Antroposofie en karmabewustzijn (10)

door lievendebrouwere

  

Ik herinner me nog … Zo beginnen veel verhalen van oude mensen. Hun toekomst wordt steeds kleiner en daarom wenden ze zich naar het verleden. Paradoxaal genoeg is deze terugblik tegelijk een voorbereiding op de toekomst, want na hun dood zullen ze zich pas echt met hun voorbije leven gaan bezighouden. Ze zullen het helemaal opnieuw bekijken en beleven, maar dit keer als buitenstaander, als een kunstcriticus die een schilderij beoordeelt. Het is echter wel hun eigen ‘schilderij’ dat ze bekijken, hun eigen levenskunstwerk. Je kunt het vergelijken met het moment waarop een leerling een werkstuk voltooid heeft en de leraar zegt: laten we dat nu eens samen bekijken! Hij wijst de leerling op fouten waarvan hij zich geen rekenschap gaf, maar ook op kwaliteiten waarvan hij zich niet bewust was. Op die manier – onder deskundige leiding – vormt de mens zich na zijn dood langzaam een objectief oordeel over zijn leven. Tegelijk groeit in hem het verlangen om het opnieuw te proberen.

Voor jonge mensen is het heel moeilijk om naar hun eigen leven te kijken. Je kunt nu eenmaal niet kunstenaar en criticus tegelijk zijn. Het scherpe oordeelsvermogen van de criticus verlamt het scheppingsvermogen van de kunstenaar, en omgekeerd. Een kunstwerk kan pas beoordeeld worden wanneer het af is. Met het levenskunstwerk is dat pas het geval na de dood. De teerlingen zijn dan geworpen, er valt niks meer te veranderen, en de mens kan eindelijk afstand nemen van zijn leven. Maar dat alles kondigt zich reeds tijdens de ouderdom aan. Herinneringen duiken op en vragen om aandacht. Steeds weer schuiven ze aan het innerlijk oog voorbij en willen gezien worden. Zonder het te beseffen bereiden oude mensen zich voor op het grote karma-onderzoek dat hen ‘aan gene zijde’ te wachten staat. Ze zullen hun leven daar grondig analyseren, niet enkel met een scherp oordelend verstand, maar ook met een intens meelevend hart. Beide zullen daar tot één enkel vermogen worden. 

Dit post-mortemvermogen heeft de moderne mens steeds meer reeds tijdens zijn leven nodig. Het louter verstandelijke oordeelsvermogen is niet langer opgewassen tegen de complexe problemen van onze tijd, en het emotioneel reagerende hart spreekt zichzelf voortdurend tegen en veroorzaakt chaos en verwarring. Karma-onderzoek dringt zich op. Het is de enige manier waarop de mens nog kan voorkomen dat hij het noorden verliest, en dat is nu toch wel duidelijk aan het gebeuren. Je zou kunnen zeggen dat we terug naar de (menselijke) natuur moeten, maar dit keer op een veel bewustere manier. Het karmaonderzoek waar de ouderdom ons op een natuurlijke, instinctieve en dromerige manier toe brengt, moeten we wakker en doelbewust opnemen. Dat is trouwens waar Rudolf Steiner steeds weer toe oproept: wakker worden. Het is zeker geen toeval dat hij karmaonderzoek in verband brengt met het voortbestaan van de beschaving. Het gaat om de redding van de ziel …

Maar genoeg theorie, laat ik de daad eens bij het woord voegen. Ik herinner me nog … de voorstelling in Den Haag van de vertaling van Hans Peter van Manens Christussucher und Michaëldiener. We waren de stad binnengereden door onder een mastodontisch gebouw een tunnel in te duiken en ik had het gevoel opgeslokt te worden door een groot monster. Toen we weer bovenkwamen bleek Den Haag het toneel van een grote marathonloop en het was geen sinecure om de overkant van de straat te bereiken. Als ik daar nu aan terugdenk, waren het stuk voor stuk beelden die een aspect van het zielenthema illustreerden. Dit thema heeft veel weg van een marathon: er lijkt geen eind aan te komen. Tegelijk is het een ontmoeting met de dubbelganger: je zit in de ingewanden van een monster en zoekt de uitweg uit dat labyrint. En wie aan karmaonderzoek doet, probeert ‘de overkant’ te bereiken. Maar daar dacht ik toen allemaal niet aan. Ik keek vooruit. Mijn vertaling was net verschenen en ik was vol goede hoop.

