier. Want om zo’n dak te kunnen bouwen, moet je echt wel kunnen denken (en bouwen op wat anderen vóór je gedacht hebben). Ik zou niet eens weten hoe ik eraan moest beginnen. Alleen al de idee zou voor mij ondenkbaar zijn. De uitvoering … ik mag er niet aan denken. Misschien is dat wel de reden waarom ik geen huis vind die naam waardig: ik kan het niet denken, ik kan me geen huis denken. God mag weten waarom. 

 

Het is Wereld-Autisme-Dag, jochei!

  

Zo dichtbij en toch zo veraf.

Politieke correctheid en autisme (3)

De grootste doodzonde die men in onze tijd kan begaan, is zeggen dat racisme relatief is.
Op geen enkele manier mag racisme gerelativeerd, genuanceerd of geminimaliseerd worden.
Racisme is het absolute kwaad: hier past alleen heilige verontwaardiging.
Als we echter alle opgefokte emoties aan de kant schuiven en nuchter gaan nadenken over deze verontwaardiging dan blijkt daarachter niets anders dan … racisme schuil te gaan: het ‘racisme’ van het hoofd tegenover het lichaam.
Het moderne antiracisme is met andere woorden een afleidingsmanoeuvre.
Het is een dief die luidkeels roept: ‘houd de dief!’

Dit zichzelf als antiracisme vermommende ‘racisme’ verdeelt de wereld in twee.
Het verdeelt de politieke wereld in links en rechts.
Het verdeelt de economische wereld in noord en zuid.
Het verdeelt de religieuze wereld in seculier en islamitisch.
Het verdeelt de artistieke wereld in hedendaags en klassiek.
Het verdeelt de fysieke wereld in man en vrouw.
Achter al deze tweedelingen verbergt zich de diep gewortelde afkeer van het hoofd voor het lichaam.
Het is dit ‘hoofd’ dat dwars door de werkelijkheid de scherpe grens trekt die de oorzaak is van alle ellende in de wereld.
Maar die grens is ook de oorzaak van de bewustwording van de mens.
En die bewustwording is een uitdrukking van het streven naar vrijheid.
Het gaat dus niet op dit intellectuele ‘racisme’ te veroordelen.
Wat echter wél veroordeeld moet worden, is de weigering van dit racisme om zichzelf onder ogen te zien.
Wat niet getolereerd mag worden, zijn de eindeloze racismebeschuldigingen waarmee dit geestelijke racisme zichzelf op de fysieke wereld projecteert en daarin een ‘absoluut kwaad’ aan het werk ziet.

Dat ‘absolute kwaad’ zit niet in het fysieke racisme, dat grotendeels overwonnen is maar nu weer aangewakkerd wordt door die eindeloze beschuldigingen.
Het zit ook niet in het intellectuele racisme, want dat is een noodzakelijk kwaad om de bewustwording en de vrijheid van de mens te bewerkstelligen.
Het kwaad zit in het feit dat het intellect er niet toe komt zich van zichzelf bewust te worden.
Het heeft zich ontwikkeld door zich bewust te worden van het ‘lichaam’, door afstand te nemen van dat lichaam.
Die afstand is vandaag echter zo groot geworden dat hoofd en lichaam dreigen gescheiden te worden.
In een soort overlevingsreflex wil het lichaam de verbinding herstellen, maar daar het verzet het hoofd zich uit alle macht tegen en doet beide in een uitzichtloze en zelfvernietigende strijd terechtkomen.
Die strijd kan maar ophouden wanneer het hoofd zich bewust wordt van zichzelf, dat wil zeggen wanneer de mens een ‘nieuw’ bewustzijn ontwikkelt, een bewustzijn van hoofd én lichaam, van hun eenheid én gescheidenheid.

Het toenemende aantal autisten dwingt de hedendaagse mens als het ware tot dat ‘hogere’ bewustzijn, want autisme is een stoornis die veroorzaakt wordt door een al te grote afstand tussen hoofd en lichaam, een afstand die geschapen wordt door de intense afkeer van dat hoofd voor het lichaam.
Die afkeer is bij (zware) autisten zo groot dat ze hun eigen lichaam (innerlijk) niet meer waarnemen.
Het bestaat voor hen eenvoudig niet, evenmin als de kachel bestaat voor een blinde.
Ze stoten zich wel aan dat lichaam, maar ze ervaren het niet als iets van henzelf.
Hun ontkenning gaat soms zelfs zover dat ze de pijn van dat lichaam niet meer voelen.
Ze trekken zich helemaal terug in een lichaamsvrije wereld.

Autisme wordt door velen beschouwd als een reactie op een zeer vroege traumatische beleving.
De autist werd als kind veel te vroeg bewust van de fysieke, materiële wereld.
Hij werd als het ware losgerukt uit zijn droomwereld, waaruit hij in normale omstandigheden slechts heel geleidelijk zou ontwaken.
Zijn nog ‘hemelse’ bewustzijn werd bruusk geconfronteerd met de ‘aardse’ materie en hield daaraan een levenslange allergie over.
De autist slaagt er niet in de (vroege) kloof tussen geest en materie te overbruggen en dus maakt hij die kloof zo groot dat ze uit zijn bewustzijn verdwijnt.
Eigenlijk wil hij helemaal geest worden, maar doordat hij gebonden blijft aan een lichaam sluit hij zichzelf op in zijn hoofd, in een abstracte geestelijke schijnwereld.
In die schijnwereld is hij echter helemaal alleen, als een astronaut die het contact met de aarde verloren is en hulpeloos rondzweeft in de eindeloze, donkere ruimte.

