Vijgen na Pasen

De wereld als een kunstwerk zien

Maand: december, 2016

Groen is de kleur van de …

  
De ecolo’s wensen moslims een goed Suikerfeest, maar een zalig kerstmis krijgen ze niet over de lippen. 

Christus opnieuw geboren

  

Het belangrijkste feest in ons deel van de wereld is ongetwijfeld kerstmis. Vier weken lang dompelen we ons onder in een sfeer van kerstbomen, kerstlichtjes en kerstmuziek. We wensen ‘vrede op aarde aan alle mensen van goede wil’. Tot voor kort was dat zowat iedereen, want niemand kwam op het idee om deze tijd van gluhwein en gezelligheid te verstoren. Dit jaar is daar verandering in gekomen. Kerststallen werden gemolesteerd, kerstbomen in brand gestoken, kerstlammetjes doodgeslagen, kerstmarkten overhoop gereden, kerstgangers vermoord. Er lopen blijkbaar heel wat ‘mensen van kwade wil’ rond, want hoe barbaars moet je niet zijn om uitgerekend in deze tijd van het jaar je duivels te ontbinden! Zelfs aan het front van 14-18 werd een kerstbestand in acht genomen. Maar de kwaadwilligen zijn natuurlijk geen mensen ‘van bij ons’. Het zijn moslims, vreemdelingen, belijders van een godsdienst die al sinds haar ontstaan de doodsvijand is van het christendom.

Wat dit jaar met kerstmis gebeurt komt niet als een verrassing. Er waren de rellen rond Zwarte Piet – het christelijke Sinterklaas werd onder het mom van antiracisme aangevallen – en het was gewoon wachten tot ook dat andere feest, het kerstfeest, in het vizier zou komen. Wie over de grenzen keek, wist trouwens al langer dat moslims overal ter wereld de vervolging van christenen hebben ingezet. Is het toeval dat momenteel Syrië verwoest wordt, het land dat de bakermat van het christendom genoemd wordt? Het kwaad – althans in de ogen van moslims – wordt bij de wortel aangevat, en die wortel is de geboorte van Christus, het Lam Gods. In Heist op den Berg, een dorp in de buurt van Mechelen, hebben kinderen een kerstlammetje doodgeslagen. Het is maar een detail in de grootscheepse moslimagressie, maar het is wel een veelzeggend detail. Want wat brengt kinderen ertoe om een lammetje – het toonbeeld van onschuld – dood te slaan? Welke kwade geest bezielt hen?

Het is een geest die het al langer op het kerstfeest voorzien heeft. Wat wij met kerstmis vieren is in feite een vermenging van twee zeer verschillende geboorteverhalen: dat van Lucas en dat van Mattheus. Bij Lucas wordt het kind geboren in een stal. Binnen heerst de rustgevende aanwezigheid van de os en de ezel, buiten slapen de velden en fonkelen de sterren. Alles ademt stilte en vrede. Hoe anders gaat het eraan toe in het geboorteverhaal van Mattheus! Hier geen stal met dieren en herders, maar een voornaam huis waar koningen hun opwachting maken. In een dorp als Bethlehem moet hun komst heel wat opschudding veroorzaakt hebben. Zelfs koning Herodes was ervan op de hoogte. Omdat hij vreesde dat zijn troon in gevaar was, liet hij alle pasgeborenen in Bethlehem vermoorden. De rust en de vrede zijn hier ver te zoeken, alles is dramatiek en geweld. Groter verschil dan tussen deze twee verhalen is niet mogelijk, en toch is daar in ons traditionele kerstfeest niks van te merken. 

Het gemengde kerstmis dat wij vieren, en waarbij koningen samen met herders hun opwachting maken in een stal, is een half kerstmis. Het is in twee gehakt en het Mattheusdeel is aan de kant geschoven. Alle dramatiek, alle gewelddadigheid is eruit verdwenen en wat overblijft is een feest van louter sentiment en gezelligheid. Van de koningen hebben we alleen de materiële rijkdom overgehouden: het overvloedige eten en drinken, de cadeautjes onder de kerstboom, de luxe en de glitter. Niemand kan nog echt gelukkig zijn met dit gehalveerde kerstfeest. Natuurlijk is er niks mis met kerstbomen en kerstversieringen. Ze horen bij deze tijd van het jaar, ze vieren de terugkeer van het licht, ze zijn elementair. Dat kan evenwel niet gezegd worden van de koopwoede en de jachtige drukte die van dit feest voor zoveel mensen een kwelling maken. Kerstmis is helemaal ten prooi gevallen aan het materialisme. Koningen en herders vinden elkaar alleen nog in het zintuiglijk genot. 