IJdele hoop, zo zou blijken, en ik had het kunnen weten. Het grote, statige gebouw aan de Riouwstraat – het hoofdkwartier van de antroposofische vereniging in De Haag – maakte van binnen een uitgeleefde indruk. Nu ja, dat krijg je met gebouwen die echt gebruikt worden. Maar wat me pijnlijk trof, was dat ergens verloren in een donkere gang, op een sokkel die ieder moment omver kon worden gelopen, het bronzen portret stond van Willem Zeylmans van Emmichoven. Ik kende dat portret toevallig – in Gent hebben ze ook een exemplaar – anders had ik misschien niet geweten wie het voorstelde. Ik kende ook de maker, de Antwerpse beeldhouwer René Smits, die me wel eens verteld had over zijn gesprekken met Willem Zeylmans terwijl hij poseerde. Zeylmans was niet de eerste de beste: oprichter van de antroposofische vereniging in Nederland en naaste medewerker van Rudolf Steiner. Bovendien was hij een medestander van Ita Wegman en een onvermoeibaar propagandist van de Weihnachtstagung

Ik vond dat zo’n man beter verdiende. Nu ik eraan terugdenk komt de gedachte in me op dat de verwaarlozing van zijn portret wel eens een beeld zou kunnen geweest zijn van een veel grotere verwaarlozing: die van de Weihnachtstagung en het karmabewustzijn. Intussen heb ik vernomen dat het huis aan de Riouwstraat helemaal gerenoveerd is. Het heeft ook een nieuwe naam gekregen: het Elisabeth Vreedehuis. En in Dornach wordt geijverd voor de officiële rehabilitatie van Ita Wegman en Elisabeth Vreede. Allemaal heel mooi, zij het wel rijkelijk laat, want binnenkort zal het 100 jaar geleden zijn dat beide (door Rudolf Steiner zelf gekozen) vrouwen uit de Vorstand werden gezet. Wat ik me echter afvraag: wat is er gebeurd met dat portret van Willem Zeylmans? Heeft het eindelijk de ereplaats gekregen die het verdient, of is het in de kelder terechtgekomen? Dat laatste zou wel een veeg teken zijn, want het is ook het lot van het karmabewustzijn. 

Die beelden zijn natuurlijk bijkomstigheden waar doorgaans geen aandacht wordt aan geschonken. Maar volgens Rudolf Steiner vormen juist die bijkomstigheden – imponderabiliën noemt hij het – de sleutel tot het karma. God verbergt zich in de details. Heeft men dit detail – het portret van Willem Zeylmans – over het hoofd gezien bij de herinrichting van het huis aan de Riouwstraat? Ik hoop van niet, maar ik vrees ervoor. Ik heb net een petitie getekend voor de rehabilitatie van Ita Wegman en Elisabeth Vreede, en het verbaasde me dat zoiets überhaupt nodig was. Spreekt het niet vanzelf dat men de fouten uit het verleden probeert te herstellen? Maar als de dubbelganger er zich mee moeit, is niets nog vanzelfsprekend. Wie hem eens aan het werk wil zien, moet het fameuze ‘Denkschrift’ lezen dat de inleiding vormde tot die uitsluitingen van 1935. Het is opgenomen in het 3de deel van ‘Wer war Ita Wegman‘, de inmiddels 25 jaar oude poging tot rehabilitatie van Ita Wegman door Emanuel Zeylmans, zoon van Willem Zeylmans. 