De autist is dus de gevangene van zijn eigen intense afkeer van de materiële wereld, een afkeer die een gevolg is van een vroegtijdige bewustwording.
Rudolf Steiner heeft ooit gezegd dat de mens leeft in beelden van de materiële werkelijkheid, niet in die materiële werkelijkheid zelf.
In die werkelijkheid ‘slaapt’ zijn bewustzijn en als het daarin wakker werd, zou dat een afgrijselijke pijn veroorzaken.
Voor de veel te wakkere autist is het leven één lange pijn-ervaring.
Iedere zintuiglijke prikkel treft hem als een zweepslag, en hij reageert daarop door zich zoveel mogelijk te onttrekken aan de buitenwereld.
Pijn is altijd bewustzijn op een gebied waar we geen bewustzijn horen te hebben.
De pijn van de autist wordt veroorzaakt door een voortijdig ontwikkeld bewustzijn, een bewustzijn zoals de mens dat maar in de verre toekomst zal kunnen verdragen.

Autisme treedt op als de bewustzijnsontwikkeling van de mens ahrimanisch versneld wordt.
De hele integratieproblematiek is daar een uitdrukking van.
De enorme toevloed (en invloed) van moslims in het Westen is een poging van de ‘wereldgeest’ om de moderne bewustzijnsontwikkeling weer in evenwicht te brengen door tegenover de versnelling van de ahrimanische wetenschap de luciferische vertraging van de islam te plaatsen.
Het is trouwens niet de eerste keer dat zo’n ‘correctie’ plaatsvindt.
De al te snelle bewustzijnsontwikkeling in het Irak van de 7de eeuw (de academie van Gondishapur) werd gecounterd door het ontstaan van de islam.
Die islam ging – en gaat ook vandaag weer – brutaal en gewelddadig tewerk, maar dat paardemiddel was nodig om de nog veel grotere ramp te vermijden die een te snelle bewustzijnsontwikkeling tot gevolg zou hebben gehad.
Zonder het optreden van Mohammed zou de mensheid 1300 jaar geleden autistisch zijn geworden.
Haar ontwikkeling zou tot stilstand zijn gekomen.

Vandaag herhaalt de geschiedenis zich.

Opnieuw dreigt het menselijke bewustzijn zich te vergalopperen, en opnieuw treedt de islam op als remmende factor.
Het grootste gevaar komt dus niet van de (luciferische) islam maar van het (ahrimanische) Westen.
Dat kunnen we aflezen aan de manier waarop het Westen reageert op de islam.
Tegenover de islamitische ‘vertraging’ plaatst het namelijk een ‘versnelling’.
De idealen die de politieke correctheid in stelling brengt zijn niet verkeerd, wel integendeel, ze dragen de toekomst in zich.
Maar ze willen (net als in het communisme) veel te snel gerealiseerd worden, en daardoor veranderen ze van een goed in een kwaad.
Ze worden voortijdig wakker gemaakt en overrompelen het bewustzijn dat zich niet normaal meer kan ontwikkelen en autistisch wordt.

Dit autisme is overigens geen gevolg van de ‘moslim-invasie’, het bestond voordien al en wordt nu alleen maar zichtbaar.
De moslims confronteren het Westen met zijn ‘geblokkeerde’ bewustzijn.
Met een normaal werkend bewustzijn zou het Westen geen probleem hebben met de islam.
Het zou duidelijke grenzen trekken en korte metten maken met pesterijen als de hoofddoek, halal-voedsel en homo-bashen.
Maar het is als verlamd door de (onbewuste) confrontatie met zijn spiegelbeeld.
Want ook de moslimwereld is een autistische wereld, zij het in omgekeerde zin, door (luciferische) vertraging in plaats van (ahrimanische) versnelling.
Zien we in het Westen vooral het overgeleverd zijn van de autist aan zintuiglijke indrukken, dan zien we in de moslimwereld vooral de reactie daarop: het zich opsluiten in een abstracte schijnwereld.
Beide elementen maken deel uit van het autisme: de oorzaak (voortijdig bewustzijn van de buitenwereld) is ahrimanisch, de reactie (zich afsluiten voor die buitenwereld) is luciferisch.
Of omgekeerd, want het is natuurlijk de vraag wat die voortijdige botsing tussen de autist en de materiële wereld veroorzaakte: het ahrimanische karakter van de materiële wereld of zijn eigen luciferische karakter.

Toen Bart De Wever zei dat racisme relatief was – en dus bij beide partijen voorkwam – raakte hij aan de spiegelrelatie tussen de Westen en de islam.
Daardoor ontketende hij de politiek-correcte furie, want noch Ahriman noch Lucifer willen tot zelfkennis komen, dat wil zeggen tot bewustwording van hun beider autisme.
Door de zondeval zijn ze in lege ruimte getuimeld, als een astronaut die het contact met het moederschip is kwijtgeraakt, en ze klampen zich vast aan de mens, hun enige houvast in de duisternis.
Allebei hebben ze zich zo diep genesteld in de ziel van de mens dat ze ‘onzichtbaar’ zijn geworden.
Door de clash of civilizations tussen het Westen en de islam proberen ze nog dieper in de mens door te dringen en hem voorgoed in hun greep te krijgen.
Maar tegelijk is door die tegenstelling een situatie ontstaan waarin de mens zich bewust dreigt te worden van hun aanwezigheid en werking.
Iedere aanzet tot die bewustwording doet wilde paniek in hen ontstaan en ze slaan – bij wijze van spreken – hun klauwen diep in de ziel van de mens.

Geen van beiden willen dat de mens zich bewust wordt van de relatie tussen materie en geest, die de grondslag vormt van het autisme.
Ze willen het Westen binden aan de materie en de islam aan de (abstracte) geest, en op die manier de (autistische) kloof intact houden.
Niets vrezen ze meer dan de bewustwording van de relatie tussen beide tegenpolen.
Niets vrezen ze meer dan de bewustwording van het autisme.
Daarom probeert Ahriman het autisme te herleiden tot een louter fysieke, genetische of neurologische afwijking.
Lucifer steekt hem een handje toe door autisme een ‘andere’ en in wezen gelijkwaardige vorm van bewustzijn te noemen.
Alles is goed om de aandacht af te leiden van het ‘racisme’ dat vandaag in ieder mens leeft: de intense (en in toenemende mate wederzijdse) afkeer van het hoofd voor het lichaam.