Van de kinderlijke innigheid en onschuld, zoals we die nog kunnen beluisteren in de traditionele kerstliederen, blijft niets meer over. Uit het Lucas-verhaal is alle mysterie en betovering verdwenen. Er zijn alleen nog de uiterlijke beelden en die hebben alle bezieling en schoonheid verloren. Ze vragen er als het ware om vernietigd te worden. Het moderne kerstfeest is een feest zonder hart, een feest dat zijn leegte en gevoelloosheid verbergt achter een masker van sentimentaliteit. Maar het is ook een feest zonder hoofd. Van de wijsheid van de koningen is geen spoor meer te bekennen. Wie weet nog wat we met kerstmis precies vieren? De geboorte van het kind in de stal? Maar hoe zit het dan met het kind uit het Mattheusevangelie? De waarheid is dat we met kerstmis – strikt genomen – geen van beiden vieren. Evenmin vieren we de winterzonnewende, de geboorte van Mithras of een ander heidens feest. Wat we, zonder het te weten, met kerstmis vieren is de ‘geboorte’ van Christus zelf. 

We moeten er stilaan aan gaan twijfelen of de paus zelf nog wel het onderscheid kent tussen Jezus en Christus. Het verdwijnen van de Mattheusversie van het kerstverhaal kan model staan voor het verdwijnen van de wijsheid uit het christendom. Christenen hebben (allang) geen inzicht meer in de ware aard van Christus. Niemand weet nog dat hij de kosmische geest is die op 25 december van het jaar 1 de sfeer van de aarde betrad. Hij werd niet geboren uit een vrouw van vlees en bloed, zoals beide Jezuskinderen. Het was de hemel zelf die Christus baarde, vandaar de ‘maagdelijke’ geboorte. De teloorgang van dit ‘koninklijke’ inzicht gaf het in oorsprong drieledige kerstgebeuren prijs aan de splijtende krachten van het materialisme. Eerst werd een wig gedreven tussen de kosmische Christusgeest en de twee Jezuskinderen. Vervolgens werden de koninklijke en de herderlijke Jezus uit elkaar gedreven en bleef alleen de laatste over. Maar zonder het scherpe bewustzijn en inzicht van zijn tegenpool kon hij zich niet handhaven en werd door het materialisme tot een karikatuur vervormd.

Tweeduizend jaar geleden was het de Christusgeest die beide Jezuskinderen samenbracht en één deed worden tijdens het mysterieuze gebeuren in de tempel, waarna de kinderlijke Jezus uit het Lucasevangelie opeens over de koninklijke wijsheid van de Jezus uit het Mattheusevangelie bleek te beschikken. Deze eenwording was de voorwaarde voor de menswording van Christus, die plaatsvond tijdens de doop in de Jordaan. Daarmee werd een voorbeeld gesteld dat voor alle tijden geldig is, ook – en zelfs vooral – voor onze tijd. Want het wordt met de dag duidelijker dat alleen de Christusgeest onze wereld nog kan redden, een wereld die ten onder dreigt te gaan aan haat en geweld. Er is niets waar de moderne mens meer naar verlangt dan de geest van kerstmis, de geest van vrede aan alle mensen van goede wil. Maar die geest kan alleen in ons wakker worden wanneer kerstmis weer heel wordt gemaakt, wanneer beide aspecten ervan weer verenigd worden en de schaapachtigheid doordrongen wordt met wijsheid. 

