Basic Instinct (1)
De grote vakantie van 1992 begon met een hittegolf zoals ik die nooit eerder had meegemaakt. Ik herinnerde me nochtans levendig de zomer van ’76 toen velden, weiden en gazons er bruin en verdord bij lagen en iedereen snakte naar regen en koelte. Maar dit keer was het erger. Toen ik op een dag nietsvermoedend de voordeur opentrok om buiten te gaan, botste ik op een muur van hitte. Verschrikt deinsde ik terug en schrapte al m’n plannen. Je moest gek zijn om in zo’n bakoven rond te lopen. Er was dan ook geen mens op straat. Iedereen bleef binnen. Gelukkig hadden we net een uitnodiging gekregen om met een bevriend koppel naar de bergen te gaan. Daar zou het ongetwijfeld een stuk minder heet zijn. Maar de gedachte aan de reis joeg me de stuipen op het lijf. In die temperatuur, met drie kinderen in de auto? Bovendien ben ik geen bergmens, bergen zijn me te hoog en te onverzettelijk. Geef mij maar de zee. Of een week zonder kinderen. Dat is ook vakantie. En dus bleef ik thuis.
Ik had het rijk nu voor mij alleen, maar groot was dat rijk niet. Ik kon niet naar buiten, en binnen viel er niks te doen. Letterlijk. Bij de minste beweging brak het zweet me uit. Ik zag geen andere oplossing dan op bed te gaan liggen, de armen en benen gespreid. Alleen op die manier viel de hitte te verdragen. Zo bracht ik mijn dagen door: roerloos liggend op bed, slechts af en toe opstaand om iets te drinken. Aan het eind van de derde dag was ik het zat. Ik moest eruit. Als ik nog langer in die comateuze toestand bleef, werd ik gek. Maar waar kon ik heen? Iedereen was weg, vertrokken naar koelere oorden. In m’n eentje op café gaan zag ik niet zitten. Dus wat bleef er over? Ik had me al neergelegd bij nog een avond eenzame opsluiting, toen de oplossing me inviel: de bioscoop! Dat ik daar niet eerder had aan gedacht kwam doordat het al een eeuwigheid geleden was dat ik nog een film had gezien. Het draaide in de moderne cinema toch maar om sex en geweld en daar had ik mijn buik van vol. Ik bleef liever thuis.
Ik was nochtans al heel vroeg in aanraking gekomen met de film. De onderpastoor van onze parochie organiseerde op zaterdagnamiddag filmvoorstellingen voor de plaatselijke jeugd. Heidi in de bergen, Hercules en de Filistijnen, Winnetou en Old Shatterhand, dat soort dingen. Ik herinner me vooral nog het helse kabaal dat de kinderen maakten telkens de filmlas brak, en ze brak voortdurend. Vandaag klinkt het prehistorisch, maar toen was het behoorlijk progressief. Samen met de onderpastoor verdween ook de film uit mijn leven, om pas jaren later weer op te duiken toen ik in Leuven ging studeren. Het was de tijd van A Clockwork Orange, Rosemary’s Baby en Andrej Roeblev. Films hoorden bij het studentenleven en ik heb er heel wat gezien. Ook toen ik trouwde, bleef ik een regelmatige filmbezoeker. In Gent werden we trouwens verwend: de nieuwe Decascoop was het grootste bioscoopcomplex van het land. Maar gaandeweg kreeg ik genoeg van Hollywood, mijn tweede filmperiode liep ten einde.
De derde brak aan toen ik op een hete juli-avond de Streekkrant opensloeg op de bioscoopbladzijden. Mijn oog viel op Basic Instinct, ‘de erotische thriller van het decennium’ zoals hij aangekondigd werd. Dat was precies wat ik nodig had: een spannende, opwindende film die mijn verveelde geest twee uur lang zou bezighouden. Regisseur Paul Verhoeven kende ik niet, Sharon Stone evenmin, maar de naam Michael Douglas had ik wel eens gehoord. Dat stelde me gerust, het zou tenminste geen B-film zijn. Ik zag het weer helemaal zitten. De autorit naar Gent was een belevenis op zich: ik reed door lege straten, nergens een mens te zien. Gent leek wel een uitgestorven stad. Aan de Decascoop, waar je anders over de koppen kon lopen, was er geen levende ziel te bekennen. Ik vroeg me af hoeveel een bioscoopticket intussen zou kosten. Het was jaren geleden dat ik hier nog een voet had binnengezet. Het viel mee: 180 frank, (4,5 euro), een democratische prijs.
Moederziel alleen liep ik door het grote, lege bioscoopcomplex. Zou ik werkelijk de enige zijn die vanavond naar de film ging? Tot mijn opluchting zag ik vooraan in de zaal iemand zitten, en helemaal achteraan zat nog een koppeltje. Zelf ging ik prinsheerlijk in het midden zitten en vleide me neer in het rode pluche. Air-conditioning was er nog niet, en dus bleef ik onbeweeglijk zitten wachten op het begin van de voorstelling. Ik was klaar om geëntertaind te worden. Het kon me niet schelen wat ik te zien zou krijgen, als het mijn gedachten maar afleidde van die lamlendige hitte. Na een tijdje gingen de lichten in de zaal uit en zat ik in het duister. Daarin verschenen de wemelende vormen van de begingeneriek en weerklonken de langoureuze tonen van het filmthema. Vreemd, maar ik kan me geen reclame of voorfilmpjes herinneren. Ik werd onmiddellijk opgenomen in een baarmoederlijke sfeer en droomde weg in een andere, betere wereld.