Politieke correctheid en autisme (1)

Vroeger – ik spreek nu over 50 jaar en meer geleden – zag je voor het raam van heel wat cafés een bordje staan met de woorden ‘interdit aux Nord-Africains’.
Dat had niks te maken met racisme maar alles met realisme.
Als er Noord-Afrikanen in de zaak waren, was de kans namelijk reëel dat er ruzie van kwam en dat de inboedel aan diggelen werd geslagen.
In steden als Antwerpen kwam de hele wereld over de vloer, dus daar hadden ze in de cafés echt wel ervaring met het multiculturele samenzijn.
Maar om de een of andere reden wilde dat samenzijn niet lukken als er Noord-Afrikanen bij waren.
Dat was trouwens niet alleen in Antwerpen zo, dat was in heel Europa zo.
Overal wisten de café-houders: met Noord-Afrikanen heb je altijd problemen.
En dat is nog niet veranderd.

Waarom juist Noord-Afrikanen?
Volgens henzelf (en de politiek-correcte intelligentsia) worden ze overal als zondebokken behandeld en onthaald op discriminatie en agressie.
Ze zijn als het ware de ‘nieuwe joden’ van Europa.
Iedereen met een beetje gezond verstand weet natuurlijk dat dit de wereld op zijn kop is.
Noord-Afrikanen zijn helemaal niet de kneusjes die overal gepest worden waar ze komen.
Ze zijn juist de pestkoppen.
Met name de Marokkanen hebben op dat vlak een bijzonder slechte reputatie.
Het was Mister Politiek-Correct himself, Yves Desmet, die destijds het begrip ‘kutmarokkaantjes’ introduceerde.
De ‘berbers’ gedroegen zich zo onuitstaanbaar dat het zelfs hem teveel werd.
De uitdrukking sloeg meteen aan.
Eindelijk eens iemand die de waarheid durfde te zeggen!

Hoelang is dat inmiddels geleden? Tien, twintig jaar?
Sindsdien is er heel wat veranderd.
Vandaag durft Yves Desmet, ondanks zijn smetteloze politiek-correcte reputatie, de term ‘kutmarokkaantjes’ niet meer in de mond nemen.
Integendeel, hij huilt vol overtuiging mee met de wolven in het bos die het vel van Bart De Wever willen.
Want die onverlaat heeft het gewaagd te zeggen dat er problemen zijn met Berbers, dat ze ‘een zeer gesloten gemeenschap’ vormen.
Dat komt niet eens in de buurt van ‘kutmarokkanen’ maar het was genoeg om een storm van verontwaardiging te doen losbarsten.
Abou Jahjah eiste meteen het ontslag van De Wever en Abderrahim Lahlali (die ervaring heeft met het verdedigen van terroristen) bracht de zaak voor het gerecht.
Het regende verontwaardigde artikels en commentaren in de media en toen iemand in het Vlaams Parlement van leer trok tegen De Wever kreeg hij applaus op alle banken.
Iedereen was het er roerend over eens: dit keer was De Wever te ver gegaan.

Ik volg nu al jaren de ononderbroken hetze tegen Bart De Wever en hoewel ze mijn weerzin blijft oproepen – hoe beschamend is het niet om met z’n allen op één man in te beuken – ben ik eraan gewend geraakt.
Dit keer sloeg de schrik me echter om het hart.
Met verbijstering keek ik naar die collectieve hysterie.
Wat scheelt er in godsnaam met de Vlaamse intellectuelen dat ze zo woedend reageren als iemand die de waarheid vertelt?
Want laten we wel wezen, wat Bart De Wever zei over de Berbers, was de waarheid en dat is dan nog zacht uitgedrukt.
De harde waarheid had heel anders geklonken.
Om een idee te geven: te midden van alle heisa was Farid le Fou weer in het nieuws, de meest beruchte Noord-Afrikaan van ons land, de schrik van alle gevangenissen.
Omdat men geen blijf met hem weet, heeft men hem gewoon … vrijgelaten, hoewel hij nog meer dan 10 jaar cel moet uitzitten voor moord, geweld, ontvoering en verkrachting.
Men heeft hem zelfs een schadevergoeding van 11.000 euro gegeven.
Omdat dit wat al te gortig werd, heeft men besloten hem toch weer op te sluiten, maar nu durft men hem niet oppakken omdat hij zo gewelddadig is.
Het is bijna een metafoor van hoe men in dit land met Marokkanen omgaat.

There is something rotten in the state of Belgium.
Zoveel is duidelijk.
Als de intellectuele klasse de waarheid niet meer verdedigt maar aanvalt, dan is er iets ernstigs aan de hand.
Maar wat?
Wat scheelt er toch met onze intellectuelen?

Ik kwam het antwoord op het spoor toen ik nadacht over het opinieartikel waarin Yves Desmet waarschuwt voor de stigmatisering van depressieve mensen.
Hij ging lang niet zo hysterisch tekeer als zijn collega’s in het geval De Wever, maar in de grond deed hij net hetzelfde: hij verwisselde daders en slachtoffers, hij keerde de waarheid gewoon om.
Er was nog maar net sprake van depressie (en antidepressiva) als oorzaak van de vliegtuigcrash of Yves Desmet ging al in de tegenaanval, alsof de slachtoffers op het punt stonden wraak te nemen op alle depressieve mensen.
Hetzelfde gebeurde na de aanslag op Charlie Hebdo.
De slachtoffers waren nog niet begraven of in de kranten verschenen alweer artikels die waarschuwden voor de stigmatisering van moslims.
Selahattin Kocak bestond het zelfs om een klaagzang aan te heffen over hoe bedreigd moslims zich wel voelen in Europa.
Het getuigde van een aan autisme grenzend gebrek aan inlevingsvermogen.
Je vraagt geen begrip voor de moordenaar op de begrafenis van zijn slachtoffers.