Het is geen toeval dat momenteel de schaapachtigheid hoogtij viert in het Westen. Het is in dat deel van de wereld dat de – weliswaar aan het materialisme vervallen – herderlijke kwaliteiten van de Jezus uit het Lucasevangelie zijn ontwikkeld: de gerichtheid op de aarde, de broederlijkheid, de verdraagzaamheid. De koninklijke wijsheid van de Jezus uit het Mattheusevangelie bleef als het ware achter in het Oosten en viel daar ten prooi aan de islam die van het koningschap alleen de heerszucht en de gewelddadigheid overhield. Het uiteenvallen van kerstmis is een pars pro toto, een beeld van wat op grote schaal in de wereld gebeurt. Maar ook het omgekeerde is waar: de clash of civilisations die momenteel de wereld beheerst, weerspiegelt zich in het kerstfeest. De moslimagressie tegen kerstmis is een materialistische karikatuur van het gebeuren in de tempel: de Mattheus-Jezus verenigt zich met de Lucas-Jezus. De groteske vervorming van het oorspronkelijke beeld mag ons niet blind maken voor de gelijkenis. 

Juist die gelijkenis wijst op een nieuwe ‘geboorte’ van de Christusgeest, die louter door zijn aanwezigheid beide Jezuskinderen ertoe brengt zich met elkaar te willen verenigen. Ook nu weer is het de oudere Jezus die het initiatief neemt. Hij manifesteert zich in de moslims die zich massaal losmaken uit hun oude, oosterse wereld en – net als de drie koningen – de grote reis ondernemen naar de nieuwe ‘herderlijke’ wereld van het Westen. Wat we vandaag meemaken, is een herhaling van het kerstgebeuren tweeduizend jaar geleden. Het oerbeeld dat zich toen op heldere, zuivere wijze manifesteerde, is door het materialisme zodanig misvormd dat het nagenoeg onzichtbaar is geworden. Wanneer we ons echter niet laten misleiden door de uiterlijke vervormingen, hoe stuitend ze ook zijn, en doordringen tot de dieperliggende kunstzinnigheid van de actuele gebeurtenissen, dan wordt het oerbeeld langzaam weer zichtbaar en realiseren we ons dat Christus inderdaad opnieuw geboren wordt. 

Het is goed dat we vasthouden aan het traditionele kerstmis in de Lucas-sfeer: de eenvoudige kerststal, de herders en de schapen, de flonkerende sterren, de hemelse muziek. Maar we staan nu voor de opgave om dit vredige, dromerige kerstmis-van-het-hart te verbinden met het bewuste en dramatische kerstmis-van-het-hoofd uit het Mattheusevangelie. Zonder de eenwording van die tegenpolen kan de Christusgeest immers niet geboren worden, en kan de wereld ook niet gered worden. Paradoxaal genoeg zijn de dramatische en angstaanjagende gebeurtenissen van dit jaar een bron van hoop en vertrouwen, want ze wijzen erop dat Christus daadwerkelijk opnieuw geboren wordt, of we dat nu weten of niet. Hij laat ons dus niet in de steek. Maar hoe zwaar de geboorte wordt – en Christus wordt dit keer niet uit de hemel maar uit de aarde geboren – hangt van ons af, en meer bepaald van ons bewustzijn, van ons inzicht in het geboorteproces. Dat ‘koninklijke’ inzicht maakt een wereld van verschil. 

Gezocht: vrachtwagenchauffeurs

  
September 2016: Angela Merkel stelt voor vluchtelingen in te zetten als vrachtwagenchauffeurs. 

Alles op zijn tijd

  

Evolutie

  

Omhoog, omlaag

  
Na drie dagen in huis te hebben rondgelummeld, ben ik donderdag voor het eerst op de fiets gekropen om de omgeving te verkennen. Er valt hier veel te verkennen en daar verheug ik me op. Vroeger, in Mechelen, was er binnen een straal van 10 kilometer rond de Sint-Romboutstoren geen straat of zandweg die ik niet kende. Ook in Destelbergen kende ik alle paden, vooral die waar je zelden een mens tegenkomt. Ik hoop dat het hier in Scheldewindeke niet anders zal zijn en dat ze me hierboven de tijd en de gezondheid gunnen om de streek grondig te leren kennen. Ik ben alvast begonnen door de Hundelgemsesteenweg, de steenweg die naar de Vlaamse Ardennen leidt, helemaal af te fietsen tot in … jawel, Hundelgem. Al een geluk dat ik een nieuwe fiets heb, want heuvels, dat is nieuw voor me. Gelukkig ben ik oud en wijs genoeg geworden om gewoon af te stappen als het me te steil wordt en te voet verder te gaan. Iedereen denkt dan wel dat ik een platte band heb, maar er zijn erger dingen in het leven. 