Mijn ziel deinde gewillig mee met de ondefinieerbare vormen en de mysterieuze muziek van de abstracte begingeneriek. Toen die overging in de beelden van een vrijend koppel gleed ik als vanzelf de film binnen. De zinnelijkheid wond me niet op, daarvoor was het veel te warm. Ik lag helemaal ontspannen in mijn stoel en liet het allemaal over mij komen. Ik zag hoe de blonde vrouw schrijlings op de man ging zitten en zijn handen vastbond aan het bed. Het gebeurde allemaal in hetzelfde deinende, ritmische tempo en toen ze achterover boog was ik helemaal niet voorbereid op wat volgde. Tussen de lakens greep ze een ijspriem en stortte zich daarmee op de weerloze, nietsvermoedende man die ze in een aanval van razernij telkens weer opnieuw doorboorde. Het bloed spatte van het scherm. Op slag was ik klaarwakker en zat – bij wijze van spreken – op het puntje van mijn stoel. Daar zou ik de hele vertoning blijven zitten, wakker en alert, maar wel in een andere wereld.
Algauw werd ik getroffen door de schoonheid van de filmbeelden. Paul Verhoeven was duidelijk een meester in zijn vak en ik realiseerde me dat ik niet naar een Hollywoodfilm keek zoals er dertien in een dozijn gaan. Dit was iets heel bijzonders. Na de expliciete sex- en geweldscène waarmee de film in huis valt, was het deze kunstzinnigheid die mijn aandacht wekte en mijn concentratie verdubbelde. Dat was geen overbodige luxe, want het verhaal was onvoorspelbaar en zette me voortdurend op het verkeerde been. Maar dat was precies de uitdaging die mijn geest nodig had. De hittegolf, de verveling, de lege zaal, de landerigheid, het was allemaal verdwenen. Ik bevond me in een andere wereld en drong daar steeds dieper in door. Op een gegeven moment zat ik zelfs helemaal in de film, niet in de gebruikelijke figuurlijke betekenis van het woord, maar in een ongewoon letterlijke betekenis: ik beleefde de film van binnenuit, zoals een mens ook zijn lichaam van binnenuit beleeft.
Ik voelde wat er komen zou en bij elke scène zei ik: ja inderdaad, zo moet het, het kan niet anders! De film ontwikkelde zich volkomen organisch, als een levend geheel waarvan ik de wetmatigheden niet kende maar wel beleefde, alsof ik er deel van uitmaakte. Het was een vreemde ervaring: ik zat in een bioscoopzaal te kijken naar een film maar bevond mij tegelijk in die film. Ik was op twee plaatsen tegelijk en was mij daar helder van bewust. Hoe dat kon, wist ik niet en ik vroeg het me ook niet af. Maar ik beleefde het wel, klaar en duidelijk. Ik droomde, en toch was ik volkomen wakker, mijn aandacht uiterst geconcentreerd. In dat ‘verhoogde’ bewustzijn maakte ik de even tragische als onvermijdelijke ontknoping van de film mee. Maar het was nog niet gedaan. Tot mijn verrassing volgde er nog een epiloog waarvan het laatste beeld alles weer op losse schroeven zette. Dat had ik totaal niet zien komen. Mijn nieuwe bewustzijn spatte in duizend stukjes uit elkaar.
Verbluft staarde ik naar het scherm, mijn geest compleet leeg. Alles wat de film zo meesterlijk had opgebouwd, vanaf het dramatische begin tot het dramatische einde, werd door het allerlaatste beeld weer uitgewist. Volkomen perplex bleef ik zitten, terwijl er honderden namen over het scherm rolden en de muziek alles nog eens overdeed. Ik zou die eindgeneriek later eens chronometreren: hij duurt vijf minuten, en dat is lang om na afloop van een film roerloos te blijven zitten, heel lang. Maar ik was niet de enige die dit overkwam. Nadien heb ik Basic Instinct nog acht keer gezien in de bioscoop, niet in een lege zalen (de hittegolf duurde gelukkig niet lang) maar in bomvolle zalen. En telkens gebeurde hetzelfde: na afloop van de film bleef het publiek volle vijf minuten zitten. Niemand verroerde, niemand maakte geluid. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt en zou ik ook nooit meer meemaken. Geen enkele film die ik zag heeft ooit zo’n diepe indruk gemaakt.