Toen ik deze drie gevallen op een rijtje zette, begreep ik opeens wat ze gemeen hadden: autisme.
Politieke correctheid is een vorm van autisme.
De moslimmentaliteit is een vorm van autisme.
Het moderne denken is simpelweg autistisch.
Hedendaagse intellectuelen (Westerse of islamitische) gedragen zich als autisten.
En wat erger is: ze beseffen het niet.
Ze projecteren hun autisme op de buitenwereld, zoals Jan Blommaert.
Ze beweren dat wie de waarheid spreekt de wereld op zijn kop zet.
Eigenlijk hebben deze intellectuele autisten een zeer helder beeld van zichzelf.
Ze durven er alleen niet naar kijken: ze projecteren het dwangmatig op anderen.
Daarin verschillen ze van echte autisten, want die wéten tenminste dat ze ziek zijn.
Voor zover ze het contact met de buitenwereld nog niet helemaal verloren hebben …

Luisteren we nog even naar Jan Blommaert over Bart De Wever.

‘Hij lijkt zich vaak op lichtjaren afstand te bewegen van wat men “de realiteit” noemt.
Hij produceert aan de lopende band verzinsels, kwakkels, leugens en stereotypen over allerhande thema’s – doorgaans over wie “goed” en “slecht” is – terwijl hij die nonsens als grote wijsheden beweert te slijten.
Wie afwijkende visies en standpunten hanteert wordt snel als ongeïnformeerd, eenzijdig en bevooroordeeld, een slecht hoorder of een al te letterlijk citeerder afgeschilderd.
De wereld die zich tegenover zijn verzinsels, kwakkels, leugens en stereotypen onvouwt is er één van … verzinsels, kwakkels, leugens en stereotypen, zo beweert hij nogal vaak en graag.
Domheden worden dus gemotiveerd vanuit een standpunt waarbij kritiek erop als domheid wordt voorgesteld.
Sta me toe dat ik dat als ‘idioot’ bestempel.’

Het is een treffende beschrijving van de politiek-correcte intellectueel.
Maar die intellectueel is niet dom of idioot, zoals Blommaert meent, hij is autistisch.
Hij zit zodanig opgesloten in zijn hoofd dat hij het contact met de werkelijkheid is kwijtgeraakt.
Zoals bekend heeft de (zware) autist geen contact meer met zijn lichaam, althans niet innerlijk.
Een normaal mens heeft dat wel: hij weet bijvoorbeeld precies waar zijn neus staat, ook al ziet hem niet.
Hij neemt die neus, en zijn hele lichaam, van binnenuit waar.
De autist doet dat niet.
Hij heeft geen innerlijke waarneming van zijn lichaam.
Hij ziet het wel van buitenaf maar hij herkent het niet als het zijne.
Hij voelt er geen enkele band mee, het is gewoon een ding onder de dingen.
Hij heeft er geen controle over, zoals wij (met ons bewustzijn) ook geen controle hebben over een kachel, een stoel of gelijk welk ander ding.
De autist ontleent dan ook geen zelfgevoel aan zijn lichaam.
Hij weet niet wat een ‘ik’ is.

Het bewustzijn waarmee wij ons lichaam van binnenuit waarnemen (en waarop we ons zelfgevoel baseren), is bij de autist als het ware naar buiten gestulpt.
Hij beleeft zijn zelf in de buitenwereld.
Vandaar ook dat iedere verandering in zijn omgeving hem hevig in beroering brengt.
Hij voelt die verandering als een aanslag op zichzelf, een aanslag waartegen hij zich niet kan verweren.
Helemààl erg wordt het wanneer hij een ander mens ontmoet, want die mens verschijnt als het ware IN hemzelf.
Hij heeft het gevoel alsof iemand anders zijn plaats inneemt en hijzelf nergens meer is.
Vandaar dat hij ieder oogcontact – dat wil zeggen ieder contact met een ander Ik – angstvallig vermijdt.
Mensen moeten dingen blijven, alleen op die manier kan hij (min of meer) zichzelf blijven.

Het zelfgevoel van de autist is ontzettend kwetsbaar, want het bevindt zich overal om hem heen en staat voortdurend bloot aan aanvallen (lees: veranderingen).
De autist voelt zich helemaal overgeleverd aan de wereld.
Hij is als een kind, maar dan zonder de – fysieke en geestelijke – bescherming die een kind geniet.
De wereld is voor een autist dan ook uitermate onveilig en bedreigend.
Alles raakt hem rechtstreeks, zonder de filter van het (doffe) lichaamsbewustzijn.
Daarom trekt hij zich uit de wereld terug, onbereikbaar voor alles en iedereen.
Hij maakt eigenlijk rechtsomkeer, hij kruipt weer in de baarmoeder, hij keert weer terug naar de geestelijke wereld.
Tenminste dat probeert hij.
De autist verkeert voor een deel in de bewustzijnstoestand van mensen die gestorven zijn.
Na de dood keren de verhoudingen om.
Keek de levende mens vanuit het middelpunt (dat hijzelf is) naar de wereld, dan kijkt de dode vanuit de (steeds groter wordende) omtrek naar het lichaam dat ooit het middelpunt van zijn leven was.
Zo doet de autist dat ook.
Hij ziet alles omgekeerd: hij ziet zichzelf in de wereld en de wereld in zichzelf.
Alleen is het geen bewust ‘zien’, het is een dromerig – zeg maar nachtmerrieachtig – beleven.