Dat heuvellandschap is toch wel bijzonder. Ik ben een West-Vlaming die geboren en getogen is in de provincie Antwerpen: allemaal vlak land dus, ik kan me geen heuvel herinneren. En nu, op mijn oude dag, gaat het omhoog en omlaag. Wat zou dát te betekenen hebben? Alvast dat ik harder moet duwen. ’s Avonds lag ik om halftien al in m’n bed. Bobijntje helemaal af. Wellicht ook een overdosis frisse lucht. Toen ik verleden week in Destelbergen de ‘hangar’ opruimde, trof ik daar een tafeltje aan dat ik vlug even schoonmaakte met een papieren zakdoekje. Na afloop bleek het helemaal zwart te zijn, echt zwart, niet zomaar vuil. Dat gaf me toch een kleine schok. Wat doet het met een mens zijn longen als hij 21 jaar naast zo’n roetspuwende steenweg woont? En dan zwijg ik nog van de autostrade. Ik denk dus niet dat het inbeelding is als ik de lucht hier in Scheldewindeke een stuk frisser en properder vind. En ’s avonds geurt ze heerlijk naar het hout dat hier alom verstookt wordt.

Fietsend langs de vreselijk lawaaierige (want betonnen) Hundelgemsesteenweg, zag ik tussen de huizen door af en toe verlokkelijke vergezichten. Ik durfde de steenweg echter niet te verlaten uit vrees verloren te rijden – als ik eenmaal begin te verkennen is er geen houden meer aan. Wat me trof was het dubbele karakter van die huizen. Aan de voorkant bevonden ze zich in de drukte, het lawaai en de lelijkheid van de moderne wereld, aan de achterkant heerste de vrede van een landschap dat waarschijnlijk al in eeuwen niet meer veranderd is. Ik voelde die tegenstelling ook in mijn ziel. Hoe heerlijk moet het niet zijn om diep in de Vlaamse Ardennen, alleen en van geen mens gestoord, op zo’n heuveltop te wonen en uit te kijken over de weidse verten! Helaas ben je dan ook afgesneden van alles wat het leven in de stad opwindend maakt: de winkels, de drukte, de scholen, de gebouwen, de tentoonstellingen, de concerten, de evenementen, enzovoort. Geen eenvoudige keuze, dat is zeker. 

Die keuze wordt in onze tijd verdoezeld door het feit dat iedereen een auto heeft en dat er overal gebetonneerde en geasfalteerde wegen liggen. Maar tijdens het fietsen waren er momenten dat ik nog een vaag aanvoelen had van hoe het leven hier 100 jaar geleden was. Dat moet geen onverdeeld plezier zijn geweest. Ik kan het (een beetje) weten want ik heb de afgelopen tien jaar gestookt met kolen, zoals dat toendertijd gebruikelijk was. Kolen zijn goedkoper dan stookolie (en ze stinken ook niet zo), maar op de duur gaat het toch wegen, dat dagelijks sleuren met kolen, dat wegkieperen van de assen, die voortdurende zorg om de kachel brandend te houden, al dat stof en gruis. Hier in ons nieuwe huis staan twee gaskachels: ’s morgens hoef ik maar aan een knopje te draaien en tien minuten later is het warm. Wat een luxe! En er komt zelfs warm water uit de kraan, stel je voor! Dat bestond honderd jaar geleden allemaal niet, zeker niet in de dorpen die ik donderdag gepasseerd ben.