Dit ‘Denkschrift’ heeft zelfs iemand als Friedrich Rittelmeyer om de tuin geleid. Dubbelgangers zijn dan ook doortrapte wezens. Ze gaan ongeveer als volgt te werk. Hun doel is macht en dus beschuldigen ze mensen ervan … de macht te willen grijpen. Verdedigen die mensen zich en zeggen ze dat het precies omgekeerd is, dan reageert de dubbelganger verontwaardigd: ze willen de macht grijpen en wie zich daartegen verzet beschuldigen ze ervan … de macht te willen grijpen! Resultaat: twee partijen die elkaar van exact hetzelfde beschuldigen en niemand die nog weet wie gelijk heeft. Want hoe kom je achter de waarheid? Door de feiten te controleren. Maar wat als je die feiten niet kent en moet voortgaan op wat anderen vertellen? Hoe weet je of hun weergave van de feiten juist is? Dit is gewoonlijk het punt waarop men partij kiest voor de mensen die men persoonlijk kent. Toen het ‘Denkschrift’ verscheen kenden weinig mensen de ware toedracht van de zaak, en dus kozen ze partij. Zo raakte de antroposofische vereniging verdeeld in twee kampen.

Vandaag blijft er niemand meer over die de feiten uit eerste hand kent. We zijn helemaal aangewezen op geschreven verslagen, verhalen en getuigenissen. Emanuel Zeylmans heeft duizenden documenten bestudeerd en is tot de conclusie gekomen dat Ita Wegman ten onrechte gedemoniseerd werd. Maar hij is de zoon van Willem Zeylmans en die was een overtuigd medestander van Ita Wegman. Hoe kunnen we weten of hij zich daar niet door heeft laten beïnvloeden? En dan is er nog iets. Als hij gelijk heeft en Ita Wegman ten onrechte werd uitgesloten, dan betekent dat dat haar opponente, Marie von Sivers, ongelijk had en nog geen klein beetje. Wie leest hoe ze tekeer ging tegen Ita Wegman kan niet anders dan concluderen dat ze haar verstand verloren had. Maar ze was de vrouw van Rudolf Steiner! Bovendien was het ‘Denkschrift’ ondertekend door 12 vooraanstaande antroposofen en was er een overweldigende meerderheid vóór de uitsluitingen. Hadden al die mensen dan hun verstand verloren?

Als de dubbelganger in het spel is, ontstaat er een kluwen waar zelfs een kat haar jongen niet meer in terugvindt. Waarheid en leugen vallen niet meer van elkaar te onderscheiden, tenzij door het hart. On ne voit bien qu’avec le coeur. Maar het moet dan wel een bijzonder sterk hart zijn, een hart dat zich niet laat verblinden door emoties en dat even helder kan onderscheiden als het hoofd. Om zo’n ‘wakker’ hart te ontwikkelen zijn er geen betere manieren dan kunst- en karmaonderzoek. Die twee komen trouwens op hetzelfde neer, want karma is een kunst, de grootste die er is. Er gaat dan ook veel tijd overheen om op dit gebied helderheid te krijgen. Ars longa vita brevis, en dat geldt zowel voor het scheppen als voor het beoordelen. Na bijna 100 jaar is nu wel duidelijk geworden dat de uitsluitingen van 1935 onterecht waren. Daar kunnen tal van argumenten voor aangevoerd worden, maar uiteindelijk is het toch het hart dat oordeelt: je voelt dat het ‘Denkschrift’ grondig fout zit, je voelt dat vader en zoon Zeylmans het bij het rechte eind hadden. 

Maar daarmee is het probleem niet opgelost. Tijd en karma hebben wel hun werk gedaan, maar het onze moet nog beginnen: we moeten dat karma leren begrijpen, we moeten voorkomen dat het zich herhaalt. Want dat laatste gebeurt nog altijd: er worden nog altijd mensen uitgesloten, zonder dat we ons daar bewust van zijn. Waar zijn de miljoenen die volgens Rudolf Steiner voorbestemd waren om antroposoof te worden? Het aantal leden van de antroposofische vereniging blijft maar dalen, en de gemiddelde leeftijd blijft maar stijgen. Hoe kan zo’n ‘verschrompelende’ antroposofie iets betekenen voor de ontelbaren die nood hebben aan haar inzichten? Ze worden weggejaagd door de antroposofische dubbelganger, het onzichtbare wezen waarvan antroposofen zich niet (of veel te weinig) bewust zijn. Daarom is karmaonderzoek dringender dan ooit. Het eigen antroposofische karma moet onderzocht worden, met name dan het karma van de uitsluitingen van 1935, want toen dook de dubbelganger reuzengroot op.