Autisme wordt vaak toegeschreven aan een voortijdig wakker worden als gevolg van een trauma dat de mens zeer vroeg in zijn leven (en zelfs vóór de geboorte) oploopt en dat zijn ontwikkeling in de war stuurt.
Die ontwikkeling noemt de antroposofie ook wel ‘incarnatie’.
Rudolf Steiner vertelt dat mensen voor hun geboorte een soort voorafbeelding zien van het leven dat hen te wachten staat, en dat sommigen daarvoor terugdeinzen.
Ze willen als het ware niet geboren worden en verzetten zich tegen de verbinding met hun lichaam en met de aarde.
Als gevolg daarvan ‘zitten ze slecht in hun lichaam’.
Ze zijn niet goed geïncarneerd.
Hun geest zit niet IN hun lichaam maar zweeft erboven als een ballon aan een draadje.
Hun Ik kan zich niet verbinden met dat lichaam maar het kan er zich evenmin van losmaken.
Dat is de tragiek van de autist: hij zit gevangen in een soort tussenwereld.

Het is ook de tragiek van de politiek-correcte intellectueel.
De aardse realiteit boezemt hem afschuw in, want ze beantwoordt niet aan zijn hoge idealen.
Daarom trekt hij zich terug in een (abstracte) ‘geestelijke wereld’ waar alles is zoals het zou moeten zijn.
Maar omdat zijn geest als met een elastiek verbonden is met zijn lichaam, doet dit ‘streven naar de sterren’ hem met geweld terugbotsen op de aarde.
Die aarde verzet zich uiteraard tegen dat ‘botsende’ idealisme en daardoor voelt de politiek-correcte intellectueel zich afgewezen en verongelijkt.
Hij wil de wereld toch alleen maar verbeteren?
Als die wereld niet wil verbeteren, kan dat alleen maar betekenen dat hij slecht wil zijn.
Aldus de autistische redenering, die geen rekening houdt met de manier waarop geest en materie verenigd kunnen worden.
Juist die vereniging is bij de autist verstoord en zonder het te beseffen projecteert hij ze op de wereld.
Voortdurend verwijt hij de wereld waar hij zelf aan lijdt: dat er geen levende, harmonische relatie is tussen geest en materie, tussen hoofd en lichaam.

Het grote probleem is dat hij gelijk heeft: de wereld IS inderdaad gepolariseerd.
Daardoor blijft de autistische intellectueel blind voor het feit dat hijzelf deel van het probleem is, het grootste deel zelfs, want zolang het autistische denken niet verandert, kan er in de wereld niks ten goede veranderen.

(wordt vervolgd)

Susie Simple

20131214-110938.jpg

Susan Boyle is een 52-jarige Schotse vrouw die een jaar of vier geleden wereldbekendheid verwierf toen ze deelnam aan ‘Britain’s got Talent’. Het contrast tussen haar zangstem en haar verschijning was zo groot dat ze meteen een hit werd op het internet. Zelf moest ze een dag later per ambulance naar het ziekenhuis worden gevoerd omdat het haar allemaal teveel was geworden.

Het doet een beetje denken aan het verhaal van Assepoester…

Nu is onlangs gebleken dat ‘Susie Simple’, zoals ze als kind werd genoemd, autistisch is. Ze lijdt aan het syndroom van Asperger, een milde vorm van autisme.
Helaas voor haar is dat syndroom net geschrapt uit het DSM, het Diagnostic and Statistical Manual for Mental Disorder, de bijbel van psychologen en psychiaters.
‘Er is geen wetenschappelijke evidentie om onderscheid te maken tussen autisme en asperger’, aldus Vlaams autisme-expert Peter Vermeulen. ‘Ik begrijp dat sommige mensen het woord ‘asperger’ liever horen, het klinkt cool, het is sexy. Maar het is niet door eufemismen te bedenken dat we het fenomeen beter gaan begrijpen.’

Eufemisme? Beter begrijpen?
Ik zie niet in wat er eufemistisch is aan ‘asperger’.
En ik zie nog veel minder wat Peter Vermeulen bedoelt met ‘beter begrijpen’.

Vermeulen is een expert die ongeveer ieder jaar een boek schrijft over autisme. Een wetenschapper-die-publiceert dus.
Ik heb al een paar keer geprobeerd om zo’n boek van hem te lezen, maar ik vind ze volstrekt onverteerbaar. Diagnostic en Statistical, dat vat het in twee woorden samen. Intellectualistische praat van iemand die ik ervan verdenk meer geïnteresseerd te zijn in zijn eigen expertise dan in de autisten zelf. Want die autisten moeten vooral niet denken dat ze zelf verstand hebben van hun ziekte.
Over Susan Boyle: ‘Zo simpel is het niet. Ik zeg niet dat ze het niet heeft. Ik wil dat best geloven. Maar het is fout om autisme te zien in een bepaalde levensstijl of in bepaalde gedragingen. Niet iedereen die een beetje bizar is of niet graag naar feestjes gaat, is daarom ook autistisch.’
En over andere amateurs en zelfdiagnostici:
‘Het is niet omdat je sommige dingen herkent, dat je meteen kan concluderen dat het om autisme gaat. Daar is een grondig, multidisciplinair onderzoek voor nodig.’
Anders gezegd: Niemand heeft het recht zichzelf of iemand anders autist te noemen. Dat recht hebben alleen experts.

Ik wantrouw mensen die aan de lopende band boeken over autisme schrijven en dan zeggen: jamaar, je mag die boeken niet gebruiken om een diagnose te stellen!
Waarom schrijven ze die boeken dan?
Ik wantrouw ook mensen die autisme losmaken van de autist en erover schrijven zoals een dokter over een ziekte praat: alsof het ZIJN zaak is, en niet de jouwe.
Ik wantrouw de hele materialistische visie op ziekte en gezondheid.
Die kan nooit tot echt inzicht leiden in een fenomeen als autisme.
Ze leidt alleen tot macht en machtsmisbruik.