Daar staat dan weer tegenover dat de warmte van kolen veel aangenamer is dan die van mazout of gas. En dat kan als een metafoor gelden. Ik was gisteren nog geen kwartier onderweg of er stopte een camionette naast me. Een oudere man – hij had nog drie tanden in zijn mond – vroeg me waar een bepaalde straat was. Ik vertelde hem dat ik hier pas was komen wonen en dat de Hundelgemsesteenweg de enige straat was die ik kende. Tedju, tedju, antwoordde hij. Ook hij belichaamde een tegenstelling: aan de buitenkant zag hij er niet erg presentabel uit, maar aan de binnenkant, dat voelde je, was hij als een kolenkachel: zacht, aangenaam en niet opdringerig. Wat een verschil met de keurig verzorgde kerel (ongetwijfeld met een stralend wit gebit) die me even later bijna van de weg reed met zijn Mercedes! Het leven was vroeger harder, maar de mensen waren zachter. Vandaag is het omgekeerd: het leven is zacht en comfortabel, maar de mensen zijn hard geworden. 

Merkwaardig toch dat ik op mijn allereerste fietstocht al meteen iemand ontmoet die als het ware belichaamt wat deze streek vroeger moet geweest zijn! Waarschijnlijk is ze dat nog – een genius loci verandert zomaar niet, lijkt me – maar die geest wordt vandaag aan de waarneming onttrokken door de talloze huizen die hier na de oorlog gebouwd zijn. Hier en daar zie je nog een oud huis dat het karakter van de streek uitdrukt, en dat nog gebouwd is door mensen die (zonder dat zelf te beseffen) verbonden waren met de geest van de streek. Die geest is het die ik wil leren kennen. Het feit dat hij me begroet heeft in de persoon van de man-met-de-drie-tanden geeft me een gevoel van welkom. Door me de weg te vragen liet de geest blijken door mij gekend te willen worden. Het is tenslotte altijd door een buitenstaander dat je het best gekend wordt. Ik kijk alvast uit naar de kennismaking. Het is voor mij immers nog altijd een open vraag waarom ik uitgerekend in deze heuvelachtige streek, in dit Scheldewindeke-zonder-Schelde terecht moest komen. 

Alle goede dingen bestaan in drie

  

Plato en Aristoteles

  Linksboven: de school van Athene (afdeling Scheldewindeke)

Het gelukkigste land ter wereld

  

Denemarken is voor de zoveelste keer door de VN uitgeroepen tot het land met de hoogste geluksfactor. De criteria: het BBP per inwoner (de gemiddelde productiviteit dus), de levensverwachting, de gemeenschapszin ofte sociale cohesie, de afwezigheid van corruptie, de vrijgevigheid en de persoonlijke vrijheid. Denen voelen zich goed in hun vel, hebben vertrouwen in hun omgeving en de toekomst en geven om elkaar.

Het Deense wonder wordt nogal breed uitgesmeerd in onze pers, waarbij men vooral de nadruk legt op het hoog knuffelgehalte (de fameuze hygge, het cultiveren van gezelligheid en verbondenheid), de openheid rond seks, het feit dat niemand daar zijn deur ’s avonds op slot hoeft te doen, en het uitgebreid sociaal vangnet. Geluksspecialist Peter Bormans was er als de kippen bij om een en ander te duiden en nog eens reclame te maken voor zijn geluksboeken die hem zoveel persoonlijk geluk opleveren. 

Waar niemand het echter over heeft, is de sterk afwijkende visie van de Denen op asiel en migratie: je komt er zomaar niet in, op de Arabische websites wordt het land dan ook sterk afgeraden als plaats van bestemming. Denemarken past de Dublin III akkoorden naar de letter toe. Men gaat dus actief op zoek naar het land waar een vluchteling de EU binnengekomen is. Er bestaat dan ook het risico meteen teruggestuurd te worden naar dat land. Men kan ten hoogste een verblijfsrecht van één jaar krijgen, eventueel verlengbaar. En gezinshereniging (bij ons bijna een automatisme) kan pas na één jaar, na zorgvuldige screening. Wie binnen komt wordt sowieso gefouilleerd en mag zijn geld en juwelen afgeven om het verblijf te bekostigen. EU-mensenrechtenorganisaties roepen moord en brand maar de Denen trekken het zich niet aan. 

Boven al willen de eigenzinnige Noorderlingen af van de moslims die bij hen hun wetten willen stellen. Een Deense TV-zender maakt een undercoverreportage over moskees en wat imams zoal te vertellen hebben rond het recht om vrouwen te stenigen. Ik zie het onze VRT nog niet doen, maar het resultaat was een stevig publiek debat rond de zin en onzin van godsdienstvrijheid en het probleem van de islamcultuur die eigenlijk met onze waarden niet verenigbaar is.  