Ik wandelde als in een droom naar buiten, maar het was – nog altijd – geen gewone droom. Ik liep niet op wolkjes zoals gewoonlijk na afloop van een film. Nee, ik was volkomen wakker. Ik herinner me nog goed dat ik over de nachtelijke ring rond Gent naar huis reed, onder het felle oranje licht van de lantarenpalen, in een sfeer die ik doorgaans akelig vind en die nog verscherpt werd doordat er geen levende ziel te bekennen was. Maar ik dacht, ik wist, ik voelde: dit is mijn wereld, hier moet ik zijn! Voor de allereerste keer in mijn leven had ik vrede met mijn bestaan, een diepe vrede die mijn hele ziel vervulde. Later zou ik bedenken dat Basic Instinct in feite één lange vrijpartij is die uitdraait op een orgasme en de daarop volgende diepe ontspanning. Maar de film is dat niet in letterlijke zin, ondanks alle sex, hij is het in figuurlijke zin, door zijn dynamiek, door zijn ritme, door de langzaam opgebouwde spanning, door de dramatische ontknoping, door de onverwachte epiloog.
Het was die figuurlijke film die ik intens had meebeleefd en die geleid had tot een figuurlijk orgasme. Op geen enkel moment van de film had ik ook maar enige lichamelijke opwinding gevoeld. Nee, wat zich in mijn bewustzijn had afgespeeld, was een geestelijk orgasme. Daar bestond nog een ander woord voor: katharsis, de zuivering van de ziel die volgens Aristoteles optreedt na het intense meebeleven van een Griekse tragedie. Wat ik gezien had, was inderdaad een hedendaagse Griekse tragedie in een hedendaags amfitheater. Mijn verstand kon die katharsis niet bevatten, maar mijn gevoel des te meer. Nog nooit had het zich zo vervuld geweten, zo in evenwicht, zo harmonisch. Ik voelde me als herboren, mijn ziel was weer zuiver als die van een kind en alles was zoals het moest zijn. Nochtans was ik al jaren werkloos en beschouwde mijn leven als één grote mislukking. Nooit had ik me kunnen voorstellen dat ik met hart en ziel ja zou zeggen tegen dat leven.
De diepe vrede die ik op die snikhete zomeravond in 1992 voelde was geen vluchtige, voorbijgaande stemming. Ze hield de hele zomer aan en begon pas geleidelijk weer af te nemen toen de herfst er aankwam. Het was de zomer van mijn leven. We leefden in een half krot, we moesten met vijf mensen rondkomen van 700 euro in de maand en ik had geen enkel vooruitzicht. Maar ik was volmaakt gelukkig. Ik vond het leven fantastisch en iedere dag was een avontuur, ook al gebeurde er uiterlijk gezien niks bijzonders. Wat mij nog het meest verbaasde, was de nuchterheid van mijn nieuwe staat-van-zijn. Nog nooit had ik zo met twee benen op de grond gestaan. Van exaltatie of sentimentaliteit was geen spoor te bekennen. Mijn vrouw trok grote ogen toen ze me terugzag. Mensen die vertrouwd waren met mijn doordeweekse zelf keken verrast op. Het is een plezier om je te zien, zei iemand. Ik moest er om lachen. Ik was voorwaar een aangenaam mens geworden.
Ik kende de oorzaak van die reacties en ik geneerde me er een beetje voor, want het was niets anders dan liefde. Ik was vervuld van liefde, liefde voor het leven, liefde voor de mensen, liefde voor alles en iedereen. Na een tijdje durfde ik niemand nog aan te kijken, want als ik dat deed, zag ik ogen oplichten en een glimlach verschijnen, dezelfde glimlach die verschijnt bij het zien van een kind. En zo was het ook: ik was (innerlijk) weer kind geworden, mijn ziel was wit gewassen en had haar oorspronkelijke onschuld herwonnen. Ik zag het in de ogen van de mensen die ik tegenkwam, bekenden en onbekenden. Ik voelde het ook als een genezende kracht die niet alleen mijn ziel maar ook mijn lichaam doortrok en me verloste van allerlei fysieke kwaaltjes. Helemaal nieuw was die ervaring niet voor me. Ik had die ‘genezende onschuld’ vaak genoeg beleefd als ik aan het tekenen was of als ik een kunstwerk van binnenuit beleefde. Maar nooit was ze zo sterk geweest als nu. Nooit had de kunst me zo volledig genezen.
Ik beleefde deze zomer van mijn leven als een onverwacht openbloeien, een Steigerung, een omstulping. Maar die (antroposofische) termen kwamen pas later. Op het moment zelf had ik geen tijd om na te denken, het leven nam me volledig in beslag. Ik voelde me helemaal vervuld. Er waren geen wensen, er waren geen verlangens, er waren geen gedachten. Er was alleen iedere ochtend weer een nieuwe, stralende dag. Een eerste wolkje aan die smetteloos blauwe hemel was de gedachte dat mijn vita nuova niks te maken had met de film die ik had gezien, dat het een volkomen onverklaarbaar verschijnsel was. Dat verontrustte me, en om de proef op de som te nemen ging ik Basic Instinct opnieuw zien. Ik had me nodeloos ongerust gemaakt, de film greep me opnieuw hevig aan. Zo overweldigend als de eerste keer was de beleving weliswaar niet meer, maar ik begon nu wel dingen op te merken die me de eerste keer waren ontgaan. Het was het prille, nog ongevormde begin van mijn nadenken over Basic Instinct.