Wie als autist hulp wil (en zonder hulp redt een autist het niet) moet eerst door de flessenhals van de officiële diagnosticering.
Hij moet met andere woorden langs de experts passeren, deze moderne wachters aan de drempel, de autistische dubbelgangers.
En zij laten hem bloeden, menselijkerwijs en/of financieel.

Vandaar dus mijn wantrouwen tegenover expert Peter Vermeulen.
En mocht de brave man zich daardoor gekwetst voelen, dan kan hij altijd gaan uithuilen op de schouder van Fientje Moerman, een experte in het zich onheus behandeld voelen door mensen wier (al dan niet denkbeeldige) problemen zij probeert op te lossen.

Zou het toeval zijn, vraag ik me af, dat Susan Boyle pas ontdekte dat ze autistisch is nadát ze beroemd was geworden en zich dus een expert kon veroorloven?
Helaas wordt deze Schotse expert gewantrouwd door een Vlaamse expert, die op zijn beurt gewantrouwd wordt door een Vlaamse autist, van wie geen mens gelooft dat hij autist is.
Zo draaien we rondjes op de carroussel van het autisme.
En raad eens wie er aan de kassa zit?

20131214-122701.jpg

Autisme

Enkele jaren geleden las ik toevallig een boek over autisme.
Verbaasd stelde ik vast: hé, dit gaat over mezelf!
Zowat alle autistische kenmerken bleken op mij van toepassing te zijn.
Waar ik precies thuishoorde in het autismespectrum – er zijn autisten in alle maten en gewichten – wist ik niet, maar dat ik er deel van uitmaakte, leed geen twijfel.
Daar had ik geen professionele diagnose voor nodig.
Zo’n diagnose was trouwens veel te duur.

20130812-145203.jpg

Een autist dus.
Dat ik dat op mijn oude dag nog moest vernemen!
Het verklaarde veel, maar het veranderde niets.
Er bestaan immers geen pillen voor autisme.
Autisme is een zogenaamde ontwikkelingsstoornis: er gaat – meestal al heel vroeg in het leven – iets mis dat niet meer gerepareerd kan worden.
Autisten zijn geestelijk normaal, en ook fysiek scheelt er doorgaans niets aan.
Het is met de verbinding tussen geest en lichaam dat het spaak loopt.
Met de ziel dus.

Voor de moderne wetenschap bestaat er echter niet zoiets als een geest of een ziel (tenzij als nevenverschijnsel van het fysieke lichaam) en dus beperkt ze zich tot een – letterlijk en figuurlijk – uitputtende beschrijving van de autistische symptomen.
Ik heb geprobeerd om een paar wetenschappelijke boeken over autisme te lezen, maar ze waren zo geestdodend, zo ontluisterend en zo steriel, dat ik het al vlug heb opgegeven.
Alleen in de antroposofische literatuur over het onderwerp vond ik inzichten waar ik iets aan had en waarvan ik kon zeggen: ja, zo is het.

Naast de obligate hersendefecten en genetische afwijkingen noemt de wetenschap als oorzaak van autisme: traumatische ervaringen in de vroege jeugd.
Dat is hoogstwaarschijnlijk waar, maar het verklaart niet waarom autisme een typisch modern verschijnsel is (het eerste geval werd in 1943 beschreven). Kinderen hadden vroeger ook traumatische ervaringen, waarschijnlijk zelfs meer dan nu, maar ze werden er niet autistisch door.
Men kan er natuurlijk de dooddoener tegenaan gooien dat autisme altijd bestaan heeft, maar dat men het pas nu ontdekt en benoemd heeft.
Dat is echter niet alleen zeer speculatief, om niet te zeggen arrogant en gemakzuchtig, het is ook uitgesproken … autistisch.

De wetenschap gaat er vanuit dat het menselijk bewustzijn door de eeuwen heen niet veranderd is. De mensen uit het Stenen Tijdperk waren precies zoals wij, alleen veel dommer. En dus wisten ze niet dat autisten autisten waren.

Dat soort redeneringen.

Voor autisten is alles altijd geweest zoals het nu is, en zal het ook altijd zo blijven. De moderne wetenschap redeneert precies hetzelfde. Volgens haar is er de afgelopen 5000 jaar niks veranderd.
Althans op bewustzijnsgebied, want op fysiek gebied is ze erin geslaagd haar autisme te overwinnen: ze heeft de evolutie ontdekt.

20130812-145431.jpg

Dat was een grote stap vooruit: de wetenschap kon de materiële werkelijkheid nu niet alleen in de ruimte maar ook in de tijd plaatsen.
Zelf bleef ze daar echter nog altijd buiten staan.
Als onderzoekend bewustzijn nam ze niet deel aan de evolutie.
Ze werd zelfs nog onbeweeglijker dan voorheen.
Ze verklaart vandaag alles vanuit de evolutie.
Behalve de wetenschap zelf.

De oorzaak van dit autistische gedrag ligt in het feit dat de wetenschap iedere relatie met de werkelijkheid die zij bestudeert, afwijst.
Ze gedraagt zich alsof ze geen deel uitmaakt van de werkelijkheid, alsof ze haar bestudeert vanaf een punt dat buiten de werkelijkheid ligt.

Ook de autist bevindt zich buiten de werkelijkheid.
Hij heeft (in het ergste geval) geen contact met zijn lichaam.
Hij zweeft er als het ware buiten, als een ballon aan een draadje, als een astronaut in de ruimte.
Hij ervaart zijn lichaam (en bij uitbreiding de hele wereld) als een dood voorwerp, een stuk materie dat hem vreemd is en dat hij alleen van buitenaf waarneemt.
Het ontbreekt hem met andere woorden aan bewegingszin of kinesthesie.
Hij neemt zijn lichaam niet van binnenuit waar, en dus kan hij er niks mee aanvangen.
Het is voor hem als een ijzeren bol waaraan hij geketend is.
In veel gevallen kan hij niet spreken. Hij kan zelfs zijn gezicht niet bewegen.
Niemand weet wat er zich in zijn binnenste afspeelt.
Heeft hij pijn? Is hij blij? Denkt hij over iets na? Stelt hij ergens belang in? Wil hij iets vragen? Is hij blij of verdrietig?
Hij kan het op geen enkele manier tot uitdrukking brengen.
Vandaar de overtuiging dat autisten geen gevoelens hebben, dat ze niks begrijpen, dat ze nergens op reageren, dat ze kortom achterlijk zijn.