Als we even bereid zijn om het pad van de politieke correctheid te verlaten, kunnen we niet anders dan van twee één maken: geluk en welzijn houden verband met de mate waarin een gemeenschap grenzen stelt en waarin een cultuur beleefd wordt als iets dat “van ons” is. De taal is daarin een essentieel element. Verwacht niet dat u, als EU-onderdaan, in Denemarken zomaar gaat wonen en als een expat Engels gaat spreken, dat wordt als een affront ervaren. Iedereen verwacht dat u Deens leert, daar zijn ook opleidingscentra voor beschikbaar. Ook niet onbelangrijk: Denemarken is al jaren het meest ambitieuze land op het vlak van groene energie. Tegen het einde van dit decennium wil het land al een derde van alle energie uit duurzame bronnen halen en tegen 2050 moet alle stroom groen zijn. Dat betekent ook: van eigen makelij, niks nodig uit het buitenland.

Vergelijken we het met de Belgische open-deur-politiek, de sterke multiculdoctrine die door de intellectuele elite nog steeds wordt doorgeduwd, en het lage geluksgehalte van ons land, de pessimistische sfeer, de verzuring, dan zou je toch denken dat weerom het ene met het andere verband houdt. Wij knuffelen elkaar niet, omdat de sociale cohesie ontbreekt. En die ontbreekt omdat we ons ontheemd voelen op eigen bodem, permanent achtervolgd door een racisme-odium via door de overheid daartoe gemandateerde organisaties zoals UNIA en het Minderhedenforum. Heel het hilarische Zwartepietengedoe en bijbehorende banvloeken, de mystery calls, waanzinnige arresten rond visumverplichting die een asielminister nachtmerries bezorgen, elke dag weer het allochtonenverhaal en hoe we ons misdragen,- het geeft een globaal gevoel van vervreemding dat finaal overloopt in een je m’en-fous-attitude, defaitisme, cynisme en, jawel, extreem egoïsme, sociale apathie, naast uiteraard de antipolitiek en onze favoriete sport, het belastingontduiken.

In plaats van dit als VB-praat af te doen, zou er toch eens een serieuze boom moeten worden opgezet over de relatie tussen collectief welzijn en recht op eigenheid. Het recht om een streep te trekken. Groen-links jammert wel over het globalisme, maar heeft het nooit over het onveiligheidsgevoel en de behoefte aan grenzen en integriteit, want dat is populistisch en Trump-retoriek. Terwijl de Griekse termen autonomie (zelfbeschikking, begrenzing) en autarkie (zelfwerkzaamheid, niet afhankelijk zijn van externe hulp) de grondslag vormen van de polis-gedachte, de eenheid tussen natie, gemeenschap en cultuur. Met het democratisch forum, de marktplaats, als plek waar die drie niveaus elkaar kritisch aftasten. 

Het gelukkigste land ter wereld is niet alleen het land van de knuffels maar ook het land dat neen kan zeggen. Een voorwaarde die wellicht bij elk van ons ook geldt. Niet onbelangrijk detail ook ter overweging: Denemarken telt zoveel inwoners als Vlaanderen. 

(Johan Sanctorum)

Er was eens in Destelbergen …

  
Dit is de Dendermondesteenweg aan het begin van onze allerlaatste dag in Destelbergen. Poëtisch is anders, maar dan zou u het eens mét auto’s moeten zien! Ik heb van de zondagochtendluwte geprofiteerd om eens te doen wat anders nooit kon: midden op de steenweg gaan staan. 21 jaar hebben we op die strook asfalt gekeken in het vanzelfsprekende besef dat het verboden terrein was, ontoegankelijk voor de omwonenden. In Scheldewindeke is dat wel even anders: hier kan ik op gelijk welk moment van de dag midden op straat gaan staan. Het is als een terugkeer in de tijd. Als kind zát ik zelfs op straat te spelen, er passeerden toch maar 2 auto’s per dag, een in de voor- en een in de namiddag. In Scheldewindeke zijn het er wel meer: zeker twintig. Maar wat stelt dat voor vergeleken bij de duizenden en duizenden auto’s die in Destelbergen dagelijks voorbij ons raam zoefden! 

Het is nu avond. De rolluiken zijn naar beneden en de kaarsjes branden. Ik luister naar Mozart en ik kan iedere noot horen, want er zijn geen auto’s waarmee de muziek moet wedijveren. Buiten is het nochtans niet echt stil: in de verte klinkt het geraas van een autostrade of een steenweg en er is altijd wel ergens een hond aan het blaffen, maar binnen is daar niks van te horen. Voor het eerst in 21 jaar moet ik mijn huis niet delen met duizenden anonieme automobilisten. Het is nu echt van mij, ofschoon ik het niet bezit. Je zult er moeten aan wennen, zei men me. Maar ik hoef helemaal niet te wennen. Die rust en die stilte: het is als thuiskomen. Het lawaai van Destelbergen was als een kwade droom waaruit ik nu ontwaakt ben. Dat was trouwens zondag reeds het geval. Toen ik wat spullen was gaan afzetten en de Dendermondesteenweg weer opreed, schrok ik en dacht: hemeltje, ik ben verkeerd gereden, ik moet hier niet zijn! 

Nee, het verhuizen heeft me geen greintje pijn gekost. Althans innerlijk niet. Fysiek, dat is een ander verhaal. Dagenlang ben ik in de weer geweest met het uitmesten van onze ‘stal’ en ik verbaasde me erover dat m’n rug het uithield. Maar maandag kreeg ik de rekening voorgeschoteld. Opstaan was een marteling, bij iedere beweging schreeuwde mijn rug het uit van de pijn. De rest van de dag heb ik languit in de zetel doorgebracht, luisterend naar de stilte. Die stilte is een balsem voor mijn ziel, maar voor mijn lichaam betekent ze niet veel: ik voel me op slag tien jaar ouder. Weken al verheug ik me erop de streek te verkennen – ik heb er zelfs een nieuwe fiets voor gekocht – maar ik ben het huis nog niet uit geweest. Naar verluidt stapten de Indianen vroeger halverwege uit als ze een treinreis maakten: ze wilden eerst wachten op hun ziel (die niet zo snel was). Bij mij is het omgekeerd: ik wacht nu op mijn lichaam. 

De verhuis zelf is voorspoedig verlopen. Het begon eigenlijk al op 3 december, toen we het huis voor het eerst als nieuwe huurders bezochten. Er hing die ochtend een dichte mist die de tocht van Destelbergen naar Scheldewindeke tot een belevenis maakte. De zon scheen als een witte maan doorheen de nevelen. Het was alsof de wereld opnieuw geschapen werd. Tegen de middag klaarde alles op tot een stralende dag en ’s avonds bungelde Venus als aan een touwtje onder de maansikkel. Als dat geen goed voorteken was! De volgende avond stond er een heel andere constellatie aan de hemel: de maan keek als in verbazing naar Mars die van bovenaf op haar toekwam. Was dat een beeld van onze verhuizing? Tenslotte wonen we nu op nummer negen, het getal van Mars, terwijl 582 (ons huisnummer in Destelbergen) een zes vormt, het getal van Venus. Of zoek ik er teveel achter? 

Dat eerste bezoek had hoe dan ook een Venus-karakter. De verhuis daarentegen, een week later, was een en al Mars: trekken en sleuren, afbreken en uit elkaar vijzen, demonteren en leeg maken. Maar beiden stonden onder het welwillende toezicht van moedertje Maan, want alles liep op rolletjes – letterlijk en figuurlijk. Ik vond het eerst een onmogelijk moment van het jaar om te verhuizen – vlak voor kerstmis – maar bij nader inzien was het lang geen slecht moment. Wat valt er anders te doen in deze tijd van het jaar? We hebben nu een tuin waarin heel wat werk is, maar daar hoeven we de eerste maanden niet aan te denken. We kunnen in alle rust het nieuwe huis bewoonbaar maken. Nee, hoe meer ik erover denk hoe meer ik ervan overtuigd raak dat we onder een goed gesternte verhuisd zijn. Zondagavond trokken we eindelijk het witte hek achter ons dicht. De zon ging oogverblindend onder en begeleidde ons helemaal tot in Scheldewindeke.