20130812-145919.jpg

De autist is volkomen overgeleverd aan de anderen.
Zonder hen kan hij niets.
Hij zit opgesloten in een soort niemandsland tussen geest en materie.
Hij kan zich van geen van beide losmaken, maar hij kan er zich evenmin mee verbinden.
Gelukkig heeft één van die anderen – de Australische Rosemary Crossley – een methode ontwikkeld waardoor zelfs zware autisten in contact kunnen treden met de buitenwereld:

Facilitated Communication ofte Vergemakkelijkte Communicatie.

Deze methode bestaat erin dat een vertrouwenspersoon de hand van een autist ondersteunt en hem zo in staat stelt die hand te voelen en daardoor ook (voldoende) te gebruiken om een letter aan te wijzen of in te drukken op een computer.
Het vergt heel wat oefening van beide zijden, maar als het lukt, blijken autisten intelligente mensen te zijn die soms niet eens meer hoeven te leren lezen of schrijven, want dat hebben ze op eigen houtje al geleerd.

20130812-150054.jpg

De methode is evenwel zeer controversieel. Heel wat wetenschappers noemen ze zelfs onethisch en plaatsen ze op dezelfde hoogte als het Ouija-bord, een techniek waarmee boodschappen van ‘gene zijde’ kunnen worden opgevangen. Ze beweren dat de ‘facilitators’ de autisten onbewust sturen en op die manier dus een groteske illusie creëren.

Maar er zijn ook andere stemmen.
Zoals Arthur Schawlow, Nobelprijs fysica en zelf vader van een autistische zoon.
Hij maakt er niet veel woorden aan vuil.
‘Die zogenaamde validatiestudies zijn zo dom dat ze de naam onderzoek niet verdienen. Als fysicus weet ik dat ik het systeem dat ik wil meten niet mag verstoren. En uitgerekend dat doen veel van deze experimenten.’

20130812-150321.jpg

Een goede facilitator dient twee essentiële eigenschappen te bezitten.
Enerzijds moet hij empathisch zijn.
Hij moet een vertrouwensband opbouwen met de autist, die vaak zeer wantrouwig en onzeker is. Zonder een dergelijke zeer persoonlijke band kan er geen communicatie tot stand worden gebracht.
Anderszijds moet de facilitator volkomen objectief zijn.
Hij moet zijn eigen wil het zwijgen kunnen opleggen en hem volkomen ter beschikking stellen van de autist.

Het ligt voor de hand waarom de wetenschap deze techniek afwijst: ze gelooft niet dat het mogelijk is om tegelijk subjectief én objectief te zijn. De waarheid, de objectieve waarheid, kan volgens haar alleen gevonden worden door het subjectieve radicaal uit te sluiten.
Op dat fundament is de moderne wetenschap gebouwd.
Het ligt dan ook voor de hand waarom wetenschappelijke experimenten met FC zo vaak mislukken: elimineert men het subjectieve element, dan elimineert men ook de communicatie.

De autist is in feite louter subject:
hij heeft geen contact met zijn lichaam dat, als onderdeel van de materiële wereld, het terrein is van het objectieve.
Hij kan niet communiceren omdat hij geen brug kan slaan tussen zijn subjectiviteit en de wereld van het objectieve.
De muur die de wetenschap (in gedachten) tussen beide heeft opgetrokken, is bij hem als het ware fysiek geworden.

Autisme is dus in zekere zin vleesgeworden moderne wetenschap.

Zoals ik ben, zegt de autist (met zijn hele verschijning) tegen de moderne, wetenschappelijk gevormde mens, zo zullen jullie in de toekomst allemaal worden, als jullie er niet in slagen de muur te doorbreken die jullie zelf hebben opgetrokken.
De autist is met andere woorden zijn tijd vooruit.
Maar dat weet hij niet.
Hij kan het ons niet zeggen.
Hij kan het alleen tonen, door hoe hij is.

20130812-150803.jpg

Facilitated Communication is ontworpen door mensen die ‘voelden’ dat er in dat onbruikbare lichaam van de autist een mens zat, een subject, een bewustzijn.
En ze hebben een concrete techniek ontwikkeld waarmee ze contact konden maken met die mens.
De zware autist kan zich alleen uitdrukken in de bizarre, onbegrijpelijke beelden van zijn fysieke verschijning.
De techniek van FC stelt hem in staat zich nu ook in begrijpelijke woorden uit te drukken.
Het is die stap van beeld naar woord die hem verlost uit zijn ‘beeld-gevangenis’.
Maar die verlossing is alleen mogelijk doordat iemand de omgekeerde stap zet: die van woord naar beeld.
De facilitator of ‘vergemakkelijker’ is iemand die thuis is in de wereld van het woord en – gedreven door liefde en medelijden – de stap zet naar de wereld van het subjectieve beeld.
Hij probeert door te dringen tot de betekenis van dat beeld, tot het wezen dat er zich in probeert uit te drukken.
Daartoe moet hij echter zijn objectiviteit bewaren, want alleen op die manier kan hij contact maken met de objectieve kern van die subjectieve beeldenwereld: de autist zelf.

Volgens de wetenschap is zoiets onmogelijk.

We kunnen wel overstappen van objectief naar subjectief (en omgekeerd), maar we kunnen het gebied van het subjectieve niet betreden en toch objectief blijven.
Dat is uitgesloten.
De facilitator die zich inleeft in de autist houdt dus op wetenschappelijk te zijn.
De communicatie die hij met de autist tot stand meent te brengen, heeft geen enkele objectieve waarde.
Ze is louter inbeelding: een product van zijn eigen onbewuste subjectiviteit.
Facilitated Communication is derhalve een vorm van bedrog: de helper doet alsof hij communiceert met de autist, maar in werkelijkheid blijven beiden opgesloten in hun eigen subjectieve wereld.

20130812-151103.jpg

In deze houding van de wetenschap bespeuren we iets van de wanhoop van de autist, die niet gelooft dat hij ooit verlost kan worden uit zijn gevangenis.
De wetenschap veroordeelt zichzelf in feite tot steeds grotere wereldvreemdheid.
Ze veroordeelt ook de moderne wereld – die steeds sterker door de wetenschap bepaald wordt – tot toenemend autisme.
Dat is geen prettig vooruitzicht, want autisten staan bekend voor hun gewelddadige uitbarstingen, uitbarstingen waarover ze geen enkele controle hebben en die een instinctieve uitdrukking zijn van de diepe vertwijfeling die ze voelen.
Het hoeft geen betoog dat onze moderne samenleving steeds gewelddadiger wordt.
En dat geweld vindt zijn oorzaak in het feit dat de moderne mens langzaam maar zeker de controle over zijn leven verliest en opgesloten raakt in een virtuele wereld.

Er hangt dus veel af van de vraag of de wetenschap gelijk heeft.
Is het inderdaad onmogelijk om tegelijk subjectief en objectief te zijn, zoals ze beweert?
Is Facilitated Communication louter inbeelding en illusie?
Als dat zo is, dan is er geen uitweg.
Dan zal de moderne mens steeds autistischer en gewelddadiger worden, tot hij uiteindelijk de wereld waarin hij leeft zal vernietigen om verlost te worden uit zijn lijden.

Ik heb zelf geen enkele ervaring met Facilitated Communication.
Ik heb het gelukkig zelf niet nodig.
Maar ik herken het wel.
En ik begrijp ook waarom het zich niet laat bewijzen door de wetenschap.

Het is namelijk een … kunst.

De twee voorwaarden waaraan een ‘facilitator’ moet voldoen – inlevingsvermogen en afstandelijkheid – zijn dezelfde voorwaarden waaraan een kunstenaar moet voldoen.
De kunstenaar is namelijk iemand die zich met zijn vermogen tot objectivering op het gebied van het subjectieve waagt. Hij stelt dat objectiverende vermogen ter beschikking van wat er in zijn subjectieve bewustzijn leeft.
Hij is dus in zekere zin zijn eigen ‘facilitator’.

Het verschil tussen een kunstenaar en een facilitator is evenwel dat een kunstenaar beelden maakt en geen objectieve informatie doorgeeft.
Dat laatste is voorbehouden aan de wetenschap.
Echte communicatie is er dan ook pas als die twee samenwerken.
Zonder kunst is er geen contact met een ander subject.
Zonder wetenschap kan dat contact niet worden geobjectiveerd. Het blijft vluchtig, voorbijgaand, men kan er niet op bouwen.

Veel mensen gaan liefdevol om met hun autistische kinderen.
Ze hebben er een diep ziele-contact mee.
Maar ze kunnen er niet mee communiceren.
Hoe oud de kinderen ook worden, ze blijven hulpbehoevend en afhankelijk.
De relatie gaat nooit uit boven de fysieke, instinctieve relatie tussen een moeder en haar kind.
Ze wordt nooit een vrije, volwassen relatie tussen gelijken.
Ondanks alle liefde blijft het autisme als een muur tussen hen in staan.
Pas als de wetenschap zich bij deze – in wezen kunstzinnige – relatie voegt, kan er een echt gesprek ontstaan, een gesprek dat de muur doorbreekt en voor beide partijen een bevrijding is.

Maar is zoiets mogelijk?
Kunnen kunst en wetenschap werkelijk samenwerken en tot een echt gesprek leiden?
Hoe weet een ouder dat het gesprek dat hij middels FC met zijn kind voert echt is?
Hoe weet hij dat hij werkelijk met zijn kind spreekt en niet alleen maar met zijn eigen onderbewustzijn, zoals een kunstenaar dat doet?
Hoe kan hij er zeker van zijn dat het allemaal geen fictie?

Alles komt uiteindelijk neer op de vraag of het mogelijk is hoofd en hart, objectief en subjectief, wetenschap en kunst met elkaar te verzoenen.
Of is de muur die de wetenschap tussen beide opgetrokken heeft, absoluut?

Deze vraag is tegelijk zeer concreet en zeer theoretisch.
Ze heeft niet alleen verregaande gevolgen voor de relatie tussen ouders en hun autistische kind(eren), maar ook voor de relatie tussen wetenschap en kunst, en uiteindelijk voor de relatie tussen mens en wereld.

Het zou me te ver leiden om nu dieper op deze vraag in te gaan.
Ik wilde in deze ‘inleiding’ alleen duidelijk maken dat autisme niet alleen het probleem is van autisten en hun ouders.
Het is het probleem van ons allemaal.
We zijn allemaal autisten. We weten het alleen nog niet.
De autist toont ons hoe we zelf, diep van binnen zijn.
Hij maakt zichtbaar wat vooralsnog onzichtbaar is.
Hij is de kunstenaar die ons een spiegel voorhoudt.
En hij plaatst ons voor de keuze:
gaan we in gesprek met hem of doen we dat niet?
Proberen we in contact te komen met de autist-in-ons of negeren we hem?

Van die keuze hangt onze toekomst en die van de wereld af.

Maar daarover later meer.

20130812-151342.jpg